• No results found

TROONREDE EN MILLIOENENNOTA

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "TROONREDE EN MILLIOENENNOTA "

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

n

l,

3.

l,

·e

:e

,ij

·k n n :e ij

•r

r

r-

![!

r n n n 's n

D

e D

g

b

n

H. VOS

TROONREDE EN MILLIOENENNOTA

T

roonrede, millioenennota en begroting zijn te zamen zo omvangrijk, dat, voor welke beschouwing ook, de schrijver ervan zich zeer vele beperkingen moet opleggen. Dat is in andere jaren, wanneer er weinig spectaculairs aan de orde is, wel eens moeilijk, omdat er dan een veelheid van vrijwel even belang- rijke onderwerpen is. De begroting van 1954, welke de verrassing bracht van een verlaging van de inkomsten- en loonbelasting, leidt er als vanzelf toe deze voorge- nomen verlaging op haar verschillende aspecten te onderzoeken, en al onder- zoekende de begroting zelf van verschillende kanten te belichten.

Daarbij moge één opmerking voorafgaan. De millioenennota bevat een vloed van cijfers en gegevens. Over het algemeen ben ik dankbaar voor het verstrekken van gegevens. Doch, er worden dikwijls niet meer relevante cijfers vermeld, en - eveneens - ontbreekt wel eens een schakel in het betoog, waardoor men niet de ontwikkeling voldoende kan nagaan, en het gevaar niet denkbeeldig is, dat foutieve cijfers worden gebruikt. Om een voorbeeld te noemen. In de inleiding van de millioenennota worden cijfers vermeld over de ontwerp-begroting 1953. Aange- geven wordt: voordelig saldo op de Gewone Dienst, de Buitengewone Dienst I (oorlogsschadebetalingen bevattende) en Landbouw-Egalisatiefonds ad 131 millioen gld., en een nodelig saldo op de Gehele Dienst (kapitaalsuitgaven dus inbegrepen) van 492 millioen gld. De inleiding borduurt dan op deze cijfers voort en komt ten slotte uit de bus met een voordelig saldo voor de eerstvermelde groep van uitgaven - na alle wijziging door watersnood en werkgelegenheidspolitiek - van 60 millioen gld. en een te verwachten nadelig saldo op de gehele dienst 1953 van

f

596 millioen. Slaat men nu echter pag. 5 op van de nota, dan vindt men daar in de uitvoeriger beschouwing over de begroting van 1953 wel de laatstvermelde eindcijfers terug, maar de eerste kolom van de tabel vermeldt als voordelig saldo over Gewone en Buitengewone Dienst I plus Landbouw-Egalisatiefonds geen 13l maar 77 millioen gld., en als totaal-tekort geen 492, maar 565 millioen gld. Het niet onderling kloppen van de cijfers zit waarschijnlijk in het feit, dat de millioenennota in de allereerste paragraaf nog uitgaat van een ontwerp-begroting 1953, terwijl de tabel op pag. 4 in de eerste kolom uitgaat van het "oorspronkelijk vastgestelde" bedrag der begroting 1953. De verschillen zijn echter zo aanmerkelijk, dat een opmerking over het verband niet achterwege had mogen blijven.

Het lijkt mij gewenst bij het vragen van aandacht voor de verschillende aspecten van de nieuw-voorgestelde belastingverlaging, het politieke aspect eerst te be-

561

(2)

handelen. Een begroting is niet slechts een financieel-economisch, maar ook een politiek staatsstuk.

Het is voldoende bekend, dat er in de socialistische rijen grote ongerustheid heerste over het complex van maatregelen, dat in samenhang met de rapporten van de Sociaal-Economische Raad over werkgelegenheidspolitiek en huurverhoging was aangekondigd. Dit complex van voorstellen bevatte vrij ver gaande belasting-

verlagingen voor het bedrijfsleven, doch de belastingmaatregelen, aangekondigd voor de consument, waren slechts bedoeld om de gevolgen der huurverhoging - gedeeltelijk - op te vangen. Het resultaat was een, althans naar onze opvatting, te eenzijdige gerichtbeid naar de investeringssector en naar het particuliere be- drijfsleven. Vanuit het oogpunt van de socialistische critiek op de vóórgaande voorstellen, vormt de nieuwe belastingverlaging, welke in de inkomenssfeer ligt, een welkome aanvulling, die het door ons gezochte evenwicht voor de verschillende maatschappelijke sectoren herstelt. Ik hecht er dan ook aan, de juistheid van de nieuwe voorstellen, gezien vanuit dit evenwichtsbeleid - met een straks nog te vermelden restrictie - te onderstrepen.

En om een tweede politieke reden - welke eigenlijk slechts de normale omkering is van de eerste - zie ik ook voordelen in de voorgestelde maatregelen.

De millioenennota eindigt met de zin: "De begroting 1954 vormt, gezien de omvang van het te verwachten kastekort en de daarvoor aanwezige dekkings- mogelijkheden, een aanwijzing, dat - mede als gevolg van de belastingverlagingen - de grenzen va1l het in het komende jaar financieel mogeliike kunnen geacht

worden te zijn bereikt".

Deze laatste zin lezende naar zijn politieke betekenis, bevat hij de aankondiging, dat eventuele uit de Kamer komende voorstellen tot verdergaande belasting- verlaging door de regering zullen worden afgewezen, voor zover zij belangrijke offers voor de schatkist zouden betekenen. Nu is het eveneens niet onbekend, dat vanuit werkgeverskringen tot vóór de derde Dinsdag geregeld nog aandrang in de richting van verdere verlagingen ten gunste van het bedrijfsleven - de eenzijdigheid dus nog sterker accentuerende - werd uitgeoefend. Ook is niet onbekend gebleven, dat in VVD en in KVP de aandrang in die richting niet ongunstig was ontvangen. En uit verschillende beschouwingen was af te leiden.

dat er een "zwaar gevecht" werd verwacht bij de behandeling der belasting- en huurvoorstellen, waarbij verdere belastingverlaging voor het bedrijfsleven de inzet zou zijn. En waarbij dan - automatisch, zoals ·in het parlement meer is gebeurd - de coalitiepartner KVP tegenover de socialistische bewindsman op Financiën de strijd zou hebben aangebonden.

Na de nieuwe belastingvoorstellen, door de, de ministers der KVP mede omvatte·nde, regering op tafel gelegd, kan er van verdere vergaande belasting- verlaging voor het bedrijfsleven geen sprake meer zijn. Ik verwacht, dat ook in de fracties van KVP en VVD dit besef zal zijn doorgedrongen, en in elk geval staat de regering in een zeer sterke positie wanneer zij verdere voorstellen afwijst.

Naar beide zijden - PvdA en KVP - staat de regering dus sterker na de laatste voorstellen, zij het om totaal verschillende redenen ....

562

(3)

en id :!n ng g-

~d tg, e- de 5t , de de te

tIe in. de

~s-en ht Ig, tg- ke lat ng de iet iet

~n.

19- de is op de g- in

~lk n de

Er is een derde politiek element in de voorstellen tot belastingverlaging, dat de aandacht verdient, nl. het effect van die verlaging voor de verschillende inkomensgroepen. In een kroniek in Het Vrije Volk heb ik er op gewezen, dat voor de burgers het effect van een belastingvermindering het best kan worden afgemeten door het percentage te berekenen, dat de inkomensvermeerdering door belastingverlaging uitmaakt van het vrij te besteden inkomen, d.w.z. het inkomen, dat men na belastingbetaling overhoudt. Niet het absolute bedrag der verlaging is het belangrijkste, en ook niet het percentage der verlaging zelve, maar de grotere procentuele bestedingsmogelijkheid welke ontstaat. Berekent men nu de procentuele verhoging van het vrij te besteden inkomen, dat voortvloeit uit de regeringsvoorstellen, dan blijkt dat bij een inkomen tot 1 10.000,- het percentage oploopt van ± 1 % (13.000,- ink.) tot ± 4 %. Bij een inkomen van 110.000,- tot 1 25.000,- (vóór belastingaftrek) blijft het percentage gelijk en bedraagt dan ruim 4 %. Bij inkomens boven 125.000,-, omdat dan de belastingverlaging in guldens dezelfde blijft, daalt het percentage van de vermeerdering van het vrij te besteden inkomen vrij regelmatig.

Dit resultaat betekent, dat het - met een loonsverhoging overeenkomende - effect van de belastingverlaging voor de zgn. middengroepen het grootste is, een resultaat waaraan zeker in de huidige omstandigheden de politieke betekenis niet kan worden ontzegd. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen mij voorstander te betonen ook van dit effect der belastingverlaging - echter met één voorbehoud.

Er is nog een strijd gaande om de mate van loonsverhoging van de arbeiders ter compensatie van de huurverhoging. Bij die strijd is de opheffing der consumptie- beperking van 1951 de inzet. Een groot deel van de arbeiders profiteert, doordat slechts weinig loonbelasting wordt betaald, ook relatief weinig van de belasting- verlaging. Dit is een reden te meer om bij de loonsverhoging, die - doordat (voor- lopig?) werkgevers- en arbeidersorganisaties geen overeenstemming hebben be- reikt - door de regering moet worden vastgesteld, niet aan de al te schrale kant te blijven.

Een begroting en millioenennota hebben echter ook andere dan politieke aspec- ten. De minister van Financiën noemt er zelf een aantal. Welke zijn de financiële, de monetaire, de conjuncturele en de structurele consequenties? Het zal goed zijn deze achtereenvolgens te onderzoeken. Daarbij zal blijken, dat er aan de voorgestelde politiek enige risico's zitten - zoals overigens aan èlke politiek - en dat een aantal schaduwzijden niet mogen worden verwaarloosd.

Allereerst is daar - financieel gesproken en gezien vanuit de staatshuishouding- het tekort zelf. Voor de "Gehele Dienst" wordt het gesteld op niet minder dan bijna 1000 millioen gld. (In de begroting is het 995 millioen gld., maar ik rond alle bedragen af, ook omdat het per se onmogelijk is op 5 millioen gld. nauw- keurig te begroten). Dit bedrag is ontstaan als saldo van twee andere bedragen:

een tekort op de kapitaaldienst ad ± 600 millioen gld., en een tekort op de gewone dienst

+

buitengewone dienst 1

+

Landbouwegalisatiefonds van

± 400 millioen gld.

Nu is het zo, dat de overheid vele werken uitvoert, die een toeneming van

(4)

de economische waarde van het staatsbezit betekenen, terwijl ook andere mutaties (extra-aflossing op de buitenlandse schuld als voorzien, en aflossing van de bin- nenlandse schuld boven hetgeen voor een reële afschrijvingspolitiek noodzakelijk is) de vermogenspositie van de staat kunnen verbeteren - mits deze werken en aflossingen uit de "gewone middelen" worden voldaan. Leent de staat, dus gaat hij nieuwe schuld aan tot een zelfde bedrag als de hierboven genoemde mutaties, dan wordt een voor het reële staatsvermogen indifferente politiek gevoerd.

Wij hebben ons, met name ook in "De weg naar vrijheid", op bet standpunt gesteld, dat het van grote betekenis is voor de toekomst van de staatshuishouding, wanneer de staat komt tot het vormen van een niet door schuld belast bezit, of - dit zal in eerste aanleg nl. het gevolg zijn - wanneer door het doen stijgen van het staatsbezit met een groter bedrag dan de staatsschuld, de tegenwoordige ongunstige toestand, waarin de staatsschuld in totaal aanmerkelijk groter is dan de waarde van het staatsbezit, geleidelijk wordt verbeterd. In de begroting van 1953 was dan ook nog voorzien in een bijdrage van de gewone dienst c.a. in de kapitaaldienst. Ook volgens de herziene ramingen zal voor 1953 op een tekort van ± 660 millioen gld. op de kapitaaldienst, daarin voor ± 60 millioen gld.

kunnen worden voorzien door bijdragen uit de overige diensten.

Dit beeld is nu, door het verminderen van de bijdrage uit de tegenwaarde- rekening van ruim 430 mill. gld. tot 170 mill. gld. (de laatste portie!), dus met 260 mill. gld, maar nog meer door de voorgestelde belastingverlagingen (totaal 450 à 500 mill gld.!) doorkruist, en verkeert in zijn tegendeel. Ik hecht er aan vast te stellen, dat deze budgetaire overweging, en deze overweging van structurele aard ten aanzien van het overheidsbezit, op zich zelf nog geen voldoende grond zijn om de belastingverlagingen als onjuist te kenschetsen. Er zijn andere economische aspecten, die mede in de oordeelvorming moeten worden betrokken.

Er zijn bovendien andere dan puur-economische factoren, die ook hun economische weerslag hebben.

Na de oorlog heeft het Nederlandse volk - zij het niet zonder morren en niet zonder zeer vele aanvallen op Lieftinck - toch met voorbeeldige discipline de voor een financiële sanering en economisch herstel nodige middelen op tafel gelegd. Opnieuw moest de lijn strak worden aangetrokken, toen na Korea de betalingsbalans door een slechter wordende ruilvoet en te omvangrijke aankoop- politiek snel slechter werd - en de militaire uitgaven toenamen.

Men kan zich voorstellen - en men dient in zijn overwegingen mede te be- trekken - dat, nu 60 % van de oorlogsschade is betaald, de ruilvoet is verbeterd, en de defensie-uitgaven reeds gedurende enige jaren in het budget zijn verwerkt, de drang tot belastingverlaging grote omvang heeft aangenomen. En dat zelfs de 800 mill. gld. voor rampschade, welke voor 1953 en 1954 te zamen in de begrotingen zijn opgenomen, de omvang van deze drang slechts enigermate heeft getemperd. Vanuit deze overwegingen kan ook budgetair worden aanvaard, mits men zich de consequenties er van bewust blijft, dat voor 1954 geen bijdrage vanuit de "overige diensten" aan de kapitaaldienst ten goede komt. Ik ben zelfs bereid budgetair nog een iets verder gaan te verdedigen. Zoals reeds vermeld,

(5)

'es in-

is) en ius tde iek

lmt

ng,

~en

ige lau ran in ort tld.

de- net aal tau Iele md ere en.

~he

en

!Ïne

tfel de op-

be- en rkt, elfs

de left lits a ge elfs lld,

leveren de overige diensten naast de kapitaaldienst een tekort van 400 millioen gld.

Ook hier dient men echter te splitsen: de gewone dienst geeft een overschot van 450 millioen gld., het landbouwegalisatiefonds - dat men voor deze beschouwin- gen het best met de gewone dienst kan combineren - geeft een tekort van 100 mill. gld. Beide te zamen vertonen dus nog een overschot van 350 mill. gld.

De derde dienst echter - en laatste - de "Buitengewone Dienst I", waaruit de oorlogsschadevergoedingen en de rampschade worden betaald, vertoont· een tekort van ± 750 mill. gld.

Overzien wij, wat in totaal aan oorlogsschade en rampschade nog moet worden betaald, dan levert een onderzoek van de begrotingen het volgende beeld. Per 1 Juli 1953 moest aan oorlogsschade nog worden verrekend ± 2500 mill. gld.

In 1953 zal daarvan nog naar schatting ruim 200 mill. gld. zijn of worden betaald.

Vanaf 1 Januari 1954 rest ons dus nog ± 2300 mill. gld. te voldoen. Aan rampschade moet volgens de begroting ± 400 mill. gld. worden uitgegeven in 1954, waartegenover 170 mill. gld. aan restant Marshall-geld staat. Door de scl1atkist te dragen: 230 mill. gld. in 1954. Zeer matig geschat komt daar voor de jaren 1955 en 1956 nog wel 70 mill. gld. bij - en ik rond dus af op 300 mill. gld.

In de millioenennota is verder aangekondigd, dat men verwacht 200 mill. gld. te zullen moeten betalen op grond van het rapport van de "Commissie Achter- stal1ge Betalingen", (schade door Japanse krijgsgevangenschap). Ik kom dus in totaal tot ± 2800 mill. gld.

De. termijn, waarbinnen deze schuld budgetair moet worden gedragen (daarbij kan in 1954 meer worden uitgegeven en in latere jaren minder) zal naar mijn mening niet langer gesteld mogen worden dan vijf jaar, hetgeen betekent, dat - terwijl wij ons ingesteld hadden op een oorlogsschadebetaling van 500 mill. gld.

per jaar, door de ramp en de "achterstallige betalingen" er 100 mill. gld. per jaar bij moet. De termijn van vijf jaar acht ik van grote betekenis, omdat in die tijd de grote plannen voor de eventuele afsluiting van de Zeeuwse zeegaten gereed kunnen komen, en het land dan voor belangrijke nieuwe beslissingen staat. Het nemen daarvan moet niet worden gehinderd doordat wij nog grote schulden hebben. En - ander argument - wij moeten zo langzaam aan de oorlogsschuld- periode afsluiten. Het voorgaande houdt in, dat op de "Buitengewone Dienst I"

voor vijf jaar een deficit van 600 mill. gld. kan worden aanvaard. Vo01r het bedrag, dat in 1954 het deficit de 600 mill. gld. overschrijdt - dus voor 150 mill. gld. - mag naar mijn mening worden geleend - indien men ook in de vol- gende jaren 600 mill. gld., mede door afbetaling van die lening - als deficit opvoert.

Bij een lenen van het totale bedrag van het tekort van de kapitaaldienst en van ± 150 mill. gld. voor de Buitengewone Dienst I, zou het totale begrotings- tekort ::!: 750 mill. gld. hebben bedragen. Het is ± 1000 mill. gld. geworden, dus 250 mill. gld. hoger. Ik acht dus voor dit - overigens niet geringe! - bedrag budgetair een vraagteken op zijn plaats.

In de millioenennota gaat de minister ook in op de monetaire gevolgen van de begroting. Door een verschuiving van inkomsten en uitgaven is nl. het

(6)

budgetair tekort niet gelijk aan het kastekort, dat op enigerleiwijze gefinancierd moet worden. Al wil ik opmerken, dat bij een normaal voortschrijdend beheer het verschil betrekkelijk gering blijft. Zelfs voor 1954 is het onderscheid tussen budgetair en kastekort niet groot. De minister schat nl. in het gunstigste geval een kastekort van 800 mill. gld., in het ongunstigste geval een van 1100 mill. gld.

Het budgetair tekort ligt daar juist tussen in.

Volgt men de millioenennota verder in haar redenering ten aanzien van de monetaire (eventueel deflatoire of inflatoire) aspecten, dan wordt uiteengezet, dat de regering meent, dat - ongunstige gebeurtenissen voorbehouden, zoals de extra-voorraadvorming na Korea - ongeveer 800 mill. gld. via de kapitaalmarkt voor de rijksoverheid ter beschikking kan worden gesteld. In het voor het kastekort gunstige geval is er dus geen deflatoire of inflatoire werking, doch juist evenwicht, en in het voor het kastekort ongunstige geval zal er een inflatoir effect van

± 300 mill. gld. ontstaan. De regering ziet dat zelf als een risico, doch acht het te aanvaarden.

Nu ligt een bedrag van 300 mill. gld. meer of minder in circulatie zodanig binnen de normale schommelingen, welke optreden, dat inderdaad op zich zelf genomen uitbreiding van de circulatie met dit bedrag geen bijzondere storing teweeg behoeft te brengen. Althans niet, wanneer dezelfde situatie na 1954 niet opnieuw zou optreden. Want anders ontstaat een cumulatief effect, dat toch zijn uitv,rerking niet zal missen.

En hiermede nader ik het conjuncturele aspect. Laat mij dadelijk en duidelijk vooropstellen, dat, wanneer ik bij het overwegen van maatregelen in een con- junctuursituatie, die niet geheel duidelijk is, moet kiezen voor een politiek die een inflatoir effect kan veroorzaken of een, die tot deflatie aanleiding kan geven, ik zonder omwegen de eerste politiek kies. En wel om de zeer eenvoudige reden, dat de regering wel beschikt over een arsenaal van wapenen - die meermalen zijn gehanteerd en op hun effect onderzocht - om een geringe inflatie te beheersen, maar dat de beschikbare methoden om een deflatie te keren, veel minder direct effectief zijn. En naast deze methodologische overweging stel ik een andere: een (geringe) inflatie heeft een overspanning van de arbeidsmarkt ten gevolge - wat een gevaar kan zijn, maar óók kan leiden tot groter efficiency in de bedrijven - terwijl een deflatie direct leidt tot werkloosheid van enige tienduizenden arbeiders méér dan "normaal".

Dit echter vooropgesteld zijnde, zijn toch zorgen ten aanzien van de conjunctuur- ontwikkeling, zoals deze op grond van deze begroting kan worden, niet ongegrond. Ik kreeg soms bij het lezen de indruk, dat de cijfers waren opgezet in de eerste maanden van het jaar - toen een bevordering van de werkgelegenheid nog een eerste plicht was - en dat de tekst al vanuit een andere conjunctuursituatie, met minder werkloosheid, was geschreven. Die tekst is nl. optimistisch in de verwachtingen. Doch - zijn deze gegrond, dan is 1954 een jaar van, relatieve, hoogconjunctuur. Daarbij behoren hoge belastingen om een te sterke aanwakkering te voorkomen. De belastingverlaging past daar dus niet op. Zij zou wel passen in de conjunctuursituatie van eind 1952, begin 1953.

566

(7)

rd er

de

~t,

lis kt

Irt lt, m ht ig rlf Ig et jn

jk

11-

ie 11, 11,

te el Ik ct iY

; e

d

,e ,

"

g n

'... , l" r _ _ _ _

Nu weet ik dat, zolang de schommelingen binnen bescheiden perken blijven, de Nederlandse economie niet zo gauw uit haar voegen raakt. Maar internationale hausse-verschijnselen, met' een vergroten van voorraadvorming en activiteit zullen de kapitaalmarkt belasten, en daardoor de geldruimte voor de noodzakelijke leningpolitiek niet laten. Een hausse in het particuliere bedrijfsleven wordt daar- door inflatoir versterkt, waardoor wel gevaren kunnen optreden, die bij een iets minder milde belastingpolitiek veel minder zich zouden doen gelden.

En het tegengestelde geval - een deflationnaire tendens in het particuliere bedrijfsleven? In eerste instantie kan daartegen deze begroting wel helpen. Doch als zulk een deflatie dieper wordt en dáártegen - als één der tegenwerkende middelen, in de conjunctuurtheorie algemeen aanvaard - belastingverlaging ge- boden zou zijn.... Dan zal het grote gat in de begroting de regering doen aarzelen om het geëigende middel toe te passen, vooral omdat dit gat door steunuitkeringen e.d. reeds veel groter wordt ....

Conjunctureel is dus de begroting hanteerbaar bij niet te grote afwijkingen, maar bij sterke schommelingen, hetzij naar boven, hetzij naar beneden, zullen moeilijkheden niet uitblijven.

Er is ten slotte nog het structurele effect van de begroting. Ten deze is mijn oordeel aanmerkelijk' gunstiger en, wanneer men dit structurele zwaar laat wegen, mag het opwegen tegen de gegeven nadelen van budgetaire en con- juncturele aard en de risico's van het monetaire evenwicht.

Structureel draagt deze begroting n1. het karakter, dat bij een op expansie gerichte economie behoort. De verlaging van belastingen op het bedrijfsleven en op het inkomen kan (al is men hiervan niet zeker) tot verhoogde inspanning leiden, tot opvoering van de persoonlijke prestatie en van de bedrijfsefficiency.

Deze beide elementen zijn van essentiële betekenis. Indien wij er inderdaad in slagen te komen tot een volledige werkgelegenheid (en tot een integratie van Europal) staat of valt de mogelijkheid tot verhoging van het gemiddelde levenspeil met de ontwikkeling van de productiviteit.

De samenhang van de vraagstukken van volledige werkgelegenheid en produc- tiviteit ben ik mij nog meer dan voorheen bewust geworden door de discussie op het Congres van de Britse Arbeiderspartij te Margate. Ook op dit Congres werd de noodzaak om de productiviteit te verhogen uitdrukkelijk aan de orde gesteld, en een deel van de beraadslagingen omtrent het al of niet wenselijke van bepaalde nationalisaties liep over de kwestie óf door zulk een overdracht van eigendom de productiviteit zou kunnen worden gediend.

Het is geen toeval, dat thans in de socialistische beweging het productiviteits- vraagstuk als een structuurvraagstuk wordt gezien en gesteld, waarbij men dan moet doordringen tot het hart van de onderneming: de efficiency der bedrijfs- leiding zelfl Men mag de politiek van de volledige werkgelegenheid beschouwen als de zware hoeksteen van een sociale politiek, die met arbeidswetgeving, en de maatregelen bij ziekte, invaliditeit en ouderdom direct tezamen hangt, omdat de volledige werkgelegenheid de basis vormt voor de normale existentie, in welke men zijn inkomen zelf verwerft, terwijl de overige wetten en maatregelen de koopkracht 567

(8)

moeten behoeden voor al te grote teruggang bij een niet of niet meer kunnen ver- werven van arbeidsinkomen.

In de mate echter waarin een politiek van volledige werkgelegenheid succes heeft, in dezelfde mate echter dringt zich het probleem der efficiency naar voren.

Van de maatschappij en van de arbeider uit dus. Het is in dit opzicht wonderlijk tegengesteld aan de gang van zaken in een normale onderneming. Daar zal men, bij een gegeven bezetting - verondersteld, dat men het geven van ontslagen als een slecht middel beschouwt -, eerst trachten de efficiency bij de bestaande bedrijfsbezetting zo hoog mogelijk op te voeren, om daarna over te gaan tot uit __

breiding. Bij een maatschappijstructum, die volledige werkgelegenheid waarborgt, ontmoeten gemeenschap als geheel, de arbeidersorganisaties, en de onderneming elkaar dus vrij automatisch op het gebied van de belangstelling voor de producti- viteit. In Zweden, in Engeland, in de Ver. Staten, om slechts enkele voorbeelden te noemen naast ons eigen land, is dit proces in volle ontwikkeling. Behalve de sociale structum van de onderneming, en behalve de algemene economische plaats van de bedrijfstak, wordt daardoor dus nu ook de interne structum van het werk en de doelmatigheid ervan binnen de gezichtskring van de arbeidersorganisaties getrokken.

Het bedrijfsleven heeft geroepen om belastingverlaging. Het motief daarvoor was niet de vergroting van de winst op zichzelf, maar de vergroting van de winst terwille van de investeringen en de uitbreiding van de werkgelegenheid. Het komt mij voor, dat deze motivering consequenties heeft, die niet altijd zijn voorzien ....

En daarmee kom ik terug tot de begroting.

Structmeel kán misschien op dit ogenblik de belastingverlaging een stimulerend effect hebben. Wil men dit bereiken, dan is inderdaad een relatief grote verlaging nodig. Tien keer een beetje haalt dan niets uit, één keer een grote portie wel.

Toen Lieftinck kwam, behoorde er moed toe het Nederlandse volk de lasten der noodzakelijke sanering op te leggen. Lieftinck moest daarbij speculeren op de bereidheid van de burgers die noodzaak te accepteren. De bereidheid van burger en bedrijfsleven om een belastingverlaging te aanvaarden staat buiten twijfel. De moed in deze begroting is het speculeren op de bereidheid van het Nederlandse volk tot grotere economische inspanning.

Moge het in de loop van 1954 blijken, dat ook deze moed wordt beloond.

(9)

:r-

es n .

.ik

11,

LIs :Ie it-

~t,

:Ie ts rk es or

,et d.

W. BANNING

PERSPOLEMIEK OVER EEN DISCUSSIE

W

ij hebben in een viertal afleveringen van

s.

en D. verslag gebracht van een aantal gesprekken, door partijgenoten gevoerd, over een paar nogal belangrijke vraagpunten in onze socialistische beweging. Onze lezers zullen zich herinneren, dat deze gesprekken voortzetting waren van een twaalftal artikelen van verschillende schrijvers in de vorige jaargang; met elkaar vormen artikelen en gesprekken een onderdeel van ons redactie-beleid, dat er op gericht is bepaalde bela~grijke, principiële onderwerpen aan de orde te stellen in de beweging, opdat wij niet in de actualiteiten verstrikt raken. Ik acht het niet op mijn weg te liggen, de verslagen van deze laatste gesprekken te critiseren; ik volsta met te zeggen, dat niemand onzer ontoegankelijk zou zijn ook voor de scherpste kritiek - mits die uitgaat van wezenlijk begrip. Een nog al eenvoudige en vanzelf- sprekende eis, zou men zo zeggen. Het blijkt intussen, dat een bepaald soort poli- tieke journalistiek aan deze eis niet kan vold~en.

Enkele bladen van r.k. en a.r. richting hebben onze gesprekken gelezen, en daar- aan kritische beschouwingen gewijd. Op een enkele opmerking ga ik graag nader in .... eerlijk gezegd in een stemming van vertederde verdraagzaamheid bij het aanschouwen van zoveel goede wU en bezorgdheid (verbonden overigens met enig onbegrip) bij schrijvers, die voorlichting geven aan partijen, met wie het de P.v.d.A. de traditionele eer en vreugde is, in één Regering te zitten. Wat is n.l. de oorzaak van hun zorg? VoornameliLk drie dingen: 1. de vooraanstaande socialisten, die de gesprekken voerden, blijken niet meer te weten wat socialisme is; 2. zij zijn het onderling grondig oneens (behalve dan dat zij het eens zijn in het zo even ge- noemde niet-weten); 3. hun toekomstbeeld en streven blijft gericht op het aardse, en dus voor een Christen onvoldoende. Dat daaruit dan de conclusie wordt getrokken, die overigens van tevoren vaststond: "het is voor een Christen in de P.v.d.A. niets gedaan" spreekt vanzelf en zal mijn irenische stemming niet verstoren.

Het merkwaardige is nu, dat de drie zoëven opgesomde punten volkomen juist zijn, al zouden wij het eerste wellicht wat anders formuleren; maar blijkbaar is geen onzer bezorgde critici op de vraag gekomen: waarom blijven die kerels dan tóch bij elkaar, en waarom noemen zij zich tóch socialist? Het stellen van deze vraag n.l. zou de weg tot enig dieper begrip hebben kunnen openen, terwijl wat de heren nu tegen ons inbrengen, alleen wat gescharrel aan de oppervlakte en wat onbelangrijk gespeldeprik is. Wij hebben een ogenblik de vraag overwogen: zouden wij nog één gesprek toevoegen over de vraag: waarom blijven wij allen tóch in de P.v.d.A.? Wij hebben echter aan een behandeling van het vanzelfsprekende geen 569

(10)

behoefte, en gunnen onze politieke tegenstanders en coalitiegenoten gaarne het ge- noegen, om zich over onze meningsverschillen te vermaken. Zonder mij te willen opwerpen als spreker namens alle gesprekspartners, maak ik toch twee op~

merkingen. Ten eerste: waar zouden wij - die dan géén van allen het met de an- deren volkomen eens zijn, maar stuk voor stuk drommels goed weten wat wij willen - politiek terecht moeten komen, als wij de P.v.d.A. verlieten? De Kadt bij de V.V.D., Buskes bij de A.R., Van Lier bij de K.V.P. en Schermerhorn bij de nieuwe Vrijz. Dem.? Het is alles even .... komisch. Men begrijpe goed: voor géén van ons is de P.v.d.A. een heilig huis; maar een weg terug is uitgesloten. Ten tweede: de grote sociale en geestelijke emancipatiestrijd der arbeiders moge in de loop van drie kwart eeuw veranderd zijn naar vorm en methode, wie iets begrepen heeft, ook met zijn hart, van de zedelijke noodzaak en de bittere hardheid van deze rechtsstrijd, verlaat de P.v.d.A. niet .... tenzij hij genoegen zou nemen met politiek op dood spoor te komen.

Intussen: niet om deze door onze tegenstanders vergeten waarheid nog eens op te halen, schrijf ik dit artikeltje. Er zijn een paar andere dingen van meer betekenis.

Zo'n polemiekje, als zich nu om onze gesprekken ontwikkeld heeft, is eigenlijk be- klemmend om zijn geborneerdheid. Uit den treure wordt betoogd - door econo- men, sociologen, historici en anderen - dat de wereldverhoudingen in en door de tweede wereldoorlog grondig zijn veranderd, en dat de structuur van de maat- schappij zich in snel tempo radicaal wijzigt; de harde, bittere, dreigende feiten roepen het toe aan wie oren heeft om te horen. Wat wonder, dat begrippen als kapitalisme, klasse en klassenstrijd, arbeider, socialisme - begrippen in de verhou- dingen van de vorige eeuw ontstaan en toen met een bepaalde inhoud gevuld -, mee in de smeltkroes zijn geworpen, en dat gespannen en gewetensvolle nieuwe bezinning en heroriëntering eenvoudig levensnoodzaak is. Datzelfde geldt ook voor voor zedelijke begrippen als vrijheid, gerechtigheid, democratie. Bovendien: de hele wereld is in gisting, - een proces, onvermijdelijk doordat het industrialisme de oude culturen doorbreekt, en verhaast door de opstand der gekleurde rassen. In O.-Azië, en aanstonds ook in Afrika ontstaan bewegingen, die zich ook socialistisch of communistisch noemen, en waarin een complex van motieven tot uitdrukking komt. Ons socialisme is naar zijn oorsprong geworteld in de Westerse cultuur- traditie; dat van India, Indonesië enz. zal anders zijn en toch socialisme heten, vooral om de zedelijke idee, die het hart van alle socialisme is. Het spreekt naar mijn mening vanzelf, dat een levenskrachtige beweging als het socialisme, in een tijd van radicale structuurverandering èn in een tijd van wereldverbondenheid en wereldconflicten, zich ook radicaal moet bezinnen, en de moed moet hebben om onhoudbare meningen en begrippen te herzien of af te danken. Zeker, dan zullen bepaalde naturen daarover honen en zichzelf daarbij als "principieel" op de borst slaan. Wij kennen dat uit onze eigen geschiedenis. Dezer dagen heeft Bertus Schaper ons een prachtboek geschonken over Albert Thomas - men leze daarin na, hoe mannen als

J

aurès, Thomas e.a. beschuldigd zijn van verraad aan het socialis- me, omdat zij ideologische ballast overboord durfden zetten, en de tactiek radicaal durfden wijzigen. . .. omdat de maatschappij veranderde. Ik herinner aan de felle verwijten van anarchisten eerst, dogmatische Marxisten later, in ons eigen land. Ik

570

(11)

beweer, dat de maatschappelijke veranderingen thans heel wat dieper ingrijpen dan die van ± 1900, en dat radicale bezinning nodiger is dan ooit - waarbij eer- lijkheid èn trouw aan de zaak de noodzakelijke voorwaarden zijn. Laat men ons thans gerust verwijten, dat wij van mening verschillen over "socialisatie" - het is noodzakelijk, dat wij van dit begrip geen dogma maken. Meent iemand in ernst, dat een vasthouden aan de idee van privaateigendom der productiemiddelen, hoe ook "principieel" gefundeerd, nog reëel is? Kijk naar de feiten, en word wijs ....

d.w.z. begin dan óók aan een herziening van geliefde ideeën, en durf ballast als ballast behandelen. De kritiek op onze z.g. tegenstTijdigheden en meningsverschil- len zou heel wat vruchtbaarder zijn, wanneer men zelf in eigen kring óók vocht om heroriëntering, nu de wereld daartoe dwingt.

Een tweede opmerking. Wij beroemen er ons op, een democratische beweging te zijn. D.w.z. in dit verband: wanneer in een periode van radicale gisting van verhoudingen en ideeën bezinning op inhouden van begrippen en beginselen nodig is, dan is het onze plicht in deze arbeid, eventueel strijd, een zo groot mogelijk aan- tal partijgenoten, zelfs buitenstaanders, te betrekken. Deze ideeënstrijd voeren wij gerust in het openbaar - ten eerste omdat zij in goede kameraadschap wordt ge- voerd (wij kennen dat ook wel anders!), ten tweede omdat hij nodig is voor de geestelijke en politiek bewustmaking der beweging. Mij behoeft ons daarover geen compliment te maken, zoals een r.k. schrijver deed - wij zouden n.l. onze eerste democratische plicht verloóchenen. indien wij anders deden. Nu vraag ik in volle ernst, misschien met een scheutje teleurstelling gemengd, of ons hele Nederlandse volk deze democratische plichtsbetrachting niet nodig heeft. D.w.z. of de pers van àndere politieke partijen hun polemiek met onze gesprekken niet wat meer moest laten beheersen door het besef, dat wij ·op onze wijze en met onze problematiek, bezig zijn met een stuk democratie, dat ook hèn ter harte gaat. Ik denk hierbij aan de opmerking, dat ons toekomstbeeld kennelijk gericht blijft op het aardse - met de daaraan verbonden "christelijke" conclusie. Meent iemand in ernst, dat een politieke partij ooit met andere dingen bezig is dan aardse? Een dergelijke op- merking illustreert nog eens weer, dat wij tot een behoorlijke discussie in Neder- land niet in staat zijn - tot schade voor de democratie, waarvoor wij gezamenlijk verantwoordelijk zijn.

I

(12)

W. VERKADE

DE "SOZIALDEMOKRATISCHE PARTEl DEUTSCHLANDS', '

S.P.D.-kemen in het verzet

Wij weten ondanks een aantal goede en minder goede boeken 1), nog maar zeer weinig van het verzet in Duitsland tegen Hitlers regime, buiten de kerkstrijd en die ene spectaculaire gebeurtenis van de aanslag der 20ste

Juli

1944 en de daaraan verbonden mislukte staatsgreep. Over het gebeuren na 1933, waarvan wij de laatste duidelijke levenstekenen van de S.P.D. als zodanig nog in ons vorig artikel ver- meld hebben, vallen de donkere schaduwen van censuur en terreur, waarin nijvere geschiedschrijvers op enkele sprekende punten even een schijnwerper kunnen richten, maar de rest in spookachtig vage vormen moeten laten, naar welker bete- kenis en omvang wij moeten blijven raden.

Het is bekend, dat vele strijdbare socialisten, met name leden van de "Reichs- banner", het met de communisten reeds dadelijk moesten ontgelden in "Schutz- haft" en concentratiekampen of eenvoudigweg doordat zij eens flink door een groep ruwe S.A.-lieden werden afgeranseld. Maar deze maab'egelen, hoe massaal ook, betroffen natuurlijk niet het volle getal van het ruim millioen leden der S.P.D. Wij weten ook iets van een aantal "bureaucraten der politiek", die voor hun verkeerd begrepen ideeën van legaliteit en fatsoen "beloond" werden met zeer redelijke pensioenen en wachtgelden; wij herinneren ons ook hoe de nazi's bij hun eerste 1 Mei-viering de schijn poogden te wekken, dat belangrijke delen van de socialistische vakbeweging - n.b. vlak vóór de definitieve gelijkschakeling aller georganiseerden in het "Arbeitsfront" - achter hen en hun sociale politiek stonden.

Wij kennen ook verhalen van socialistische vrijdenkers, die tot vurige aanhangers van de "Belijdenis-kerk" werden, daar zij oog kregen voor de betekenis van een levende kerk, toen deze Gideonsbende het geestelijk offensief tegen de totale staat opende; en van de vakbondsleiders, die door anti-nationaal-socialistische onderne- mers plaatsen aangeboden kregen in hun personeels- en sociale afdelingen, om inmenging door ondeskundige "vertrouwenslieden" van het "Arbeitsfront" zoveel mo- gelijk tegen te gaan en de reële belangen der werknemers beter te behartigen. Velen onzer hoorden ook nog wel eens van vriendenkringen, die de oude idealen levend hielden en graag contact hielden met hen van elders - of zelfs uit het buitenland - bezoekende geestverwanten, maar waarvan niet veel meer uitging. Het is ook niet onbekend, dat uitgesproken nazifiguren zich niet gaarne ondergronds in de mijnen waagden en in de fabrieken duchtig moesten oppassen, dat er niet "toevallig"

een steen of werktuig op hen neerviel.

(13)

I \ f _ _ ~

Wij kennen natuurlijk ook andere verhalen: over mensen zo gedeukt door lange werkloosheid, dat de bewapeningsopleving, die hun weer werk bracht, hen volledig voor "de nieuwe orde" wist te win- nen; of over de spaarbank- boekjes, die door de con- sumptiebeperkingen der ja- ren 1934-'39 en later zo opgelopen waren, dat een verloren oorlog een groot persoonlijk risico en verzet of sabotage tot een aanval op dat spaarkapitaaltje werd, dat door prompte melding bij politie of partij-spion af-

geweerd moest worde!).

Maar wij kennen van deze Februari 1933 - Het begin der duisternis uiteenlopende groepen noch verhoudingsgetallen, noch absolute cijfers, noch namen.

Van de enkele hel-verlichte plekken uit deze duisternis noemden wij in het vorige artikel reeds Julius Leber, die bij welslagen van de 20 Juli-aanslag (of indien hij op andere wijze in leven ware gebleven) zulk een belangrijke rol in een nieuwe demo- cratische opbouw zou hebben gespeeld. Maar hij was niet de enige: minstens even belangrijk was Wilhelm Leuschner, oud-minister van Binnenlandse Zaken van Hessen en sedert 1932 voorzitter van de socialistische vakbeweging en voorbestemd tot vice-kanselier onder Goerdeler in Juli 1944. Na twee jaar concentratie-kamp wist hij zich een goed bestaan te verschaffen door oprichting van een kleine fabriek van tap- kranen, een bijzonder type die een uitvinding waren van een andere vakverenigings- leider 2). Leuschner bezat de gave in zeer uiteenlopende kringen verb·ouwen te wek- 1) Een zeer goed overzicht geeft Hans Rothfels "The German Opposition to Hitier (Himis- dale, IlIinois 1948, uitgebreider Duitse drukken Krefeld~ 1949 en 1951), dl I van het collectieve werk onder redactie van A. Almond: "The struggle for democracy in Germany"

(Univ. of North Carolina, 1949). Zeer goed, zij het wat ouder en daardoor minder vol- ledig: R. Pech el "Deutscher Widerstand" (Erlsbach/Zürich, 1947) en Allan W. Dulles

"Germany's Underground" (New York, 1947). Belangrijk voor de politieke denkbeelden in het verzet: Th. Steltzer "Vom deutschen Politik (1949); idem speciaal voor S.P.D.- kringen: H. Brill "Gegen den Strom" (1946). Belangrijk voor bepaalde aspecten: U. von Hassel "Vom anderen Deutschland" (Zürich, 1946), F. von Schlabrendorf "Offiziere gegen Hitier" (Zürich, 1946), E. Henk "Die Tragödie des 20 Juli 1944" (Heidelberg, 1946), "A Gerrnan of the Resistance, the last letters of Count Helmuth James von Moltke" (Londen 1947), "Weiszbuch der Deutsche Opposition" (Vorstand S.P.D. London, 1946), Eenzijdig en bevooroordeeld: M. Mourin "Les complots contre Hitler" (Payot, 1948), H. B. Gisevius

"To the bitter End" (Boston 1947).

2) Vgl Rothfels, a.w. blz. 113, 114, 120, 162.

573

/

(14)

.J

ken; hij was bijv. een persoonlijke vTiend van de "rode generaal" Von Hammerstein 11) en stond in nauw contact met de generale staf-leden Beck en Olbricht, die van 1933 tot 1944 toe tot de hardnekkigste kern van verzet in het militaire apparaat hebben behoord. De laatste verzorgde Leuschner zijn "handelsreizigers" (die de vakvereni- gingscontacten in stand hielden) van de nodige papieren, die hun activiteiten dekten 4). Ook Leber had uit zijn officierstijd in en na de eerste wereldoorlog vrij goede contacten in de militaire wereld en had als kolenhandelaar in Berlijn zich na vier en een half jaar concentratiekamp ook een mogelijkheid van een zelfstandig bestaan met vele onopvallende contact-mogelijkheden geschapen 5). In 1943 werd hij de opvolger van dr Carlo Mierendorf, vroeger Rijksdagafgevaardigde voor Hessen, die grote intellectuele gaven met die van een geboren volksleider ver- enigde en tot dat jaar, toen hij bij een luchtaanval op Leipzig omkwam, als de aan- gewezen socialistische leider werd beschouwd 5), in de kring om Goerdeler en in de

"Kreisauer Kreis" om Von Moltke, die de "brain trust" was voor de sociale en politieke opbouw, die de afbraak van Hitler zou moeten aflossen. Voorts behoorden tot deze kring nog dr Theo Haubach, de ex-hoofdredacteur van de "Hamburger Echo", de politie-officier Gustav Dahrendorf, staatsraad Schwamb en de sociale paedagoog prof. Reichwein, die ook alle bij een ommekeer op belangrijke sleutel- posities zouden komen 6).

Het kan enige verbazing wekken, dat de politieke contacten van deze sociaal- democraten in een zo verschillende richting liepen als die der S.P.D.-uitgeweke- nen. Toch is dit wel verklaarbaar. In ballingschap ging in de eerste plaats het partijbestuur, welks verstarring de vorige maal geschilderd werd en wier leden dus geneigd waren het nationaal-socialisme niet uit psychologische oorzaken te ver- klaren, maar uit sociaal-economische (geheel volgens de marxistische doctrine) en daarin dus in gelijke richting dachten als de communisten, wier voornaamste emi- grantenleider, Willy Münzenberg, ook niet bepaald horig was aan Moskou 7). Bij gebrek aan mogelijkheden tot daden of machtsvorming lag bovendien een overwicht bij de ideologische aantrekkingskracht voor de hand; bij de ondersteuning van brodeloze emigranten speelden voorts de communisten een grote rol, die in ruil voor deze activiteit geestelijke volgzaamheid eisten. Voorzover de socialistische leiders dus met "massa" uit Duitsland in contact kwamen, waren zij dus sterk geneigd tot een proletarisch eenheidsfront, waar nog bij kwam, dat het emigranten- centrum Parijs in die tijd ook in het teken van het "Volksfront" stond.

3) Von Hammerstein-Equord dankt deze naam waarschijnlijk reeds aan zijn verzet tegen de Kapp-Putsch; wel was hij een schoonzoon van Von Lüttwitz, maar dat verhin- derde hem niet deze aan te kondigen, dat, wanneer hij zich ooit weer in Berlijn vertonen

zou, hij (H.) hem persoonlijk neer zou schieten. H. kreeg na de 20ste Juli gelegenheid zelfmoord te plegen.

4) Vgl. Rothfels, a.w. blz. 113.

5) Vgl. Rothfels, a.w. blz. 116 en "Ein Mann geht seinen Weg, Schriften, Reden und Briefe von Julius Leber", (Mosaik-Verlag, Berlin-Frankfort, 1952), blz. 277 v.

6) Vgl. Rothfels a.w., blz. 115-117.

7) Vgl. Ruth Fischer "StaHn und der deutsche Konununismus" (Frankfort, z.j.) en L. Bergsträsser, "Gescbichte der politischen Parteien in Deutschland" (7e dr., München.

1952) blz. 260-262.

574

(15)

I ' . , - - - - .

Binnen Duitsland kwam het vooral op karakters aan, was samenwerking met de enige groep die over machtsmiddelen beschikte, het leger en de vloot, onontbeerlijk;

en, al aanvaardde men tegen Hitler iedere bondgenoot en sloot men communisten dus niet bij voorbaat uit, het bleek al spoedig uit de practijk, dat de door Moskou reeds jarenlang bevorderde samenwerking tussen Rijksweer en Rode Leger allerlei contacten had bevorderd in de spionnage-sfeer, die in de politieke strijd van communisten naar allesbehalve principiële tegenstanders van het "Derde Rijk"

liepen 8). Voorts had men er buiten Duitsland weinig begrip van, hoe snel allerlei ideologische voorlopers van het nationaal-socialisme uit "völkische", jong-conser- vatieve en nationaal-revolutionnaire kringen teleurgesteld bleken in wat de nazi's van de "nationale Erhebung" maakten en hoe hun beste elementen met hun practijk van illegaliteit ("zwarte Rijksweer" e.d.) in en buiten de weermacht uiterst waardevolle elementen in het verzet bleken 9). Evenmin konden de doctrinaire marxisten moeilijk begrijpen, hoe de strijd met een schijnreligie als het nationaal- socialisme ook juist bezinning op het wezen van het Christendom en het wezen van de mens met zich brengt, die alle aanleiding geeft tot een toenadering tussen kerkelijke en on-kerkelijke kringen; ook wanneer deze zover uiteen lagen als in Duitsland het geval was. De nieuwe scheidslijn tussen de betrouwbare tegenstan- ders van het nazi dom en slappelingen en carrière-makers liep dwars door de oude

scheidslijnen heen. Begrijpelijk is het daarbij ook, dat vele oude tegenstellingen tussen moderne en christelijke of neutrale vakbeweging wegvielen en Leuschner en Böckler uitstekend met Jakob Kaiser en Bernhard Letterhaus van de chistelijke of Haberman van de rechtsgeoriënteerde kantoorbedienden-vakbonden konden samenwerken en voor de toekomst een eenheidsvakcentrale onder ogen zagen 10).

Het was opmerkelijk hoe vele oorspronkelijk conservatieve persoonlijkheden in deze top van het verzet bereid waren op de politieke denkbeelden van de sociaal- democraten in hun midden in te gaan: en de economische liberale denkbeelden van een Goerdeler vonden gelijkelijk verzet bij leden van de hoge adel als Von Trott zu Solz, Moltke, Schulenberg en zelfs Von Hassel als bij de protestantse theoloog Gerstenmeier en bij de socialisten. Maar ook bij dergelijke spanningen over de toe- komstplannen was de band van vertrouwen en wederzijdse achting voor elkanders overtuiging in deze "bond van broeders" 11) te groot dan dat zij tot scheiding zouden kunnen leiden; daarvoor stond ook een afwezigheid van persoonlijke ambities en de allengs gegroeide overeenstemming in diepere fundering borg 12).

Wat dit nu alleen maar een kring intelligente mensen, die dicht bij de militaire samenzweerders stonden, of waren zij ook werkelijk representatief voor brede kringen in het Duitse volk? Velen hebben zich het hoofd gebroken over een vraag die met nauwkeurige cijfers nooit te bewijzen valt. Maar het kan toch wel aange-

8) Vgl. Ruth Fischer, a.w., Bergsträsser, a.w., blz. 260, Leber a.w., blz. 287.

9) Vgl. voor deze ondergroeperingen in de rechtse kring: A. Mohler "Die Konservative Revolution in Deutschland 1918-1932" (diss. Bazel, uitg. Stuttgart 1950). Voor hun rol in het verzet: vgl. Rothfels, a.w., blz. 136, 137, en Schlaberndorf, a.w.

10) Vgl. Rothfels, a.w., blz. 114, 115, Bergsträsser, a.W.

11) Van Hassel, blz. 338.

12) Vgl. Rothfels, a.w., blz. 118.

575

(16)

nomen worden, dat achter deze mensen een kring van tien- tot twintigduizend vertrouwenspersonen stond in alle streken van Duitsland, die elk weer door hun houding onder het nationaal-socialistische bewind op een bredere groep van mede- standers zouden kunnen rekenen bij een ineenstorten van het regime 13). Voorts konden de vakverenigingsmensen rekenen op kleine cellen in alle grote bedrijven, die met elkaar ook een 125.000 contact-personen omvatte 14). In een situatie, waar- bij de overgrote meerderheid der mensen naar leiding zou uitkijken, meer dan ge- noeg om een overname van het gezag op te baseren.

Na de capitulatie

De mislukking van de aanslag van de 20ste Juni en het bloedbad aangericht onder hen, die er ook in de verste verte maar iets mede te maken konden hebben, benevens de verliezen onder de tienduizenden die toen - al of niet opnieuw - in de concentratiekampen zijn ondergebracht, ter verwijdering van allen die in grotere of kleinere kring in een democratisch kader leiding konden geven, hebben vooral het leiderscorps van de S.P.D. zwaar gehavend en van zijn beste vertegen- woordigers beroofd. En zij, die over waren gebleven, misten kennelijk leiding:

sommigen wensten af te wachten of uit de samenwerking in het verzet niet een nieuwe partijvorming zou voortkomen a), anderen zochten de breuk in de arbei- dersbeweging, die zoveel tot het aan de macht komen van Hitler had bijgedragen te helen 16), weer anderen wilden eenvoudig de oude vertrouwde organisatie terug.

Daarbij kwamen de nodige invloeden van buiten. De westelijke geallieerden wilden blijkbaar voorlopig geen partij-organisatie op te hoog niveau, maar met de Rus- sische troepen kwamen een aantal K.P.D.-Ieiders mede die kennelijk van plan waren hun stempel op het chaotische na-oorlogse Duitsland te zetten 17).

Was het om dezen de wind uit de zeilen te nemen, dat Grothewohl en Fechner, twee geroutineerde S.P.D.-functionarissen in het eerste politieke centrum Berlijn reeds kort na de capitulatie K.P.D.-Ieiders hadden benaderd om te voorkomen dat door een officiële heroprichting van een van beide of van beide partijen mogelijk- heden van arbe.iders-samenwerking geschaad zouden worden IS)? Of was dit een verkeerd begrepen voortzetting van de lijn van Leuschner's eenheidsvakbeweging, die weer de basis zou moeten vormen voor een soort Labour-partïj 15), waarvan men veronderstelde, dat zij ook in de kringen der Londense S.P.D.-emigratie sympathie zouden vinden? Of waren deze twee reeds toen communistisch geïnfecteerd? Of al- leen maar te ijdel en machtsbelust om niet de eerste de beste kans aan te grijpen?

Hoe het zij, Ulbricht met name had dit aanbod afgewezen op het motief dat de par- tijen eerst leiding moesten geven aan een ideologisch verhelderingsproces,voordat over fusie kon worden gesproken 16), blijkbaar was men nog niet voldoende geconsolideerd om een fusie aan te durven. Dit kwam van K.P.D.-zijde nl. eerst weer aan de orde na een tussenfase, waarin volgens het schema "volkdemocratie" gestreefd werd naar

13) Vgl. E. Henk, a.w., blz. 48-5l.

14) Cijfers van Paul Maerker in de Chr. Science Monitor v. 18-1-'45, blz. 7, geciteerd bij Rothfels a.w., blz. 119.

15) Vgl. Bergsträsser, a.w., blz. 272.

16) Vgl. Bergsträsser, a.w., blz. 267.

(17)

1 ' \ f - _ _ - - - - - -

een gemeenschappelijk program van de vier toegelaten partijen, die zich inmiddels aangemeld hadden: K.P.D., S.P.D., C.D.U. en L.P.D. (Juli '45) 16). Het hiermede beoogde uithollingsproces der andere partijen bleek tegen te vallen. Daarna nam de K.P.D. het initiatief voor een fusie met de S.P.D., waarbij zij gesteund werd door een zeer partijdige Russische censuur en een volkomen onevenredige papier- distributie van het Militair Bestuur 18).

Inmiddels waren echter ook in de Britse zone partijen toegestaan (13 Sept.); in de Amerikaanse werden zij toen nog. slechts op locale basis erkend; in de Franse werd het voorjaar 1946. Hier was Kurt Schumacher - een "Reichsbanner" en

"Eiserne Front"-leider, die ondanks het verlies van een arm in de eerste wereld- oorlog gedurende het volledige nazi-bewind van het ene concentratiekamp naar het andere gesleept was - reeds onmiddellijk na zijn bevrijding actief geworden en had de oude S.P.D.-kern om zich verzameld 10). Reeds op 5 October riep hij in het klooster Wenningen bij Hannover een mterzonale partij-conferentie bijeen, waar naast hem als voornaamste kopstukken Grothewohl en Ollenhauer aanwezig waren;

de eerste als vertegenwoordiger der partij in de Russische zone, de tweede als die van het Londense partijbestuur-m-ballingschap. Grothewohl stelde hier voor, on- middellijk een nieuw partijbestuur te vormen, dat gemachtigd zou zijn met com- munisten over fusie te onderhandelen. Schumacher verzette zich hier fèl tegen en werd gesteund door Ollenhauer; zo slaagde hij er in een definitieve keuze van een partijbestuur te doen uitstellen tot het bijeenkomen van een werkelijk partij- congres, dat 10 Mei '46 in Hannover bijeenkwam 20). Wel werd uitgesproken, dat de S.P.D. bereid was met alle democratische partijen samen te werken, maar elke fusie werd afgewezen. In grote trekken kwam men ook reeds tot een program:

afwijzing van het begrip collectieve schuld, van de agrariserings-plannen van Morgenthau c.s., van de demontages, die werkloosheid zouden veroorzaken, en van het uiteen doen vallen van Duitsland in een losse federatie van afzonderlijke staatjes; voorts verklaarde men zich voor planmatige economische wederopbouw, socialisering van de basis-industrieën, en controle op de banken en andere geld- machten 21). Grothewohl ging echter andere wegen en toonde zich in de Russische zone wel bereid tot besprekingen over fusie zonder machtiging van een congres. Hij liet dan ook met Pieck een uitnodiging voor 19 December uitgaan, waarin zij van beide zijden 30 vertegenwoordigers uitnodigden voor bespreking van mogelijk- heden voor gemeenschappelijk actie. Op deze bijeenkomst stelden de communisten vóór, gezamenlijk een oproep aan hun geestverwanten in de westelijke zones te richten om bij de komende plaatselijke verkiezingen gemeenschappelijke candidaten te stellen. Dit werd door Grothewohl en de zijnen afgewezen op grond van de zeer uiteenlopende situaties in de onderscheiden zones; ook verklaarden zij dat een fusie van beide partijen slechts door congressen van beide partijen op vier-zone- niveau zou kunnen worden besloten; slechts onder deze voorwaarde waren de

17) Vgl. aldaar, blz. 267, 268.

18) V gl. aldaar, blz. 268.

19) Vgl. aldaar, blz. 272.

20) Vgl. A. Grosser, "L'Allemagne de l'occident (1945-1952) Parijs, 1953), blz. 251.

21) Vgl. Bergsträsser, a.w., blz. 273.

577

(18)

sociaal-democraten bereid een voorgesteld "besluit tot het vormen van een eenheid der arbeidersklasse" te tekenen. Deze voorwaarde mocht van de Russische censuur, die toen ook in Berlijn nog almachtig was, niet gepubliceerd worden; evenmin de resoluties van plaatselijk S.P.D.-afdelingen, dat een fusie slechts door een referen- dum onder alle leden besloten zou mogen worden. Daarnaast werden alle leidende functionarissen in de Oostzême, die tegen deze fusie waren door de Russische militaire autoriteiten verhoord, onder druk gezet of erger 22). Kort nadat Berlijn in sectoren was verdeeld, werd daar echter het gewenste referendum gehouden, dat een fusie afwees in de drie westelijke sectoren; in de Sowjet-sector van de stad mocht deze stemming niet gehouden worden. Door terreur wisten de communisten echter toch te bereiken, dat op de conferentie van S.P.D.-gedelegeerden uit de gehele Sowjet-zone eenstemmig tot fusie in een "S(ozialistische) E(inheitspartei) D(eutschlands)" besloten werd (19/20 April) 23).

Op het eerste S.P.D.-congres in Hannover - waar overigens ook uit de Franse zone geen gedelegeerden mochten komen - werden Schumacher en Ollenhauer dus slechts als voorzitter en vice-voorzitter van een alleen in de Westelijke zones bestaande partij gekozen 24). Wel werd zeer spoedig in Berlijn de SPD als onaf- hankelijke partij heropgericht, die bij de enige vrije vier-sectoren-verkiezingen op 20 October 1946 reeds weer 48,7 % d~' stemmen behaalde, tegen 19,8 % op de S.E.D., 22,1 % op de C.D.U. en 9,4 % op de L.P.D.25). Dit is in belangrijke mate te danken aan de geestkracht, waarmee Kurt Schumacher elk afglijden naar de communistische zijde heeft bestreden; en wat het Westen hem ook later te ver- wijten mocht hebben, dit blijkt zijn onvergetelijke verdienste; ook al heeft het gedrag van de Russische soldaten in de eerste bezettingsweken ook nog zoveel tot een communistische ariti-propaganda bijgedragen.

Allengs werd "sociaal-democratisme" ook een van de ergste zonden in de S.E.D., die immers van de aanvang af was gegrond op de leninistisch-stalinistische theorie en practijk, geheel en al naar het voorbeeld van de Russische partij en staats- practijk. Wel werd in bet begin nog wel de hand gehouden aan de plechtige belofte, dat op elk niveau vroegere sociaal-democraten en communisten in de partij- organen paritair vertegenwoordigd zouden zijn, maar op den duur werd zij tot een

"partij van het nieuwe type", waarin de sleutel-posities werden ingenomen door in Moskou getrainde oude getrouwen uit de K.P.D.26), die het parool uitgaven:

"Die Schumacherlinge müssen nicht nur moraliscb, sondern auch physisch vernicb- tet werden!"; hetgeen dan ook prompt geschiedde in de opnieuw in gebruik genomen nazi-concentratiekampen.

Wij kunnen daarmede van de Sowjet-zone afscheid nemen - niet van Berlijn - want over illegale arbeid, die nog gaande is, moet men nooit publiceren.

22) Vgl. Bergsträsser, a.w., blz 268, 269.

23) Vgl. aldaar, blz. 269; A. Grosser, a.w., blz. 251, noemt als datum 22 April.

24) Vgl. Grosser, a.w., blz. 251.

25) Vgl. aldaar, blz. 75 en Stephanie Muenke, "Wahlkampf und Machtsverschiebung, Analyse der berliner Wahlen am 3 Dec. 1950", passim.

26) Vgl. "Elections and political parties" (Policy reports secretary, Office of tbe U.S.

High Commissioner for Germany, 1952), blz. 11 col. 2.

578

(19)

De periode van opbouw

In het Westen zelf lag de S.P.D. in den beginne ver aan de kop in de opbouw van het partijwezen: zij kon op oude kernen opbouwen en was het meeste verwant aan de nieuwe eenheids-vakbeweging (D.G.B.) die zes millioen leden wist te verzamelen na 1948; in haar leefde de traditie van een goed-doorgeorganiseerde partij die aan contributie belangrijke offers van haar mensen kan vragen. Zij toonde in haar program en politieke praktijk, dat zij van oude fouten geleerd had;

en de sociale wind die in deze "samenleving in puin" woei, blies haar scheepje in de zeilen. Het laatste woord in de Britse zone sprak voorts een Labour-regering in Londen, al werd haar politiek nu niet altijd zo van harte uitgevoerd door conservatieve beroepssoldaten en oud-kolonialen, die er heel wat in het bezettings- apparaat zaten.

In het eind van 1947 had de partij dan ook reeds 875.000 leden (de C.D.U.

heeft er ook nu nog geen 350.000 en de F.D.P. geen 80.000) en een goed gedisci- plineerd apparaat. Misschien wat al te gedisciplineerd; want het is nogal eens voorgekomen, dat politiek verschil van inzicht met Schumacher, prompt verlies van een bezoldigd partij-ambt of niet-herkiezing in een aan de partij invloed ontleende openbare functie ten gevolge had. En al had de S.P.D. heel wat meer intellectuele en ook een aantal wat meer vermogende leden dan vroeger, deze stoffelijke risico's wogen toch wel heel zwaar in een partij, waarvan in 1949 nog 95% der leden niet meer dan 300 DAvlark per maand verdienden 29).

Toch kan men van een "proletarische partij" niet meer spreken; enerzijds omdat men in ideologie en program nogal wat had laten vallen van het karakter van klasse-partij; anderzijds omdat de partij toch blijkbaar geen aantrekkingskracht wist uit te oefenen op de proletarieërs der na-oorlogs-jaren in de meest letterlijke zin. Dat waren in die hongerjaren nl. niet in de eerste plaats de industrie-arbeiders, voorzover zij hun huisje en meubeltjes nog hadden; want die hadden een vast inkomen, een eigen thuis, meestal bedl'ijfsvoeding en vaak een toeslag op het loon in de vorm van een of ander eigen of met een andere fabriek geruild product, dat

"zwart" soms heel wat meer opbracht dan het loon. Maar het waren vooral de oorlogsverminkten, die geen bijzondere pensioenen mochten hebben (alleen de sociale "steun"); de millioenen verdrevenen van achter de Oder-Neisse, uit het Sudetenland en elders uit Centraal en Oost-Europa, die met hoogstens een bundeltje kleren aangekomen in kazernes en kampen werden ondergebracht; de

"geëvacueerden", wier huis plat gebombardeerd was en niet terug mochten keren;

en de "Spätheiinkehrer", de soldaten die pas na jaren na de capitulatie thuis kwamen, veelal uit de ontberingen van een Russisch gevangenenkamp, vaak ziek en zeker aan hun normale beroep ontwend. Het is opvallend, dat vele dezer mensen begonnen met op C.D.U. te stemmen, om toch maar duidelijk te

27) Vgl. Bergsträsser, a.w., blz. 269.

28) In rede v. Kurt Schumacher op 21 September 1949 in de Bondsdag, O.a. afgedrukt in dr Toni Pippon, "Was jeder van der Bundesregierung wissen muss" (Kevelaer, 1950),

blz. 115.

29) Vgl. Grosser, a.w., blz. 254. Thans verdient een geoefende arbeider in de grote stad vaak reeds 600 Dm per maand en geschoolden nog aarunerkelijk meer.

(20)

demonstreren, dat zij van betere "komaf" waren dan industrie-arbeiders. Dat de S.P.D. tegenover deze houding het roer niet radicaler heeft omgegooid, (of niet heeft kunnen omgooien, zonder haar oude kern af te stoten), heeft haar waar- schijnlijk de kans om de grootste partij te worden bij de eerste Bondsdag- verkiezingen doen verspelen. Toch is door leidende S.P.D.-ers in die eerste jaren, toen men nog sterk onder geallieerde leiding moest werken, op tal van hogere en lagere posten enorm veel gepresteerd in de eerste jaren van gebrek aan alles, ruïnes en chaos; ten noorden van de Main, maar ook in Beieren, was de S.P.D. in vrijwel alle landsregeringen vertegenwoordigd, veelal samen met de C.D.U., waarin toen nog de sociale koers overheerste; men leze er de "Keulener richtlijnen" of het

"Ahlenner program" van die partij nog maar eens op na.

Toch hebben de successen, die de partij op het gebied van de sociale politiek, van de bestuurspractijk en van de benoemingspolitiek wist te boeken niet een overeenkomstige groei van de S.P.D. ten gevolge gehad. Na '47 komt er een keer in de groei van het ledental. Van de 875.000 in dat jaar zijn er een jaar later 30.000 verdwenen; in December '49 zijn er nog 736.000, 688.000 in 1950 en 650.000 in 1952. Voor een deel is dit toe te schrijven aan het hoge sterftecijfer in een partij, waarvan 68% der leden boven de 45 jaar oud zijn 30). En inderdaad, ondanks actieve clubs van "Jungsozialisten" en ondanks een 100.000 georganiseerde

"Falken" en een vakbondsjeugd van 650.00031) maakt de S.P.D. de indruk een

"partij zonder jeugd" te zijn; het staat ook vast dat in 1952 slechts 3% van de leden beneden de 25 jaar oud was 30). Komt dit, omdat de geschoolde industrie- arbeider die de partij al vóór 1933 kende, nog altijd zijn stempel op de partij dI'ukt?

Zeker speelt ook mede, dat de jongere generatie in het algemeen een afkeer van partijpolitiek heeft, in de eerste plaats een geestelijk houvast zoekt (de r.k. en protestantse jeugdorganisaties tellen elk ongeveer 900.000 leden) 31); en dat in een tijd, dat de politieke macht nog geheel en al bij de bezettingsautoriteiten lag, de discussies tussen de partijen vooral over ideologieën uit de periode van de Republiek van Weimar liepen, die toen naar de stand der geesteswetenschappen al verouderd waren en na 1945 een jeugd, die deze wereld eenvoudig niet meer kende, in het gehéél niets meer zeiden,

Geestelijke en politieke heroriëntering

Toch zijn er wel veranderingen bij de S.P.D. in politieke en culturele opvattingen;

men kan bepaald niet zeggen, dat de periode van nazi-heerschappij en oorlog haar onberoerd heeft gelaten. Het is alleen de vraag of wat er in de stemming veranderd is, al zo radicaal zijn uitdrukkingsvorm gevonden heeft, dat het een generatie, die met zijn gedachten in de toekomst leeft, in geestdrift kan brengen. En dat wagen wij voorlopig te betwijfelen.

Maar wat zijn de veranderingen in sfeer en program? In de eerste plaats geneert men zich in de partij allerminst meer voor het nationale sentiment, dat in de tijd van Weirnar tot zulk een aarzelende politiek tegenover de nationalisten

30) Vgl. Crosser, a,w., blz 253.

31) Vgl. aldaar, blz. 196.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De VVD stelt met grote voldoening vast dat het kabinet, ondanks de onvermijdelijke ombuigingen, voor een aantal beleidsonderdelen extra financiële middelen heeft vrijge­ maakt,

het Marineleven is. Maar laten wij uit meer recente tijd een aanhaling geven uit de Telegraaf. Voorlopig zal deze. Dat een mariman altijd verwijderd van· zijn

het oordeel van minister Stikker moest worde'l afgewacht, maar wij hopen, dat het kabinet nu op korte termijn zijn beslissingen zal nemen Klaarheid moet er

What’s On – Talking Trends Stage... What’s On – The Big

De eerste is dat Aboutaleb zelf in april 2005 constateert dat hij wordt bedreigd, maar niet omdat hij zich negatief heeft uitgelaten over de islam.. Uit het interview zou

Dit is ongeveer het bedrag dat mensen met een lichte vorm van incontinentie kwijt zijn aan IA-materialen, en waarvan bekend is dat een groot deel van de doelgroep deze kosten ook

Ferrars Hall werd in juni 2016 doelgericht gebouwd naar hoogwaardige normen en omvat 66 kamers, verdeeld over drie verdiepingen.. Het biedt woon- en gespecialiseerde

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk