• No results found

Antieke Devotie: chiliasme en geweld in Noord-Afrika

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Antieke Devotie: chiliasme en geweld in Noord-Afrika"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Antieke Devotie: chiliasme en

geweld in Noord-Afrika

ClRCUMCELLIONEN

"Toen de Circumcellionen vöör de eenheid (d.w.z. 347 na Chr.) door verschillende streken zwierven, toen Axido en Fasir door de waanzin-nigen z e l f de leiders van de heiligen werden genoemd, kon niemand zich zeker voelen van z i j n landerijen; geen schuldeiser kon z i j n vorde-ringen innen, a l l e n werden opgeschrikt door brieven van hen die er prat op gingen leiders van de heiligen te z i j n geweest, en wanneer men talmde met het gehoorzamen aan hun bevel en,dan kwam er d i r e c t een waan zinnige menigte opzetten en werden de schuldeisers door gevaren omge-ven t e r w i j l z i j geterroriseerd werden, zodat j u i s t diegenen die verzoe ken hadden moeten krijgen in overeenstemming met hun p o s i t i e , tot ne-derige smeekbeden werden gedwongen u i t vrees voor de dood. Men wist niet hoe snel men z e l f s de grootste vorderingen op moest geven en men zag de winst in de ontsnapping aan hun gewelddadigheden. Ook de wegen konden niet v e i l i g z i j n omdat heren, na u i t hun wagens gegooid te z i j n hun eigen slaven die hun plaats hadden ingenomen, voort moesten trek-ken. Door het oordeel en de macht van dat soort lieden werd de

verhou-1 ding tussen heren en slaven omgedraaid ."

Zo b e s c h r i j f t de Noordafrikaanse bisschop Optatus in de vierde eeuw de oudst aan ons bekende a c t i v i t e i t e n van een groep mensen, die door hun vijanden de Circumcellionen genoemd werden. Zelf hadden z i j zich de naam aangemeten van 'agonisten' of ' m i l i t e s C h r i s t i ' , s t r i j d e r s voor God. Z i j waren f e l l e aanhangers van de Donatistische kerk, de bekende schismatieke beweging in de 4de en 5de eeuw u i t Noord A f r i

-2

(2)

historicus van het vroege christendom. Circomcellionen z i j n volgens hem mensen geweest die zich rondom (circum) martelaarskapellen

ophiel-4

den en daar de i n s p i r a t i e vonden voor hun daden . Ontegenzeggelijk hebben de Circumcellionen grote verering gehad voor martelaars, maar deze verering werd gedeeld door vrijwel a l l e Christenen u i t die perio-de. Het l i j k t nu niet erg waarschijnlijk dat een zo algemeen gewaardeerd begrip een negatieve waarde heeft kunnen krijgen. Veel eerder moeten wij de belediging i n het woord Circumcellio zien i n de k r i t i e k op hun rondhangen rond opslagruimten van voedsel of nog s p e c i f i e k e r , wijnkel-ders. Ook zo zou men immers het woord c e l l a kunnen uitleggen en d i t i s i n overeenstemming met de vele beschuldigingen van overmatig eten en drinken, die bijvoorbeeld tegen hen z i j n ingebracht door een van hun f e l s t e bestrijders op papier, Augustinus.

In d i t a r t i k e l zal ik eerst een aantal gegevens over de Circumcellio-nen naast elkaar zetten om vervolgens de vraag te behandelen of wij hier te maken hebben met een c h i l i a s t i s c h e groepering. Nadat ik daarop een p o s i t i e f antwoord heb gegeven, w i l ik enkele kernvragen bespreken, die vrijwel i n iedere studie over c h i l i a s t i s c h e bewegingen naar voren komen en de antwoorden daarop. Hierbij i s het gevaar niet denkbeeldig dat de geschiedenis van de Circumcellionen te veel een spiegelbeeld wordt van wat er b i j andere millenaristen gebeurd is en tevens dat vaak vage beeld weer ten onrechte versterkt zonder dat er substantiële gegevens aanwezig z i j n . Toch i s het in d i t geval de moeite waard de r i s i -co' s inhaerent aan het comparatisme te nemen, omdat een vergelijking met andere m i l l e n a r i s t i s c h e bewegingen nieuwe aandachtspunten kan op-leveren.

WOONPLAATS EN A C T I V I T E I T E N

i De Circumcellionen leefden voornamelijk op het platteland van Numidië. Ook tijdens hun zwerftochten z i j n z i j nauwelijks bulten de grenzen van dat gebied gekomen en hebben z i j waarschijnlijk een v e r b l i j f in steden zoveel mogelijk vermeden. Nadat z i j bijvoorbeeld i n 408 een Donatis-tische bisschop de stad Hippo binnen gevoerd hadden wilden z i j daar zo snel mogelijk weer weg. Die wens werd door de bisschop trouwens

onder-6

(3)

Hoofdzakelijke geschriften van, overwegend orthodoxe d.w.z. niet afge-scheiden, kerkvaders, t e r w i j l de CirGumcellionen daarnaast nog een en-kele maal in de codex Théodosianus worden vermeld. Orthodoxe bisschop-pen als Optatus en Augustihus gebruikten het optreden van de Circum-cellionen als belangrijk argument in hun polemieken met de Donatisten. Laatstgenoemden meenden hun eigen g e l i j k en uitverkoren-zijn vooral bewezen door het f e i t dat z i j vervolgd werden door de overheid op aan-drang van de orthodoxe z i j d e . Naar hun mening ondergingen z i j in een t i j d van c h r i s t e l i j k e keizers vaak een gruwelijker behandeling wegens hun geloof dan de christenen hadden meegemaakt ten t i j d e van de vervol-gingen onder Decius en Diocletianus. Optatus en Augustinus konden d i t kennelijk niet geheel en al ontkennen maar voerden daar tegen aan dat ook de orthodoxen vaak van vervolging van de kant van de Donatisten te l i j d e n hadden waarbij z i j de r o l van de Circumcellionen sterk belichtten, die een grote reputatie hadden op het gebied van hard en genadeloos op-treden. In het kader van hun hevige discussies met de Donatisten noem-den de kerkvaders derhalve de Circumcellionen graag in connectie met aanvallen op de orthodoxen zodat voor iedereen d u i d e l i j k zou z i j n hoe huiveringwekkend die waren. Ik meen daarom dat z i j niet bedoeld kunnen zijn,wanneer z i j niet met name genoemd worden als betrokken b i j bepaal-de acties tegen bepaal-de orthodoxe kerk of haar gelovigen. Op grond van bepaal-de bronnen mogen we stellen,dat hun optreden zich tot het gebied van Numidië heeft beperkt.

I V I T E I T E N

Wat werd nu zo afkeurenswaardig gevonden aan dat optreden? Hun zwer-ven was verdacht en d i t des te meer omdat z i j dat deden in gemengd ver-band. Zelf noemden z i j hun vrouwen sanctimoniales (de kuisheid toegedaan) maar hun tegenstanders schetsten een beeld van hun a c t i v i t e i t e n dat meer weerklank gevonden zou hebben b i j Caligula dan b i j koningin V i c t o r i a . Verder waren z i j , zoals moge b l i j k e n u i t de eerste regels van d i t a r t i -k e l , begaan met het l o t van de schuldenaars. Z i j ontzagen zich niet om zo nodig met geweld schuldeisers ertoe te brengen van hun aanspraken af te zien. De normale maatschappelijke verhoudingen werden op hun kop gezet. Patroons werden gedwongen i n de r o l van cliënt, slaven namen de posities van heren over. Dit laatste verleent een extra dimensie aan

(4)

het optreden van de Circumcellionen. Z i j z i j n s o l i d a i r geweest met de laagste bevolkingsgroep. H i e r b i j moet worden aangetekend.dat z i j i n het begin van de vierde eeuw z e l f niet acceptabel waren voor de bisschoppen van hun eigen Donatistische kerk. Deze vonden het nodig de hulp van de authoriteiten tegen hen i n te roepen^. Later in die eeuw l i j k e n hun a c t i v i t e i t e n vooral gericht te z i j n geweest tegen de orthodoxen, gees-t e l i j k e n en leken, w a a r b i j ' z i j zich inzegees-tgees-ten voor de Donagees-tisgees-tische be-langen. Z i j waren bewapend met houten knuppels, die z i j Israëles noemden, omdat het evangelie zwaardgebruik verbood. Het meest vielen z i j echter op door hun zucht naar het martelaarschap. Wanneer z i j geen vijand konden vinden, bijvoorbeeld i n de persoon van een heidense jonge-l i n g om hen ter dood te brengen, sjonge-loegen z i j de hand soms aan z i c h z e jonge-l f . We weten u i t de bronnen.dat z i j zich oo diverse manieren om het leven brachten, en dat er in het orthodoxe kamp daarvoor een grote angst be-stond vanwege de grote propagandistische waarde, die daar van u i t g i n g . "

AFKOMST

Door welke daden de Circumcellionen beroemd of berucht z i j n geworden i s v r i j duidelijk vast te s t e l l e n op grond van de getuigenissen over hen. Moeilijker l i g t dat met het' antwoord op de vraag u i t welke bevol-kingsgroep z i j afkomstig z i j n geweest. Het meest gegeven antwoord l u i d t dat het hier gaat om rondtrekkende oogstarbeiders, met als meest

opval-g

lende v e r f i j n i n g : werkers in de olijvenoogst . Daarnaast zien sommige geleerden in hen rondtrekkende monniken t e r w i j l andere, vooral u i t Marxistische hoek, representanten van de verdrukte boerenstand i n de

10

late oudheid menen te kunnen onderkennen . Zoals gezegd i s de eerste mening nog steeds verreweg de meest voorkomende. Z i j berust voornamelijk op een a r t i k e l van Saumagne u i t 1934, waarin deze zich beroept op een wet

11

(5)

maar een tiende deel van het bedrag dat de net boven hen genoemde ple-bejers moesten betalen. De redenatie yan de"oogsthulpenvoorstanders"is als volgt: In tegenstelling tot de coloni en de servi moeten de C i r -cumcellionen een v r i j e stand hebben gevormd; z i j komen voor op het platteland en zwerven; het moeten dus v r i j e , rondtrekkende arbeiders z i j n geweest. Deze s t e l l i n g roept echter een groot aantal niet te be-antwoorden vragen op. a) Uit dezelfde wet kunnen we afleiden,dat de Circumcellionen permanent onder hoede stonden van opzichters van land-goederen. Hoe i s dat mogelijk voor ambulante oogsthulpen? b) We hebben hier te maken met een groep die geheel u i t Donatisten bestond. Hoe zou dat verklaard kunnen worden? c) Kan een woord voor een bepaalde be-roepsgroep gehanteerd worden als scheldwoord? d) Waarom krijgen z i j een veel kleinere boete dan de toch ook maatschappelijk niet zo hoog aange-slagen plebei? e) Wie zou zo dom z i j n aan rondzwervende oogstarbeiders geld u i t te lenen?

Ondanks deze moeilijkheden w i l l e n de voorstanders van de v r i j e a r b e i -derstheorie daaraan vasthouden op grond van de mening dat we hier te maken hebben met een wet en dat we om de juridische formulering niet heen kunnen. Dit kan echter nauwelijks van toepassing z i j n op de wet-geving zoals die i s opgenomen in de codex Theodosianus. Daarin treffen wij veel te veel inconsequenties aan, t e r w i j l het bovendien niet Zozeer juristen geweest z i j n die zich met de redactie hebben bezig gehouden

12

als wel l i t e r a t o r e n . Verder was de informatie waarop deze zich ba-seerden om wetten op te s t e l l e n vaak zeer eenzijdig en gekleurd. Het i s derhalve niet nodig de redenering van Saumagne te b l i j v e n volgen en we mogen aannemen dat de Circumcellionen slechts in de wet z i j n opge-nomen,omdat men hen speciaal wilde treffen. Wij kunnen er geen conclu-sie over hun status aan verbinden. Ook het f e i t dat z i j geacht werden een geldboete te betalen in geval van overtreding zegt weinig. In ande-re bepalingen van de codex wordt een dergelijke straf ook opgelegd aan

13

coloni en servi . Wel relevant l i j k t het al gememoreerde verschil in de hoogte van de boete voor Circumcellionen en bijvoorbeeld de plebei en het f e i t dat de rentmeesters van de grote landgoederen voor hen ver-antwoordelijk worden gesteld. Het heeft er zo veel van weg,dat wij de Circumcellionen toch i n de kringen van de kleine boerenstand moeten zoeken. Dit wordt nog eens bevestigd door een bekende passage u i t het anti-Donatistische werk van Augustinus. Daarin v e r t e l t h i j hoe de

(6)

ten tegen de Circumcellionen in het begin van de v i j f d e eeuw succes hebben gehad en hoe velen van hen teruggekeerd z i j n van hun dwalingen1^.

Volgens Augustinus z i j n z i j de naam van Circumcelliönen kwijt en ge-dragen z i j zich ook n i e t meer zo. Z i j z i j n a a n het werk op de akkers. Een ander argument ten gunste van de s t e l l i n g dat de Circumcelliönen kleine boeren en pachters geweest z i j n , i s gelegen in de kennelijke s o l i d a r i t e i t van de Circumcelliönen met de slaven. Wanneer er slaven waren die volgens de geldende normen overdreven wreed door hun mees-ters werden behandeld, grepen z i j in en draaiden de s i t u a t i e om. Verder schonken z i j bescherming aan weggelopen slaven. Een dergelijke in de oudheid niet direkt voor de hand liggende s o l i d a r i t e i t kan gemakkelijk worden begrepen wanneer wij ons realiseren dat de v e r s c h i l l e n tussen

kleine pachters en slaven op het platteland in de late oudheid steeds 15

.kleiner waren geworden . Ook d i t wijst er op dat het kleine pachters waren. Eigenlijk i s er geen andere groep op tiet platteland te bedenken waaruit Circumcelliönen gerecruteerd konden worden. De al genoemde ge-dachte aan rondtrekkende monniken is niet houdbaar. Deze kwamen in het westen nog nauwelijks voor en bovendien s l u i t een passage b i j Augusti-nus waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen orthodoxe monniken en Circumcelliönen d i t u i t , omdat daar duidelijk u i t b l i j k t dat z i j

16

j u i s t niet aan elkaar g e l i j k waren .Verder mogen w i j op het Noordafri-kaanse platteland nog semi-nomaden en herders verwachten. Deze z i j n echter niet aan êên streek gebonden geweest zoals dat met de Circumcel-liönen wel het geval i s geweest en bovendien geldt ook voor deze groe-pen,dat het a l l e s behalve aannemelijk te maken valt,dat z i j op een of andere manier in de schuld geraakt konden z i j n . Over oogsthulpen hebben wij al gesproken, waarbij nog aangemerkt kan worden dat het de vraag i s of d i t wel een aparte categorie was. Werken in de oogst was i n de oudheid immers meestal een bijverdienste van stedelingen of kleine boeren. Op grond van wat we over de Circumcelliönen weten, kunnen we geen andere conclusie trekken dan dat z i j normaal gesproken tot de kleine boerenstand in Numidië behoorden,waarbij z i j zich van t i j d tot t i j d , daartoe aangezet door bepaalde omstandigheden, aan*Circumcelli-onenactiviteiten overgaven.

(7)

ambtenaren. Deze waren door de keizer met soldaten naar Numidië ge-stuurd om een einde te maken aan het Donatistisch schisma. De bisschop zond nu boodschappers langs de nundinae (markten) om de Circumcellionen te verzamelen1 7. Deze nundinae waren ongetwijfeld die plaatsen op de

grote landgoederen waar op geregelde tijden markten werden gehouden 18

en waar de boeren u i t de streek samenkwamen . De oproep van de prelaat was succesvol en h i j wist een groot aantal van hen onder z i j n comman-do te k r i j g e n , overigens een van de weinige keren dat een hogere gees-t e l i j k e de Circumcellionen aanvoerde. Zoals wij nog zullen bespreken, was het j u i s t meestal de lagere Donatistische geestelijkheid die hen

i n beweging zette.

I L I A S M E

(8)

ver-wachting van het duizendjarig tussenrijk dat Christus b i j z i j n weder-19

komst zal oprichten . In de sociologische en anthropologische l i t e r a -tuur wordt een dergelijke nauwe d e f i n i t i e echter niet gehanteerd. Der-halve w i l ' i k l i e v e r elke sociale beweging c h i l i a s t i s c h noemen die een plotselinge abrupte komst van het h e i l verwacht, gepaard gaande met dramatische, door bovennatuurlijke krachten geïnspireerde

gebeurtenissen. Een dergelijke h e i l s l e e r schept de verwachting dat de ellendige wereld waarin de gelovigen menen te verkeren spoedig in een paradijs zal veranderen. De leden van sommige c h i l i a s t i s c h e bewegingen meenden dat d i t paradijs zou komen door het optreden van een messias. We zien dat bepaalde messiastypen vaak voorkomen zoals de terugkerende vorst of een van de hemel neerdalende god. Noodzakelijk i s de verbin-ding met het optreden van een nessias echter niet. Er hebben zich c h i l i a s t i s c h e bewegingen voorgedaan waarin geen duidelijke messias-figuur v a l t aan te wijzen en omgekeerd kennen we messiaanse bewegingen

20

zonder een duidelijke paradijsverwachting . In d i t laatste geval kan men denken aan aan groep die niet meer doet dan zich met de messias terug trekken u i t de zondige wereld. C h i l i a s t i s c h e bewegingen onder de vroege Christenen z i j n op d i t punt naar a l l e waarschijnlijkheid nauwelijks gecompliceerd geweest. Z i j verwachtten geen andere messias dan Christus z e l f . We mogen trouwens aannemen dat een groot gedeelte van de vroege Christenen min of meer precies omschreven c h i l i a s t i s c h e verwachtingen heeft gekoesterd gezien ook de grote populariteit van , de Apocalyps van Johannes. Daarbij is het voor hun gedragspatroon be-langrijk geweest of z i j van mening waren dat de komst in de zeer nabije toekomst of veel l a t e r zou plaats vinden. In de eerste drie eeuwen l i j k e n beide meningen even sterk vertegenwoordigd in het Romeinse r i j k zonder dat daar een bepaalde regelmaat in zichtbaar i s .

Onder de kerkvaders die in Noord-Afrika leefden hebben i n de derde en begin vierde eeuw T e r t u l l i anus en Lactantius uitgesproken c h i l i a s tische verwachtingen gekend. Eerstgenoemde met name zag de h e i l s p e r i -ode zo nabij dat h i j totale kuisheid kon prediken omdat er toch geen

21

kinderen meer nodig waren . Met de steeds verder gaande i n s t i t u t i o -nalisering van de kerk in de vierde eeuw begon de l e i d i n g afstand te nemen van het c h i l i a s t i s c h gedachtengoed, een zeer verklaarbaar en

22

(9)

in de Apocalyps van Johannes. In zijnjeugd is Augustinus een fervent aanhanger geweest van de theorie van het duizend jaar durend paradijs op aarde. Pas l a t e r , op middelbare l e e f t i j d , keerde h i j zich niet a l -leen af van deze zienswijze, maar begon h i j zich er tegen te verzetten in z i j n geschriften. Rond 400 na Chr. moet deze ommekeer zich hebben voltrokken, j u i s t op het moment van de meeste geschriften van z i j n

23

kant tegen het Donatisme . Later in de 'De Civitate Dei' sprak h i j zich nog eens duidelijk u i t tegen het geloof in een duizendjarig r i j k en ook aan het eind van z i j n leven vond h i j het nog nodig zich te keren tegen al diegenen die door middel van wat voor berekeningen dan

24

ook het einde van de wereld probeerden te voorspellen . Voor z i j n ver-werping van het geloof in het duizendjarig r i j k heeft Augustinus zich vooral laten inspireren door een aanhanger van de Donatistische kerk Tyconius (Karthago, vierde eeuw-na Chr.). Deze was wegens z i j n opvat-tingen u i t de Donatistische kerk gezet.Voor Noord-Afrika zag Tyconius de Donatistische kerk wel ajs de echte, maar h i j wilde niet t e g e l i j k e r -t i j d a l l e andere gemeenschappen in de wereld verke-t-teren. Di-t i s onge-t w i j f e l d een belangrijke grond voor z i j n c o n f l i c onge-t meonge-t heonge-t Donaonge-tisonge-tisch

25

episcopaat geweest . Verder hebben we de beschikking over een ander, interessant gegeven met betrekking tot Tyconius. In z i j n korte levens-bericht, vervaardigd door Gennadius, wordt vooral de aandacht geves-tigd op het f e i t dat h i j niet geloofde in een l e t t e r l i j k e interpretatie

26

van het duizendjarig r i j k . We mogen aannemen dat d i t in z i j n omgeving als een uitzonderlijke v i s i e werd beschouwd. Augustinus heeft deze zienswijze van Tyconius overgenomen. Zoals we hebben gezegd i s dat goed verklaarbaar vanuit z i j n positie binnen de i n s t i t u t i e van de kerk, aan de andere kant i s het heel goed mogelijk dat z i j n s t r i j d met het Dona-tisme hem die richting heeft doen inslaan. Augustinus heeft zich immers vaker b i j het bepalen van z i j n mening laten leiden door de tegenstanders van het moment.

(10)

verbreiding van het Christendom over de gehele aarde, maar volgens hen was die periode al voorbij en was er-nog maar een zeer kleine groep

28

over . Z i j , moeten z i c h z e l f hebben gezien als het laatste C h r i s t e l i j k e bolwerk in het einde der t i j d e n . Deze overtuiging yindt ook uitdruk-king in het f e i t dat z i j bijvoorbeeld de gebeurtenissen in 347 kenne-l i j k beschouwden akenne-ls een van de kenne-laatste vervokenne-lgingen, waaronder de ware gelovigen volgens de voorspellingen moesten l i j d e n , voordat de

29

Heer wederkwam . De conclusie l i j k t a l l e s z i n s gerechtvaardigd dat het merendeel van de Donatisten ervan overtuigd geweest moet z i j n dat het einde spoedig komen zou en dat z i j d i t , mits z i j maar Donatist zouden b l i j v e n , als uitverkoren groep zouden meemaken. Sommigen van hen waren bereid daar grote offers voor te brengen. In 420 had de Donatistische bisschop van Tingad, Gaudentius, zich met een groot aantal gelovigen in z i j n kerk opgesloten en dreigde a l l e s en iedereen i n vlammen te laten opgaan wanneer de overheid zou doorgaan met haar plan de kerk aan de orthodoxen over te dragen. De afloop van deze geschiedenis, die uitvoerig beschreven i s door Augustinus, kennen we helaas n i e t . Het l i j k t er op dat de kerk in ieder geval ntet in vuur en vlam is vergaan

MARTELAARSCHAP

Het staat dus niet vast of Gaudentius zich het martelaarschap heeft weten te verwerven. Van veel Circumcellionen i s dat wel zeker.

Onge-t w i j f e l d mogen we verband leggen Onge-tussen hun zelfmoorden en de ideeën over martelaarschap die binnen de Donatistische kerk leefden. Dit i s overigens t o t nu toe niet of nauwelijks gebeurd. Frend en Tengström bijvoorbeeld komen niet verder dan de constatering dat er ergens een verbinding moet worden gelegd tussen de zelfmoorden en de hang naar de martelaarskroon, t e r w i j l Marxistische auteurs uiteraard de nadruk leggen op ellendige levensomstandigheden als de oorzaak van die z e l f

-31

moorden . Het hele verschijnsel heeft recht op een wat uitvoeriger beschouwing.

(11)

zich doodden door van de rotsen te springen, door verbranding of door 32

verdrinking . Deze twee laatstgenoemde methoden schijnen minder voor-gekomen te z i j n , t e r w i j l het naar beneden springen nog als extra ken-merk gehad s c h i j n t te hebben dat d i t doorgaans groepsgewijs gebeurde. Het is niet d u i d e l i j k aan welk aantal slachtoffers wij moeten denken.

In ieder geval was dat groot genoeg om een bron van onrust voor de burgerlijke en de geestelijke authoriteiten te vormen. In hun verlangen het gevaar van dergelijke krachtige uitingen in te dammen, namen z i j hun toevlucht tot een middel, dat ook nu nog wordt toegepast, en ver-klaarden de Circumcellionen voor waanzinnig. Is er een verklaring moge-l i j k voor het beperkte aantamoge-l manieren waarop de Circumcemoge-lmoge-lionen de hand aan zich z e l f sloegen? Aanknopingspunten daarvoor z i j n w e l l i c h t te vinden in de wijzen waarop in de heidense wereld wijdingen aan de godheid plaats vonden, maar meer direkt in j o o d s - c h r i s t e l i j k e martyro-logieën.

In de wereld van de heidenen kwam-het voor dat mensen zich u i t eigen 33

beweging aan een godsoordeel onderwierpen . Deze wijding aan de god-heid was meestal bedoeld als een soort uitnodiging om in te grijpen en een uitweg te bieden voor het direkte gevaar waarin één of meerdere personen zich bevonden. Opmerkelijk i s , dat iemand die die weg koos, dat meestal deed via een sprong in de afgrond of i n het water. Daarnaast bestond nog een zoeken naar de dood door het vuur als een minder gebrui-k e l i j gebrui-k a l t e r n a t i e f . Deze heidense devotie (in de betegebrui-kenis van wijding) l i j k t veel op die van de Circumcellionen. Zelf zouden ze n a t u u r l i j k , als overtuigd Christen, een dergelijke verbinding van de hand hebben gewezen. Z i j hebben zich geïnspireerd gevoeld door Joods-Christelijke ideeën, waaronder vooral die belangrijk waren, die opgeslagen lagen in de boeken van Makkabeeën. Met name het tweede en het vierde boek heb-ben een grote invloed gehad op de collectieve voorstellingen omtrent

34

martelaren in de vroeg-Christelijke kerk . Met name Razias heeft, volgens Augustinus, een toonbeeld van dwaasheid gegeven, d i t niet ter navolging voor de martelaren van Christus, maar voor de Circumcellio-nen van Donatus3^. De Joodse martelaar Razias is om aan z i j n vervolgers

(12)

ver-wachten h e r r i j z e n i s . De Circumcellionen beroemden zich erop z i j n voorbeeld voor ogen te hebben. Daarnaast beriepen z i j zich ook nog op bepaalde passages u i t de geschriften van Paülus, waaruit zou moeten b l i j k e n dat het offeren van z i c h z e l f aan Gód goed was. Op deze ma-nier sloten z i j zich aan b i j de gedachte van hun landsman Tertul l i anus, die ook van mening was dat gezochte zelfdoding i n bepaalde omstandig-heden aanbevelenswaardig was. In z i j n t i j d en ook nog een eeuw na hem was er sprake van een ware verheerlijking van het martelaarschap, met name in Noord A f r i k a . Dit werd gezien als een vervolmaking van de ascese, die men tijdens z i j n leven al diende te beoefenen.Mensen die door middel van de ascese en eventueel martelaarschap de s t r i j d voor Christus aangingen werden agonisten genoemd, dezelfde benaming die de Circumcellionen voor z i c h z e l f hadden gereserveerd. Geen t w i j f e l i s er dus mogelijk over het f e i t dat z i j hun zelfmoorden zagen als belangrijke momenten op de weg naar de u i t e i n d e l i j k e overwinning van Christus en z i j n uitverkorenen.

Een dergelijke dood van een aanhanger van hun beweging betekende een stap nader i n de r i c h t i n g van die overwinning. In het vroege Christen-dom was de mening wijdverbreid dat de martelaar de agent was van de komst van een nieuwe t i j d en dat h i j door z i j n optreden die komst ook

37

sneller zou laten gebeuren . Dit idee was in de v i j f d e eeuw nog levend b i j Donatistische aspirant-martelaren. Uit de polemiek van Augustinus met Gaudentius b l i j k t , dat z i j die zich in de kathedraal van Tin-gad hadden opgesloten overtuigd waren van de l e t t e r l i j k e waarheid van wat er geschreven staat i n de Apocalyps 6: 9-11. Z i j dachten door hun sterven het magische getal der martelaren vol te maken, waarna de perio-de van perio-de duizend p a r a d i j s e l i j k e jaren op aarperio-de een aanvang zou kunnen nemen. Een dergelijke zienswijze wordt door Augustinus ook toegeschre-ven aan diegenen die zich vóör het optreden van Gaudentius c.s. in de

38

s t r i j d met de orthodoxen hadden gedood . Op grond hiervan kunnen we moeilijk anders concluderen dan dat de Circumcellionen zich geofferd hebben in de vaste overtuiging dat z i j vielen in de s t r i j d voor een nieuw paradijs onder leiding van Christus.

De Circumcellionen moeten gedurende de hele periode van hun bestaan 39

(13)

te z i j n van een zuivere r i g o r i s t i s c h e gemeenschap. Indien nodig waren sommigen van hen, vooral priesters, bereid voor hun lidmaatschap te ster-ven, maar in het algemeenwas men er tevreden mee binnen de eigen smet-teloze organisatie de gebeurtenissen af te wachten. Wanneer iemand u i t het orthodoxe kamp zich b i j hen wilde aans1uiten;moest h i j opnieuw

worden gedoopt, zodat daardoor het reine en rimpelloze karakter van de Donatistische kerk en haar leden werd benadrukt. De Circumcellionen wilden meer doen dan dat. Zoals wij hebben gezien,wilden z i j de komst van het paradijs versnellen en zetten z i j zich a c t i e f in voor de be-s t r i j d i n g van het kwade. Het kwade kon worden gevormd door vijanden van coloni of Donatisten. In het eerste geval vergrepen z i j zich aan de landeigenaren of hun zetbazen, in het tweede aan heidenen en ortho-doxen. Verschillende geleerden hebben naar mijn idee ten onrechte ge-probeerd deze twee categorieën terug te brengen tot één en dezelfde. Z i j gaan er van u i t dat orthodoxe landeigenaren slechts iets te duchten hadden van de Circumcellionen wanneer z i j probeerden hun Donatistische

40

coloni te 'bekeren' . Dit l i j k t een onhoudbare these, vooral wanneer wij zien dat rond 340 eigen Donatistische bisschoppen de hulp van

41

m i l i t a i r e n inriepen tegen de Circumcellionen . Hun optreden werd kenne-l i j k akenne-ls te d r i e s t beschouwd en niet in overeenstemming met de bekenne-langen van de andere Donatisten, onder wie a l l e klassen van de maatschappij vertegenwoordigd waren. We mogen derhalve aannemen dat ook Donatistische landeigenaren onder hun daden te l i j d e n hadden. Deze mening k r i j g t nog meer gewicht door een uitspraak van Augustinus. In z i j n geschrift tegen de Donatistische primaat Petilianus zei h i j over de Circumcellionen, dat hun daden niet te verdedigen waren, ook al hielden z i j zich soms

42

bezig met het ongewenste gedrag van ongewenste personen . Gezien het optreden van Augustinus i s het niet erg aannemelijk dat h i j bekerings-i j v e r als ongewenst zou betbekerings-itelen, dus moet het hbekerings-ier wel om bekerings-i e t s anders dan r e l i g i e u s gedrag gaan. De Circumcellionen vormden een sociale be-weging waarbinnen zowel religieuze als n i e t - r e l i g i e u z e elementen aan-wijsbaar z i j n . Een protestbeweging die beide elementen in zich verenigt zonder dat een duidelijke scheiding daartussen kan worden aangebracht

44 i s voor een pre-industriële samenleving natuurlijk geen uitzondering .

(14)

der-g e l i j k e omkerinder-g wordt vaak der-gezien in het l i c h t van apocalyptische toekomstverwachtingen. Het'einde van de bestaande wereld gekarakteri-seerd door het f e i t dat a l l e s omgedraaid i s of z e l f s ' d a a r door

opqe-44

roepen . Evenals: de verzoening van het onverzoenlijke (denk bijvoor-beeld aan het samengaan van het lam en de wolf in Jesaja 64) treedt de omkering van de normale s i t u a t i e op als een eschatologische i n d i -c a t i e . Het l i j k t mij e-chter veel meer voor de hand liggend om in het geval van rolomdraaiing b i j de Circumcellionen niet verder te denken dan aan de in de oudheid zeer bekende hotie van 'oog om oog, tand om tand'. De wraak was ongetwijfeld vaak p u b l i e k e l i j k . 'Heren' werden beschaamd ten overstaan van vele toeschouwers, waarbij een orthodoxe bisschop eens l e t t e r l i j k op de mestvaalt werd g e z e t ^ . De Circumcelli-onen wilden niets anders dan hun vijanden dezelfde smadelijke behande-l i n g toedienen die z i j z e behande-l f en hun vrienden hadden ondergaan. Het is dezelfde motivering die Spartacus er o o i t toe bracht Romeinse burgers als gladiatoren tegen elkaar te laten s t r i j d e n . Dieper liggende achter-gronden hoeven wij hier niet te zoeken.

OORZAKEN

Wat brengt mensen ertoe deel u i t te maken van een millenaristische beweging? Vergelijking van een groot aantal van d i t soort bewegingen toont,dat z i j in de eerste plaats een groot gevoel van onvrede met de bestaande s i t u a t i e b l i j k e n te hebben. Voor de leiders van dergelijke bewegingen i s het ook a l t i j d zaak die onvrede in stand te houden of

46

z e l f s te versterken. Onvrede met de bestaande s i t u a t i e kan voortko-men u i t absolute ellende door bijvoorbeeld hongersnood, loodzware be-lastingdruk e. d. of relatieve narigheid waarbij mensen niet datgene krijgen waar z i j recht op menen te hebben. Naast deze absolute en relatieve deprivaties wordt met name in studies over niet-westerse volkingsgroepen vaak de nadruk gelegd op culturele deprivatie als be-langrijke factor voor het ontstaan van m i l l e n a r i s m e ^ . Deze treedt op wanneer zo'n groep in confrontatie met een andere cultuur de indruk k r i j g t dat de eigen cultuur minderwaardig i s . Daarnaast l i j k t aan een andere volwaarde voldaan te moeten zijn,voordat millenaristische bewe-gingen kunnen ontstaan, namelijk een prevalerende religieuze

(15)

Volgens een andere vermaarde onderzoeker van millenarisme, Cohn, moet er in de r e l i g i e van een bepaalde samenleving een element te onder-scheiden z i j n van een belofte van een toekomst die een paradijs voor

49

de gelovigen in zich bergt . H i e r b i j l i j k t ook van belang in hoeverre de dominante r e l i g i e een bevredigend antwoord kan bieden op de aspi-raties van de gelovigen. In deze opsomming van factoren wil ik nog een enkele opmerking maken over de overgang van passief tot a c t i e f millenarisme. Hiertoe l i j k e n vooral twee omstandigheden aan te zetten: het niet uitkomen van precieze voorspellingen over het t i j d s t i p van de komst van het heil of j u i s t het bewustzijn dat die komst zeer nabij

50

i s . In de westerse samenleving hebben zich overigens in de indus-triële periode vrijwel geen gevallen van a c t i e f millenarisme meer voorgedaan.

In welke s i t u a t i e bevonden zich nu de Circumcellionen in de vierde eeuw, of l i e v e r gezegd: de kleine boeren en pachters in Numidië? In z i j n algemeenheid kunnen wij zeggen'dat die s i t u a t i e slecht was. Er is een wet bekend u i t 332, uitgevaardigd door keizer Constantijn, waarin stond dat de coloni aan de grond gebonden waren en dus niet meer v r i j

51

waren eventueel te vertrekken . Vöör deze periode zal dat in f e i t e ook wel moeilijk geweest z i j n voor pachtboeren, maar het f e i t dat men het nodig gevonden heeft wettelijke maatregelen tegen vertrek van boeren te nemen, kan bijna niets anders betekenen dan dat velen u i t e l l e n

-52

de daartoe over waren gegaan . In deze wet stond ook de bepaling dat z i j die zich daaraan onttrokken, als slaven behandeld dienden te worden een mogelijke verklaring voor de samenwerking tussen coloni en servi binnen de beweging van de Circumcellionen. Verder zien we dat vooral in het westen van het Romeinse r i j k de mogelijkheden voor de grote

53 landeigenaren de coloni steeds zwaarder te belasten, toenemen .

Ten aanzien van de religieuze s i t u a t i e in Numidië trekken twee zaken vooral de aandacht. In de eerste plaats wordt er in de Berberse c u l -tuur van oudsher al veel religieus fanatisme waargenomen en in de tweede plaats l i j k t er ook binnen de tegenstelling orthodoxie- Donatisme een voedingsbodem aanwezig voor het ontstaan van actief c h i l i a s

-54

(16)

werkte de kerk steeds meer samen met de overheid, de satan van de t i j d daarvoor. T e g e l i j k e r t i j d begon men binnen die kerk bepaalde vormen van geloofsijver als overdreven te beschouwen en afkeurens-waardig. Hieronder vielen bijvoorbeeld intense uitingen van martelaars-verering. De nieuwe r a t i o n a l i t e i t van de kerk moet voor velen een moei-l i j k te verteren zaak z i j n geweest en z i j konden een onderdak vinden in de Donatistische kerk. Daar kon men enigszins b l i j v e n vasthouden aan de lang gekoesterde voorstellingen. We kunnen dus met name voor Numidië een paar religieuze predisposities waarnemen die in combinatie met rampzalige omstandigheden van sociaal-economische aard de mogelijk-heden schiepen voor het ontstaan van een m i l l e n a r i s t i s c h e beweging. Een aansluiting b i j theorieën over culturele deprivatie acht ik in d i t geval niet mogelijk omdat geen enkel gegeven die r i c h t i n g u i t w i j s t .

IDERSCHAP

Leiders z i j n belangrijk b i j het ontstaan en voortbestaan van m i l l e -naristische bewegingen. Hierover bestaat een redelijke mate van een-stemmigheid. Veel moeilijker i s het t o t generaliserende uitspraken te komen over de mate van dat belang en het precieze moment waarop dat naar voren komt. Sommige c h i l i a s t i s c h e bewegingen l i j k e n immers alleen maar ontstaan te z i j n door het optreden van een bepaalde leidersfiguur, t e r w i j l voor andere de aanwezigheid van een dergelijke figuur veel

55

(17)

gold.Dit zou een verklaring kunnen vormen voor het f e i t dat er in veel van dat soort religieuze bewegingen een grote rol i s weggelegd voor vrouwen met een zienerstalent. We kunnen h i e r b i j denken aan Marietje Leer,, de boevrouw van de Zwijndrechtse Nieuwlichters, maar ook aan de zieneressen in het gezelschap van Montanus, de vrouw van Spartacus en de dames die betrokken waren b i j de Syrisch-Siciliaanse slavenopstanden. Ook b i j de mannen i s het visioen trouwens van grote

56

betekenis . Het schept de mogelijkheid nieuwe richtingen in te slaan zonder dat men aan de oude gezagsverhoudingen v a s t z i t . De laatste openbaring i s immers per d e f i n i t i e de beste. Uiteraard maken deze nieuwe openbaringen wel meer indruk wanneer ze aansluiten op al be-staande ideeën.

Binnen de beweging van de Circumcellionen kennen we geen vrouwelijke leiders. Als aanvoerders in het begin van de vierde eeuw worde% in de bronnen Axido en F a s i r genoemd. Z i j waren de leiders der Heiligen. Z i j hebben geen l a t i j n s e , maar inheemse namen. Dit betekent dat z i j naar a l l e waarschijnlijkheid geen geestelijken geweest z i j n omdat deze doorgaans l a t i j n s e namen hadden5 7. In een l a t e r stadiun zien we dat

het leiderschap van de Circumcellionen vooral i n handen is van de latere Donatistische geestelijken en in een enkel geval van een Donatistische bisschop. Het was n i e t ongebruikelijk dat een lagere geestelijke ook nog part-time boer was zodat contacten met de colorii voor de hand lagen. Van Donatistische priesters i s bekend dat z i j sterk open stonden voor

c o

voortekens en visioenen . Dit b l i j k t zowel u i t hun eigen verhalen als u i t de k r i t i e k daarop van orthodoxe z i j d e . Het heeft er a l l e s van weg dat het leiderschap binnen de Circumcellionenbeweging aardig past in het beeld dat op grond van comparatisme naar voren komt. Voorzichtig verder speculerend w i l ik nog s t e l l e n dat vóór 347 de beweging het f e l s t en meest massaal geweest moet z i j n onder de l e i d i n g van de twee b i j naam bekende leken en dat er vervolgens incidentele uitbarstingen van a c t i v i t e i t e n van Circumcellionen geweest z i j n , telkens wanneer iemand

59 hen daartoe i n het bijzonder aanzette .

DUUR

(18)

de hand. In de eerste plaats is het moeilijk over een zo lange p e r i -ode telkens opnieuw weer hooggespannen verwachtingen te kweken en in de tweede plaats brengt het radicale karakter van de millenaristische bewegingen meestal confrontaties met de authoriteiten met zich mee, die het voortbestaan bedreigen. Toch z i j n de Circumcellionen niet uniek ge-weest in d i t opzicht. B i j Hobsbawm kunnen w i j bijvoorbeeld lezen hoe millenarisme in Andalusië permanent aanwezig i s gebleven over een p e r i -ode van meer dan zeventig j a a r ^ * . Ook daar was overigens geen sprake van continue uitbarstingen maar van een bijna cyclisch patroon. Ook Barkun heeft zich met d i t probleem bezig gehouden. H i j i s van mening dat millenaristische bewegingen het lang kunnen volhouden in gebieden, die gekenmerkt worden door fysieke en culturele i s o l a t i e , en waar tevens een grote 'disaster v u l n e r a b i l i t y ' heerst^*. Deze kenmerken komen aardig overeen met de s i t u a t i e van de Circumcellionen. Grote delen van Numidië waren moeilijk toegankelijk, t e r w i j l de meeste Circumcellionen geen kennis gehad schijnen te hebben van de l a t i j n s e taal . Dit isolement heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat repressieve maatregelen tegen hen moeilijk z i j n geweest. Bovendien waren z i j nauw gelieerd met de ter plekke invloedrijke Donatistische kerk, t e r w i j l de meeste landbezitters heel hard coloni nodig hadden voor de bewerking van hun akkers. Niet t o e v a l l i g i s het dan ook dat de Circumcellionen u i t het beeld beginnen te verdwijnen na 412 op het moment dat de invloed van de Donatistische kerk minder werd en anderzijds de epibole (verplichting voor landeige-naren tot overname van bebouwing van verlaten stukken grond) afgeschaft

.63 werd .

Hobsbawm zegt over de aanhangers van een millenaristische groep in de negentiende eeuw op het platteland van Italië,de Lazzarettisten, het volgende: 'as one might expect, few of them were r i c h . Few were

land-64

less . Hij kiest hier duidelijk voor de opvatting dat aanhangers van dat soort bewegingen meestal niet tot de allerarmsten behoren, maar j u i s t tot een groep mensen die een achteruitgang in vergelijking met hun vroegere s i t u a t i e als bijzonder p i j n l i j k ervaren. Dit i n tegenstel-l i n g t o t bijvoorbeetegenstel-ld Cohn, die in z i j n baanbrekende boek over middetegenstel-l-

(19)

maat-schappij . Zonder s t e l l i n g te nemen in het debat over de waarde van het historisch materialisme w i l ik voor een loskoppeling van beide groepen p l e i t e n . Over een eventueel religieus karakter van de Bagaudenbeweging weten wij vrijwel niets . B i j de Circumcellionen i s zoals wij hebben gezien dat religieuze element van begin af aan zeer belangrijk geweest. Niet voor niets werden Axido en Fasir de 'duces Sanctorum' genoemd, de leiders van de Heiligen. Veel van hun daden z i j n uitsluitend te b e g r i j -pen in het l i c h t van hun religieuze overtuigingen. We kunnen h i e r b i j denken aan de zelfmoorden, maar ook aan de nachtelijke, orgiastische rituelen en hun behartiging van Donatistische belangen. De Bagauden hebben zich p o l i t i e k afgezonderd van de Romeinse staat. Daarvan is b i j de circumcellionen geen sprake, net zo min trouwens als b i j de andere Donatisten. Zowel Cfrcumcellionen als Bagauden werden vaak latrones (boeven) genoemd, maar zo werden vrijwel a l l e verdachte figuren in de Romeinse wereld b e t i t e l d . Jones heeft g e l i j k wanneer h i j ontkent dat een soort nationalistische motieven aanwezig zouden z i j n in r e l i g i e u -ze afscheidingsbewegingen in de oudheid. Men kan echter moeilijk volhouden dat de Circumcellionen alleen maar bezig geweest z i j n met r e l i -gieuze zaken. Z i j hebben actie gevoerd tegen datgene wat z i j als mis-standen hebben ervaren. Daar waren ook sociale mismis-standen b i j . Die hebben mede hun actieve chiliasme veroorzaakt. Religieuze en n i e t r e l i -gieuze elementen waren onontwarbaar t e g e l i j k e r t i j d aanwezig. Z i j had-den elkaar in deze periode ook hard nodig om tot uitdrukking te komen. P.G.G.M. SCHULTEN

NOTEN:

1. Optatus van Milevis» Contra Parm. Don. 3, 4 (CSEL 26)

2. Zie o.m. W.H.C. Erend, The Donatist Church. A movement of protest in Roman North A f r i c a , Oxford 1952.

3. Zie R.Lorenz, Circumcelliones-cotopitae- cutzupitani, Z e i t s c h r i f t für Kirchengeschicïïte 82: 54-59, 1971, en S.Ca 1 derone,~Circumcel 1 iones, Parola dei Passato. 22:94-109, 1967, en E.Tengström, Donatisten und" Ka-tholieken. Soziale, wirtschaftliche und p o l i t i s c h e Aspekte einer NorcF

-afrikanische Kirchenspaltung, Studia Graeca et Latina Gothoburgensia XVIII, Gothenburg 1964. Over de negatieve betekenis van Circumcellio, zie P.G.G.M.schulten, De Circumcellionen, Een sociaal-religieuze bewe-ging i n de late oudhefd, Den Haag l984^

4. W.H.C.Frend, The Cellae of the African C1rcumcellions, Journal of Theological Studies III, p. 87-90. 1952.

(20)

7. Optatus, 3, 4.

8. Augustinus, Contra Gaudentium 1, 22, 25 en 1, 28, 32 (CSEL 53). 9. Oogstarbeiders b i j C.Lepelley, Les Cites de V Afrique Romaine au

Bas-Empire. La Permanence d'une c i v i l i s a t i o n municipale. Parijs 1979. Olijvenplukkers b i j lengström (1964) Z8-/9

10. Zie o.m. Th.Büttner en E.Werner, Circumcellionen en Adamiten, Zwei Formen rnittelaltlicher Haeresie. Forschungen zur m i t t e l a l t e r l i c h e Geschichte 2, B e r l i j n , 1959. Ook Frend, The Donatist Church,1952. 11. Codex Theodosianus 15, 5,52.

12. Wieacker F., Vulgarismus und Klassizismus im Recht der Spätantike. Sitzungsberichte der Heidelberger Akademie der Wissenschaften 3.45 Heidelberg, 1955. en R.HacMullen, Roman Governments Response to C r i s i s . A.D. 235-337, New Haven en Londen, 1976. p 95.

13. Codex Theodosianus, 16, 5, 54. 14. Contra Gaudentium 1, 29, 33.

15. Zie M.I.Finl.ey, Ancient Slavery and Modern Ideologie, Londen ,1980. 16. Enarratio in Psalmum 132,3.

17. Optatus 3, 4.

18. Zie over nundinae: E.Gabba, Mercati e f i e r e n e l l ' I t a l i a Romana, Studi C l a s s i c i e O r i e n t a l i , 141-165, 1975.

19. Apocalyps van Johannes, 20: 3-15 en 21: 1-4.

20. H.Bietenhard, Das Tausendjährige Reich. Eine Biblisch-Theologische Studie. Bern 1944. p 90

21. Tertullianus, de Monogamia 7.

22. Zie D.v.Arkel, Speculaties over C h i l i a s t i s c h e t r a d i t i e s in de westerse wereld. In : Vox Theologica 40 : 71-83, 1970.

23. G . F o l l i e t , La typologie du sabbat chez St.Augustin, Revue des études Augustiniennes, 2: 3/1-390, 1956.

24. De c i v i t a t e Dei, 20, 7; ep. 109.

25. Het name het begin van Augustinus' contra ep. Parmeniani (CSEL 51) maakt dat d u i d e l i j k . Ook dewederdoop door Donatisten voorgeschreven aan nieuwe lidmaten is een twistpunt voor hen geweest. Zie T.Hahn, Tyconiusstudien. Studien zur Geschichte der Theologie und Kirche 6:2, Leipzig 1900. p 101

26. Gennadius, de v i r i s i l l u s t r i b u s 18: Ook heeft h i j (Tyconius) z i j n t w i j -f e l s geuit aan de gedachte van een komend duizendjarig r i j k op aarde van de rechtvaardigen na hun opstanding.

27. Over Manicheeërs en Pelagianen z i e P.Brown, Augustine of Hippo, A biography, Londen 1975; Augustinus' gedachten over het einde van het West Romeinse Rijk , z i e A.Demandt, Der F a l l Roms, Die Auflösung des Römischen Reiches im U r t e i l der Nachwelt, p 58-60. München 1984. 28. Augustinus, de agone Christiano (CSEL '4T, 29, 31).

29. Optatus 3,8.

30. A.Ballu, Les ruines de Timgad, sept années de découvertes, 38-39, Parijs 1911. De opgegraven kathedraal van Timgad vertoont geen sporen van brand. 31. Zie o.m. H.J.Diesner, Studien zur Gesell schaftslehre und soziale Haltung

Augustins. Halle 1954.

32. Over de botsingen met de heidense jeugd, zte o. m. Lepelley C , Iuvenes and Circoncellions, Antiquitës Africanes 15, 261-271. 1980.

(21)

34. W.H.C.Frend, The North African Cult of Martyrs. From Apocalyptic to hero-worship, in Jenseitsyor§tellungen in Antike und Christentum . Gedenkschrift für A. Stoiber. Jahrbuch für Antike und Christentum 9, 1982 35. Contra Gaudentium 1, 31, 37.

36. 1 Corinthe 13, 3.

37. W.H.C.Frend, Martyrdom and Persecution in the Earjy Church.A study of a c o n f l i c t from the~Maccabees to Donatus. New York, 1965 p 46. 38. Contra Gaudentium 1, 27, 30-31.

39. Lepelley 1979. p 240.

40. Tengström 1964, Overbeck M.Augustin und die Circuncellionen seiner Z e i t , Chiron 3: 457-463. 1973

41. Optatus, 3, 4. J.P.ßrisson, Autononrisme et Christianisme dans T A f r i q u e Romaine de Septime Severe ä V Invasion Vandale. Parijs 19b». 349-3bb. 42. Contra L i t t . Pet. 2, 83, 184; Zie Brisson, 1958, p 333.

43. E.J.Hobsbawm, Primitive Rebels, Studies i n Archaic forms of social movement in the~"19th and 20th centuries. Manchester 1971.

44. B.A.Babcock (ed),The reversible world. Symbol 1c Inversion in Art and Society. Ithaca en Londen, 1978. p 64.

45. Augustinus, Contra Cresconium 3, 48, 53. Over het publieke karakter van d i t soort wraakacties P.Veyne, La f o l k l o r e ä Rome et les droits de l a conscience publique sur l a conduite i n d i v i d u e l l e , Latomus 42: 1-30,1983. 46. Zygmunt J . F . , Movements and Motiyes: Some Unresolved Issues in the

psycho!ogy of social moyements, Human Relations 25: 449-467. 1972. 47. F.Sierksma, Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, Den Haag 1961. 48. Y.Talmon, Pursuit of the Mi Ilennium, The r e l a t i o n betweën reliqious and

social change, Archives Luropeënnes de Sociology 3: 125-148, 1962. p!40. 49. N.Cohn, Ihe'pursuit of the Millennium, Londen, 1957. p42

50. M.Barkun, Disaster and the Millennium, New Haven Londen, 1974.p 56 51. Cod Theod. 5, 17, 1. ~ ~ ~ ~ ~ ~

52. H. Bellen, Studien zur SklavenfTücht im Römischen Kaiserreich. Forschungen zur Antike Sklaverei Bnd. 4, Heidelberg 1971. p 123

53. M.T.W.Arnheim, The Senatorial Aristocraty in the l a t e r Roman Empire, Oxford, 1972, p 170-171.

54. Frend, The Donati st Church, 1952. p 97-105. 55. Talmon 1962, p 133.

56. Zie b i j v . Thomas K. over profetieën i n : Religion and the decline of magic, Londen 1973.

57. H.W.Pieket, De CircuracelHönes: Primitive rebels in de late k e i z e r t i j d in Noord A f r i k a , LAMPAS 11: 11, 143-147.1978.

58. Augustinus, Contra l i t t . Pet. 2, 20, 46, Passio Marculi, passim. 59. Pieket, 1978.

60. Hobsbawm, 1971. 74-92. 61. Barkun, 1974. 68.

62. Augustinus spreekt over Punische tolken die met hen moeten communiceren, ep. 108, 5, 14. Zie Frend, The Donatist Church, 1952. 56-58.

63. Over de epibole en de afschaffing ervan: Tengström 1964, 166-168. 64. Hobsbawm 1971, 71.

65. Cohn, 1957.

66. P.J.Monte, Sovjethistoriografie en Klassieke Oudheid. Venlo 1977.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Via deze opleiding word je in 24 lesdagen voorbereid op het examen SVH Zelfstandig werkend kok (het examen vindt plaats op lesdag 25).. Het doel van onze opleiding is om naast

Inmiddels was op 28 juli 1914 de Eerste Wereldoorlog uitgebroken en werden dienstplichtige mannen (dus ook bouwarbeiders) opgeroepen ter mobilisatie, maar het werk ging door en op

Volgens Johnston Taylor is ‘de wounded healer een zorgverlener, die in zijn leven ook blessures heeft opgelopen, moeite en pijn heeft ervaren, verliezen heeft gekend?. Hij heeft

Vooralsnog lijkt kwalitatief onderzoek in de vorm van etnografisch onderzoek en diepte-inter- views – niet alleen met geestelijke verzorgers, maar vooral ook met

Ses excellentes observations ne laissent cependant aucun doute quant à l ’identité d ’origine glaciaire de ces vallées de la Rhodésie du Nord et des vallées

Vroojj' rood Fraiikvoordenwortel ,/ — Korl rood Ulreclits Deiivik Worlel... Mei

Waar deze gegevens nog niet beschikbaar zijn zul je nog steeds een gebouw zien maar dat kan zo zijn dat het helemaal niet lijkt op het origineel.. En nadat dat gezegd is hebben

De jongeren dienen tussen de 18 en 25 jaar te zijn en ingeschreven in een onderwijsstelling om een diploma te halen dat erkend wordt. Dit stemt niet noodzakelijk overeen met