Vraag nr. 135 van 30 april 1997
van de heer MARCEL LOGIST
Gemeentelijke ontwerp-cultuurbegroting – A d v i e s cultuurraad
In omzendbrief BA-96/4 van de minister m.b. t . d e gemeentebegrotingen voor 1997, wordt erop gewe-zen dat de gemeentelijke overheden tijdig advies moeten vragen aan de raden voor cultuurbeleid over de aspecten van de ontwerpbegroting die met het cultuurbeleid te maken hebben.
De algemene vergaderingen van de cultuurraad zijn openbaar. Het cijfermateriaal kan dus in de algemene vergadering worden bekendgemaakt nog voor de gemeenteraadsleden er kennis van kunnen n e m e n . De kans bestaat ook dat de cijfers in de pers terechtkomen nog voor de gemeenteraad zich over de ontwerpbegroting kan uitspreken.
Is dit deontologisch verantwoord ? Op welke wijze is met dit aspect rekening gehouden ?
Antwoord
Elke gemeente beschikt over twee alternatieven die ook samen kunnen gelezen worden om de sub-sidies over de verschillende culturele verenigingen te verdelen.
1. Zij kan een aantal criteria vastleggen die voor alle culturele verenigingen van toepassing zijn, zoals bijvoorbeeld het ledenaantal en het aantal georganiseerde activiteiten. Naargelang de ver-eniging in kwestie dan in een bepaalde mate aan deze criteria voldoet, heeft zij recht op een subsidie van overeenkomstige grootteorde. D e lijst van criteria op zich wordt vastgelegd bij beslissing van de gemeenteraad. Deze lijst geldt dan meestal door de jaren heen als vaste stan-daard bij de verdeling van de subsidies, en is algemeen.
2. Het college van burgemeester en schepenen kan daarnaast ook een bepaald bedrag aan sub-sidies voorstellen door zelf een lijst op te stellen van een aantal verenigingen die voor een subsi-die in aanmerking komen.
Teneinde de objectiviteit maximaal te garande-r e n , is het college vegarande-rplicht om deze lijst, t e z a-men met de vooropgestelde bedragen per ver-eniging, bekend te maken aan de leden van de cultuurraad in een vergadering die openbaar is. Deze verplichting is vastgelegd in artikel 5 van
het decreet van 24 juli 1991 houdende organisa-tie van het overleg en de inspraak in het ge-meentelijk cultuurbeleid. Dit artikel bepaalt immers dat de gemeentelijke overheden advies moeten vragen aan de raden voor cultuurbeleid over alle aangelegenheden bedoeld in artikel 4, 1° tot en met 10°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellin-gen.
Dat betekent dat aan de gemeentelijke raden voor cultuurbeleid advies moet worden gevraagd over de aspecten van de ontwerpbe-groting die met het cultuurbeleid te maken heb-ben. Bij de begrotingsonderrichtingen wordt het advies van de raden voor cultuurbeleid als ver-plichte bijlage bij ontwerpbegroting opgelegd. Veelal kiezen de gemeenten voor een combina-tie van deze twee alternacombina-tieven. Men stelt ech-ter in de praktijk vast dat in steeds meer gemeenten er een substantieel overwicht komt van het bedrag dat via de eerste, beter afgelijn-de methoafgelijn-de wordt verafgelijn-deeld ten opzichte van het bedrag dat via de tweede methode wordt verdeeld.
Op te merken valt toch dat het advies van de cultuurraden niet bindend is. De gemeenteraad behoudt de volle bevoegdheid om de begroting goed te keuren. Ingeval de gemeente-raad een andere mening is toegedaan over de verdeling van de subsidies dan de culturele a d v i e s r a a d , moet deze beslissing wel worden gemotiveerd.
Vermits de begroting een document van alge-mene orde is, kan iedereen inzage krijgen van de ingeschreven kredieten. Hoe dan ook blijft de gemeenteraad de ultieme beslissingsbe-voegdheid behouden.