• No results found

To be or not to be – kardinaal-nepoot in de achttiende eeuw?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "To be or not to be – kardinaal-nepoot in de achttiende eeuw? "

Copied!
147
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

To be or not to be – kardinaal-nepoot in de achttiende eeuw?

Neri Maria Corsini, neef van Clemens XII (1730-1740), als voorbeeld van een achttiende- eeuwse kardinaal-nepoot versus zijn voorgangers

Emma de Jong (s1608789)

Vaticaanstad, Rome en Groningen 2012-2013

(3)

2

Inhoud

Inleiding 4

Hoofdstuk 1

De kardinaal-nepoot 15

1.1 Nepotisme: een neef of (klein)zoon als naaste medewerker 15

1.2 Historiografie 19

1.3 Debat 31

Hoofdstuk 2

Famiglia Corsini: van wolhandelaren tot pauselijke familie 35 2.1 Van boerenfamilie tot Florentijnse handelsfamilie 35

2.2 Van Florence naar Rome 38

2.2.1 Lorenzo Corsini: van advocaat tot kardinaal 38

2.2.2 De eerste Corsini paus 40

2.3 De famiglia Corsini aan het pauselijk hof 43

2.3.1 Neri Maria Corsini, kardinaal-nepoot 43

2.3.2 De andere Corsini’s 46

Hoofdstuk 3

Romanum decet Pontificem (1692): het einde van de kardinaal-nepoot? 49 3.1 Romanum decet Pontificem; het is passend dat de paus… 49

3.2 Een document uit de pauselijke bureaucratie 54

3.3 Bedoeling en reacties 56

Hoofdstuk 4

De functies en het salaris van een kardinaal-nepoot 59

4.1 Functies en taken van Neri Maria Corsini 59

4.4.1 Segretaria dei memoriali en Prefetto della Segnatura di giustizia 59

4.4.2 Motu proprio, 1734 61

4.2 Salaris en onkosten 65

4.2.1 Salaris van kardinalen 65

4.2.2 De pauselijke familie in de kerkelijke financiële administratie 67 4.3 De kardinaal-nepoot in de ‘memorie sul pontificato di Papa Clemente XII’ 71

Hoofdstuk 5

De kardinaal-nepoot en de kerkelijke politiek 74

5.1 Promoties en benoemingen 74

5.2 Congregatie over economie, handel en industrie in de pauselijke staat 83

(4)

3 Hoofdstuk 6

De kardinaal-nepoot en de buitenlandse zaken en diplomatie 90 6.1 Zestiende- en zeventiende-eeuwse nepoten, buitenlandse zaken en diplomatie 90 6.2 Clemens XII, Neri Maria Corsini en het achttiende-eeuwse Europa 91

6.2.1 Het pausdom en de Europese vorsten 1730-1740 91

6.2.2 Een ervaren kardinaal-nepoot 93

6.3 Diplomatieke onderhandelingen 96

6.4 Verhoudingen kardinaal-nepoot en andere functionarissen 102

6.4.1 Neri, Firrao en Riviera 102

6.4.2 Corsini en Banchieri – de kwestie Frankrijk 104 6.5 De kardinaal-nepoot als spin in het diplomatieke web 107

Conclusie 111

Lijst met geraadpleegde werken 120

Bijlage I Lijst van kardinaal-nepoten 1538-1799

Bijlage II Stamboom famiglia Corsini

Bijlage III Bul Romanum decet Pontificem met aantekeningen

Bijlage IV Lijst van promoties tot kardinaal door Clemens XII

(5)

4

Inleiding

Op 12 februari 2013 kwam er rond het middaguur nieuws van het pauselijk hof te Rome dat overal ter wereld insloeg als een bom: Benedictus XVI (2005), de 265

e

paus van de katholieke kerk, kondigde na een pontificaat van acht jaar aan af te zullen treden op 28 februari 2013.

1

Op die dag verliet Benedictus XVI per helikopter het Vaticaan, waarna hij aan het einde van de dag op de pauselijke zomerresidentie Castel Gandolfo werd ‘verlaten’ door de Zwitserse Garde en daarmee officieel ‘paus emeritus’ werd. Het aftreden van een paus is een zeer uitzonderlijke gebeurtenis in de historie van de katholieke kerk; het schijnt slechts twee keer eerder gebeurd te zijn met het aftreden van – tegenpaus – Gregorius XII (1406-1415) en Celestinus V (1294).

2

Benedictus XVI trad terug omdat hij ‘sento il peso’ – het gewicht van het ambt begon te voelen – en naar eigen zeggen mentaal én lichamelijk niet meer in staat was het pausschap te vervullen.

3

Benedictus XVI voelde dus dat zijn ouderdom een effectief pausschap in de weg stond, maar ook de affaires rondom het seksueel misbruik binnen de kerk en Vatileaks hadden voor een zwaar pontificaat gezorgd.

4

Toch bezetten de voorgangers van Benedictus XVI de Heilige stoel tot hun dood en waren ze niet zelden de laatste jaren van hun pontificaat zeer gebrekkig of ziek. Dat iets zo uitzonderlijks als het aftreden van een paus anno 2013 geaccepteerd wordt, zegt veel over het huidige karakter van het pausschap.

Het pausschap is tegenwoordig vooral een religieuze functie, waarbij de paus voornal invloed heeft op de groeiende groep gelovigen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. De politieke invloed van de twintigste- en eenentwintigste-eeuwse pausen is een stuk minder groot dan die van hun voorgangers. Langzaamaan brokkelde de macht van het pausdom af en werd de paus steeds meer door buitenlandse mogendheden genegeerd. Dit terwijl hij in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd een machtig kerkvorst was geweest, een autoriteit waarmee men rekening moest houden in kwesties in de regionale, nationale en internationale politiek.

1 De Italiaanse website Ansa.it was de eerste die melding maakte van het aftreden van Benedictus XVI: Papa lascia, ‘sento peso dell’incarico’ (11-02-2013)

http://www.ansa.it/web/notizie/rubriche/cronaca/2013/02/11/Papa-lascia-sento-peso-incarico-_8226019.html.

Daarnaast ook in diverse kranten, zoals: De Volkskrant, Aftreden paus (12-02-2013).

2 NOS, Paus kondigt aftreden aan (11-02-2013), A. Lopes, The popes. The lives of the pontiffs through 2000 years of history (Rome 2005) 68-69 en 74, E. Duffy, Saints and sinners. A history of the popes (New Haven 2006) 159 en 170.

3 Ansa.it: Papa lascia, ‘sento peso dell’incarico’ (11-02-2013).

4 Er was een affaire rondom de butler van de paus: NRC Handelsblad, ‘Verrader’ van de paus staat terecht (28- 09-2012). Maar ook het boek van de Italiaanse journalist Gianluigi Nuzzi, The secret papers of Benedict XVI (Rome 2013) zorgde voor veel ophef: http://www.huffingtonpost.com/2012/05/19/vatican-calls-vatileaks- b_n_1529964.html, Huffington Post, Vatican calls book of leaked documents ‘criminal’.’His Holiness’ by Gianluigi Nuzzi 19-05-2012, net als andere affaires, zoals het seksueel misbruik in de kerk: NRC Handelsblad, Deetman: de kerk hielp niet genoeg (29-12-2010).

(6)

5 Van een dergelijke machtige positie profiteerde niet alleen de paus zelf; ook de pauselijke familie had voordeel van een verkiezing van een familielid tot paus. Het pausschap was een middel tot sociale verheffing; de pauselijke familie kon zich vanaf dat moment meten met de andere pauselijke families en de Romeinse adel. Daarnaast profiteerde de familie ook financieel, onder andere door het verkrijgen van kerkelijke goederen en titels.

5

In de meeste gevallen gold: hoe langer het pausschap voortduurde, des te meer voordeel de pauselijke familie ervan ondervond. Omdat de dood van de paus hier een einde aan maakte, zal er aan aftreden niet zijn gedacht.

6

Wanneer een familie profiteert van een hoge functie van een familielid, gaat dit vaak hand in hand met nepotisme. Nepotisme, het bevoordelen van bloedverwanten of vrienden, was op zich een geaccepteerde manier van regeren; toch vonden sommigen dat het in Rome aan het pauselijk hof de spuigaten uitliep. Het nepotisme werd in de zestiende en zeventiende eeuw in Rome namelijk ‘geïnstitutionaliseerd’ in de vorm van een functie: de kardinaal- nepoot.

7

De kardinaal-nepoot is de benaming voor de neef – zoon van een broer of zus – van de paus die tot kardinaal werd verheven. In het Italiaans wordt hij ‘cardinale-nipote’

genoemd; het Latijnse woord ‘nepos’ – kleinzoon – en het Italiaanse woord ‘nipote’ – kleinzoon of neef – komen terug in deze term. Ook in het woord ‘nepotisme’ zit ook het Latijnse woord ‘nepos’ besloten. De verheffing van de neef gebeurde binnen korte tijd nadat de paus was verkozen. Niet altijd betrof het neven; soms werden er ook aangenomen neven of zelfs (klein)kinderen verheven.

8

Het verheffen tot kardinaal-nepoot was niet het enige; de neef kreeg daarnaast vaak andere lucratieve functies en werd een zeer naaste medewerker van de paus. Het overlijden van de paus was echter een breekpunt. Vaak verloor de kardinaal-nepoot een groot deel van zijn machtsbasis nadat er een nieuwe paus was gekozen. De opvolger deed namelijk precies hetzelfde als de voorgaande, maar dan met zijn eigen familie.

9

Het ambt van kardinaal-nepoot zorgde ervoor dat de pauselijke familie optimaal kon profiteren van de verheffing van een familielid tot paus en dat ze dit op een legitieme wijze deed; de nepoot was

5Dit proces van sociale verheffing wordt door de Duitse historicus Wolfgang Reinhard nauwkeurig uiteengezet in diverse van zijn werken, zoals: Reinhard, Papstfinanz und Nepotismus unter Paul V. (1605-1621). Studien und Quellen zur Struktur und zu quantitativen Aspekten des päpstlichen Herrschaftssystems (Stuttgart 1974), Idem,

‘Nepotismus: Der Funktionwandel einer Papstgeschichtlichen Konstanten’ Zeitschrift fűr Kirchengeschichte 86 (1975) 145-185 en Idem, ‘Papal power and family strategy in the sixteenth and seventeenth centuries’ in: R.G.

Asch, en A.M. Birke eds., Princes, patronage and nobility (Londen 1991) 329-356.

6 R. Ago, Carriere e clientele nella Roma barocca (Rome 1990) 67-68.

7F.J. McGinnes, ‘Nepotism’, in: J. Dewald ed., Europe 1450 to 1789.Encyclopedia of the early modern world (New York 2004) 270-27, Reinhard, ‘Nepotismus’, 145 en Idem, ‘Papal power and family strategy’, 330.

8 McGinnes, Nepotism, 270-271.

9 McGinnes, 270-271.

(7)

6 tegelijkertijd een kardinaal in dienst van de kerk en deel van de pauselijke familie. De functie was dus zeer lonend en winstgevend voor de pauselijke familie.

Als tegenreactie op het nepotisme en de bijbehorende praktijk van de kardinaal-nepoot kwam in de tweede helft van de zeventiende eeuw een hervormingsgezinde beweging op die vond dat het nepotisme moest worden uitgebannen. Innocentius XI (1676-1689) en Innocentius XII (1691-1700) waren pausen die dit gedachtegoed aanhingen. De eerste deed verschillende pogingen om het nepotisme in te dammen en Innocentius XII deed een poging om het nepotisme helemaal af te schaffen met het uitvaardigen van de bul Romanum decet Pontificem in 1692.

10

Het verzet van sommigen tegen het nepotisme, in het bijzonder tegen de kardinaal-nepoot, is goed te traceren in de geschiedenissen van het pauselijk hof van Leopold von Ranke en Ludwig von Pastor. Ranke schreef tussen 1834 en 1836 Die römischen Päpste in den letzten vier Jahrhunderten, waarna Pastor tussen 1886 en 1933 de omvangrijke reeks Geschichte der Päpste seit dem Ausgang des Mittelalters publiceerde.

11

Beide Duitse historici staan aan de wieg van het historisch onderzoek naar het pauselijk hof. Rankes werk staat in de protestantse traditie die zeer kritisch naar de kerk kijkt; Pastor was katholiek en kreeg toestemming van de paus om de pauselijke archieven te bezoeken. Uit het omvangrijke bronnenmateriaal dat hij bestudeerde, kwam zijn zeer gedetailleerde Geschichte der Päpste voort. Voor moderne historici is dit nog steeds het standaardwerk waarop wordt teruggegrepen. Zijn Geschichte beschrijft de pontificaten tussen 1417 en 1799 en geeft inzicht in de vele zaken die speelden aan het pauselijk hof, de politieke verhoudingen met andere Europese grootmachten, de interne strubbelingen en de veranderingen.

Zo wordt ook de opkomst van het nepotisme en de kardinaal-nepoot en de groeiende kritiek hierop beschreven. De periode 1538-1692 wordt door vele onderzoekers gezien als het

‘tijdvak van de kardinaal-nepoot’. Het beginjaar 1538 is het jaar waarin Alessandro Farnese werd verheven tot kardinaal; traditioneel wordt hij gezien als de eerste echte kardinaal-nepoot.

Zijn benoeming was het begin van een geïnstitutionaliseerd ambt. Het eindjaar 1692 houdt verband met de bul die in dat jaar werd uitgevaardigd. Met de bul Romanum decet pontificem

10 McGinnes, 270-271.

11 Leopold von Ranke, Die römischen Päpste in der letzten vier Jahrhundert (Keulen 1834-36) en Ludwig von Pastor, Geschichte der Päpste seit dem Ausgang des Mittelalters (Freiburg 1886-1933). De reeks van Pastor is 16-delig en behandelt het tijdvak 1417-1799.

(8)

7 werd door de paus een poging gedaan om het nepotisme af te schaffen.

12

Aan de hand van Pastors werk is er een lijst op te stellen van degenen die de functie van kardinaal-nepoot hebben vervuld. Het blijkt echter dat er niet alleen kardinaal-nepoten werden benoemd tussen 1538 en 1692, maar ook nog daarna. Ook in de achttiende eeuw werden er, direct na de verkiezing van de paus, neven verheven tot nepoot.

13

Over deze nepoten is zeer weinig bekend, omdat er nauwelijks onderzoek naar gedaan is. De enige kardinaal-nepoten uit de achttiende eeuw die faam hebben verworven, zijn de neven van Pius VI (1775-1799), de paus uit de familie Braschi. Vaak wordt zijn pontificaat bestempeld als ‘het laatste hoogtepunt van het nepotisme aan het pauselijk hof’.

14

Een van de redenen die wel worden gegeven voor het negeren van de achttiende-eeuwse nepoten, is het feit dat de focus van het werk van Pastor niet op de achttiende eeuw ligt. Deze laatste delen van zijn omvangrijke boekenreeks zijn namelijk maar gedeeltelijk geredigeerd door Pastor zelf en postuum voltooid en uitgebracht door zijn naaste medewerkers.

15

De kardinaal-nepoten aan wie het meeste onderzoek is besteed, zijn dan ook de nepoten uit de periode 1538-1692. Vaak worden individuele nepoten onderzocht, hetgeen ertoe heeft geleid dat enkelen zeer bekend zijn geworden, terwijl anderen zijn vergeten. De nepoten zijn bekend geworden om hun kunstpatronage – bijvoorbeeld Alessandro Farnese, neef van paus Paulus III (1534-1549) – of hun sociaal-economische rol – zoals Scipione Borghese, nepoot van Paulus V (1605-1621).

16

Dit laatste is onderzocht door een grote groep Duitse historici onder aanvoering van Wolfgang Reinhard. Samen met zijn pupillen heeft Reinhard het enorme bronnenscala rondom kardinaal-nepoot Scipione Borghese onderzocht wat betreft op zijn invloed op de financiën aan het pauselijk hof en zijn rol in de sociale stijging van de familie Borghese.

17

Naar het ambt van de kardinaal-nepoot is sporadisch gekeken en ook hier betreft het uitsluitend nepoten uit de periode 1538-1692. Zo werd de functie vergeleken met de ‘favoriet’

12 Pastor, The history of the popes from the close of the middle ages. Vol XXXII: Innocent XI (1676-1689), Alexander VIII (1689-1691) , Innocent XII (1691-1700) (Freiburg 1923) 637-638, McGinnes, 270-271 en Reinhard ‘Nepotismus’, 171-172.

13 Kijk bijlage 1; tabel met kardinaal-nepoten van 1538 tot 1800, gebaseerd op Pastor, Geschichte der Päpste seit dem Ausgang des Mittelalters (Freiburg 1886-1933) delen XXXII t/m XXL.

14 Pastor, Geschichte der Päpste seit dem Ausgang des Mittelalters. Vol XXXIX: Pius VI (1775-1799) (Londen 1952) 35-38.

15 P. Felix Felner, ‘Ludwig von Pastor, historian of the popes’, The catholic historian review 15/2 (1929) 169- 170.

16 Claire Robertson, Il gran cardinale. Alessandro Farnese, patron of the arts (New Haven 1992) en Reinhard, Papstfinanz und Nepotismus unter Paul V. (1605-1621).

17 Reinhard, Papstfinanz und Nepotismus unter Paul V. (1605-1621), B. Emich, Bürokratie und Nepotismus unter Paul V. (1605-1621). Studien zur frühneuzeitlichen Mikropolitik im Rom (Stuttgart 2001), V. Reinhardt, Kardinal Scipione Borghese (1605-1633). Vermögen, Finanzen und sozialer Aufstieg eines Papstnepoten (Tübingen 1984).

(9)

8 aan andere (wereldlijke) Europese hoven (Emich), of werd er onderzoek gedaan naar zijn betekenis voor de paus en het college van kardinalen (Prodi/Cariccalo).

18

Een van de weinige onderzoekers die zich gericht heeft op de ‘oppertoezichthouder’ – ‘surintendance’, in vele gevallen een kardinaal-nepoot – van de kerk en het nepotisme, is de Franse historica Madeleine Laurain-Portemer.

19

De functie van kardinaal-nepoot hangt namelijk nauw samen met nepotisme. Dit komt ook naar voren in het werk van Wolfgang Reinhard, die voortbouwt op het werk van Laurain-Portemer. Reinhard keek bijvoorbeeld naar nepotisme als

‘veranderende constante’ aan het hof en naar de strategieën die families gebruikten om pauselijke familie te worden en te blijven; hij richt zich dus voornamelijk op de sociale en economische aspecten van het nepotisme.

20

Samenvattend is het onderzoek naar de kardinaal-nepoot, zeker voor de achttiende eeuw, dus nogal beperkt. Ten eerste zijn achttiende-eeuwse nepoten vaak genegeerd, in de veronderstelling dat er na 1692 geen nepoten meer waren. Zoals het werk van Pastor – gebaseerd op een enorm bronnenscala – laat zien, is deze veronderstelling onterecht. Ook in de achttiende eeuw waren er kardinaal-nepoten aan de zijde van de paus aan het pauselijk hof te vinden. Ten tweede is er nooit diepgaand naar het ambt van kardinaal-nepoot gekeken, maar is er veel meer aandacht besteed aan zijn sociale en economische rol aan het pauselijk hof en voor de pauselijke familie. Dit is opvallend, want de rol van kardinaal-nepoot lijkt groter te zijn geweest. De functie van kardinaal-nepoot wordt in de Encyclopedia of the early modern world namelijk als volgt beschreven:

‘the office of cardinal-nephew became crucial, as it safeguarded a papal family’s control over finances, affairs of state, diplomacy, ecclesiastical appointments, (…) and matters pertaining to the papal family’s social status (…) in the short duration of the pope’s reign.’21

De kardinaal-nepoot was niet alleen sociaal en economisch van belang, maar ook in de pauselijke politiek, de pauselijke diplomatie en kerkelijke zaken. Als naaste medewerker van de paus was de nepoot namelijk een belangrijke persoon in de kerkelijke politiek; hij had

18 Emich, ‘Europäische Gemeinsamkeiten, römische Eigenheiten: Das Klientelsystem am Hof des Papstes’ in:

Malettke, K., C. Grell en P. Holtz eds., Hofgesellschaft und Höflinge an europäischen Fürstenhöfen in der Frühen Neuzeit (15. – 18. Jahrhundert) (Marburg 2000) 287-302, P. Prodi, The papal prince: one body and two souls. The papal monarchy in early modern Europe (Cambridge 1987), A. Caraciollo, ‘Sovrano pontefice e sovrani assoluti’, Quaderni storici 52 xviii (1983) 279-283.

19 M. Laurain-Portemer, ‘La surintendance de l’état ecclésiastique’ in: Bibliothèque de l’ecole des Chartes 131/2 (1973) 478-568.

20Reinhard,Papstfinanz und Nepotismus unter Paul V. (1605-1621)), Idem, ‘Nepotismus’, 145-185 en Idem,

‘Papal power and family strategy’ 329-356.

21 McGinnes, 270-271.

(10)

9 invloed op het beleid en op promoties. Ook onderhield hij diplomatieke contacten met vele kerkelijke ambassadeurs in het buitenland en afgevaardigden van buitenlandse mogendheden.

Recentelijk is dit eenzijdige onderzoek opgemerkt door de Italiaanse historici Gianvittorio Signorotto en Maria Antonietta Visceglia. In hun bundel Courts and politics in Rome, 1492- 1700 uit 2002 pogen zij een eerste aanzet te geven tot onderzoek naar het pauselijk hof op meerdere vlakken dan alleen sociaal en economisch.

22

De politieke en diplomatieke rol van nepoten uit de zestiende en zeventiende eeuw zou dus nog verder onderzocht kunnen worden.

Voor achttiende-eeuwse nepoten geldt dat zowel hun politieke en diplomatieke invloed als hun sociaal-economische en financiële rol verder onderzoek vereisen; eigenlijk zijn ze op al deze onderzoeksgebieden genegeerd. De hoedanigheid van de achttiende-eeuwse nepoot zou afgezet kunnen worden tegen die van zijn voorgangers uit de twee eeuwen daarvoor.

Bestonden er bijvoorbeeld verschillen tussen de nepoten uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw? Misschien werden de achttiende-eeuwse nepoten beperkt door de bul uit 1692, waardoor ze andere of minder taken hadden dan hun voorgangers en niet zo machtig waren als hen. Welke rol speelden zij op sociaal-economisch, politiek of diplomatiek gebied?

Omdat de bestaande literatuur geen resultaten verschaft over het bovenstaande, zijn er nog vele vragen onbeantwoord. Het is nog onduidelijk wat het ambt van kardinaal-nepoot inhield en welke rol de nepoot nu precies speelde. Daarnaast zorgt de literatuur voor een cesuur tussen de kardinaal-nepoten uit de zestiende en zeventiende eeuw en die uit de achttiende eeuw; want hoe invloedrijk en belangrijk waren die laatsten nog? In deze scriptie zal worden getracht dit soort vragen te beantwoorden door de achttiende-eeuwse kardinaal- nepoot centraal te stellen: welke functies en rol vervulde de kardinaal-nepoot aan het achttiende-eeuwse pauselijk hof te Rome en verschilde deze situatie op enige wijze van die van zijn voorgangers uit de zestiende en zeventiende eeuw? De vraag of het nepotisme in de achttiende eeuw was uitgebannen door de in 1692 uitgevaardigde bul Romanum decet Pontificem hangt hiermee nauw samen. Er zal dus een beeld worden geschetst van de rol van een achttiende-eeuwse kardinaal-nepoot; dit beeld zal vergeleken worden met wat er bekend is uit de literatuur over zijn voorgangers uit de zestiende en zeventiende eeuw. Hiervoor is het echter noodzakelijk het onderzoek toe te spitsen op enkele terreinen. Er wordt dan ook gekeken naar de diplomatieke rol en invloed van de kardinaal-nepoot, evenals zijn politieke rol en invloed; dit betreft zowel zijn positie binnen de kerk en zijn invloed op de kerkelijke politiek als zijn rol in de buitenlandse politiek.

22 G. Signorotto en M.A. Visceglia, ‘Introduction’ in: Idem, eds., Courts and politics in papal Rome 1492-1700 (Cambridge 2002) 1-7.

(11)

10 Behalve naar de neven Braschi is er weinig tot geen onderzoek gedaan naar de neven die na de uitvaardiging van de bul in 1692 het ambt van kardinaal-nepoot uitoefenden.

23

Toch waren er tijdens de acht achttiende-eeuwse pontificaten minsten zes waarin de paus iemand tot kardinaal-nepoot verhief.

24

De bul werd onder andere ondertekend door kardinaal Albani, die na de dood van Innocentius XII werd verheven tot paus en de naam Clemens XI (1700- 1721) aannam. Hij negeerde de maatregelen die zijn voorganger had vastgelegd in de bul; hij verhief na zijn aantreden zijn neef Annibale Albani tot kardinaal-nepoot. In de daaropvolgende pontificaten regeerden de pausen slechts kort (Innocentius XIII (1721-1724)) of was er geen sprake van een kardinaal-nepoot op de hierboven beschreven wijze (Benedictus XIII (1724-1730) werd gedomineerd door een kardinaal, namelijk Niccolò Coscia).

Een kardinaal-nepoot die echter bijna geheel vergeten is terwijl hij tien jaar lang aan de zijde van zijn oom en paus opereerde, is Neri Maria Corsini. Hij werd 38 jaar na de uitvaardiging van de bul verheven tot kardinaal-nepoot van paus Clemens XII (1730-1740).

De paus – Lorenzo Corsini – en Neri Maria – zoon van de broer van Lorenzo – waren telgen uit de Florentijnse handelsfamilie Corsini, die al enige honderden jaren een nauwe relatie onderhield met de kerk. Al in 1963 wordt er door de Franse onderzoeker L.P. Raybaud gesteld dat de Corsini’s en Clemens XII ‘est un Pontife mal connu. Les historiens l’ignorent (…)’; het pontificaat van de Corsini’s was tot dan toe slecht onderzocht en werd zelfs genegeerd door de historici.

25

Dit is echter 50 jaar later nog steeds het geval; met uitzondering van het werk van Raybaud zijn de Corsini’s ook nu nog zeer onbekend.

De onbekendheid van zowel het Corsini-pontificaat als de achttiende-eeuwse kardinaal-nepoot biedt gelegenheid om de achttiende-eeuwse kardinaal-nepoot Neri Maria Corsini te onderzoeken. Neri werd verheven tot kardinaal en werd daardoor een belangrijke medewerker van zijn oom. Maar naast zijn kardinaalschap was hij ook nog segretaria dei memoriali: secretaris van petities en verzoekschriften.

26

Behalve deze kerkelijke ambten had

23 De Braschi-nepoten worden echter ook vooral op andere aspecten dan hun kardinaal-nepootschap en politieke functies onderzocht. Studies richten zich, ook hier, voornamelijk op kunstpatronage. Zo liet Pius VI een paleis voor Luigi Braschi bouwen. Kijk bijv. J. Collins, Papacy and politics in eighteenth century Rome. Pius VI and the arts (Cambridge 2004) en H. Hyde Minor, ‘‘Amore regolato’: papal nephews and their palaces in eighteenth- century Rome’, Journal of the society of architectural historians 65/1 (2006) 68-91.

24 Kijk bijlage 1; tabel met kardinaal-nepoten van 1538 tot 1800.

25 L.P. Rayboaud, Papauté et pouvoir temporel sous les pontificats de Clément XII et Benoît XIV (Parijs 1963) 21.

26 A. Fabroni, De vita et rebus gestis Clementis XII. Pont. Max. Commentarius. (Rome 1760) 26-29, M.

Guarnacci, Vitae et res gestae pontificum romanorum et s.r.e. cardinalium a Clemente X usque ad Clementem XII (Rome 1751) 603-606, Pastor, The history of the popes from the close of the middle ages. Vol. XXXIV:

Innocent XIII (1721-1724), Benedict XIII (1724-1730), Clement XII (1730-1740) 334.

(12)

11 Neri ook wereldlijke taken, waaronder het toezicht op enkele havens in de pauselijke staat.

Tijdens het tien jaar durende pontificaat van zijn oom werd Neri dus benoemd in diverse functies en kon hij op die wijze zijn macht uitbouwen. Deze moest hij daarna proberen vast te houden, wilde hij een belangrijke rol aan het pauselijk hof blijven vervullen. Toch is ook de rol van Neri Maria Corsini als achttiende-eeuwse kardinaal-nepoot nog nauwelijks onderzocht. Wanneer dit wel is gebeurd, baseren onderzoekers – zoals Pastor – zich vaak op het document ‘Corsini 1384’.

27

Dit is een document waarin het pontificaat van Clemens XII wordt beschreven, kort na zijn dood. Er bestaat echter onduidelijkheid omtrent dit document en waarschijnlijk is het niet volledig. Hierdoor kan het werkelijke beeld van het pontificaat van Clemens XII en de rol van zijn kardinaal-nepoot anders zijn.

Op basis van de vele bewaard gebleven documenten, correspondentie en andere zaken zou echter een nauwkeurig beeld gereconstrueerd kunnen worden van het pontificaat en Neri Maria’s rol als kardinaal-nepoot. Dit is goed mogelijk vanwege het grote aantal bronnen betreffende de familie Corsini en het pontificaat van Clemens XII. Dit materiaal wordt niet bewaard in de Vaticaanse Archieven, maar in de Accademia Nazionale dei Lincei of Bibliotheca Corsiniana; dit is het paleis van de Corsini’s in Rome, waar ook het materiaal wordt bewaard dat verschillende generaties Corsini zelf hebben verzameld.

28

De omvangrijke collectie documenten die betrekking hebben op de verschillende Corsini’s, maar ook op Clemens XII, diens pontificaat en diens nepoot Neri Maria Corsini, is nog maar zelden geraadpleegd.

Archieven

Ter beantwoording van de onderzoeksvragen was het noodzakelijk archiefonderzoek in Rome te doen. Alleen in die stad bevinden zich de archieven met het relevante materiaal. De archieven die zijn bezocht, zijn het Archivio Segreto Vaticano (ASV), de Bibliotheca Apostolica Vaticana (BAV), het Archivio di Stato di Roma (ASR), en de Accademia Nazionale dei Lincei (ANL), waar zich de Bibliotheca Corsiniana (BC) bevindt.

29

Het ASV

27 Bibliotheca Corsiniana (hierna: BC), Cors 1384; Memorie sul pontificato di Papa Clemente XII.

28 Het archief bevindt zich in het Palazzo Corsini te Rome, waar ook de Galleria Corsini gevestigd is. A.

Petrucci, Fondi documentari ignotti della bibliotheca dell’Accademia Nazionale dei Lincei (Rome 1958) en http://www.lincei.it/modules.php?name=Content&pa=showpage&pid=11#La%20Sezione%20Corsiniana.

29 ASV en BAV: F.X. Blouin jr., ed., Vatican Archives. An inventory and guide to historical documents of the Holy See (New York 1998), K.A. Fink, Das Vatikanische Archiv. Einführung in die Bestände und ihre

Erforschung unter besonderer Berücksichtigung der deutschen Geschichte (Rome 1943), L. Pásztor, Guida delle fonti per la storia dell’Americana Latina negli archive della Santa Sede e negli archive ecclestiastici d’Italia (Vaticaanstad 1970) en Indice dei Fondi e relativi mezzi di descrizione e di recerca dell’Archivio Segreto Vaticano (Vaticaanstad 2011). ASR: P. D’Angiolini, P., Guida generale degli Archivi di Stati Italiani (Rome 1981-1994) en A. Lodolini, L’archivio di stato di Roma e l’archivio del Regno d’Italia. Indice generale, storico,

(13)

12 en de BAV bevinden zich aan het pauselijk hof, in Vaticaanstad.

30

De ASR en de BC bevinden zich in Rome en bewaren respectievelijk de administratie van de stad Rome en al het verzamelde materiaal van de familie Corsini.

Onderzoek in vier archieven lijkt misschien veel, maar dit heeft een belangrijke reden.

De documenten die betrekking hebben op het pauselijk hof zijn namelijk verspreid over de ASV, de BAV én de ASR. Dit is gebeurd aan het begin van de negentiende eeuw, toen Napoleon Rome annexeerde. Napoleon begon in 1810 met het overbrengen van archiefmateriaal, met name uit de ASV en BAV, naar Parijs. Uit de ASV werden meer dan 3000 enorme kisten met archiefmateriaal naar Parijs gebracht. In 1814 werd besloten het materiaal terug naar Rome te brengen, hetgeen bemoeilijkt werd door de Honderd dagen (van Napoleon). In december 1815 arriveerde het eerste materiaal in Rome, in 1817 het laatste.

Tijdens deze enorme operatie is er zeer veel materiaal verloren gegaan. Omdat de onderneming erg duur was, waren de pauselijke functionarissen gedwongen om de documenten die zij beschouwden als ‘nutteloos’ te vernietigen of te verkopen. Bovendien werden vele documenten op een andere plaats terugbezorgd.

31

Daarnaast kwam een deel van het materiaal terecht in het Archivio di Stato di Roma.

Dit archief werd in 1871 opgericht, nadat ook Rome tot de Italiaanse staat ging behoren. Door deze annexatie was het gedaan met de wereldlijke macht van de pausen over de stad.

Materiaal van de pauselijke staat, zoals van de centrale organen, kwam nu ook in beheer bij de Italiaanse staat. Het ASR bewaart de documenten van de temporele pauselijke administratie (seculier), terwijl de ASV het materiaal van de organen van de kerkelijke regering (religieus) bewaart. In 1918 was de laatste grote uitwisseling tussen beide archieven.

32

descrittivo ed analitico (Rome 1932). BC: S. Panetta, Guida al patrimonio documentario della Bibliotheca dell’Accademia Nazionale dei Lincei e Corsiniana (Rome 2006), Petrucci, Fondi documentari ignotti della bibliotheca dell’Accademia Nazionale dei Lincei (Rome 1958) en Idem, Inventario del manoscritti contenti carteggi di Nunzio Apostolici (Rome 1958).

30 http://www.vaticanlibrary.va/home.php?pag=storia, http://www.archiviosegretovaticano.va/en/archivio/note- storiche

.

31 http://www.archiviosegretovaticano.va/en/archivio/note-storiche.

32 http://www.archiviodistatoroma.beniculturali.it/index.php?it/127/la-nostra-storia

.

(14)

13

Figuur 1 Palazzo Corsini, (Ets Vaso 1751) Figuur 2 Het Corsini paleis herbergt de Bibliotheca Corsiniana

Om een beeld te schetsen van de diplomatieke en politieke invloed van Neri Maria Corsini, zowel in interne (kerkelijk) zaken als buitenlandse zaken, moet het materiaal uit deze vier archieven gecombineerd worden. De Bibliotheca Corsiana bewaart vele diplomatieke en politieke bronnen omtrent het pontificaat van Clemens XII, alsmede de correspondentie en het privéarchief van Neri Maria Corsini. Documenten uit het ASV, van de organen van de kerkelijke regering, bieden bijvoorbeeld een inkijk in de financiële administratie. Maar ook worden er dagboeken bewaard en verslagen van congregaties tijdens welke met de Europese mogendheden werd onderhandeld. Archiefstukken uit het ASV kunnen dus ook van diplomatieke aard zijn. In het BAV zijn tevens documenten omtrent de financiële administratie te vinden. Het ASR biedt archiefstukken omtrent de temporele zaken van de pauselijke administratie; hier zijn diplomatieke stukken te vinden, maar ook documenten van organen van de pauselijke administratie die zich met de diplomatie bezighielden, zoals de Buon Governo.

Opbouw

Voordat deze vele politieke, diplomatieke en financieel-administratieve bronnen worden

onderzocht, zal eerst aandacht besteed worden aan andere zaken. Allereerst zal er een beeld

worden geschetst van de kardinaal-nepoot, zijn functies en zijn verantwoordelijkheden; dit

betreft voornamelijk de zestiende- en zeventiende-eeuwse nepoten. Daarnaast komt uitgebreid

de historiografie en het debat rondom dit onderwerp aan de orde. Vervolgens zal de

familiegeschiedenis van de Corsini’s beknopt uiteengezet worden: het relaas van de vestiging

van de familie in Florence, hun opklimming tot aristocratische familie en de verheffing van

Lorenzo Corsini tot paus.

(15)

14 In het daaropvolgende hoofdstuk zal de bul Romanum decet Pontificem worden geanalyseerd, om te bekijken welke maatregelen er werden genomen. Door het onderzoeken van de vele bronnen, kan er in de volgende hoofdstukken gekeken worden of de achttiende- eeuwse kardinaal-nepoot werkelijk minder taken en macht had dan zijn voorgangers uit de voorgaande eeuwen: maakte de bul werkelijk een einde aan het nepotisme? In de hoofdstukken daarna zal er daarom gekeken worden of Neri functies uitoefende naast zijn kardinaal-nepootschap. Was hij slechts kardinaal-nepoot, of monopoliseerde hij vele ambten, waardoor zijn macht en invloed groeiden? Bovendien zullen ook de kerkelijke financiën onderzocht worden, om te zien hoeveel de neef van de paus werkelijk verdiende. Aan het salaris en de overige inkomsten van Neri kan worden afgelezen in hoeverre Clemens XII zijn neef bevoordeelde en hoe belangrijk hij was. In de laatste twee hoofdstukken zal ten slotte onderzocht worden hoe ver de invloed van de nepoot reikte in binnenlandse zaken (kerkelijke kwesties) en buitenlandse en diplomatieke zaken.

Door niet alleen de sociale en economische rol van de kardinaal-nepoot te

onderzoeken, maar ook zijn financiële positie en zijn politieke – binnenlandse en buitenlandse

zaken – en diplomatieke functies en invloed te bestuderen, ontstaat er een veelzijdig beeld van

het doen en laten van een achttiende-eeuwse kardinaal-nepoot. Hierdoor kan de achttiende-

eeuwse neef van de paus vergeleken worden met zijn voorgangers. Daarnaast worden de

activiteiten van de kardinaal-nepoot onderzocht op bijvoorbeeld diplomatiek gebied. Het was

bekend dat ook de zestiende- en zeventiende-eeuwse nepoten zich daarmee bezighielden,

maar diepgaand onderzoek daarna is tot nu toe uitgebleven. Door de bul van Innocentius XII

te bestuderen en de situatie na uitvaardiging te toetsen aan de regels uit het pauselijke

document, kan er antwoord worden gegeven op de vraag of het nepotisme bleef voortbestaan

en zo ja, in welke vorm.

(16)

15

Hoofdstuk 1

De kardinaal-nepoot

Gedurende de tweeduizendjarige geschiedenis van de katholieke kerk zijn er vele functies en ambten binnen de kerkelijke hiërarchie ontstaan en gecreëerd, maar ook verdwenen en afgeschaft. Het ambt van kardinaal-nepoot is hier een goed voorbeeld van. De eerste sporen van deze functie zijn terug te vinden in de middeleeuwen; ze beleefde haar hoogtepunt vanaf 1538 tot aan het einde van de zeventiende eeuw.

33

De weerstand tegen de functie groeide gedurende deze tijd, en aan het einde van de zeventiende eeuw werd met de bul Romanum decet pontificem een poging gedaan het ambt af te schaffen. Pas bij het aanbreken van de negentiende eeuw werd de functie echter geheel uitgebannen.

34

1.1 Nepotisme: een neef of (klein)zoon als naaste medewerker

Het ambt van kardinaal-nepoot hangt nauw samen met het begrip nepotisme. Volgens het woordenboek van de Nederlandse taal is dit de ‘onrechtmatige begunstiging van familieleden of vrienden, met name bij het verlenen van posten’ en wordt het ook wel ‘vriendjespolitiek’

genoemd. In de term ‘nepotisme’ zit het Latijnse ‘nepos’ besloten, wat in de meeste gevallen

‘kleinzoon’, maar soms ook ‘neef’ betekent. Ook het Italiaanse woord voor ‘kleinzoon’ of

‘neef’ lijkt hierop: nipote.

Nepotisme heeft een lange geschiedenis en werd gezien als een goed werkende manier om te heersen. Verwanten werden namelijk beschouwd als betrouwbaardere medewerkers dan buitenstaanders vanwege de bloedband, het hebben van dezelfde belangen en het nastreven van dezelfde doelen. Ook was het normaal dat familieleden meedeelden in succes. Deze manier van regeren was geaccepteerd.

35

Alleen buitensporig nepotisme, zoals bedreven door paus Alexander VI (1492-1503), werd veroordeeld; hij benoemde zijn bastaardkinderen op belangrijke posten.

36

Toch is nepotisme niet iets van het verleden; het is van alle tijden.

37

Hoewel nepotisme overal en in alle tijden in de maatschappij voorkomt, wordt het vaak in verband gebracht met de katholieke kerk. De functie of het ambt van kardinaal-nepoot

33 Reinhard, ‘Nepotismus’, 145.

34 Reinhard, ‘Nepotismus’, 184-185.

35 Reinhard, ‘Papal power and family strategy’, 331.

36 Reinhard, ‘Nepotismus’, 164-166.

37 Een voorbeeld hiervan is de benoeming van Jean Sarkozy (23) in 2009 – zoon van de toenmalige Franse president Nicolas Sarkozy – tot directeur van de EPAD, zonder diploma of ervaring (NRC Handelsblad,

‘Flitscarrière van ‘de Prins’ wekt weerstand’ (13-10-2009)). Maar ook de bestuurders en adviseurs van onderwijsgroep Amarantis werden tijdens de Amarantis-affaire in 2012 beschuldigd van nepotisme,

vriendjespolitiek en belangenverstrengeling (Volkskrant, ‘Zelfverrijking bij top scholenreus Amarantis’ (01-12- 2012)).

(17)

16 verwijst naar het gebruik waarbij de paus, vaak binnen afzienbare tijd na zijn benoeming, een familielid tot kardinaal verhief en tot naaste medewerker maakte. Omdat deze persoon vaak een neef – een zoon van de broer of zus van de paus – was en in sommige gevallen zelfs een zoon of kleinzoon, werd deze ‘functie’ vaak aangeduid als kardinaal-nepoot, of cardinale- nipote in het Italiaans.

38

De paus benoemde zijn neef tot Superintendens Status Ecclesiastici;

soms wordt hij in de literatuur zelfs ‘superminister’ genoemd.

39

Hoewel de neven de kerkelijke waardigheid van kardinaal verkregen, waren velen van hen niet tot priester gewijd.

Aan het pauselijk hof werd in deze tijd de functie van kardinaal-nepoot cruciaal; de nepoot garandeerde de controle van de familie over de financiën, buitenlandse en binnenlandse zaken, diplomatie, kerkelijke benoemingen en theologische kwesties en hield zich bezig met de sociale status van de pauselijke familie. De nepoot vervulde vaak ook de functie van segretario di stato of secretary of state, wat in het Nederlands vertaald kan worden als kardinaal-staatssecretaris. Dit was een ambt dat vergelijkbaar is met dat van

‘eerste minister’ of minister van binnen- en buitenlandse zaken. Daarnaast leidde hij de congregaties die het bestuur over de pauselijke staat regelden. Ook was hij verantwoordelijk voor de officiële correspondentie met nuntii in geheel Europa en met andere lokale bestuurders. Naast een zeer royaal salaris kregen de nepoten allerlei privileges, waarvan vaak werd geprofiteerd ten koste van de Apostolische Kamer.

40

Doordat de neef van de paus tevens lid was van de clerus, had hij recht op benefices – het verkrijgen van rijke kloosters etc. – totdat het concilie van Trente hier een einde aan maakte.

41

Alles wat de kardinaal-nepoot gedurende zijn leven verwierf uit kerkelijke bronnen, liet hij per testament na aan de niet- religieuze tak van de familie. Eigenlijk hoorde dit na de dood weer in het bezit te komen van de kerk, maar de paus kon dispensatie geven; de pauselijke familie onttrok inkomen aan de kerk en transformeerde het tot seculier inkomen.

42

Hierdoor profiteerde de pauselijke familie op zeer grote schaal van de rijkdommen van de kerk.

Voor de paus was de kardinaal-nepoot bovendien een adviseur en – in moderne ogen – een manager. Vanwege de verwantschap met de paus genoot de nepoot zeer veel vertrouwen.

Hij verkreeg daardoor toegang tot de paus en de binnenste kringen van de kerk. Sommige nepoten beperkten ook de toegang van anderen tot de paus; de neef werd het aanspreekpunt

38 McGinnes, 270-271.

39 Reinhard, ‘Papal power and family strategy’, 334.

40 Deze inkomsten waren anders naar de Apostolische kamer gegaan; nu kwamen ze bij de kardinaal-nepoot of familieleden van de paus terecht. De Apostolische kamer, of de Camera Apostolica, was onderdeel van de Romeinse curie en houdt zich bezig met de regering en rechtspraak van de pauselijke staat.

41Reinhard, ‘Nepotismus’, 176 en 337, en McGinnes, 270-271.

42 Reinhard, ‘Nepotismus’, 176-179 en McGinnes, 270-271.

(18)

17 voor ieder die in contact wilde komen met de kerkelijk leider. Het vervullen van vele belangrijke functies aan het hof, de zeer nauwe samenwerking met zijn oom en het vervullen van de rol van aanspreekpunt voor de paus zijn redenen waarom de kardinaal-nepoot ook weleens wordt aangeduid als ‘vicepaus’.

43

Omdat de clientèle van de paus ook die van de pauselijke familie was, had de paus een alter ego nodig; zijn neef werd het hoofd van de pauselijke clientèle en van de familiedynastie. Hierdoor behield de paus een zekere afstand en straalde hij onafhankelijkheid uit.

44

Als hoofd van de pauselijke familie zorgde de kardinaal-nepoot ook voor de verheerlijking van de familie. Dit werd echter niet uitsluitend door pauselijke families, maar ook door niet-pauselijke families van statuur gedaan. Een manier ter verheerlijking van de familie was het gebruik van kunst en architectuur. Paleizen werden gebouwd en gedecoreerd met fraaie fresco’s, die in vele gevallen een propagandistische boodschap in zich droegen. Er zijn vele voorbeelden van familieresidenties in de stad Rome en de nabije omgeving; deze zijn gedecoreerd met overweldigende schilderingen die bijna altijd een propagandistische boodschap vertegenwoordigden. In de fresco’s werd vaak de lange familiegeschiedenis afgebeeld en werd de macht van de familie gelegitimeerd. In Rome zelf werden kapellen of zelfs kerken opgericht, waar gebeden kon worden voor de familie en waar de belangrijkste leden van de familie vaak hun laatste rustplaats kregen.

45

In deze hoedanigheid was de kardinaal-nepoot tevens een kunstpatroon; hij stond aan de top van een enorm patronagenetwerk waarvan vele kunstenaars deel uitmaakten. De nepoot beschermde en stimuleerde de kunstenaars, verzamelde hun werk en gaf hen opdrachten. De architecten, beeldhouwers en schilders konden onder de patronage van de kardinaal-nepoot uitgroeien tot zeer succesvolle kunstenaars.

46

Sporen hiervan zijn tot op de dag van vandaag terug te vinden door heel Rome, maar ook daarbuiten.

De historiografie geeft geen eenduidig beginpunt van de functie aan het pauselijk hof.

Een paus omringde zich vaak met allerlei familieleden, die zowel leek als geestelijke waren.

Er zijn volgens de meeste onderzoekers sporen van het ambt terug te vinden in de middeleeuwen en bestaat er consensus over de ‘institutionalisering’ – de stabilisering – van het ambt: deze vond plaats in 1538. In dat jaar werd Alessandro Farnese gekozen tot paus Paulus III (1534-1549) en werd zijn kleinzoon Alessandro Farnese zijn kardinaal-nepoot. Hij

43 Reinhard, ‘Nepotismus, 172-173 en Idem, ‘Papal power and family strategy’, 343.

44 Reinhard, ‘Nepotismus’, 172-173 en Idem, ‘Papal power and family strategy’, 343.

45 Reinhard spreekt van een ‘familiestrategie’ in: Reinhard, ‘Papal power and family strategy’, 338.

46 Een zeer waardevol onderzoek hiernaar is van Claire Robertson. In ‘Il gran cardinale. Alessandro Farnese, patron of the arts (New Haven 1992) wordt de kunstpatronage van kardinaal-nepoot Alessandro Farnese (1520- 1589) uitgebreid gereconstrueerd.

(19)

18 wordt dan ook vaak beschouwd als ‘de eerste kardinaal-nepoot’.

47

De laatste die het ambt vervulde, is volgens dezelfde onderzoekers Pietro Ottoboni, de neef van Alexander VIII (1689-1691). Daarna zou er met de bul Romanum decet pontificem uit 1692 een einde zijn gekomen aan het ambt. Innocentius XII (1691-1700) stelde deze bul op onder druk van hervormingsgezinde stromingen die tegen nepotisme waren.

48

Of deze bul werkelijk een einde maakte aan het nepotisme, zal later worden besproken. Het werk van Ludwig von Pastor toont echter aan dat er wel degelijk nog kardinaal-nepoten waren na de uitvaardiging van de bul; tot aan het einde van de achttiende eeuw bleven pausen hun neven verheffen.

49

De verantwoordelijkheden en de macht van de kardinaal-nepoten verschilden sterk per pontificaat. Veel hing af van de paus en de nepoot zelf. Als een paus zwak was – incompetent of oud en ziek – kon een kardinaal-nepoot zeer machtig worden. Bovendien waren sommige neven heel ambitieus, maar niet alle nepoten waren competent. De geschiedschrijving is zeer positief over de nepoten Alessandro Farnese en Carlo Borromeo, die veel hebben betekend voor het pausdom en hun familie.

50

Andere, minder competente nepoten zoals Carlo Carafa en de neven Barberini zijn door de geschiedschrijving zeer negatief beoordeeld; zij hebben diepe crises veroorzaakt en nepoot Carafa werd zelfs geëxecuteerd.

51

Het ambt van kardinaal-nepoot wordt weleens vergeleken met de positie van de

‘favoriet’. Dit fenomeen werd voor het eerst echt benoemd in de zestiende en zeventiende eeuw aan de hoven van Europa. Hier ontstonden de favori (Frankrijk), de privado of valido (Spanje) en de favourite (Engeland). Deze favorieten worden, net als de kardinaal-nepoot, gezien als voorlopers van ministers, een functie die bijdroeg aan de creatie van de moderne staat.

52

Sommigen van hen werden erg bekend, zoals Francisco de Sandoval y Rojas Lerma, Gaspar de Gúzman Olivares (beide Spanje), Armand Jean du Plessis de Richelieu, Jules Mazarin (beide Frankrijk) en George Villiers, hertog van Buckingham (Engeland).

53

Waar het in Rome vaak een bloedverwant betrof, waren de favorieten aan de andere Europese hoven

47 Reinhard, ‘Papal power’, 330 en Laurain-Portemer, ‘La surintendance’, 489.

48 McGinnes, 270-271.

49 Kijk bijlage 1; tabel met kardinaal-nepoten van 1538 tot 1800.

50 Over Farnese: Robertson, Il gran cardinale. Over Borromeo (die zelfs heilig werd verklaard): F.C. Cesareo,

‘Borromeo, Carlo (1538-1584)’ in: J. Dewald, ed., Encyclopedia of the early modern times (New York 2004) 284-285 en J.M. Headley en J.B. Tomaro, eds., San Carlo Borromeo. Catholic reform and ecclesiastical politics in the second half of the sixteenth century (Londen 1988).

51 Barberini: P.J.A.N. Rietbergen, Power and religion in baroque Rome. Barberini cultural policies (Leiden 2006) en J.N.D Kelly en M. Walsh, ‘Urban VIII’ in: Idem, eds., A dictionary of popes (Oxford 2010). Carafa:

Kelly en Walsh, ‘Urban VI’ in: Idem, eds., A dictionary of popes (Oxford 2010) en http://www2.fiu.edu/~mirandas/bios1555.htm#Carafa .

52 J.H. Elliot, ‘Introduction’ in: Idem en L.W.B. Brockliss, eds., The world of the favourite (New Haven 1999) 1.

53 Elliot, ‘Introduction’, 3 en I.A.A. Thompson, ‘The institutional background to the rise of the minister- favourite’ in: J.H. Elliot en L.W.B. Brockliss, eds., The world of the favourite (New Haven 1999) 13-14.

(20)

19 vaak geen familie van de vorst. Het waren personen die de voorkeur van de vorst genoten.

Alle favorieten waren verschillend en kwamen in de positie van favoriet terecht door verschillende omstandigheden; de context waarin een favoriet naar voren werd geschoven was dus anders, volgens Thompson. Toch hadden ze vergelijkbare functies binnen de regering.

54

Ze functioneerden binnen het hof en waren belangrijke patronen, maar ook buiten het hof waren ze actief.

55

1.2 Historiografie

Het onderzoek naar ‘favorieten’ aan Europese hoven is omvangrijker dan het onderzoek naar de favorieten in Rome. Een citaat dat het onderzoek naar het pauselijk hof bijzonder treffend beschrijft, stelt dat: ‘studies naar de institutie van het pauselijk hof zijn schaars en bijna allemaal Duitstalig’.

56

Het klopt dat het overgrote deel van het onderzoek dat de afgelopen honderd jaar heeft plaatsgevonden, Duitstalig is. Dit vindt zijn oorsprong in de werken van de Duitse historicus Ludwig von Pastor, die door het grote bronnenscala ook vandaag de dag nog zeer waardevol zijn. Bovendien lijkt het pauselijk hof een groter onderzoeksthema te zijn in de (traditioneel) katholieke landen als Frankrijk en Italië; de Angelsaksische traditie, waartoe ook Nederland behoort, besteedt sporadisch aandacht aan het onderwerp.

Wanneer het de kardinaal-nepoot betreft, kan het citaat enigszins aangepast worden.

Ook het onderzoek hiernaar is zeldzaam en voornamelijk Duits, maar het onderwerp wordt niet totaal genegeerd in de Angelsaksische onderzoekstraditie. De voornamelijk Engelstalige studies naar de kardinaal-nepoot betreffen vooral onderzoek naar de kardinaal-nepoot als kunstpatroon en verzamelaar. De paus en zijn nepoot hadden doorgaans een grote interesse in het bestellen, verzamelen en tentoonstellen van kunst. Daarnaast waren de nepoten vaak de patronen van kunstenaars en konden schilders, beeldhouwers en architecten onder hun bescherming uitgroeien tot de meest gelauwerde artiesten in Europa.

57

Naast kunsthistorisch onderzoek wordt er veel historisch onderzoek gedaan naar kardinaal-nepoten. Onderzoek naar de oorsprong, het fenomeen of de functie van de kardinaal-nepoot is echter zeldzaam, net als de relatie tussen de kardinaal-nepoot en het nepotisme. Om die reden vinden enkele historici dat het onderzoek naar de kardinaal-nepoot

54 Thompson, ‘The institutional background’, 14.

55 Thompson, 15.

56 O. Poncet, ‘The cardinal-protectors of the crowns in the Roman curia during the first half of the seventeenth century: the case of France’ in: G. Signorotto en M.A. Visceglia, eds., Court and politics in papal Rome, 1492- 1700 (Cambridge 2004) 158 en Signorotto, ‘The squadrone volante: ‘independent’ cardinals and European politics in the second half of the seventeenth century’, in: Idem en M.A. Visceglia eds., Courts and politics in papal Rome 1492-1700 (Cambridge 2002) 177-178.

57 Robertson, Il gran cardinale, 1-7 en McGinnes, 270-271.

(21)

20 er hiermee bekaaid af komt. De nepoten zijn namelijk vooral individueel onderzocht, waardoor enkelen grote faam hebben verworven, terwijl anderen in de luwte zijn gebleven.

58

Alessandro Farnese, Scipione Borghese, Carlo Carafa, Carlo Borromeo, Pietro Ottoboni en de neven Barberini zijn de nepoten die het meest onderzocht zijn, en daardoor ook het bekendst.

59

Hoewel de studies naar de kardinaal-nepoot dus schaars zijn en voornamelijk over individuele nepoten gaan, bestaat er een grotere traditie die zich bezighoudt met onderzoek naar nepotisme. Deze onderzoekstraditie richt zich voornamelijk op nepotisme in kerkelijke context en heeft ook raakvlakken met de functie van kardinaal-nepoot. Omdat het ambt en het gebruik van de kardinaal-nepoot nauw verbonden zijn met het begrip nepotisme, zijn de studies die er op het gebied van kerkelijk nepotisme bestaan ook relevant.

Een van deze studies is van de Franse historica Madeleine Laurain-Portemer. In 1973 werd een artikel van haar hand gepubliceerd, waarin ze onderzoek doet naar la surintendance – de oppertoezichthouder – van de kerk. De surintendance is in de meeste gevallen een kardinaal-nepoot. Aan de hand van vele documenten en brieven die Laurain-Portemer vond in de Vaticaanse Archieven, schreef ze het artikel ‘Absolutisme et népotisme. La surintendance de l’état ecclésiastique’. Hierin maakt ze een scheiding tussen twee perioden van nepotisme.

Hiervoor analyseert ze de vele pontificaten tussen 1555 en 1692, waarna ze de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de surintendant uiteenzet. Allereerst maakt Laurain-Portemer een scheiding tussen het nepotisme van vóór het concilie van Trente (1545-1563) en daarna.

Het nepotisme van de renaissance-pausen was ‘ongeremd en zeer uitbundig, waarbij ouders, broers en neven onbeschaamd werden verheven en de familie zich kerkelijke bezittingen toe- eigende’. Dit noemt Laurain-Portemer het grand népotisme.

60

Dit staat tegenover het petit népotisme dat de pausen na het concilie van Trente en de Reformatie bedreven. Deze vorm

58 Signorotto en Visceglia, ‘Introduction’, 1-7.

59 Farnese veelal over zijn kunstpatronage: Robertson, Il gran cardinale. H. Gamrath, Farnese. Pomp, power and politics in renaissance Italy (Rome 2007). Borghese over zijn patronage en nepootschap (in sociaal- economische context): vele werken van o.a. W. Reinhard, B. Emich en V. Reinhardt (kijk lijst met geraadpleegde werken). Carafa over zijn desastreuze kardinalaat: Kelly en Walsh, ‘Urban VI’ en

http://www2.fiu.edu/~mirandas/bios1555.htm#Carafa . Borromeo over zijn kardinaalschap: F.C. Cesareo,

‘Borromeo, Carlo (1538-1584)’ in: J. Dewald, ed., Europe 1450 to 1789. Encyclopedia of the early modern world (New York 2004) 284-285 en J.M. Headley en J.B. Tomaro, eds., San Carlo Borromeo. Catholic reform and ecclessiastical politics in the second half of the sixteenth century (Londen 1988). Ottoboni vooral voor zijn kunstpatronage: E.J. Olszewski, ‘The enlightened patronage of cardinal Pietro Ottoboni (1667-1740)’, Artibus et historiae 23/45 (2002) 139-165. Idem, Cardinal Pietro Ottoboni (1667-1740) and the Vatican tomb of pope Alexander VIII (Philadephia 2004). Barberini over hun kunstpatronage en kardinalaat: Rietbergen, Power and religion in baroque Rome en Kelly en Walsh, ‘Urban VIII’.

60 Laurain-Portemer, 488.

(22)

21 van nepotisme was ‘kleiner’, bescheidener; zo waren benoemingen en bezittingen herroepbaar.

61

Het petit népotisme aan het pauselijk hof kent volgens Laurain-Portemer twee fasen.

De eerste fase is het begin – de mise en place – en loopt van 1555 tot 1621. De beginfase is een periode waarin het nepotisme zich aan het hof vestigt en wordt uitgebouwd; door aarzelingen verloopt dit proces niet snel. Een bloedverwant werd belast met de taak de verantwoordelijkheden van de paus te verlichten. De surintendant kreeg controle over vele pauselijke zaken, zoals de diplomatie, correspondentie met het binnen- en buitenland, de administratie, justitie en algemene zaken.

62

De functie van surintendant kreeg definitief vorm rond 1590, waardoor het nepotisme werd versterkt. Laurain-Portemer plaatst de opkomst van de surintendant in de context van l’absolutisme romain: het Romeins absolutisme. Dit is volgens haar het begin van een trend, die zich voortzet in de rest van Europa. De paus trok de macht naar zich toe en gaf zijn verantwoordelijkheden door aan de surintendant, die exclusief aan de paus verantwoording schuldig was en aan niemand anders. Het Romeins absolutisme betekende onbegrensde macht voor de paus.

63

De tweede fase was l’age classique, die in 1621 aanving. Het nepotisme in de voorgaande periode was problematisch en instabiel, maar in de klassieke periode was het uniform, eenvormig. In een tijd waarin het absolutisme binnen de kerk, maar ook elders in Europa steeds sterker werd, had de paus behoefte aan een alter ego. De surintendant of de kardinaal-nepoot bood hiervoor uitkomst. Laurain-Portemer spreekt van ‘cardinalat, surintendance, facultés annexes’; de neef werd verheven tot kardinaal en werd de kardinaal- nepoot.

64

Hierdoor kreeg hij toezicht op vele pauselijke zaken, facultés, veelal dezelfde zaken als de surintendant in de voorgaande periode; maar hij kon nu ook worden aangeduid als

‘(eerste) minister’ met bevoegdheden aangaande het binnenlands en buitenlands beleid.

Nepotisme was een geaccepteerde vorm van regeren, maar het kon ook te ver gaan.

Wanneer er een crisis rondom de kardinaal-nepoten ontstond, liet ook de Romeinse bevolking van zich spreken. Hoewel de kerk bij zichzelf en de theologen te rade ging, werd de functie van kardinaal-nepoot vooralsnog niet afgeschaft: niet de functie was het probleem, maar incompetente personen.

65

Toch besloot Innocentius XII in 1692 een bul tegen het nepotisme uit te vaardigen. Omdat in de ‘klassieke periode’ van het nepotisme de functie van

61 Laurain-Portemer, 488-489.

62 Laurain- Portemer, 526-539.

63 Laurain-Portremer, 539-541, 551-552

64 Laurain-Portemer, 513-526, in het speciaal: 516.

65 Laurain-Portemer, 513-526, in het speciaal: 518.

(23)

22 surintendant en die van kardinaal-nepoot altijd samenvielen, verdween met het afschaffen van het nepotisme ook de surintendant.

66

Rond dezelfde tijd als Laurain-Portemer in Frankrijk hield de historicus Wolfgang Reinhard zich in Duitsland bezig met een overlappend onderwerp. Net als de vele studies naar de katholieke kerk zijn ook de onderzoeken naar het nepotisme vaak uitgevoerd door Duitstalige wetenschappers, zoals Wolfgang Reinhard. Hij houdt zich al ruim veertig jaar bezig met onderzoek naar het pauselijk hof. Sinds zijn promotie publiceerde hij vele artikelen over religie, met bijzondere aandacht voor het pauselijk hof, nepotisme en patronage.

67

In Reinhards werk is tot op zekere hoogte de invloed van Laurain-Portemer te zien. Reinhard is het met haar eens dat de kardinaal-nepoot ook vaak de ‘secretary of state’ was, maar stelt dat de paus uiteindelijk de politiek bepaalde. De nepoot kón machtig zijn wanneer hij competent was; hij was echter niet machtig omdat hij het ambt van nepoot bekleedde.

68

Reinhard heeft zeer intensief onderzoek gedaan naar één kardinaal-nepoot in het bijzonder. In 1974 publiceerde hij het boek Papstfinanz und Nepotismus unter Paul V (1605–

1621): Studien und Quellen zur Struktur und zu quantitativen Aspekten des päpstlichen Herrschaftssystems. In dit werk doet Reinhard onderzoek naar nepotisme, sociale stijging en patronage. Daarbij richtte hij zich vooral op het pontificaat van paus Paulus V (1605-1621) en diens neef – en kardinaal-nepoot – Scipione Borghese. In het genoemde boek ligt de nadruk op onderzoek naar de financiële huishouding van de kardinaal-nepoot en de sociale stijging van de familie Borghese die daarmee gepaard ging. Ook de methoden die Scipione en zijn familie hanteerden om succesvol te worden komen aan bod. Daarnaast worden alle aspecten van de pauselijke financiën tijdens het pontificaat van Paulus V geanalyseerd. Het werk staat vol met specifieke informatie uit de vele financiële bronnen. Reinhard toont aan dat veruit de meeste inkomsten voor het pauselijk hof uit de pauselijke staten kwamen, inkomsten die te laag waren om de uitgaven uit de pauselijke schatkist bij te houden. Tegelijkertijd verkreeg de pauselijke familie een enorm fortuin door speciale giften en verwierf ze vele ambten en gunsten.

69

Volgens Reinhard werd het pausdom in de zeventiende eeuw op dezelfde wijze bestuurd als de wereldlijke hoven; het nepotisme was een belangrijke politieke institutie. De

66 Laurain-Portemer, 551-552.

67 http://www.uni-erfurt.de/max-weber-kolleg/personen/wolfgang-reinhard/ Hierop zijn ook zijn ‘vita’ en

‘Publikationsverzeichnis’ te vinden. (Laatst geraadpleegd: 17-02-2013).

68 Reinhard, ‘Nepotismus’ 171-172 en Idem, ‘Papal power and family strategy’, 341-342.

69 Reinhard, Papstfinanz und Nepotismus; kijk bijvoorbeeld 14-15, 24-30, 59.

(24)

23 paus bedreef echter op grotere schaal nepotisme dan de wereldlijke vorsten en hun favorieten.

70

Reinhard onderzocht niet alleen deze specifieke kardinaal-nepoot uit de familie Borghese, maar deed ook onderzoek naar het nepotisme en de kardinaal-nepoot in het algemeen. Hierover schreef hij diverse artikelen, zoals in ‘Nepotismus. Der Funktionswandel einer papstgeschichtlichen Konstanten’ en ‘Papal power and family strategy in the sixteenth and seventeenth centuries’.

71

In deze bijdragen zet Reinhard zijn theorie over nepotisme aan het pauselijk hof uiteen en kijkt hij naar de veranderende functie van nepotisme en familiestrategieën.

In ‘Nepotismus. Der Funktionwandel einer papstgeschichtlichen Konstanten’ zet Reinhard de geschiedenis van het nepotisme uiteen, waarbij hij de nadruk legt op de veranderende functie (Funktionwandel) van het nepotisme door de eeuwen heen. Volgens hem is nepotisme de oorzaak van specifieke sociale structuren als normen en waarden, waarbij sociaal-culturele gedragspatronen de functie van kardinaal-nepoot rechtvaardigen.

72

Vervolgens ontvouwt Reinhard een theorie over de functies van het nepotisme, die in veel van zijn onderzoeken terugkomt. Hij maakt een tweedeling in de functie van het nepotisme: hij spreekt van een Versorgungsfunktion en een Herrschaftsfunktion. Volgens Reinhard was het natuurlijk om familieleden te laten delen in succes; dit is de Versorgungsfunktion van het nepotisme, of de ondersteunende functie. De familie profiteerde mee van de verheffing van een familielid tot paus. Een succesvol familielid was eigenlijk verplicht om voor sociale stijging van zijn bloedverwanten te zorgen. Het nepotisme werd een noodzakelijke voorwaarde voor sociale mobiliteit. Omdat familieleden betrouwbaardere medewerkers waren dan buitenstaanders, benoemde de paus zijn bloedverwanten in posities aan het hof. Dit is de Herrschaftsfunktion, of de functie van dominantie.

73

Toch is het volgens Reinhard moeilijk beide functies uit elkaar te houden en vanaf 1300 is dit helemaal het geval. Door het versterken van de familiemacht versterkte de heerser namelijk tegelijkertijd zijn eigen positie.

Door de eeuwen heen was de ene keer de Versorgungsfunktion dominant, de andere keer de Herrschaftsfunktion.

74

Reinhard verbindt deze begrippen aan het idee van de pietas. Dit stamt uit de antieke maatschappij en verklaart volgens Reinhard ook de sociale functie van de

70 Reinhard, Papstfinanz und Nepotismus,157.

71 Reinhard, Nepotismus: Der Funktionwandel einer Papstgeschichtlichen Konstanten’ Zeitschrift fűr Kirchengeschichte 86 (1975) 145-185 en ‘Papal power and family strategy in the sixteenth and seventeenth centuries’ in: R.G. Asch, en A.M. Birke eds., Princes, patronage and nobility (Londen 1991) 329-356.

72 Ibidem, ‘Nepotismus’, 147-149.

73 Ibidem, 146-152.

74 Ibidem, 156-164.

(25)

24 bisschopsambten. Iemand die een hoge rang had, had de verplichting tegenover familie en vrienden om hen een ook een hoge functie toe te bedelen.

75

Volgens Reinhard is Paulus I (757-767) een van de eerste pausen die een broer bevoordeelt; dit was de eerste kardinaal- nepoot.

76

Vele andere pausen volgden, en velen van hen stelden nieuwe maatstaven voor nepotisme.

Een verandering in de functie van het nepotisme trad op tijdens het pontificaat van Julius II (1503-1513). Deze paus bediende zich niet meer van de tweede functie, maar alleen nog van de Versorgungsfunktion. Reinhard ziet het bewijs hiervoor in het feit dat het Julius II lukte de onderwerping van de pauselijke staten te voltooien, zonder hulp van familieleden (Herrschaft). In de zestiende eeuw verdween hierdoor de controlerende functie van het nepotisme; de ondersteunende functie was vanaf toen dominant.

77

Het pausdom was sinds de tweede helft van de vijftiende eeuw een ‘gesellschaftlicher Aufstiegskanal’ geworden, een manier voor sociale stijging. Het pausschap van een familielid werd een beslissende episode voor de pauselijke familie.

78

Toch werd het ambt van kardinaal-nepoot geïnstitutionaliseerd in een periode waarin eigenlijk alleen de ondersteunende functie nog bestond, terwijl het ogenschijnlijk hét voorbeeld van de Herrschaftsfunktion leek te zijn. Dit is echter schijn; het ambt had vooral een ondersteunende (Versorgungs) functie. Het doel van de nepoot was namelijk het verwerven van veel inkomsten, die vervolgens werden overgeheveld naar zijn eigen familiedynastie. Toch had het ambt voor een klein deel ook een Herrschaftsfunktion, wat volgens Reinhard tot uiting kwam in twee aspecten. Ten eerste kon de paus, door middel van brieven van de kardinaal-nepoot, juridisch bindende beslissingen nemen op een informele manier. Ten tweede werd de kardinaal-nepoot hoofd van het patronagenetwerk van de paus, waardoor de paus ‘onpartijdig’ kon blijven.

79

Aan het einde van de zeventiende eeuw werd het nepotisme disfunctioneel en raakte het in een crisis.

80

Hoewel er al eerder pogingen waren ondernomen en beslissingen waren genomen om iets tegen het nepotisme te doen, waren deze beslissingen vaak niet bindend voor de paus. De crisis van het nepotisme werd veroorzaakt door de financiële crisis aan het pauselijk hof, waardoor het uiteindelijk in 1692 werd

75 Ibidem, 148.

76 Ibidem, 151.

77 Ibidem, 159, 171, 167-173 en Idem , ‘Papal power and family strategy’, 332.

78 Reinhard, ‘Papal power and family strategy’, 331-333.

79 Reinhard, ‘Nepotismus’, 171-175.

80 V. Reinhardt, ‘Kreise stören – Kreise schlagen. Perspektiven römischen Elitenforschung’, in: D. Büchel en idem eds., Die Kreise der Nepoten. Neue Forschungen zu alten und neuen Eliten Roms in der frühen Neuzeit (Rome 1999) 11-27.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

By combining organizational role theory with core features of the sensemaking perspective of creativity, we propose conditional indirect relationships between creative role

Volgens Kaizer is Hatra zeker (mijn cursivering) geen belangrijke karavaanstad geweest, want de voornaamste karavaanroute zou op een ruime dagmars afstand gelegen hebben en er zou

characteristics (Baarda and De Goede 2001, p. As said before, one sub goal of this study was to find out if explanation about the purpose of the eye pictures would make a

In conclusion, this thesis presented an interdisciplinary insight on the representation of women in politics through media. As already stated in the Introduction, this work

To give recommendations with regard to obtaining legitimacy and support in the context of launching a non-technical innovation; namely setting up a Children’s Edutainment Centre with

Procentueel lijkt het dan wel alsof de Volkskrant meer aandacht voor het privéleven van Beatrix heeft, maar de cijfers tonen duidelijk aan dat De Telegraaf veel meer foto’s van

This potential for misconduct is increased by Section 49’s attempt to make the traditional healer a full member of the established group of regulated health professions

soils differ from internationally published values. 5) Determine pesticides field-migration behaviour for South African soils. 6) Evaluate current use models for their ability