www.examen-cd.nl www.havovwo.nl
scheikunde pilot vwo 2015-I
De grondstoffen van stanyl
®1 maximumscore 3
Een juiste berekening kan als volgt zijn weergegeven:
6 2 3 3 1,0 10 4 2,45 10 1,1 10 (m ) 88,16 − × × × ⋅ = ⋅
• berekening van het aantal mol 1,4-butaandiamine in 1,0 ton: 1,0(ton) vermenigvuldigen met 106 (g ton–1) en delen door de molaire massa van
1,4-butaandiamine (bijvoorbeeld via Binas-tabel 99: 88,16 g mol–1) 1
• berekening van het aantal mol H2: het aantal mol 1,4-butaandiamine
vermenigvuldigen met 4 1
• berekening van het aantal m3 H
2: het aantal mol H2 vermenigvuldigen
met het molaire volume van een gas (bijvoorbeeld via Binas-tabel 7:
2,45·10–2 m3 mol–1) 1
Indien in een overigens juist antwoord het aantal m3 waterstof is berekend
met behulp van Vm=2,24·10–2 (m3 mol–1) of met behulp van de molaire
massa van waterstof en de dichtheid van waterstof uit Binas-tabel 12
of 40A 2
2 maximumscore 3
C6H12O + 3 H2O → C6H10O4 + 8 H+ + 8 e–
• links van de pijl C6H12O en rechts van de pijl C6H10O4 1 • links van de pijl H2O en rechts van de pijl H+ en e– 1
• zuurstofbalans en waterstofbalans en ladingsbalans juist 1 Indien het volgende antwoord is gegeven:
C6H12O + 3 H2O + 8 e– → C
6H10O4 + 8 H+ 2
Opmerkingen
− Wanneer in een overigens juist antwoord een evenwichtsteken is
gebruikt in plaats van een reactiepijl, dit goed rekenen.
− Wanneer in een overigens juist antwoord gebruik is gemaakt van
structuurformules, dit goed rekenen.
Vraag Antwoord Scores
-www.examen-cd.nl www.havovwo.nl
scheikunde pilot vwo 2015-I
Vraag Antwoord Scores
3 maximumscore 2 NO3– + 3 H+ + 2e– → HNO 2 + H2O (×4) C6H12O + 3 H2O → C6H10O4 + 8 H+ + 8 e– (×1) C6H12O + 4 NO3– + 4 H+ → C 6H10O4 + 4 HNO2 + H2O
• juiste optelling van beide vergelijkingen van de halfreacties 1
• wegstrepen van H2O en H+ voor en na de pijl 1
Opmerking
Wanneer een onjuist antwoord op vraag 3 het consequente gevolg is van een onjuist antwoord op vraag 2, dit niet opnieuw aanrekenen.
4 maximumscore 3
Een juiste berekening kan als volgt zijn weergegeven:
2 146,14 10 66,97% 82,14 4 34,02+ × × = of 2 146,14 10 66,97% 146,14 4 18,02+ × × =
• berekening van de molaire massa van cyclohexeen (bijvoorbeeld via Binas-tabel 99: 82,14 g mol–1) en hexaandizuur (bijvoorbeeld via
Binas-tabel 99: 146,14 g mol–1) 1
• gebruik van de molaire massa van waterstofperoxide (bijvoorbeeld via Binas-tabel 98: 34,02 g mol–1) en juiste verwerking van de
molverhouding 1
• rest van de berekening 1
of
• berekening van de molaire massa van hexaandizuur (bijvoorbeeld via
Binas-tabel 99: 146,14 g mol–1) 1
• gebruik van de molaire massa van water (bijvoorbeeld via Binas-
tabel 98: 18,02 g mol–1) en juiste verwerking van de molverhouding 1
• rest van de berekening 1
Opmerking
Wanneer in vraag 2 een onjuiste molecuulformule voor hexaandizuur is gebruikt, met als consequent gevolg dat in vraag 4 een onjuiste molaire massa van hexaandizuur wordt gebruikt, dit hier niet aanrekenen.
-www.examen-cd.nl www.havovwo.nl
scheikunde pilot vwo 2015-I
Vraag Antwoord Scores
5 maximumscore 2
Voorbeelden van juiste argumenten zijn (twee van de volgende):
− De atoomefficiëntie (atoomeconomie) van proces 2 is hoger (dus proces 2 verdient de voorkeur).
− In proces 1 wordt salpeterzuur gebruikt. Dit is een sterk zuur / sterke oxidator. Dit is gevaarlijk bij gebruik (dus proces 2 verdient de voorkeur).
− In proces 2 wordt waterstofperoxide gebruikt. Dit levert explosiegevaar als het wordt verhit (dus proces 1 verdient de voorkeur).
− In proces 2 wordt cyclohexeen gebruikt. Cyclohexeen geeft gevaarlijke dampen (dus proces 1 verdient de voorkeur).
− In proces 1 ontstaat NO. Dit geeft gevaarlijke dampen / reageert heftig met brandbare stoffen (dus proces 2 verdient de voorkeur).
− In proces 2 ontstaat alleen water (als afval, dus proces 2 verdient de voorkeur).
per juist argument 1
Opmerking
Wanneer een onjuist antwoord op vraag 5 het consequente gevolg is van een onjuist antwoord op vraag 4, dit niet opnieuw aanrekenen.