Vraag nr. 156 van 15 april 2005
van de heer ERIK TACK
Preventie baarmoederhalskanker – Riziv-gege-vens
Naar aanleiding van mijn vraag om uitleg inzake de preventie van baarmoederhalskanker, behan-deld in de commissievergadering voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van 15 maart laatstle-den, stelde de minister dat een verklaring voor de verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië in de cijfers over screening van baarmoederhalskanker mogelijkerwijze te vinden zou zijn in de interpreta-tie van de cijfers bij het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (Riziv).
Zij stelde dat ze dit niet kon verifiëren, aangezien deze gegevens Riziv-materie zijn en dus federaal. Als die cijfers dienstig kunnen zijn voor de analyse van het eigen beleid, waarom laat de minister haar diensten ze dan niet opvragen ?
En kan de minister die cijfers dan alsnog meedelen ? Antwoord
Naar aanleiding van mijn vraag om uitleg inzake de preventie van baarmoederhalskanker, behan-deld in de commissievergadering voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van 15 maart IL, stelde de minister dat een verklaring voor de verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië in de cijfers over screening naar baarmoederhalskanker mogelij-kerwijs te vinden zou zijn in de interpretatie van de cijfers bij het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV). Zij stelde dat ze dit niet kon verifiëren, aangezien deze gegevens RlZIV-materie zijn en dus federaal.
Als die cijfers dienstig kunnen zijn voor de analyse van het eigen beleid, waarom laat de minister haar diensten ze dan niet opvragen? En kan de minister die cijfers dan alsnog meedelen?
Antwoord: De verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië op vlak van screening naar baarmoe-derhalskanker zijn terug te vinden in het rapport "Analysis of individual health insurance data
pertaining to pap smears, colposcopies, biopsies and surgery on the uterine cervix, Belgium 1996-2000" van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid. De gegevens van het RIZIV betreffende de medische prestaties bij individuele patiënten op vlak van de baarmoederhals vormen de basis van de analyse. Het RIZIV beschikt over gegevens van medische prestaties, waarvoor terug-betaling is voorzien, gekoppeld aan individuele patiëntengegevens. Het databestand, waarvan het WIV in haar rapport gebruikt maakt, werd samen-gesteld door het Intermutualistisch Agentschap. Zo stelt het rapport: "In absolute cijfers: in de periode 1998-2000 werden drie miljoen uitstrijk-jes geïnterpreteerd, die genomen werden bij 1,6 miljoen vrouwen. De overconsumptie van cyto-logische baarmoederhalsonderzoeken was 88%, hetgeen betekent dat iedere gescreende vrouw 1,88 uitstrijkjes kreeg in een periode van driejaar. Het overmatig gebruik van uitstrijkjes was hoog in alle delen van België: het was iets minder hoog in het Vlaamse Gewest (86%), het hoogst in het Hoofdstedelijk Gewest (99%), en intermediair in het Waalse Gewest (90%)". Uit het rapport komen we ook te weten dat het aantal uitstrijkjes in 2000 in theorie voldoende is om meer dan 100% van de doelbevolking (25-64 jaar) te screenen over een tijdsspanne van driejaar. Desondanks heeft slechts 59% van de vrouwen uit de doelgroep een of meer uitstrijkjes gehad.