• No results found

Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: "

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Advies in de zaak 4314, Aannemersbedrijf W. van den Oetelaar B.V.

Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit:

mr drs. R.C. van Houten (voorzitter), mr R.E. Bakker, prof. dr. J.A.H. Maks en mw mr M.

Sikkens. De subcommissie werd bijgestaan door dr J.F. Appeldoorn (secretaris).

1. Inleiding en procedure

1. Bij besluit van 29 maart 2005 in zaaknummer 4314 (hierna: het besluit) stelde de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) vast dat Aannemersbedrijf W. Van den Oetelaar B.V. (hierna: Van den Oetelaar) een inbreuk heeft gemaakt op artikel 6, eerste lid, Mededingingswet (hierna: Mw) en artikel 81, eerste lid, EG.

1

2. Op grond van de vastgestelde overtreding van artikel 6, eerste lid, Mw en artikel 81, eerste lid, EG heeft de d-g NMa een boete opgelegd aan Van den Oetelaar.

3. Van den Oetelaar heeft op 15 november 2004 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de GWW-sector.

2

4. Tegen het besluit werd op 4 mei 2005 een bezwaarschrift ingediend.

3

Aanvullende gronden werden op 2 september 2005 ingediend.

4

5. Bij brief van 20 januari 2006 werd aan de partijen en de zaakbehandelaars bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit medegedeeld dat op 23 februari 2006 een hoorzitting zou plaatsvinden door de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet (hierna: Adviescommissie). Op 23 februari 2006 vond deze hoorzitting plaats waarbij de partijen en vertegenwoordigers van de NMa werden gehoord door de subcommissie van de Adviescommissie bestaande uit: mr drs. R.C.

van Houten (voorzitter), mr R.E. Bakker, prof. dr. J.A.H. Maks en mw mr M. Sikkens.

De subcommissie werd bijgestaan door dr J.F. Appeldoorn (secretaris).

6. Het verslag van de hoorzitting werd op 10 april 2006 aan partijen rondgestuurd.

2. Bestreden besluit

7. Het besluit is als bijlage aan dit advies gehecht.

3. Bezwaren en beoordeling Beëindiging versnelde procedure

8. Van den Oetelaar stelt dat de dreiging van de d-g NMa om de korting van 15% in te trekken zodra Van den Oetelaar in de bezwaarfase de versnelde procedure alsnog zou verlaten, een voorwaarde behelst die door Van den Oetelaar nimmer is aanvaard.

5

1

Prismanummer 4314/6.

2

Prismanummer 4314/2.

3

Prismanummer 4314/10.

4

Prismanummer 4314/31.

5

Paragraaf a4 van de aanvullende gronden van Van den Oetelaar.

(2)

9. Daarnaast zou het vasthouden aan die voorwaarde zijdens de Raad

6

in strijd zijn met enkele beginselen van algemeen behoorlijk bestuur en de vigerende beleidsregels.

Door het laatste wordt art. 4:84 Awb overtreden.

10. Bovendien zou de onderneming zich met een reformatio in peius geconfronteerd zien, daar zij door het instellen van bezwaar in een slechtere positie kan geraken.

Beoordeling

11. Naar de mening van de Adviescommissie berusten deze standpunten van Van den Oetelaar op een onjuiste uitleg van de versnelde procedure. Deze kenmerkt zich door het feit dat bezwaarde en de NMa bij overeenkomst hebben bepaald dat de NMa een korting van 15% op de boete zal geven indien de bezwaarde afstand doet van enige rechten.

12. Indien Van den Oetelaar in een later stadium alsnog de versnelde procedure wenst te verlaten, moet worden geoordeeld dat zijn rechten van vóór het sluiten van de overeenkomst met de NMa herleven, maar dat daarmee ook de korting van 15%

komt te vervallen.

13. Een andere interpretatie van de versnelde procedure zou immers inhouden dat partijen de korting van 15% om niet zouden verkrijgen, daar zij de rechten slechts aanvankelijk afstaan, maar daar later, met behoud van de korting, weer een beroep op kunnen doen.

14. Gezien het bovenstaande faalt eveneens het beroep op art. 4:84 Awb. Anders dan Van den Oetelaar lijkt te hebben willen betogen vloeit uit artikel 4:84 van de Awb juist voort dat de d-g NMa het bestreden besluit met toepassing van de speciaal voor de versnelde procedure in de GWW-sector opgestelde beleidsregels (kenbaar uit de in aanvulling op de Richtsnoeren Boetetoemeting van 19 december 2001 opgestelde Bekendmaking boetetoemeting aangaande bepaalde mededingingsbeperkende activiteiten GWW-deelsector van 13 oktober 2004) heeft mogen nemen. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de d-g NMa van deze toepassing had moeten afzien, is naar het oordeel van de Adviescommissie niet gebleken.

15. Ook het bezwaar aangaande de mogelijke reformatio in peius kan in de ogen van de Adviescommissie geen stand houden, daar de bezwaarde door het instellen van bezwaar naar een andere procedure overstapt. Aangezien die procedure een reguliere procedure is voorzien van alle gebruikelijke waarborgen, geraakt bezwaarde door het overstappen naar de reguliere procedure niet in een slechtere positie dan wanneer de versnelde procedure niet aanwezig was. Door akkoord te gaan met de versnelde procedure heeft bezwaarde immers aanvaard dat de d-g NMA (en thans de Raad) uit mag gaan van een beperkt beoordelingskader. Dat de Raad bij zijn beslissing op het bezwaarschrift is gehouden tot een integrale heroverweging van het primaire besluit, heeft niet tot gevolg dat het beoordelingskader om die reden zou moeten worden opgerekt tot het toetsingskader dat geldt voor de reguliere procedure.

In de bezwaarprocedure staat centraal de vraag of het primaire besluit kan worden gehandhaafd; anders gezegd of dit primaire besluit blijk geeft van een juiste toepassing van de op de versnelde procedure toegesneden beleidsregels. Alleen binnen dat kader blijft de toegezegde korting van 15% behouden. Als de bezwaarde van oordeel is dat hij meer gebaat is bij het volgen van de reguliere procedure, staat het hem vrij daartoe over te gaan. In dat geval verandert het beoordelingskader en zou dit voor de Raad aanleiding kunnen zijn een nieuw primair besluit te nemen,

6

Als rechtsopvolger van de d-g NMa, Wet van 9 september 2005, Stcrt. 2005, 172.

(3)

waartegen opnieuw, dit maal toegespitst op de reguliere procedure, bezwaar openstaat. Dat het resultaat van het alsnog volgen van de reguliere procedure mogelijk ongunstiger uitpakt dan waar de versnelde procedure toe zou hebben geleid, betekent niet dat bij de besluitvorming op bezwaar in het kader van de versnelde procedure, zoals thans aan de orde, om de namens bezwaarde aangevoerde reden sprake zou zijn van reformatio in peius.

16. Het bezwaar dient derhalve te worden verworpen.

Mate van betrokkenheid / Individuele boetetoemeting / Rol overheid / Schade

17. Van den Oetelaar stelt dat de d-g NMa onderzoek had moeten doen naar de mate van betrokkenheid van Van den Oetelaar. Een dergelijk onderzoek had aan het licht gebracht dat Van den Oetelaar minder betrokken is geweest bij het stelsel van vooroverleg zoals omschreven in het rapport.

7

Van den Oetelaar stelt voorts dat de d- g NMa ten onrechte geen rekening heeft gehouden met verschillen tussen regio’s, tussen grote en kleinere werken, tussen openbare en onderhandse aanbestedingen en tussen het grootbedrijf en het MKB, met de rol van de overheid bij de overtredingen van de Mw, met de bewezen deelname van ieder bedrijf afzonderlijk en met de afwezigheid van schade bij de opdrachtgevers.

8

Beoordeling

18. De bezwaren lenen zich voor gezamenlijke bespreking.

19. Bezwaarde heeft door de keuze voor de versnelde procedure afgezien van het recht de essentie van het rapport te betwisten. De bezwaargronden van Van den Oetelaar zijn echter niet anders dan als een uitdrukkelijke betwisting van het rapport te lezen.

De enkele opmerking dat Van den Oetelaar de essentie van het rapport niet wenst te betwisten vermag hier niet aan af te doen.

20. Bespreking van deze bezwaren acht de Adviescommissie dan ook onverenigbaar met de versnelde procedure.

21. De bezwaren dienen te worden verworpen.

22. De Adviescommissie wenst op te merken dat het haar bevreemdt dat de NMa inzage in het onderliggende bewijsmateriaal heeft verleend aan Van den Oetelaar, nadat deze uitdrukkelijk afstand had gedaan van het recht dit te mogen inzien. Ter hoorzitting heeft de NMa toegegeven dat dit een vergissing is geweest. Die omstandigheid kan er echter niet aan afdoen dat het inbrengen van die stukken in de procedure op zich zelf beschouwd niet aan Van den Oetelaar is tegen te werpen, zij het dat zij, gelet op haar keuze voor de versnelde procedure, niet het door haar beoogde resultaat kan bereiken.

Rol overheid

23. Van den Oetelaar stelt dat de overheid zelf een rol heeft gespeeld bij de verboden gedragingen, waarmee het gedrag van Van den Oetelaar minder verwijtbaar zou zijn.

De verlaging van het percentage van 12% naar 10% van de aanbestedingsomzet als

7

Paragraaf a6 van de aanvullende gronden van Van den Oetelaar.

8

Paragrafen c1, c2, c3, c8, en c10 van de aanvullende gronden.

(4)

boetegrondslag zou daarenboven een onvoldoende grote vermindering zijn om recht te doen aan die omstandigheid.

9

Beoordeling

24. Naar de mening van de Adviescommissie zou dit bezwaar slechts kunnen slagen indien de NMa bij de verlaging van het percentage haar beleidsruimte op onaanvaardbare wijze zou hebben overschreden. Zulks is echter gesteld noch gebleken.

25. Voorts heeft de NMa door de verlaging in algemene zin rekening gehouden met een verminderde verwijtbaarheid van de onderneming. Voorzover bezwaarde van mening is dat zij nog minder verwijtbaar heeft gehandeld, behoeft dat individuele bezwaar in de versnelde procedure geen bespreking.

10

26. Het bezwaar dient te worden verworpen.

Aanbestedingsomzet 2001

27. Van den Oetelaar stelt dat de d-g NMa op onjuiste wijze de aanbestedingsomzet 2001 heeft gedefinieerd, daar een andere definitie even verdedigbare, maar lagere boetes tot gevolg zou hebben gehad.

11

Beoordeling

28. Naar de mening van de Adviescommissie zou dit bezwaar slechts kunnen slagen indien de NMa bij de verlaging van het percentage haar beleidsruimte op onaanvaardbare wijze zou hebben overschreden. Zulks is echter gesteld noch gebleken.

29. Het bezwaar dient te worden verworpen.

Vergelijking zaak 3183

30. Van den Oetelaar stelt dat de d-g NMa in de zaak 3183 een hogere korting heeft toegekend dan in het onderhavige, vergelijkbare, geval.

12

Beoordeling

31. Met de Raad moet worden geconcludeerd dat de feitelijke omstandigheden in de zaak 3183 dermate verschillend zijn van die in het onderhavige geval, dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel niet opgaat. Zulks blijkt naar de mening van de Adviescommissie reeds uit de omstandigheid dat het in zaak 3183 ging om een zogenaamd “boven-op-kartel” en niet om een structuurovertreding zoals in het onderhavige geval.

Kosten accountant

9

Paragraaf c2 van de aanvullende gronden.

10

Zie hierboven rn. 19.

11

Paragraaf c3 van de aanvullende gronden.

12

Paragraaf c4 van de aanvullende gronden.

(5)

32. Van den Oetelaar stelt dat de d-g NMa ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de kosten van de accountant ten behoeve van het berekenen van de aanbestedingsomzet 2001.

13

33. De Adviescommissie is van mening dat de onderneming ten tijde van het maken van de keuze betreffende deelname aan de versnelde procedure op de hoogte was van de vigerende parameters, waaronder het laten opmaken van een accountantsverklaring.

34. Het bezwaar dient te worden verworpen.

Fiscuskorting

35. Van den Oetelaar stelt dat de d-g NMa ten onrechte enkel een fiscuskorting heeft verleend aan ondernemingen die clementie hebben aangevraagd.

14

.

36. Van den Oetelaar stelt dat het doorgeleiden van informatie aan de Belastingdienst het onderzoek van de NMa niet kan bevorderen, zodat de NMa dit gedrag dan ook niet kan belonen met een extra korting op de boete, zonder in strijd met de boeterichtsnoeren te handelen.

37. Van den Oetelaar stelt voorts dat de fiscuskorting een bonus op de clementiekorting is, terwijl voor het verlenen van clementie al volledige medewerking is vereist. De fiscuskorting zou daarmee ook in strijd zijn met de clementieregeling.

38. Van den Oetelaar verzoekt derhalve om toekenning van de fiscuskorting.

Beoordeling

39. De Adviescommissie stelt vast dat de regeling aangaande de fiscuskorting een begunstigende regeling is, daar ondernemingen een extra korting op de boete kunnen krijgen.

40. Van den Oetelaar geeft toe dat zij op grond van de geldende beleidsregel geen aanspraak op de korting kan maken. Desondanks eist bezwaarde om toekenning van de fiscuskorting.

41. De Adviescommissie is van mening dat het voor toewijzing van de eis van bezwaarde het noodzakelijk is dat Van den Oetelaar bijzondere omstandigheden naar voren brengt die toekenning rechtvaardigen, dan wel kan aantonen dat zij de korting is misgelopen, omdat zij door de NMa aangaande de regeling is misleid.

42. Zulks is gesteld noch gebleken, zodat het bezwaar dient te worden verworpen.

Staking van de gedraging

43. Van den Oetelaar stelt dat de d-g NMa rekening had moeten houden met het feit dat Van den Oetelaar de gedraging ten tijde van het uitbrengen van het rapport reeds had gestaakt.

15

13

Paragraaf c5 van de aanvullende gronden.

14

Paragraaf c6 van de aanvullende gronden.

15

Paragraaf c7 an de aanvullende gronden.

(6)

44. In het besluit stelt de d-g NMa dat het staken van gedrag dat in strijd is met de Mw normaal gedrag is dat niet behoeft te worden beloond.

16

Beoordeling

45. De Adviescommissie is van mening dat de d-g NMa in het besluit terecht heeft geoordeeld dat het staken van met de Mw strijdig gedrag op zichzelf beschouwd geen korting op de boete rechtvaardigt.

46. In dit geval echter speelt dat oordeel geen rol. Het rapport dateert van oktober 2004 en ziet op overtredingen begaan in de periode 1998-2001. De opmerking van Van den Oetelaar dat ten tijde van het uitbrengen van het rapport de overtreding reeds was gestaakt, kan derhalve niet als boeteverlagende omstandigheid in aanmerking worden genomen.

47. In het licht van bovenstaande moet het bezwaar worden verworpen.

Vervallen toerekening gedraging bij garantstelling moedermaatschappij

48. Van den Oetelaar stelt dat de d-g NMa ten onrechte de toerekening van de gedraging aan de moedermaatschappij heeft laten vervallen in het geval de moedermaatschappij zich garant heeft gesteld voor de boete.

17

49. Daarbij zou de d-g NMa zich ten onrechte hebben laten leiden door de belangen van het grootbedrijf.

50. Ook zou de d-g NMa een ongerechtvaardigd onderscheid maken tussen holdings en deelnemende ondernemingen, daar de laatste groep ondernemingen zich niet aan het opleggen van een boete kon onttrekken door het stellen van een garantie.

51. Van den Oetelaar eist dat de toerekening in die gevallen waarin de moedermaatschappij zich niet garant heeft gesteld, wordt ingetrokken.

Beoordeling

52. Voorzover Van den Oetelaar haar bezwaar namens andere ondernemingen in de bouwsector naar voren wenst te brengen, moet haar bezwaar volgens de Adviescommissie niet-ontvankelijk worden geacht.

53. Voor het overige moet het bezwaar als een beroep op het gelijkheidsbeginsel worden beschouwd, waarbij de NMa dit beginsel zou hebben overtreden door onderscheid te maken tussen deelnemende ondernemingen mét en zónder moedermaatschappij.

54. Reeds vanwege dit feitelijke verschil in concernverhoudingen is de Adviescommissie van mening dat een dergelijk beroep niet kan slagen. Niet valt immers in te zien waarom de NMa in twee feitelijk verschillende gevallen niet verschillend zou mogen handelen.

55. Daarnaast is het specifieke bezwaar in randnummer 49 zinledig. De redenering van Van den Oetelaar komt er immers op neer dat een deelnemende onderneming zich aan oplegging van de boete kan onttrekken, nadat zij zich voor die boete garant heeft gesteld.

16

Rn. 19 van het besluit.

17

Paragraaf c9.

(7)

56. Het bezwaar dient te worden verworpen.

[Vertrouwelijk]

57. [Vertrouwelijk]

18

58. [Vertrouwelijk]

Beoordeling

59. Gezien de toezegging van de Raad behoeft het bezwaar geen verdere bespreking.

60. Het bezwaar dient voor het overige te worden verworpen.

Clementie

61. Van den Oetelaar stelt dat de d-g NMa het verlenen van clementie in de GWW-sector op een wijze gestalte heeft gegeven die in strijd is met de Richtsnoeren clementietoezegging en het gelijkheidsbeginsel.

19

Beoordeling

62. Vast staat dat Van den Oetelaar een afweging heeft gemaakt waarbij zij de bij haar aanwezige informatie heeft beoordeeld op het hebben van additionele waarde voor het onderzoek van de NMa. Deze afweging heeft geresulteerd in het niet aanvragen van clementie.

63. Naar de mening van de Adviescommissie komt deze afweging, inclusief de daaraan verbonden gevolgen, voor risico van Van den Oetelaar. Het niet ontvangen van clementie kan derhalve niet aan de Raad worden tegengeworpen, te meer niet nu Van den Oetelaar tijdens haar afweging heeft nagelaten met de NMa in contact te treden over de nadere toepassing van de clementieregels.

64. Het bezwaar dient dan ook te worden verworpen.

Inzage clementieverzoeken grootbedrijf

65. Van den Oetelaar stelt dat de d-g NMa in strijd met een goede procesorde heeft gehandeld door geen inzage te verlenen in de clementieverzoeken van 6 grote bouwondernemingen.

20

Beoordeling

66. De Adviescommissie acht dit bezwaar ongegrond, nu zij niet inziet op welke wijze Van den Oetelaar ten behoeve van haar verdediging in de versnelde procedure belang zou hebben bij het inzien van de clementieverzoeken van derden.

Slotoverweging

18

Vertrouwelijk

19

Paragrafen d1, d2 en d3 van de aanvullende gronden.

20

Paragraaf a7 van de aanvullende gronden.

(8)

67. Voor zover bezwaren van Van den Oetelaar niet aan de orde zijn gekomen ontberen zij zelfstandige betekenis dan wel acht de Adviescommissie deze onvoldoende geadstrueerd.

4. Slotsom en Advies

68. De bezwaren dienen te worden toegewezen en verworpen in voege als voormeld.

Datum: 20 juni 2006

W.g.

Mr drs. R.C. van Houten

Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet – subcommissie zaak 4314 Voorzitter

W.g.

dr J.F. Appeldoorn

Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet – subcommissie zaak 4314 Secretaris

-/-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien deze gecorrigeerde aanbestedingsomzet 2001 lager is dan het gemiddelde van de aanbestedingsomzet over de periode 1998-2001 waarbij niet wordt uitgegaan van de

Eerst in haar zienswijze heeft de NMa een correctiemechanisme geïntroduceerd op grond waarvan het ijkjaar 2001 als niet- representatief wordt aangemerkt en wordt gecorrigeerd indien

Naar de mening van de onderneming brengt dit met zich mee dat met de financiële positie van Voillier BV en Lavason BV rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de

Dat deze kosten zijn gemaakt in het kader van een onderzoek naar de toepasselijkheid van het correctiemechanisme voor niet- representativiteit van het ijkjaar doet hier niet aan af

Ten aanzien van de eerste overtreding van het voorschrift (de personele unie tussen beide raden van commissarissen van de twee Wegener-vennootschappen) stelt de

In haar zienswijze geeft de NMa aan dat in randnummers 26-36 van het bestreden besluit is gereageerd op de individuele zienswijzen die door de onderneming naar voren zijn

De uitkomst van die overweging is geweest dat D&P geen clementie heeft aangevraagd, omdat zij van mening was dat de in haar bezit zijnde informatie geen additionele waarde

De Adviescommissie is van mening dat de bezwaren die de onderneming heeft aangevoerd in verband met de openbaarmaking van het besluit niet in deze procedure aan de orde kunnen