o
ô
Éu
to=
Uo
2 E z, e N (5 z. (5 .ESPIECEL
L
A
R
0
T
s
ll
506
nnrnuR
scHLEsrNcER JR.HET
INTERNATIONALISME
VAN
FRANKLIN DELANO
ROOSEVELT
515
l-eoru coRDENKERDE
INTERNATIONALE
ERFENIS VAN
FRANKLIN DELANO
ROOSEVELT
520
xees
rerusDE
SCHADUWBEELDEN VAN
EENTRIBUUN
524
ru.c.r. vAN sASREVOLUTIONAIRE
KUNSTEN: GIUSEPPE
CERACCHI
ENJOAN
DERK
VAN
DER
CAPELLEN
528
w.
RoEBRoEKSWAAR KOMEN WIJ VANDAAN?
E
535
umnNNE
MoorJwEER,MIJZELF
VOELEN
TWEE'
EEN LEVENSBESCHRIJVING VAN FREDERIK VAN EEDEN
540
p. DE GRU¡JLJOHOR, MALAKKA EN
DEVOC
548
MARKANTE
VOORWERPENMARJORIE DE GROOTH
DE SIERSCHIJF
VAN
HELDEN
THRACISCHE EDELSMEEDKUNST UIT DE PEEL
549
BOEKENSPIEGEL
554
SPIEGELVARIA557
ARCHEOLOGISCHE AGENDA
559
LITERATUUR560
OVER ONZE
AUTEURS
560
IN
DEKOMENDE NUMMERS
MAAIIIOBLAO
VOOR
GESCHITOTNIS
EII ARC}lEt}Lt)GIE
Hoofdredactie
Drs, F. K. lV. Anzion þoördinatie)
Drs. G. F. van der Meulen
N. H. Witteman
Redacteuren
Prof. dr. K. van Berkel, Groningen Dr. D. E. H. de Boer, Leiden Drs. G. Coumans, 's-Gravenhage
Prof. dr. Catharina Lis, Brussel Drs. Gertrudis A. lV. Offenberg,
Amsterdam
A. G. van der Steur, Haarlem
Prof. dr. A. lV. van der Woude, Wageningen
Vaste medewerkers
Drs. Claire den Boer-Snelder Drs. G. Th. Jensma Drs. P. C. lV. Koedijk Drs. A. P. J. lViltenburg Drs. Marjoke de Roos Dr. A. J. Schuurman Bureauredactie Drs. M. P. A. de Jong-Schlecht Sjoerd de Jong
Ellen H. L. Kasteleijn (illuslraties)
Lay-out
Marius Brouwer, Haarlem
Redactie-adres Linnaeusparkweg 1 56, *.1098 EM Amsterdam ¡tet: (o2o) 6652759 Fax: 6657831 Abonnementen en losse nummers Postbus 1064, 7940 KB
-
lüeppel'
tel: (05220) 54646 Advertenties Publiciteitsbureau SPOOR & PARTNERS BV,Lage Duin en Daalseweg 15A, Posl bus 200, 2060 AE Bloemendaal, tel.
023-27 11 14, telex:41529 spoor nl.
Fax 254045.
Het volgende nummer verschijnt 1 november 1990.
Uiterste datum voor aanlevering van
kant en klaar materiaal voor de vol-gende uitgave is 15 oktober.
0p het omslag
Affiche voor de 'Exposition
Ar-chéologie de la France: 30 ans de
découvedes', in het Grand Palais 1989.
505
BOEKENSPIEGEL
ARCHEOLOGIE
Uitgeverij Meulenhoff heeft
afgelo-pen zomer twee belangrijke boeken
over
de
Nederlandse
archeologieuitgebracht; Archeologie onder water
en Verborgen steden.
Op
beideuit-gaven gaan we wat dieper in.
Als
eerste verscheen, helaas metop-merkelijk
weinig
publiciteit,
hetlangverwachte
boek
van
wvc-on-derwaterarcheoloogThijs
Maarle-veld en Evert van Ginkel Archeologieonder
water.
Het
verledenvan
een varend volk. De eerstetitel
dekt niethelemaal de lading; de ondertitel wel.
De
nadrukvan het
boekligt
op
de scheepsarcheologie en langniet
alle schepen diein
Nederlandzijn
opge-graven lagen onder water. De auteursbeginnen
het
boek danook
metuit
te leggen dat er geen principiële ver-schillen zijn tussen archeologie onder en boven water. Onder water zijn wel andere technische hulpmiddelen no-dig.
Het
tweedehoofdstuk: 'duiken
enarcheologie' schetst cle ontwikkeling van deze hulpmiddelen. Skyllias, de vroegste ons bekende
duiker
(480 v.C.),
verzamelde zonder hulpmidde-len voor de Perzische koning Xerxeskostbaarheden
uit
de
bij
Magnesia gezonken Perzische vloot (en ging er vervolgens met de buit vandoor), Jan Jacob Jansen (Jacob theDiver),
eenvoor de
Engelsenwerkende
Hol-landse beroepsduiker, maakte begin 17de eeuw gebruik van
duikappara-ten
alsduikklok en
-pak, maar pasmet
de
ontwikkeling van
de
'aqua-long' door Emile Gagnan en
Jacques-Yves Cousteau werd de
onderwater-wereld
goed ontsloten.De
ontwik-keling staat niet stil en het onderzoek
van de Titanic op 4000 meter diepte
met behulp van duikbootjes laat zien dat de grenzen nog niet zijn bereikt.
Daarna volgt een beschrijving van de
zeescheepvaart
op en rond
de Noordzee vanaf de prehistorie tot enmet
de
Vikingtijd.
Prehistorische zeeschepen zijn in Nederland nog niet aangetroffen, maarje voelt dat beideauteurs (van oorsprong prehistorici)
hier
verlangend naaruitzien. De
si-tuatie
in
de Nederlandse wateren ishiervoor
uitermate
gungstig, maar'omdat
nognooit
iemand een neoli-thisch schip heeft gezien, is het echterde vraag
of
zo'n
vondstzal
wordenherkend...'.
Uit
Engelandzijn
ver-scheidene schepenuit
de
bronstijdbekend, drie
voor
de Engelse kusten
vier
uit
het stroomgebied van deHumber.
Van de
schepenvoor
dekust was alleen de lading over maar van de vier andere kon de bouwwijze
worden onderzocht.
De
schepen be-staanuit
aan elkaar genaaide plan-ken!Zeewaardige schepen
uit
de
Ro-meinsetijd ziin er in
onsland
niet gevonden,wel
havenwerken(Vel-sen), en andere Romeinse resten
on-der water
zoalsde
altarenvan
eentempel (de Nehalennia tempel
in
deOosterschelde
bij
Colijnsplaat)
eneen
castellum
(de Brittenburg
bijKatwijk).
Ook voor
schepenuit
de vroege middeleeuwen kunnen we nogniet
in
Nederland terecht; het boek behandelt voorbeeldenuit
Engelanden
Skandinavië.Na
de
overnaads gebouwde kogge en de van gedaante veranderendehulk
werdin
de
15deen 16de eeuw de vraag naar laadver-mogen groter.
Het
antwoord was debouw van schepen met gladde
boor-den, een
constructie
waarbij
deplanken
niet
meer aan elkaar
zijnverbonden.
Natuurlijk
wordt er in het boek grote aandacht besteed aan voc-schepen.Niet alleen aan schepen aangetroffen
in
Nederlandse wateren,maar
ookaan
onderzoek
naar
voc-schepen overzee zoalsde
Mauritiusvoor
de kust van Gabon, de Geldermalsen op een door de bergers geheimgehouden plaats tussen Sumatra en Borneo ende Amsterdam
bij
Hastingsìn
Enge-land. De auteurs laten ook zien welkebijdrage
de
scheepsarcheologie kanleveren aan het onderzoek naar
be-trekkelijk
recente schepen zoals een 19de-eeuwse kolenboot.Na
de zeescheepvaartkomt
vervol-gensde
binnenvaartaan
de
orde,natuurlijk
te beginnen met de oudstbewaard gebleven
boot ter
wereld: de boomstamkano van Pesse (SpiegelHistoriael
mei
1990).Dank
zij
de vondst van een groot aantal binnen-schepen uit de Romeinsetijd
(SpiegelHistoriael februari 1990) zijn we van deze periode veel beter op de hoogte
De aanpak van een opgraving onder water ß niet wezenlijk anders dan op het land. Op de foto wordt het wrak van een zestiende-eeuwse Baskische walvisvaarder
opgegraven in vakken van 2 bij 2 meter. De vindplants ß de beschutte baai Red Bay voor de kust van Labrador in Canada. De archeologen konden hier op 10 meter
diepte acht uur per dag werken, dank aij het heldere en rustige water en hun speciale
van de verschillen
in
vorm
dan van de micldeleeuwse rivierschepen. Het hoofdstuk besluit met het benadruk-ken van het belang van de trekschuiten het
onderzoekvan
eenin
1888 op d,e Zúderzee vergaan vrachtschip.Het laatste hoofdstuk gaat
over'mo-numentenzorg' van scheepsresten.De
bouwtechnische verhandelingenover de
verschillende scheepstypenzijn
apart tussende
tekst
geplaatst en met fraaie, duidelijke tekeningengeïllustreerd.
De vele
scheeps-bouwtechnische
termen
(hieling,brede
heve,
slemphout,
enz,
enz)worden
helder
uitgelegd.Het
boekstaat
niet
alleen
vol
feiten
en
we-tenswaardigheden,
ook
de
weten-schappelijke
doelstellingenen
hetbelang
van
modern
archeologisch onderzoek worden belicht. Eigenlijkzouden
niet
alleen mensendie
toch al belangstelling voor geschiedenisof
archeologie hebbendit
boek moeten Iezen, maarook al
diegenen diebe-roepshalve
of als
hobby
met scheepsresten en andere archeologi-sche objecten onder waterin
aanra-king komen.
De
eerste
keer
dat
in
Nederland grootschalige baggerwerkzaamheden archeologisch begeleid werden was in1986187
bij
de aanleg van de Slufter,een locatie
bij
de Maasvlakte voor deberging
van
verontreinigde bagger-specie.Voor
slechts 3.5 ton werd hetverleden onderzocht,
een
relatiefgering bedrag in vergelijking met wat er voor de toekomst werd uitgegeven.
De
milieu-effectrapportage (rra.E.n.) kostte maar liefst 12 miljoen! Dere-sultaten
van het
onderzoekzijn
on-langs gepubliceerdin
het boek Dred-gers and Archaeology. Shipfinds from the Slufter.Zij
vallen uiteenin
vier groepen: gegevensover
de geologi-sche en geografische geschiedenis vanhet
gebied, gegevensover
zeevaarten
scheepsbouw, gegevens over hetontstaan
en de
opbouw
van
vind-plaatsenvan
wrakkcn
en
ervaringmet
de integratievan
archeologischonderzoek
in
baggerwerkzaam-heden.De
nadrukbij
het onderzoeklag
op
schepen;de
restenvan
driewrakken
uit
verschillende perioden (middeleeuwen, 18de en 19de eeuw)zijn
gedetailleerd bestudeerd. Vaneen
wrak
lagen
de
resteneen
ki-lometer
uiteen. Om
technische re-denen washet niet
mogelijkom
tij-dens het onderzoek aandachtte
be-steden aan verwachte mesolithischevindplaatsen.
Dit
project
is
eenvoorbeeld
van
goed
uitgevoerd enuitvoerig
gepubliceerd'noodonder-zoek' onder water.
derland onder
red. van
H.
Sarfatij. Een goedetitel
voor het eersteover-zicht van de stadsarcheologie
in
onsland, die precies weergeeft waar het
hier om gaat: een speurtocht naar de voorgangers van onze huidige steden.
Wat bleef
eÍ
van ze overin
de bo-dem? Welke sporen liet bijvoorbeeldmiddeleeuws
Haarlem
na, valt
de groei van Den Haag te traceren doorde
eeuwenheen, heeft
het wo
rr-bombardement Rotterdams verledenvolledig
weggewist?Dergelijke
vra-gen kunnen door de stadsarcheologieworden
beantwoord.In
de
heldereinleiding zet Herbert Sarfatij
(non) uiteenwat
deze specialetak
van dearcheologie beoogt:
uit
een analysevan
grondsporen
en
vondsten
deverschillende
stadia
in
het
bestaan van de stad verklaren. De historischecontext staat daarbij voorop.
Demotieven
voor
stadsarcheologischonderzoek kunnen heel verschillend
zijn. Heel
lang heeft men,
ook
inNederland, naarstig gezocht naar het
antieke
verleden
van
menige
Eu-ropese stad. Daarbij werden middel-eeuwse en jongere lagen zonderpar-don
verwoest. Tegenwoordig krijgtjuist de
middeleeuwseperiode
alleaandacht
en
slaande
industrieelar-cheologenalarm.
Naastde
centrale vraag wat zichin
het verleden heeft afgespeeld,richt
modern onderzoek zich ook op deruimtelijke
ontwikke-ling
van
de
stad,
uitgaandvan
hetheden. Hoe is deze topografische
si-tuatie
ontstaan, welke
processenhebben
daarbij een
rol
gespeeld, welke functies hebben hun materiële sporen nagelaten? De inleiding 'Staden
archeologie' geeftde
stand vanzaken, zowel
in
wetenschappelijke zin als in Europees verband en maaktde
plaats
duidelijk
die de
stadsar-cheologie
in
Nederland
inneemt.'Opgravingen
in
negentien steden'bieden samen een overzicht
van
devele
aspectendie
kunnen
wordenonderzocht:
ontwikkeling
van
dehandel,
urbanisatie,
verdedigings-functie enz. 'Panorama van de stads-Panorama van de stadsarcheologie in Nederland, en wel van die steden waar het onclerzoek op een permonente basis berusl. Steden met opgravingen en vond.sten met een mee,' incidenteel karakter bleven buiten beschouwing. IJit: verborgen steden.
a slad mel archælog¡sch onderzoek in het algemeen
t stad mel eigen archælogische dienst / stadsarchælæg
^ stad mel archælogisch onderzoek universilair instituut / BOB d@r (ar?---2
<¿-
C2
Gr
i
D
Den
Het tweede belangrijke boek over de
Nederlandse archeologie
is
Verbor-gen steden. Stadsarcheologie
in
Ne-550I
L
NB
archeologie
in
Nederland'
laat
perprovincie zien
wat
er op dit
gebied gedaan is en wordt. Verborgen steden is een overzichtswerk en geeft als zo-danig een globaal beeldop
eenma-nier die smaakt naar meer. 'Want als men gelezen heeft welke antwoorden
er door de stadsarcheologie gegeven
worden
op de
hierboven
gestelde vragen, formuleert men onmiddellijknieuwe vragen. Zeer aanbevolen.
Het
Romeinse castellumte
Utrechtbiedt
geenjaarlijks
maar jarenlang onderzoek. Want vanaf 1936 hebbenvelen zich
beziggehoudenmet
de Romeinse oorsprong van de stad. Deondertitel
luidt: de
opgravingen in1936, 1938, 1943144
en
1949uitge-voerd onder
leiding van
A.
E.
vanGiffen, met
medewerkingvan
H.Brunsting,
aangevuld
met
latere waarnemingen.Prof.
Brunstingver-telt
in
'Na vijftig
jaar'
waarom dezepublikatie zo lang op zich heeft laten wachten. Hoofddoel van het boek is
het
opvullenvan het
gat Traiectumin
de geschiedenis van deNederger-maanse
limes.
Traiectum
(over-steekplaats)
was een
hulptroepen-castellum dat van 47tot
207 AD een schakel vormdein
dit
verdedigings-systeem langs de noordgrens van hetRomeinse
rijk.
Het
moet een
hei-dense klus zijn geweest om na veertigjaar de
opgravingsresultaten alsnogzó
te
bewerken,dat
eensamenhan-gend beeld
wordt
verkregen
vanUtrecht
in
de Romeinsetijd
en vanhet
castellumen zijn
bouwgeschie-denisin
het bijzonder.Tot
slotkrijgt
een aantal vondstcategorieën nog de aandacht.Nijmegen
heeft pas
sinds 1987 een stadsarcheoloog,maar
de
romeinse voorgeschiedenis van deze stad wordtal
generaties langdoor
archeologenonderzocht.
Want heeft men
inUtrecht
langgetwijfeld
aande
Ro-meinse oorsprong, van Nijmegen was dat alom bekend.W.
J.H.
Willems,Romeins Nijmegen. Vier eeuwen stad
en centrum aan
de Waal
biedt
eenuitstekende samenvatting
van
alles wat ertot
nu toe bekend is overNo-viomagus.
Voor
het
laatstwas
dat gepubliceerdin
t979in
de gids vanmuseum
G.
M.
Kam,
Noviomagus. Op het spoor der Romeinenin
Neder-land. Theorieën
en
opvattingen zijnna
tien
jaar
bevestigd, weerlegd ofbijgesteld
en
recente
opgravingen globaal verwerkt. Na bestudering vande
drie
fasen:als
voorpostvan
hetimperium
(12v.
Chr.
-70ao),
staden
garnizoenvan
het
10de legioen (70-276eo)
enburcht
in
het
grens-gebied (276-450
e.o),
kan de
lezereen rondtocht
maken
langsde
nogzichtbare sporen
van het
romeinseverleden van Nijmegen. Een
hoofd-stuk
'Levend verleden'met tien
ex-cursiepuntenhelpt
hem daarbij,ter-wijl
eenliteratuurlijst
de nodigeach-tergrondinformatie verschaft. Een heel aantrekkelijk museumgidsje
is
In
de grond gevonden. Dearcheo-logische verzameling
van het
Bon-nefantenmuseum.
Het
introduceerteerst
het vak
archeologieen
be-spreekt vervolgens chronologisch het verleden vanLimburg
tot
1229.Dar
verleden gaat een kwart miljoen jaar terug (kampplaats Belvédère) en deauteurs
ziin
er
werkelijk
voortreffe-lijk
in geslaagd van deze langetijd
invrij
weinig
pagina's(72)
zoveelas-pecten pakkend samen te vatten. Over naar Den Haag. Als gevolg van een reorganisatie is de sectie archeo-logie van de gemeente's-Gravenhage
nu
ondergebracht
bij de
Dienst Stadsbeheeren wel
bij
de
SektorVoorlichting, Educatie
en
Archeo-logie.
De
sectie archeologiezit
hier op haar plaats; ze wasaltijd
al goedin
zowel voorlichting en educatie alsin
archeologie. Sinds 1984zijn
in
devov-reeks
verscheidene
deeltjesverschenen
die
het
werk van
de Haagse archeologen op eenaantrek-kelijke wijze aan de inwoners en
in-woonsters
van Den Haag
bekendmaakten.
Vorig jaar
verscheen Franken aan de Frankenslag eenver-slag
van
het
onderzoek
naar
eenvroeg-middeleeuwse
nederzetting.Met
behulp
van
veel
foto's en
te-keningenwordt
niet alleen de opgra-ving zelf besproken, maar ook dere-sultaten
van het
onderzoek van on-dermeer het aardewerk, het metaal, de zaden en de botten.Medemblik
wordt in
Verborgen steden opgevoerd als eenvoorstede-lijk
handelsplaatsje,
een
vooraf-schaduwing
van
de
middeleeuwse stacl. A1in
de Sste en 9de eeuw hadhet een centrumfunctie
voor
de om-geving en diende het als tussenstationvoor de lange-afstandshandel van het
Rijngebied
via
Dorestad
naar
hetnoorden.
In
Medemblik and Monnic-kendam; aspectsof
medieval urbani-sation in northern Holland, ed. by H.A.
Heidinga andH. H.
van RegterenAltena,
wordt
naasthet
vroegmid-deleeuwseMedemblik
ook
laatmid-deleeuws
Monnickendam
bekeken,in
het bijzonder de
handwerkersac-tiviteiten. De ontwikkeling van beide nederzettingen
tot
echte steden werddoor
de
gravenvan Holland
gesti-muleerd. J. Bos stelt zelfsin
zijnbij-drage
dat
Monnickendam
bewustwerd gepland toen de graaf
het
ge-bied
in
1282verwierf.
Al
spoedigwerden
beide
stadjesdoor
Amster-dam
overschaduwden na de
17deeeuw stelden
ze weinig
meer voor.Hypotheses en conclusies
zijn
geba-seerd
op
Iee-opgravingen.In
zijnvoorwoord schrijft Bos dat veel
al-weer
is
gedateerden
dat een up-to-date visiein
zijn proefschriftLandin-richting en archeologie: het bodemar-chief van Waterland (1988) te vinden
is. Hetgeen weer eens duidelijk
aan-toont
hoejammer
het is
als opgra-vingsverslagente
lang
'op
de plankblijven liggen'
alvorens
te
worden gepubliceerd.Amersfoortse opstellen onder red. van
J.
A.
Brongers e.a. is een vrienden-boek ter gelegenheid van het afscheidvan drs.
J.
Hovy als
archivaris vanAmersfoort.
De
zeer uiteenlopendebijdragen handelen over historie,
ar-cheologie
en
monumentenzorg.En-kele
voorbeelden:'Een
burgemees-ter in oorlogstijd', 'Waterlopen, oudewegen
en
nieuwe ontginningen' en'Amersfoortse tuinarchitectuur rond
de eeuwwisseling'.
Lokale
geschied-beoefening
in
een beproefde vorm: het liber amicorum.Een tweede voorbeeld in een andere
vorm biedt De bodem vertelt. Boven-en ondergrondse vondsten in Albergen
en omgeving
door
T.
Hesselink-vander
Riet.
Het
Overijsselse Albergen heeft sinds 1975 een stichtingHeem-kunde.
Niet
alleen
de
archeologie, maarook
geologie, geofysica enpe-trologie komen aan bod
in
deze eer-ste uitgave van de stichting.Voorzit-ter
Rekenkampin
zijn
voorwoord:'Het is te
hopendat
voor latere ge-neraties de bodem net zoveel tever-tellen
zal
hebbenals
nu voor
ons,zonder
dat
verdere milieuvervuilinguiteindelijk
alle
sporen
uitgewistheeft'. Een schat aan bijzonderheden over Albergen en omgeving heeft de
auteur
in
woord en
beeld bijeenge-bracht.Vaak begint een lolale
geschied-schrijving
met
de verklaringvan
deoorsprong
van de
plaatsnaam. Eenprima
hulpmiddel daarbij was
hetWoordenboek
der
Noord-
en
Zuid-nederlandse plaatsnamen
van
J.
deVries
uit
1962.In
1989is
eindelijkeen nieuwe uitgave verschenen op dit
gebied. Het plaatsnamenboek van G.
van
Berkel
en
K.
Samplonius. On-geveer 5000 namenuit
de GroteTo-pografische
Atlas
van
Nederland(1987)
zijn
hierin
opgenomen. Metde
oudste vermelding
van
eenplaatsnaam,
de
betekenisenlof
deetymologische achtergrond.
Gissin-gen
en
vraagtekensworden
eerlijkvermeld. Bijvoorbeeld:'Dwingelo
551
(D)
1181Twingelo;
1206 Duingelo;men vermoedt een samenstelling van
germ.
*
thwangi'riem',
in
plaatsna-men met de betekenis 'smalle strookland' en
lo
'bosje
op
hoge
zand-grond'. Een
andere verklaring voor Dwingelo gaatuit
van 'clwangbos' enverwijst
dan naar Balloo,
hetgeen echter niet overtuigendis'.
E,en leer-zaam boek.De
Rijksdienst
voor
het
Oudheid-kundig Bodemonderzoek(noe)
geeftsinds
1983een
reeks
Nederlandse Archeologische Rapporten(Nan)
uitwaarin studies verschijnen die minder
op hun
plaatszijn
in
de
Berichtennon, de reguliere serie waarin de Roe
haar
onderzoekpubliceert.
Tot
nu toe verschenen negen delen, waarvanvijf
over een
archeologischeinven-tarisatie van een gebied gaan
(Mid-den-Delfland,
de
Achterhoek,Noordoost Groningen, Waterland en
de
omgevingvan Anloo).
Een
be-handelt een vindplaats uit de ijzertijd (Maastricht-Randwyck) en dereste-rende drie
zijn
congresbundels. Het laatst verschenen deel Archeometriein
Nederlandis
hiervan een
voor-beeld. Het bevat bijdragen over
ma-teriaalonderzoek,
prospectieme-thoden en dateringstechnieken.De
fascinerende wereldvan
de
hu-nebedbouwersis
een uitgave
ver-vaardigd
in
opdracht van hetNatio-nale
Hunebedden
Informatiecen-trum. Het geeft een overzicht van wat
op
dit
moment bekendis
over deze'steenhopen'
en
bespreekt
de
ge-schiedenis
van het
hunebecldenon-derzoek.
Het
boekje geeft veel
in-formatie en ziet er fraai verzorgcl uit,
bovendien hoort er een losbladig deel
met vragen en opdrachten voor kin-deren
bij.
Tochzijn er
enkele kriti-sche kanttekeningen te plaatsen. De mededeling 'de verbouw van granenen het
houden van vee betekendeneen belangrijke
stap voorwaarts' iswel
heel erg geentop
ons westerseideaal van de 'vooruitgang'.
De
toe-komst zal ons leren of de introductie
van de landbouw een stap voorwaarts is geweest. Het is zeker niet waar dat
door de introductie van de landbouw
'er
vaste woonplaatsen kwamen' en 'er voedsel ìn overvloed was' en 'mendaardoor
tijd
kreeg om de hunebed-clen te bouwen'.Uit
onderzoekblijkt
dat
jagerverzamelaarsveel
meer'vrije tijd'
hebben dan lanclbouwers.Verder is de afbeelcling van de
stuif-meelkorrel
op
pagina25
(eenkorn)dezelfde als
die op
pagina 44 (els),maar
dit
zalbijna
niemand opvallen(behalve
prof.
C.
Bakels
clie
mij hierop attent maakte).Wat zijn de grootste publiekstrekkers
in
archeologische musea? Schatten: goud enzilver,
maarook
mummies.De
bezoekers verdringenzich
voorde vitrines met Egyptische mummies.
Ook
Nederland
kent zijn
eigenmummies,
de
langsnatuurlijke
weggemummificeerde
lichamen
van mensen: de zogenaamde veenlijken. Onder redactie van W.A.
B. van der Sanden is het boek Mens en moeras.Veenlijken
in
Nederland
van
de bronstijdtot
en met de Romeinsetijd
verschenen.Het
behandelt alleach-terhaalbare vondsten
van
'vroege'veenlijken
in
ons land.
Niet
alleen degenen die nog fysiek aanwezig zijn,maar
ook
de 'papieren'lijken,
de li-chamen die verdwenen zijn omdat zezijn
'teruggegooidin
het
veen,ver-malen
tot
geneesmiddel, herbegra-ven op een kerkhof of verdeeld ondergeïnteresseerden'.
Het
boek
valtuiteen
in drie
delen.Het
eerste deelgeeft een
inleiding over
veenlijken, gevolgddoor
een uiteenzetting over wat veen is en een catalogus van de inNeclerland gevonden veenlijken (48
stuks).
Het
tweededeel
bestaatuit
een
groot
aantal verslagenvan
on-clerzoekers die iecler een aspect voorhun
rekening nemen zoals
ouder-domsbepaling.
anatomie.
DNA.bloedgroepen,
de
laatste
maaltijd,parasieten en kleding.
In
het laatstedeel
probeert
Van der
Sanden eenverklaring
te
gevenvoor
de aanwe-zigheicl van zoveel lichamen, waarvande
meesten eenonnatuurlijke
doodstierven,
in
het
veen. Mensenoffer,straf,
ongeluk,
slachtoffervan
eengewelddelict
of
seksueel misdrijf? Naast hetfeit
dat het fascinerend is te lezen over en tekijken
naar foto'svan veenlijken levert dit boek met het
laatste
deel
eenblik op
een aspect van het verleden dat vaak verborgenblijft:
de religie.Het
Reisboek Archeologie, Atlas van archeologische opgravingen en vond-stenlijdt
aan een tegenwoordig veelvoorkomend
euvel
bij
boeken overarcheologie:
een
slechte
vertaling.Het
boek bestaatuit
drie delen; eenkort deel over
archeologischeme-thoden en technieken, gevolgd door
het
belangrijkste
deel dat
110be-roemde
opgravingen bespreektuit
Europa,
Noord-Afrika
en het Nabije Oosten, en tenslotte een termenlijst met begrippenuit
de archeologie ende
kunstgeschiedenis.Vooral
het eerstedeel wekt de indruk dat
het geschrevenis
door
Toonder's
pro-fessor Prlwytzkofsky.Het
gaat over'fysikalische
wetmatigheden','fout-kleuren-fotografie','diepgravingen'
en'fysico-chemische
invloeden'.Cultuurlagen
worden 'met
historievervuld' en er worden 'met een holle
sondeerboor
( )
bodemproevengetrokken'.
Het
is
natuurlijk
niet goed een boek alleen op de vertaling te beoordelen, maarik
krijg
onmid-dellijk
het gevoeldat
de uitgever de lezerniet
serieus neemt.De
bedoe-ling van de vertaling is, naar
ik
aan-neem,
dat ook
geinteresseerdendie,
in dit
geval
het Duits,
nietmachtig
zijn
kennis
kunnen nemenvan
de
inhoud.
Het
lijkt
dan
tochvoor
de
hand liggend een vertalingdoor
een deskundigete laten
door-lezen op een juist gebruik van deNe-derlandse vaktermen?
Een
anderpunt
is
de literatuur
die
na
iederevindplaats
wordt
vermeld.Ik
neem aandat het
hiervan de bedoeling is dat de lezer deze boeken raadpleegt alshij
meer van een onderwerp wilweten. 90 7" van deze literatuur is in
het
Duits!
Washier
een bewerking niet meer op zijn plaats geweest? Het 'atlasgedeelte'tenslotte (zie
de
on-dertitel)
bevindt zichop
pagina 4I7tot en met
421en
bestaatuit
vijf
kaartjes.Bij
Unieboek/De Haan en deStan-daard
Uitgeverij
te
Antwerpen ver-scheenvorig
jaar
eenruim
900 pa-gina's tellend naslagwerk, h€t xyz vân de Grieks-Romeinse Oudheid door G.en
G.
H.
Halsberghe.Het
is
een heruitgave van het Standaard Woor-denboek van de Klassieke Oudheid uit1970.
Zowel
aankleding (typografie enfoto's)
als bibliografie en'nawer-king'
(Nachleben)
zijn
geactua-liseerd.
Voor
hendie het
Woorden-boek
der
Oudheidte
uitgebreid enmoeilijk
vinden, de Kleine Atlas vande
Antieke
Wereldte
algemeen en het Encyclopedisch Woordenboek der Klassieke Oudheid te beknopt, is dezepil
zeer geschikt.De
uitgebreideli-teratuuropgave
is
handig maar nogniet erg recent.
Bij
Unieboek/Fibulais
de vertalingverschenen van een schriftreeks die door het Brits Museum in Londen is samengesteld.
Drie
van de
vijf
au-teurszijn
daar als conservatorwerk-zaam. Spijkerschrift
is
vande
handvan
C.
Walker,
adjunct-conservatorvan
de
afdeling
West-AziatischeOudheden:
Egyptische hiërogliefenvan
W.
V.
Daviesvan de
afdeling Egyptische Oudheden en Grieksein-scripties van B.
F.
Cook van deafde-ling
Griekse
en
Romeinse
Oud-heden. LineairB
en verwanteschrif-ten
werd
geschreven doorJ.
Chad-wick
die
met
M.
Ventris
nauw verbonden wasbij
de ontcijfering vanhet
Lineair
B. De
hoogleraarin
het AngelsaksischR.I
Page stelde Runen samen, het laatste deeltje in de serie. 552De
aantrekkelijk uitziende
boekjestellen
ruim
zestig pagina's, zijnpret-tig
geïllustreerden
deskundigver-taald door
archeologe YolandeMi-chon. Een welkome vervanging van
de
vaak
verouderde uitgaven voor een breedpubliek
in
museaen
bi-bliotheken.
Het
tijdschrift Mededelingen van het NederlandsInstituut te
Rome heeftniet
alleen een gedaanteverwisseling ondergaan, ookwat
de opzet betreftis er
wat
veranderd.Tot voor
kortstonden historische, kunsthistorische
en archeologische artikelen
door
el-kaar.
Met
ingangvan
1988wordt
erhet
enejaar
een archeologisch, het anderejaar
eenhistorisch/kunsthis-torisch nummer
uitgegeven.
DeelXLVII
(1988) is aan de archeologiegewijd en verscheen vorig
jaar.
Het doel'(...)
contributions dedicated toItalian
Antiquity
in a wide sense(...)'
wordt
in
dit
eerste nummeral
be-reikt:
de
vier
artikelen
behandelenhet beeld dat de oude Grieken had-den van
Italië
en Sicilië (S.C.
Bak-huizen), een
graf
uit
de
oriëntali-serende periode
uit Tolfa
(4.
Naso),de
bouwgeschiedenisvan
een
hui-zenblok
uit
Ostia
(T.
L.
Heres) enhet technologisch onderzoek van de
antefixen
uit
Satricum
(R.
R.Knoop).
Aan de
reekspublikaties
over
het archeologisch onderzoekin
Satricum(Lazio,Italië)
is een nieuw deel toe-gevoegd: Satricum, a town in Latium.Het is
de Engelse vertaling van eendeeltje
uit
de
populair-wetenschap-pelijke reeks'Satricana', een uitgave
van de Stichting Nederlands
Studie-centrum
voor Latium.
Het
boekje introduceert Satricum, de tempel vanMater
Matuta
en het
Nederlandse archeologische onderzoekvoor
eenbreed publiek.
Dit
onderzoek
zalvoorlopig nog voortduren ook al gaat
projectleider
dr.
C.M.
Stibbedit
na-jaar met
pensioen.Hij
leidde
hetproject
vanafhet begin
(1977)aan-vankeliik vanuit het
NederlandsIn-stituut
te
Rome, later vanuit
het Rijksmuseum van Oudheden teLei-den.
Naar
alle
waarschijnlijkheid zullen archeologen van de tweeAm-sterdamse Universiteiten
het
onder-zoek voortzetten.
Het
veldwerk van de Universiteit van Groningen (vanaf het begin aan het project verbonden)in Satricum
zalin
1991, eindigen. Hans Kamermans en Gertrudis OffenbergDe
besproken
boeken:
Thijs
Maarleveld&
Evert van
Gin-kel.
Archeologieonder water.
Het verleden van een varendvolk.
(Am-sterdam 1990)Meulenhoff,
160 blz.,geïI|.,
149,50.J. Adams,
A.
F.
L.
vanHolk &
Th.J.
Maarleveld. Dredgers
and
Ar-chaeology. Shipfindsfrom
the Slufter.(Alphen aan den
Rijn
1990)Ministe-rie van
wvc,
198 b12., geï11.,te
be-stellen
door J
50,-
over
te
makenop giro
374082t.n.v.
Afdeling
Ar-cheologie Onder Water,Alphen
aan den Rijn.H.
Sarfatij
red.
Verborgen steden.Stadsarcheologie
in
Nederland.(Amsterdam 1990)
Meulenhoff,
200blz.,
geill.,
/
59,50.Het
Romeinse castellumte
Utrecht.(Utrecht
L989) BroeseKemink,
191blz.,
geï11.,f
44,50.W. J.
H.
Willems.
Romeins Nijme-gen. Vier eeuwen stad en centrum aande Waal.
(Utrecht
1990)Matrijs,
94blz.,
geï11.,f
24,95.Majorie de Grooth
&-lonQúk.
In degrond
gevonden.De
archeologischeverzameling
van het
Bonnefanten-museum
(Maastricht
1989)
Bon-nefantenmuseum,
72 blz.,
geïll.,/
13,s0.v
oyt-reeks. ('s-Gravenhage)
Ge-meente's-Gravenhage,
geïII.,
uit-sluitend
schriftelijk
te
bestellen bij Dienst Stadsbeheer, SektorV.E.A.,
Hoofdafdeling archeologie, Postbus 80.000,2508
GA
Den Haag.H. A.
Heidinga andH. H.
vanReg-teren
Altena
ed.
Medemblik
andMonnickendam.
(Amsterdam
1989)Universiteit
van
Amsterdam,
rPPCingula
lI,
134blz.,
geï11.,f
48,-.
J.A.
Brongers e.a. red. Amersfoortseopstellen.
(Amersfoort
1989)
Bek-king,
192blz.,
geill.,
f
32,50.T. Hesselink-van der Riet. De bodem
vertelt. Boven-
en
ondergrondse vondstenin
Albergenen
omgeving.(Albergen 1989) Stichting
Heem-kunde,
87blz.,
geïll.G. van Berkel en
K.
Samplonius. Hetplaatsnamenboek.
(Houten
1989)Unieboek/Van
Holkema
&
Waren-dorf, 215 b12.,
f
29,50.NAR
Nederlandse
Archeologische Rapporten. (Amersfoort) Rijksdienstvoor het
OudheidkundigBodemon-derzoek, geï11.,
te
bestellenbij
deRijksdienst
voor
het OudheidkundigBodemonderzoek,
Kerkstraat
1,,3811 CV Amersfoort.
H.
Klompmaker&
A.
G. Liewer. D¿ fascinerende wereld van dehunebed-bouwers. (Meppel 1989) Edu'Actief,
45
blz.,
ge\11.,f
17,95.W.
A. B.
van der Sanden red. Mensen moeras. Veenlijken
in
Nederlandvan
de bronstijd
tot
en
metde
Ro-meinserl/d.
(Assen 1990) ProvinciaalMuseum
van
Drente, 240
blz.,geï|I.,
142,50.
G. en
G.
H.
Halsberghe.xvz
van de Grieks-Romeinse Oudheid. (Houten1989) Unieboek/De
Haan,
908 blz.,gei'll.,
Í
65,-.
Erhard Gorys.
Reisboek
Archeo-logie,
Atlas
van
archeologische op-gravingen en vondsten. (vert.uit
hetDuits,
Baarn
1990) Bosch&
Keu-ning. 423
blz.,
geï11..[
45,-.
C.
Walker.
Spijkerschrift
(Houten1990) Unieboek/Fibula,
64
blz., geïI1.,/
19,90.
Fibula
schriftreeks.Evenals
W. V.
Davies.
Egyptische hiërogliefen enB.
F.
Cook. Griekse inscripties en J. Chadwick. Lineair B en R.I.
Page. Runen.Barbara
Heldring.
Satricum,a
townin Latium.
(vert.uit
het Nederlands,Tonden
1989)NSL,
5l
blz.,
geill.,/
10,-.
Te
bestellenbij
NSL,Ton-denstraat 3,6975
AB
Tonden.Mededelingen
van het
NederlandsInstituut te Rome.
Deel
XLVII
Vo-lume
48,
1988.
(Assen/Maastricht 1989)Van
Gorcum, 89
blz.,
gei1l.,Í
37,50.553