• No results found

Beweegredenen voor het kiezen van Bewegen, Sport en Maatschappij

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beweegredenen voor het kiezen van Bewegen, Sport en Maatschappij"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Beweegredenen voor het kiezen van Bewegen, Sport

en Maatschappij

Student: Paula Wattel Studentnummer: 500706878

Onderzoeksthema: Sociale wetenschappen

Academie voor Lichamelijke Opvoeding Faculteit Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van Amsterdam

Datum eerste inlevermoment: 21-11-2018 Begeleider: Hilde Bax

(2)

2

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 3 Inleiding ... 4 Methode ... 12 Deelnemers ... 12 Werkwijze en procedure ... 13 Meetinstrumenten ... 13 Statische analyse ... 15 Resultaten ... 16 Hoofdvraag ... 17 Deelvraag ... 20 Discussie ... 21 Conclusie ... 25 Literatuurlijst ... 26 Bijlagen ... 29

Bijlage 1: keuzevak BSM, vragenlijst bovenbouw ... 29

Bijlage 2: Keuzevak BSM, H3 en VWO 3 ... 34

Bijlage 3: SPSS outputs ... 39

(3)

3

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek was om in kaart te brengen wat de belangrijkste redenen zijn voor leerlingen voor het wel of niet kiezen van Bewegen, Sport en Maatschappij als keuze

examenvak. Daarnaast is er gekeken of er een verband bestaat tussen het geslacht en het wel of niet kiezen van Bewegen, Sport en Maatschappij.

Aan dit onderzoek hebben in totaal 207 leerlingen deelgenomen uit de derde, vierde, vijfde of zesde klas van het Amstelveen College. Van de deelnemers waren 98 (47,3%) jongens en 109 (52,7%) meisjes. Het aantal onderbouw leerlingen waren 61 (29,5%) en de bovenbouw

leerlingen 146 (70,5%). Het onderzoek is digitaal uitgevoerd aan de hand van een vragenlijst.

Uit de resultaten van de hoofdvraag kwam naar voren dat de belangrijkste reden voor leerlingen in de boven- en onderbouw om BSM te kiezen is dat de leerlingen het vak

interessant vinden. Daarnaast waren ‘De gemiddelde cijfers die ik voor LO haalde waren 8 of hoger’ en ‘Ik denk dat BSM zin heeft voor mijn vervolgopleiding’ ook twee belangrijke redenen. Uit de resultaten van de deelvraag kwam naar voren dat er geen significant verband is tussen het geslacht en het wel of niet kiezen van BSM als keuze examenvak. Dit zowel in de onderbouw (p=0,302) en de bovenbouw (p=0,866).

Een aanbeveling voor de docent lichamelijke opvoeding is dat de docenten moeten blijven benoemen dat Bewegen, Sport en Maatschappij handig kan zijn voor een vervolgopleiding. Één van de belangrijkste redenen voor leerlingen om BSM te kiezen is namelijk ‘Ik denk dat BSM zin heeft voor mijn vervolgopleiding’. Daarnaast hoeft er geen onderscheidt gemaakt te worden in de manier waarop jongens en meisjes worden gemotiveerd voor het vak BSM. Er is geen verband tussen het wel of niet kiezen van BSM en het geslacht.

(4)

4

Inleiding

‘We zitten nu in de ‘droomfase’, zijn ons aan het oriënteren, maar zeker is dat we kiezen voor een ‘breed’ sportprofiel’ zegt Gerrit Jan Miedema, directeur van drie voortgezet onderwijs scholen in Rotterdam (Van Marrewijk, 2018). Scholen proberen zich steeds meer te profileren door de elementen sport en bewegen, bijvoorbeeld in de vorm van sportprofielen. Het

aantrekken van leerlingen is hiermee het voornaamste doel (Van Mossel, Brouwer, & Van Boxel, 2016). Volgens een onderzoek van het Mulierinstituut hebben zelfs één derde van de voortgezet onderwijs locaties in Nederland een vorm van sportklassen en een sportprofiel (Reijgersberg, Lucassen, Beth, & van der Werff, 2014). Maar wat is een sportprofiel nou eigenlijk en waarom kiezen leerlingen voor een sportprofiel?

Definiëren van constructen

Een sportprofiel bestaat eigenlijk uit twee delen. In de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn er de sportklassen. Deze klassen zijn bedoeld voor leerlingen die op school extra willen bewegen en sporten. Dit wordt buiten de gewone lessen lichamelijke opvoeding gedaan (Van Mossel et al., 2016). In de bovenbouw van HAVO en VWO kan er daarna gekozen worden voor Bewegen, Sport en Maatschappij (BSM). Hierbij bewegen de leerlingen zelf en komt in opdrachten het regelen van bewegen terug (Swinkels, 2009). De studielasten van dit vak zijn gelijk aan alle andere keuze-examenvakken, alleen is er voor BSM geen centraal examen (Brouwer & Swinkels, 2007).

Praktische relevantie

Het doel van deze studie is om te onderzoeken om welke redenen leerlingen wel of niet kiezen voor het keuze-examenvak Bewegen, Sport en Maatschappij (BSM). Hiernaast wordt er gekeken of het geslacht invloed heeft op het wel of niet kiezen van Bewegen, Sport en Maatschappij. Sport en bewegingsactiviteiten worden tegenwoordig niet alleen meer gedaan ‘omdat het leuk is’. Naast vak inherente doelen worden ook overstijgende doelen gerealiseerd (Bax, 2010). Sporten zorgt voor het verbeteren van bewegingsvaardigheden, maar kan ook bijdragen aan een betere gezondheid en kan een positieve invloed hebben op de ontwikkeling van sociale vaardigheden, sociaal gedrag en cognitieve ontwikkelingen (Bailey, 2006).

(5)

5 Sportprofiel

Tegenwoordig zijn er redelijk wat scholen voor basis-en voortgezet onderwijs die zich profileren met meer bewegen en sporten. Op basisscholen zijn er diverse voorbeelden van succesvolle samenwerkingsverbanden tussen de sport en het onderwijs. Sportbonden, de daarvan deel uitmakende verenigingen en NOC*NSF investeren extra in de samenwerking tussen sport en onderwijs, om kinderen en jongeren naast de gymlessen te kunnen boeien en binden aan sport. Dit sportaanbod vindt plaats op de tijdstippen dat het onderwijs de grootste vraag heeft. Vooraf, tijdens of direct aansluitend op de schooltijden (NOC*NSF, 2011). In het voorgezet onderwijs zijn er ongeveer 200 scholen die zich profileren met een

sportprofiel op school (Bax, 2012). Op deze scholen worden de verplichte lessen lichamelijke opvoeding (LO) bijvoorbeeld aangevuld met het kiezen voor een sportklas in de onderbouw. Een sportklas wordt gekenmerkt door extra lessen LO en meer sportactiviteiten buiten de gewone lestijden. Voor leerlingen in de bovenbouw van het vmbo was er de intersectorale richting Sport Dienstverlening en Veiligheid (SDV) voor de basis- en kadergerichte leerweg. Momenteel gelden er keuzeprogramma’s die scholen zelf kunnen inrichten (Nieuwvmbo, z.d.). In de gemengde en theoretische leerweg kunnen de leerlingen kiezen voor LO2. Leerlingen van het havo en vwo hebben een keuze voor Bewegen, Sport en Maatschappij (BSM) (Bax, 2010).

Het aantal scholen dat deze profiel keuzevakken aanbiedt is sinds 2008 flink toegenomen, maar stabiliseert na 2010 voor de BSM- en SDV-vakken

(Lucassen & Reijgersberg, 2014). Dit zijn profielvakken die bedoeld zijn voor leerlingen die beschikken over een goede bewegingsvaardigheid en die gemotiveerd zijn om te sporten. ‘Het kunnen kiezen, arrangeren en begeleiden van bewegingssituaties voor zichzelf maar vooral voor anderen’, wordt gezien als leidend principe binnen de vakken (Klein Lankhorst & Bax, 2010).

(6)

6 Tussen 2008 en 2011 is het aantal leerlingen dat deze profiel keuzevakken (BSM, LO2 of SDV) kiest toegenomen. Vanaf 2012 is er een kleine terugloop (Lucassen & Reijgersberg, 2014).

Maar wat leidt ertoe dat leerlingen deze keuzevakken (BSM, LO2 of SDV) kiezen? In alle keuzes die leerlingen maken is motivatie nodig. Leerlingen maken keuzes vanwege interesse voor een taak, hebben plezier in het uitvoeren van de taak (E. L. Deci & Ryan, 2011).

Motivatie

Motivatie wordt in de zelfdeterminatietheorie (ZDT), beschreven als de aangeboren wil om te leren en zichzelf te ontwikkelen (E. L. Deci & Ryan, 2011). In elke situatie wordt de keuze die mensen maken bepaald door motivatieprocessen. Wordt er gehuild of juist gelachen? Vlucht iemand of gaat die het gevecht aan? Gaat iemand meedoen met de gymles of blijft iemand aan de kant zitten? Alle motivatieprocessen hebben te maken met psychische processen die een bepaald gedrag selecteren en aansturen en ander gedrag juist proberen te vermijden. Motivatie is de aanvulling van emotie. Fysieke en mentale arousal worden veroorzaakt door emotie, motivatie zet die arousal om in doelgerichte actie (Zimbardo, Johnson, & McCann, 2011). Motivatie is de overkoepelende term voor alle processen die te maken hebben met de intensiteit, de aanzet, de richting en het volhouden van lichamelijke en psychische activiteiten (Zimbardo et al., 2011).

(7)

7 Volgens (Ryan & Deci, 2000b) kan motivatie onderverdeeld worden in; volharding, richting, energie en equifinaliteit. Equifinaliteit is het op meerdere manieren kunnen bereiken van een bepaald gesteld doel. Gezien vanuit de zelfdeterminatietheorie (ZDT) van (E. Deci & Ryan, 1985) kan motivatie onderscheiden worden in extrinsieke en intrinsieke motivatie (E. Deci & Ryan, 1985; Ryan & Deci, 2000b). Deze twee vormen van motivatie zijn de basis van

motivatie.

Extrinsieke motivatie ontstaat vanuit een externe bron. Bij externe motivatie vertonen mensen bepaald gedrag, omdat er iets vanaf hangt of omdat ze een beloning verwachten. Het gedrag is gericht op een externe consequentie (Schriel, 2014). Een voorbeeld; Een student leert niet omdat hij het vak een leuk vak vindt (hij vindt er niks aan), maar omdat hij een goed cijfer moet hebben. Op dezelfde manier is een student die het werk doet, omdat het waardevol is voor haar carrière ook extrinsiek gemotiveerd. Beide voorbeelden betreffen externe prikkels, maar in het laatste geval gaat het om persoonlijke keuze, terwijl de eerste betrekking heeft op de naleving van een externe controle (Ryan & Deci, 2000a). Twee andere voorbeelden van extrinsieke motivatie zijn het doen van huishoudelijke klusjes om een straf te vermijden. Zo ook het meedoen aan een wedstrijd omdat er een medaille te winnen valt. Het is het

volbrengen van een taak, omdat het moet. Van jezelf of van een ander. Extrinsieke motivatie zorgt er ook voor, dat mensen minder betrokken zijn en meer fouten maken bij de dingen die ze doen. Ze zijn minder productief en beleven minder plezier in het uitoefenen van hun taak (Schriel, 2014). Na de taak is dan ook vaak het gevoel aanwezig dat het ‘genoeg’ is (Bakker, 1983).

(8)

8 Intrinsieke motivatie is gedrag dat van binnenuit komt. Het komt vanuit de persoon zelf (E. L. Deci, 1971). Mensen die intrinsiek gemotiveerd zijn voeren een taak uit vanwege interesse, omdat ze plezier hebben in het uitvoeren van de taak (E. L. Deci & Ryan, 2011). Mensen ondernemen de activiteiten zonder dat er een aanwijsbare beloning aan gekoppeld is. De activiteit zelf is de beloning en de gekozen bezigheid is een doel op zichzelf. Interesse in wiskunde, omdat het vak een uitdaging vormt, verdwijnt bijvoorbeeld niet na een tentamen (Bakker, 1983). Het is het zoeken naar een uitdaging, nieuwsgierig zijn, willen uitblinken, en het hebben van natuurlijke neiging tot leren wat de interesse in wiskunde doet blijven (E. L. Deci & Ryan, 2000). Wel wordt er gesteld dat intrinsieke motivatie sterk te beïnvloeden is door omgevingsfactoren. Dit kan in de vorm van een compliment zijn, maar ook door andere beloningen zoals: ‘Jij hebt deze les goed meegedaan en mag het eindspel kiezen’ (E. L. Deci & Ryan, 2011).

Motivatie om te kiezen voor een sportprofiel

De bovenstaande theorieën over motivatie, intrinsieke- en extrinsieke motivatie maken duidelijk wat motivatie is en betekent en hoe het invloed heeft op het gedrag van de mens. Er is echter een groot verschil tussen het gedrag van kinderen, adolescenten en volwassenen. In het boek ‘het puberende brein’ (Crone, 2018) wordt beschreven dat hersengebieden, die belangrijk zijn voor een planning op langere termijn, nog niet goed gerijpt zijn in de

adolescentie. Een planning maken voor de toekomst, zoals het maken van een profielkeuze in 3HAVO of 3VWO, is dan ook een hele lastig vraag. Leerlingen denken nog niet na over of BSM een handig vak is voor de vervolgopleiding. De profielkeuze wordt gemaakt op een planning voor de korte termijn. Later kunnen leerlingen er dan achter komen dat BSM wel een handig vak was als keuze-examenvak. Daarnaast wordt het denken bij adolescenten beheerst door het egocentrisme. Het eigen ik staat in het middelpunt. Door de egocentrische houding stellen adolescenten zich kritisch op tegenover autoriteitsfiguren, zoals ouders (Feldman, 2012). Jongeren gaan steeds meer steun zoeken bij vrienden en leeftijdsgenoten, ouders zijn niet meer geschikt om de eigen kinderen te helpen in alle omstandigheden (Meeus, Iedema, Maassen, & Engels, 2005). Het zou kunnen dat ouders op deze manier steeds minder invloed gaan hebben op de keuzes van de eigen kinderen, maar dat de beïnvloeding meer gaat komen vanuit de vrienden en leeftijdsgenoten. Belangrijker wordt het dus voor jongeren of vrienden en leeftijdsgenoten het vak BSM kiezen. Of ouders het vak belangrijk vinden en willen dat het kind het kiest, gaat een steeds kleinere rol spelen.

(9)

9 Daarnaast is er een verschil tussen jongens en meisjes. Bij de geboorte is de rijping van de hersenen bij de meisjes iets verder dan bij de jongens. Tegen het 23ste levensjaar is het brein

van een meisje geheel gerijpt. Bij de jongens duurt de rijping tot het 25ste levensjaar. Volgens

(Kimura, 1987) ligt de oorzaak hiervan dat de meisjes een meer ‘talig’ brein hebben en de jongens een meer ruimtelijk georiënteerd brein. Hierdoor zou het kunnen dat meisjes minder snel kiezen voor het vak BSM dan jongens. Door het ‘talige’ brein, kunnen meisjes eerder kiezen voor Frans of Duits dan voor extra sport. Dat meisjes een meer ‘talig’ brein hebben en jongens een meer ruimtelijk georiënteerd brein, kan ook leiden tot stereotyperingen: jongens zijn beter in sporten en meisjes in talen. Keuzes van jongens en meisjes kunnen, door deze stereotyperingen, ook sterk beïnvloed worden (Swaab, 2010). Meisjes kiezen, omdat het verwacht wordt, eerder voor het Frans of Duits als extra vak dan het sporten.

Onderstaande onderzoeken worden aangehaald om het huidige onderzoek naar de

beweegredenen voor het kiezen van Bewegen, Sport en Maatschappij in wetenschappelijk perspectief te zetten.

In het onderzoek van (Coe, Pivarnik, Womack, Reeves, & Malina, 2006) werd de invloed van het meedoen met lichamelijke opvoeding en/of fysieke activiteit op de prestatie van kinderen op school bestudeerd. Deelnemers waren 214 leerlingen uit groep 8 die willekeurig in drie groepen werden ingedeeld. Groep één bestond uit leerlingen die gedurende een periode niet aan lichamelijke activiteiten deelnamen tijdens schooltijd. Groep twee bestond uit leerlingen die aan ‘enige activiteit’ deelnamen tijdens schooltijd en in de derde groep zaten leerlingen die meededen aan ‘veel activiteiten’ tijdens schooltijd. De prestaties van de kinderen op school werden beoordeeld aan de hand van gehaalde cijfers. Uit de resultaten blijkt dat de leerlingen die in de groep ‘veel activiteit’ zaten, significant hogere cijfers haalde dan leerlingen in de groep ‘geen activiteit’.

De doelstelling van het onderzoek van (Stuy, Wisse, van Mossle, Lucassen, & van den Dool, 2011) was inzicht te bieden in de relaties tussen de school(omgeving) en het beweeg- en sportgedrag van de jeugd. Een vragenlijst werd ingevuld door 4695 leerlingen uit groep 7 en 8, en 2448 leerlingen uit de 1ste of 3de klas van het voortgezet onderwijs. Deze vragen hadden betrekking op de achtergrondkenmerken, beweeg- en sportmotieven, sportief zelfbeeld en de waardering over het schoolsportaanbod van de leerlingen. Daarnaast vulden de leerlingen allerlei vragen in over het eigen beweeg- en sportgedrag in ‘de voorgaande week’, de

(10)

10 zogenaamde meetweek. In het onderzoek zijn aanwijzingen gevonden voor de relatie tussen het beweegbeleid van een school en het beweeg- en sportgedrag van scholieren. Op

basisscholen waar sporten op school een hoge prioriteit krijgt, hebben de leerlingen ook een hoger activiteitsniveau. Leerlingen van een brede school, school met veel mogelijkheden, ook wat betreft sport, besteden daarnaast meer tijd aan clubsport. Op scholen die geen behoefte hebben om samen te werken met sportverenigingen, besteden de leerlingen daarentegen minder tijd aan clubsport. Meer beweegbeleid hangt ook in het middelbaar onderwijs samen met een hoger percentage leerlingen dat zegt door de school te worden aangemoedigd om te bewegen en sporten. De leerlingen op deze scholen geven daarnaast vaker aan dat zij meer zijn gaan bewegen en sporten sinds zij op school zitten.

In het onderzoek van (Curtis, McTeer, & White, 1999) wordt de relatie tussen middelbare school en sportbetrokkenheid en betrokkenheid bij sport van volwassenen onderzocht. Voor verschillende leeftijdsgroepen onder mannen en vrouwen uit Canada, zijn de

schoolsportervaringen getest die bij kunnen dragen aan de latere betrokkenheid van volwassenen bij sport. De sportactiviteiten werden ingedeeld in drie categorieën. 1) sportbetrokkenheid als zodanig. Het in je eentje doen van sport. 2) betrokkenheid van de omgeving. Het samen sporten. 3) betrokkenheid van de concurrentie. Het sporten tegen andere mensen. De resultaten van het onderzoek laten zien dat de betrokkenheid op de middelbare school bij sportactiviteiten, welke categorie maakt niet uit, een sterke voorspeller is van de betrokkenheid van volwassenen bij sport. Dit zowel bij mannen als vrouwen.

Ten slotte het onderzoek van (Scheerder et al., 2006). Deze studie onderzoekt de vrijetijdsbesteding door sport van volwassen vrouwen van 32-41 jaar oud. Nadat 257 vrouwelijke volwassenen in 1979 deelnamen aan een studie, namen deze vrouwen 20 jaar later opnieuw deel aan een uitgebreide vragenlijst en een persoonlijk interview. Uit de resultaten blijkt dat in het sportsocialisatieproces de sportervaring van late adolescenten, samen met het schoolprogramma waarin een adolescent betrokken was, een cruciale rol speelt bij de betrokkenheid van sporters op latere leeftijd. De sportparticipatie tijdens de

adolescentie is zelfs een betere voorspeller van betrokkenheid van volwassenen bij sport, dan het opleidingsniveau of de sociaaleconomische status van de ouders.

(11)

11 In deze eerder gedane onderzoeken is onder andere onderzoek gedaan naar effecten van sporten op schoolprestaties (Coe et al., 2006), relatie tussen school(omgeving) en sportgedrag (Stuy et al., 2011), maar ook de relatie van sporten in de adolescentie op het sportgedrag als volwassenen (Curtis et al., 1999; Scheerder et al., 2006). Onderzoeken naar wat redenen zijn dat leerlingen kiezen voor extra sport op school (BSM op de havo en het vwo en LO2 op het vmbo) ontbreken echter. Voor dit onderzoek wordt er gekeken naar het vak BSM. De hoofdvraag luidt dan ook:

- ‘Hoe belangrijk was een reden voor leerlingen van de bovenbouw om BSM te kiezen als keuze-examenvak? Welke redenen geven leerlingen op die hiervoor niet kozen?’ Hieruit volgt een deelvraag:

- ‘Is er bij leerlingen uit de bovenbouw een verband tussen het wel of niet kiezen van BSM en het geslacht?’

Er wordt verwacht dat de ouders weinig invloed hebben op de keuze voor het wel of niet kiezen van BSM. Een belangrijke reden voor leerlingen om wel te kiezen voor BSM zal naar verwachting zijn of vrienden en leeftijdsgenoten het kiezen als keuze-examenvak. De

adolescentie wordt gekenmerkt door het egocentrisme, waardoor jongeren zich steeds kritischer opstellen tegenover autoriteitsfiguren (Feldman, 2012). Jongeren zoeken steeds meer steun bij vrienden en leeftijdsgenoten (Meeus et al., 2005). Daarnaast wordt er verwacht dat jongeren geen keuzes maken die te maken hebben met een planning op langere termijn. Het kiezen voor BSM, omdat het handig is voor je vervolgopleiding, is naar verwachting dan ook geen belangrijke reden om BSM te kiezen. Hersengebieden die belangrijk zijn voor een planning op langere termijn zijn nog niet helemaal ontwikkeld en daarom is het maken van een planning voor de toekomst een lastige vraag (Crone, 2018).

Als antwoord op de deelvraag wordt er verwacht dat er wel een verband is tussen het geslacht en het wel of niet kiezen van BSM. Door een meer ‘talig’ brein van de meisjes, zijn de hersenen al op het 23ste levensjaar gerijpt. Bij de jongens is dit op het 25ste levensjaar door een meer ruimtelijk georiënteerd brein (Kimura, 1987). Dit kan leiden tot stereotyperingen, wat de keuzes van jongens en meisjes kan beïnvloeden (Swaab, 2010). Dit meer ‘talige’ brein van de meisjes en de beïnvloeding van stereotyperingen zorgt, er naar verwachting voor, dat meisjes minder snel kiezen voor het vak BSM dan jongens.

(12)

12

Methode

Deelnemers

Aan dit onderzoek hebben 207 leerlingen deelgenomen. Van de deelnemers waren 98 (47,3%) jongens en 109 (52,7%) meisjes. Het aantal onderbouw leerlingen waren 61 (29,5%) en de bovenbouw leerlingen 146 (70,5%). De leerlingen in de bovenbouw zitten in het 4de, 5de of 6de leerjaar. Dit betekent een leeftijd tussen de 15 en 18 jaar. De leerlingen in de onderbouw zitten in het 3de leerjaar. Dit betekent een leeftijd van 14 of 15 jaar.

Alle deelnemers van het onderzoek zaten op het Amstelveen College. Het Amstelveen College is een openbare middelbare school gevestigd aan de Sportlaan in Amstelveen. Ze willen staan voor eigentijds, toekomstgericht onderwijs. De leerlingen vergroten de kennis, leren samenwerken, ontwikkelen hun diverse talenten, verrijken zich sportief en op cultureel gebied, ontwikkelen hun creativiteit en leren voor zichzelf op te komen. Het Amstelveen College wil een professionele leergemeenschap zijn die op ontwikkeling is gericht. ‘Haal het beste uit jezelf en uit elkaar’ is het credo van de school. De school bestaat uit drie afdelingen, gymnasium/atheneum, havo en mavo. Daarnaast biedt het Amstelveen College mogelijkheden om extra te sporten, door middel van een sportklas. De school zelf bezit drie gymzalen. Verder zijn er in de directe omgeving van het Amstelveen College verschillende

sportverenigingen gevestigd, de faciliteiten van deze omringende verenigingen worden gebruikt door het Amstelveen college.

Op het Amstelveen College sporten de leerlingen van leerjaar één het eerste half jaar twee keer per week een blokuur (een blokuur is 120 minuten). Het tweede halfjaar is dat nog maar één keer een blokuur. Vanaf het tweede jaar wordt dit één keer een blokuur per week. De examenleerlingen krijgen een half jaar één blokuur per week les.

De deelnemers zijn benaderd door de leraar lichamelijke opvoeding om mee te doen aan het onderzoek. Voor veel leerlingen is het niet het eerste onderzoek waar ze aan deelnemen. Op het Amstelveen College worden vaker onderzoeken gedaan. De directie van de school is om toestemming gevraagd, en heeft deze gegeven, om de metingen uit te voeren. De bevindingen en resultaten zullen allemaal anoniem blijven.

(13)

13 Werkwijze en procedure

In de maanden januari en februari 2018 zijn de vragenlijsten over het keuzevak BSM (Bewegen, Sport en Maatschappij) afgenomen. De enquête is afgenomen door twee onderzoekers. De leerlingen hebben de vragenlijst digitaal ontvangen via de mail. Bij deze mail is een korte toelichting van de functie van het onderzoek gevoegd en een instructie gegeven. Daarnaast heeft de docent Lichamelijke Opvoeding, de leerlingen geïnformeerd over het doel en de functie van het onderzoek, voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst. Het doel was inzicht te krijgen in de redenen waarom leerlingen wel of niet kiezen voor het keuze profielvak Bewegen, Sport en Maatschappij. Het onderzoek bestond uit een vragenlijst voor de onderbouw en een vragenlijst voor de bovenbouw. Deze vragenlijst hebben de leerlingen ingevuld na afloop van de les lichamelijke opvoeding of in de eigen tijd. Ook is er verteld dat dat de resultaten volledig anoniem blijven.

Meetinstrumenten

De hoofdvraag ‘belangrijke redenen voor het wel of niet kiezen van BSM’ en de deelvraag ‘verband tussen geslacht en het wel of niet kiezen van BSM’, zijn via een kwantitatieve meting gedaan. Er is gebruik gemaakt van twee vragenlijsten. De vragenlijst: Keuzevak BSM, H3 en VWO 3 (zie bijlage 2) en Keuzevak BSM, vragenlijst bovenbouw (zie bijlage 1). Deze bestonden uit gesloten en half open vragen. Het doel was om te meten waarom leerlingen wel of niet kiezen voor BSM. In de bijlage zijn de vragenlijsten te vinden. Dit zijn interne

publicaties van de ALO Amsterdam (2018).

Voor het beantwoorden van de hoofdvraag is er gekeken naar de volgende vragen: - ‘Ik denk dat BSM voor mijn vervolgopleiding zinvol is’

- ‘De gemiddelde cijfers die ik voor LO haalde waren 8 of hoger’ - ‘De manier van lesgeven bij BSM vind ik afwisselend’

- ‘Ik vind BSM interessant’ - ‘Ik vind BSM makkelijk’ Bij de deelvraag is er gekeken naar:

- ‘Ik denk dat BSM voor mijn vervolgopleiding zinvol is’

- ‘De gemiddelde cijfers die ik voor LO haalde waren 8 of hoger’ - ‘De mentor raadde mij BSM aan’

- ‘Ik vind BSM interessant’ - ‘Ik vind BSM makkelijk’

(14)

14 Voor het beantwoorden van de hoofdvraag en deelvraag is er gebruik gemaakt van een

vijfpuntschaal. 1 = helemaal oneens, 2 = oneens, 3 = neutraal, 4 = eens 5 = helemaal eens. Deze is weer verdeeld in drie categorieën. Categorie één bevat antwoordmogelijkheden 1 en 2, wat aangeeft dat de vragen geen invloed hadden op het wel of niet kiezen van BSM. De tweede categorie bestond uit antwoordmogelijkheid 3. Hierbij stonden de leerlingen ‘neutraal’ tegenover, of de gestelde vraag invloed had op het kiezen van BSM. De laatste categorie bestond uit antwoordmogelijkheden 4 en 5, wat aangeeft dat de vragen invloed hadden op het wel of niet kiezen van BSM. Hoe hoger de score in categorie één, hoe minder invloed die vragen hadden op het wel of niet kiezen van BSM. Hoe hoger de score in categorie drie, hoe meer invloed de vragen hadden op het wel of niet kiezen van BSM.

Validiteit en betrouwbaarheid

Door gebruik te maken van een antwoordschaal tussen 1-5 is er getracht om zo goed mogelijk in kaart te brengen hoe belangrijk de leerlingen een bepaalde reden vonden om te kiezen voor BSM. Er is geprobeerd om bij het maken van de vragenlijst in de vragen facetten van de motivatie/redenen van de leerlingen terug te laten komen. Daarnaast is er een pilot uitgevoerd bij vijf leerlingen uit 3 havo/vwo en vijf leerlingen uit de bovenbouw. Er is gevraagd aan de leerlingen waar deze vragenlijst voor bedoeld is en of de vragen werden begrepen. Waren de vragen zo duidelijk geformuleerd dat de leerlingen door hadden dat het ging om

belangrijkheid van de reden om BSM te kiezen.

Alleen de leerlingen waarbij de vragenlijst moest worden afgenomen hebben de

desbetreffende vragenlijst ontvangen. Zo hebben alleen de leerlingen van het HAVO en VWO, die dat jaar een profielkeuze moeten maken, de vragenlijst van de onderbouw

ontvangen. Alle leerlingen uit de bovenbouw hebben alleen de vragenlijst voor de bovenbouw ontvangen. Op deze manier zijn de vragenlijsten zo betrouwbaar mogelijk gemaakt. Daarnaast is er gekeken, door te vragen aan de leerlingen, of de formulering van de vragen niet te

moeilijk was, waardoor er fouten gemaakt zouden kunnen worden. Dit was niet het geval, wat de kans op meetfouten verkleint en dus goed is voor de betrouwbaarheid.

(15)

15 Dataverzameling en Statische analyse

Dit onderzoek richt zich alleen op de resultaten van het Amstelveen College te Amstelveen. De vragenlijst is digitaal afgenomen en alle leerlingen die deelgenomen hebben zijn anoniem gebleven binnen dit onderzoek. De resultaten van de enquêtes zijn verwerkt in SPSS 24. De gegevens zijn numeriek ingevoerd. Op alle gesloten vraag waren vijf antwoorden

mogelijk. Koos een leerling voor het eerste vermelde antwoord, dan werd de score ingevoerd met een ‘1’. Indien een leerling voor het tweede antwoord koos, werd een score van ‘2’ ingevoerd. Werd er gekozen voor het derde antwoord werd er een ‘3’ ingevoerd. Voor het vierde antwoord werd een ‘4’ ingevoerd en voor het vijfde antwoord een ‘5’.

De hoofdvraag is een beschrijvende onderzoeksvraag. Door gebruik te maken van

descriptieve statistiek worden de redenen in kaart gebracht voor het wel kiezen van BSM, in de onder- en bovenbouw, en voor het niet kiezen van BSM in de onderbouw.

Om de deelvraag te beantwoorden moet een samenhang gezocht worden tussen het geslacht en de gegeven redenen om het wel of niet kiezen van BSM. Er wordt een non-parametrische toets uitgevoerd aangezien de variabelen nominaal zijn. De CHI-kwadraat analyse is het meest geschikt hiervoor aangezien deze samenhang meet. Er is een significatieniveau gehanteerd met een p-waarde van 0.05.

(16)

16

Resultaten

De relevante SPSS outputs zijn terug te vinden in bijlage 3 op volgorde van de resultatensectie.

Aan dit onderzoek hebben in totaal 207 leerlingen deelgenomen. Alle leerlingen zitten op het Amstelveen College. 98 (47,3%) leerlingen aan dit onderzoek zijn jongens, 109 (52,7%) leerlingen meisjes. Bij de bovenbouw hebben in totaal 146 (70,5%) leerlingen deelgenomen. Hiervan waren er 69 (47,3%) jongens en 77 (52,7%) meisjes. 43 (29,5%) leerlingen van de bovenbouw hebben BSM in het profiel, waarvan 20 (46,5%) jongens en 23 (53,5%) meisjes. De leerlingen in de bovenbouw zitten in het 4de, 5de of 6de leerjaar. Dit betekent een leeftijd

tussen de 15 en 18 jaar. In de onderbouw hebben 61 (29,5%) leerlingen deelgenomen. Van het aantal deelnemende leerlingen in de onderbouw waren er 29 (47,5%) jongens en 32 (52,5%) meisjes. Wanneer er wordt gekeken naar het kiezen van BSM, kiezen 40 (65,6%) leerlingen geen BSM. 11 (18.0%) leerlingen kiezen het waarschijnlijk niet, 2 (3,3%) waarschijnlijk wel, 4 (6,6%) leerlingen als extra vak en 4 (6,6%) leerlingen kiezen het wel. Van de 10 leerlingen die het waarschijnlijk wel of wel gaan kiezen zijn er 6 (60%) jongens en 4 (40%) meisjes. De leerlingen in de onderbouw zitten in het 3de leerjaar. Dit betekent een leeftijd van 14 of 15 jaar. Er zijn dus 0 missende waarden in de bovenbouw en 0 missende waarden in de onderbouw.

Tabel 1: Overzicht leerlingen

Onderzoeksgroep Jongens Meisjes

Totaal 98 (47,3%) 109 (52,7%) Bovenbouw 69 (47,3%) 77 (52,7%) Onderbouw 29 (47,5%) 32 (53,5%) Totaal BSM kiezen 26 (49,1%) 27 (50,9%) BSM bovenbouw 20 (46,5%) 23 (53,5%) BSM onderbouw 6 (60%) 4 (40%)

(17)

17

Hoofdvraag

Wat zijn redenen voor leerlingen van de bovenbouw om BSM te kiezen als keuze-examenvak? Welke redenen geven leerlingen op die hiervoor niet kozen?

De belangrijkste reden voor de bovenbouw om BSM te kiezen is ‘ik vind BSM interessant’. 77,59% van de leerlingen die BSM in het profiel hebben, vinden dat een reden om het vak te kiezen. 41,07% van de leerlingen heeft BSM gekozen omdat het zinvol is voor de

vervolgopleiding. ‘De gemiddelde cijfers die ik voor LO haalde waren 8 of hoger’ is voor 40,68% van de leerlingen een reden geweest om het vak te kiezen. 30,91% van de leerlingen geeft aan dat de afwisselende manier van lesgeven bij BSM invloed heeft gehad op de keuze om BSM te kiezen. Als laatste zegt 21,82% van de leerlingen dat ze het vak BSM makkelijk vinden een reden is geweest om het vak te kiezen. De overige vier redenen, ‘De mentor raadde mij BSM aan’; ‘Mijn ouders vinden BSM een belangrijk vak’; De docenten leggen de lessituatie tijdens BSM duidelijk uit’; Van mijn vrienden heeft iedereen BSM gekozen’, zijn niet meegenomen omdat de percentages van veel/heel veel invloed onder de 10% lagen. Zie hieronder, in figuur 1, voor een overzicht van de redenen met de percentages.

(18)

18

Bij de leerlingen in de onderbouw is ‘ik vind LO interessant’ de meest aangegeven reden om BSM te kiezen. Bij 32,79% van de leerlingen heeft dit invloed gehad op de keuze. 28,81% van de leerlingen geeft aan dat ‘de gemiddelde cijfers een 8 of hoger’ een reden zijn geweest om BSM te kiezen. ‘Ik denk dat BSM zin heeft voor mijn vervolgopleiding’ is voor 27,87% van de leerlingen van invloed geweest op de keuze voor BSM. Voor 21,31% van de leerlingen heeft bij de keuze voor BSM meegespeeld dat LO makkelijk wordt gevonden. Als laatste speelt de reden ‘de mentor raadt mij BSM aan’ bij 18,33% van leerlingen een rol in de keuze voor BSM. De overige vier redenen, ‘De manier van lesgeven bij LO vind ik afwisselend’; ‘Mijn ouders vinden BSM een belangrijk vak’; ‘De docenten leggen de lessituatie tijdens LO duidelijk uit’; ‘Van mijn vrienden kiest iedereen BSM’, zijn niet meegenomen omdat de percentages van veel/heel veel invloed onder de 10% lagen. Zie hieronder, in figuur 2, voor een overzicht van de redenen met de percentages.

(19)

19

Figuur 2: Keuzes die van invloed zijn op het kiezen van BSM bij de onderbouw

(20)

20

Deelvraag

Is er bij leerlingen uit de bovenbouw een verband tussen het wel of niet kiezen van BSM en het geslacht?

Er is onderzocht of er een verband bestaat tussen het wel of niet kiezen van BSM en het geslacht door middel van een CHI-kwadraat test. Dit voor de bovenbouw en de onderbouw. Zie tabel 2 en 3.

Tabel 2: Resultaten BSM kiezers en geen BSM kiezers bij de bovenbouw aan de hand van het

CHI-kwadraat

Meisje Jongen

BSM gekozen 23 20

BSM niet gekozen 53 49

Er is geen significant verband tussen het wel of niet kiezen van BSM en het geslacht in de bovenbouw. CHI = 0,028; df = 1; p = 0.866.

Tabel 3: Resultaten BSM kiezers en geen BSM kiezers bij de onderbouw aan de hand van het

CHI-kwadraat

Meisje Jongen

Ik kies het niet 23 17

Misschien, waarschijnlijk niet 5 6 Misschien, waarschijnlijk wel 0 2

Ik kies het als extra vak 1 3

Ik kies het 3 1

Er is geen significant verband tussen het wel of niet kiezen van BSM en het geslacht in de onderbouw. CHI = 4,855; df = 4; p = 0.302.

(21)

21

Discussie

Het doel van dit onderzoek was om er achter te komen wat redenen zijn voor leerlingen van de bovenbouw van het Amstelveen College om Bewegen Sport en Maatschappij te kiezen als keuze-examenvak. Daarnaast is er onderzocht of er een verband is tussen het wel of niet kiezen van BSM en het geslacht. Uit de resultaten is gekomen dat de belangrijkste reden voor leerlingen om BSM te kiezen in de bovenbouw ‘ik vind BSM interessant’ is. Verder zijn andere redenen ‘ik denk dat BSM zin heeft voor mijn vervolgopleiding’ en ‘de gemiddelde cijfers die ik voor LO haalde waren 8 of hoger’. Voor de onderbouw is ook ‘ik vind LO interessant’ de meest aangegeven reden om BSM te kiezen. Daarnaast zijn de andere redenen wederom ‘de gemiddelde cijfers die ik voor LO haal zijn 8 of hoger’ en ‘ik denk dat BSM voor mijn vervolgopleiding zinvol is’. Daarnaast is er uit de resultaten gebleken dat er geen verband is tussen het wel of niet kiezen van BSM en het geslacht.

Vergelijken van resultaten eigen onderzoek met resultaten van vergelijkbaar onderoek

Uit deze studie is gebleken dat ouders geen grote invloed hebben op het wel of niet kiezen van BSM als keuze-examenvak. Uit de resultaten is gebleken dat de invloed van de ouders niet tot de belangrijkste redenen hoort om het vak BSM te kiezen. Dit is in overeenstemming met de verwachting dat ouders steeds minder invloed hebben op de keuzes die kinderen maken. Adolescenten gaan zich steeds kritischer opstellen tegenover autoriteitsfiguren zoals ouders, maar ook bijvoorbeeld de mentor (Feldman, 2012). Dit verklaart ook dat ‘de mentor raadde mij BSM aan’ niet tot de belangrijkste redenen hoort voor het wel of niet kiezen van BSM. Ouders zijn minder geschikt om de kinderen te helpen in alle omstandigheden. Wel werd er verwacht dat jongeren steeds meer beïnvloed worden door vrienden en leeftijdsgenoten (Meeus et al., 2005). Echter hoort de reden dat vrienden BSM hebben gekozen ook niet tot de belangrijkste redenen om het vak BSM wel te kiezen. Dit kan er mee te maken hebben dat het denken in de adolescentie beheerst wordt door het egocentrisme. Het eigen ik staat in het middelpunt (Feldman, 2012). De adolescent gaat tijdens de adolescentie door verschillende stadia van sociaal-emotionele ontwikkeling. Het impulsieve stadium, het zelf beschermende stadium, het conformistische stadium en het zelfbewuste stadium. Rond het 16de levensjaar

wordt het zelfbewuste stadium ontwikkelt. Dit stadium kenmerkt zich door persoonlijke relaties, tolerantie en eigenheid. Er is oog voor eigen wensen en gevoelens (Crone, 2018). Jongeren denken hierbij aan zichzelf en wat de jongeren zelf willen doen, niet wat vrienden gaan doen.

(22)

22 Tevens werd er verwacht dat jongeren geen keuzes maken die te maken hebben met een planning op lange termijn, zoals bijvoorbeeld de keuze voor een vervolgstudie (Crone, 2018). Uit de resultaten blijkt echter dat leerlingen uit de onder- en bovenbouw wel degelijk ‘ik denk dat BSM zin heeft voor mijn vervolgopleiding’ als één van de belangrijkste redenen aangeven om BSM te kiezen. Een verklaring zou kunnen zijn dat leerlingen tegenwoordig keuzes maken aan de hand van extrinsieke redenen in plaats van intrinsieke redenen. Individuen reageren op het krijgen van beloningen (Benabou & Tirole, 2003). ‘ik denk dat BSM zin heeft voor mijn vervolgopleiding’ is dan ook een extrinsieke reden om voor een vak te kiezen. De beloning is in dit geval een baan. Leerlingen vinden het belangrijk dat er met een studie een baan gevonden kan worden (CN jongeren, z.d.).

Als antwoord op de deelvraag werd verwacht dat er een verband is tussen het wel of niet kiezen van BSM en het geslacht. De resultaten geven echter weer dat er geen verschil is tussen het geslacht en het wel of niet kiezen van BSM. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat wanneer het om cognitieve vaardigheden gaat de jongens en meisjes in de eerste vier jaar van het voortgezet onderwijs, wanneer de profiel keuze wordt gemaakt, weinig tot niet verschillen (Driessen & Van Langen, 2010). Het meer ‘talige’ brein van de meisjes en het ruimtelijk georiënteerde brein van de jongens in dan nog niet merkbaar. Daarnaast blijkt dat jongens en meisjes dezelfde manier van besluitvorming hebben (Eliot, 2010). Keuzes kunnen beïnvloed worden, door bijvoorbeeld stereotyperingen, maar de manier van beslissen blijft hetzelfde tussen jongens en meisjes. Dit kan mogelijk ook verklaren waarom er geen verschil is tussen jongens en meisjes en het wel of niet kiezen van BSM.

Alternatieve verklaringen en suggesties voor vervolgonderzoek

In het huidige onderzoek kunnen een aantal punten bekritiseerd worden. De leerlingen die hebben deelgenomen aan dit onderzoek hebben een vragenlijst ingevuld. Deze vragenlijst is in allemaal verschillende omstandigheden ingevuld aangezien deze in de eigen tijd kon worden gemaakt. Door in een vervolgonderzoek de leerlingen onder dezelfde omstandigheden, bij voorkeur in een klaslokaal, de vragenlijst in te laten vullen wordt de betrouwbaarheid

vergroot. De omgeving heeft namelijk invloed op de concentratie van leerlingen (Das-Smaal, 1985). Door storende prikkels als, kinderen die buiten spelen, ouders die ruzie maken of een blaffende hond, kan de aandacht van de leerlingen van de taak afgehouden worden (Behets,

(23)

23 2011). De concentratie wordt vergroot wanneer de vragenlijst wordt afgenomen in een

gestructureerde en rustige omgeving (Das-Smaal, 1985).

Daarnaast hebben alle leerlingen dezelfde schriftelijke toelichting gehad, maar mogelijk niet dezelfde mondelinge toelichting. Het kan zijn dat er onduidelijkheden waren over een woordkeuze of een vraag uit de vragenlijst. Er is geprobeerd alle onduidelijkheden uit de vragenlijst weg te halen door een pilot uit te voeren, waarin is gevraagd aan de leerlingen of de vragenlijst werd begrepen. Hieruit kwam dat de leerlingen de vragen begrepen. Alleen is deze pilot maar bij tien leerlingen gedaan. De onduidelijkheden, die er toch nog waren, zijn naar alle waarschijnlijkheid verduidelijkt door een willekeurig persoon. Aangezien de leerlingen in de eigen tijd de vragenlijst hebben ingevuld, in verschillende situaties met andere mensen, heeft niet één persoon de vragen verduidelijkt voor alle deelnemende leerlingen. De antwoorden die de leerlingen hebben gegeven op vragen uit de vragenlijst kunnen hierdoor beïnvloed zijn. Bij het verduidelijken van vragen kan er gestuurd worden op een bepaald antwoord op de vraag (Philips, 1972). Om de vragenlijst betrouwbaarder te maken, moet het taalgebruik op hetzelfde niveau zijn als van de doelgroep waarvoor de vragenlijst voor is bedoeld. Zo worden stellingen beter begrepen en wordt het stellen van vragen, zo veel mogelijk, vermeden (Rmila, 2008). Daarnaast moet de pilot, door het kijken of de vragen werden begrepen, bij meer mensen worden gedaan.

Tevens is de deelnemende groep bij dit onderzoek redelijk klein. Er hebben wel 207 leerlingen meegedaan aan het onderzoek, maar niet alle 207 leerlingen hebben de gehele vragenlijst ingevuld. Een groot deel, heeft dit maar gedeeltelijk gedaan. Voor het

beantwoorden van de hoofdvraag en deelvraag zijn in de bovenbouw dan ook maar 60 leerlingen gebruikt. In de onderbouw waren dit er 61. Een onderzoek wordt betrouwbaarder wanneer er meer mensen deelnemen. Zo wordt de kans op ‘toevalligheden’ kleiner. Wanneer een leerling nu, in vergelijking tot de groep, hele andere antwoorden heeft ingevuld, kan dit veel sneller consequenties hebben op de resultaten van het onderzoek. De variabiliteit van de gemiddelden wordt verlaagd bij een grote groep deelnemers (Baldi & Moore, 2014). Voor een vervolgonderzoek is het dan ook aan te raden om de resultaten te baseren op meer

(24)

24 Als laatste leeft niet elke leerling, die heeft meegedaan aan dit onderzoek, volgens dezelfde omstandigheden en is niet elke leerling hetzelfde. Een leerling die goed is in sporten kiest bijvoorbeeld naar alle waarschijnlijkheid sneller voor BSM als keuze-examenvak, dan een leerling die sporten helemaal niet zo leuk vindt. Hetzelfde geldt voor leerlingen die lid zijn van een sportvereniging. Leerlingen die geen lid zijn van een sportvereniging kiezen ook minder snel om extra te sporten op school dan leerlingen die wel al lid zijn van een sport vereniging (Stuy, Wisse, van Mossle, Lucassen, & van den Dool, 2011).

Om het onderzoek nog betrouwbaarder te maken moet er voor gezorgd worden dat alle omstandigheden van elke deelnemende leerling gelijk is.

Een aanbeveling voor de docent Lichamelijke Opvoeding is dat de docenten moeten blijven benoemen dat Bewegen, Sport en Maatschappij handig kan zijn voor een vervolgopleiding. Dit geldt voor vervolgopleidingen als het CIOS of de ALO. Uit het huidige onderzoek komt namelijk naar voren dat één van de belangrijkste redenen om BSM te kiezen is ‘ik denk dat BSM zin heeft voor mijn vervolgopleiding’. Wanneer leerlingen naar deze opleidingen willen en het vak BSM hebben gehad, krijgen deze leerlingen voorrang op leerlingen die BSM niet als keuze-examenvak hebben gekozen. Tevens hoeft er geen onderscheid gemaakt te worden in de manier waarop jongens en meisjes worden gemotiveerd voor het vak BSM. De

resultaten laten zien dat er geen verband is tussen het wel of niet kiezen van BSM en het geslacht. Scholen hoeven hierdoor geen energie en tijd te steken in het op andere wijzen motiveren van meisjes en jongens.

(25)

25

Conclusie

Aan de hand van de resultaten kan de conclusie getrokken worden dat zowel leerlingen van de onderbouw als leerlingen van de bovenbouw ‘Ik vind BSM interessant’, ‘De gemiddelde cijfers die ik voor LO haalde/haal waren/zijn 8 of hoger’ en ‘Ik denk dat BSM zin heeft voor mijn vervolgopleiding’ de belangrijkste redenen vinden om BSM te kiezen. Daarnaast kan er geconcludeerd worden dat er geen verband is tussen het wel of niet kiezen van BSM en het geslacht. Dit in zowel de onderbouw als in de bovenbouw. Het Amstelveen College hoeft in de toekomst, kijkend naar de resultaten, geen onderscheid te maken in de manier van

(26)

26

Literatuurlijst

Bailey, R. (2006). Physical education and sport in schools: A review of benefits and outcomes. Journal of School Health, 76(8), 397-401.

Bakker, F. (1983). Motivatie in sport en lichamelijke opvoeding (1).

Bax, H. (2010). De samenleving over de kwaliteit van bewegen en sport op school. Zeist: Jan Luiting Fonds,

Bax, H. (2012). Scholen profileren met een sportprofiel: Gewoon doen want sport motiveert. ., 32-34.

Benabou, R., & Tirole, J. (2003). Intrinsic and extrinsic motivation. The Review of Economic Studies, 70(3), 489-520.

Brouwer, B., & Swinkels, E. (2007). Handreiking schoolexamen bewegen, sport en maatschappij havo/vwo. Slo,

CN jongeren. (z.d.). Studieperspectief?

Coe, D. P., Pivarnik, J. M., Womack, C. J., Reeves, M. J., & Malina, R. M. (2006). Effect of physical education and activity levels on academic achievement in children. Medicine & Science in Sports & Exercise, 38(8), 1515-1519.

Crone, E. (2018). Het puberende brein: Over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke periode van de adolescentie Prometheus.

Curtis, J., McTeer, W., & White, P. (1999). Exploring effects of school sport experiences on sport participation in later life. Sociology of Sport Journal, 16(4), 348-365.

Deci, E. L. (1971). Effects of externally mediated rewards on intrinsic motivation. Journal of Personality and Social Psychology, 18(1), 105.

(27)

27 Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The" what" and" why" of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11(4), 227-268.

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2011). Self-determination theory. Handbook of Theories of Social Psychology, 1(2011), 416-433.

Deci, E., & Ryan, R. M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human behavior Springer Science & Business Media.

Driessen, G., & Van Langen, A. (2010). De onderwijsachterstand van jongens. Omvang, Oorzaken En Interventies,

Eliot, L. (2010). Pink brain, blue brain Oneworld Publications.

Feldman, R. S. (2012). Ontwikkelingspscychologie pearson.

Kimura, D. (1987). Are men's and women's brains really different? Canadian Psychology/Psychologie Canadienne, 28(2), 133.

Klein Lankhorst, G., & Bax, H. (2010). Bewegen, sport en maatschappij, een prachtvak. . Retrieved from

https://www.kennisbanksportenbewegen.nl/?file=5427&m=1447683450&action=file.downlo ad

Lucassen, J., & Reijgersberg, N. (2014). De rapportage sport (sport en onderwijs). . Retrieved from

https://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2015/Rapportage_Sport_2014

Meeus, W., Iedema, J., Maassen, G., & Engels, R. (2005). Separation–individuation revisited: On the interplay of parent–adolescent relations, identity and emotional adjustment in

adolescence. Journal of Adolescence, 28(1), 89-106.

(28)

28 NOC*NSF. (2011). Sporten op school leidt tot betere leerprestaties. Retrieved from

https://www.nocnsf.nl/sporten-op-school-leidt-tot-betere-leerprestaties

Reijgersberg, N., Lucassen, J. M. H., Beth, J., & van der Werff, H. (2014). Nulmeting lichamelijke opvoeding in het voortgezet onderwijs: Onderzoek naar de organisatie van lichamelijke opvoeding en sport in het voortgezet onderwijs

Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000a). Intrinsic and extrinsic motivations: Classic definitions and new directions. Contemporary Educational Psychology, 25(1), 54-67.

Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000b). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55(1), 68.

Scheerder, J., Thomis, M., Vanreusel, B., Lefevre, J., Renson, R., Vanden Eynde, B., & Beunen, G. P. (2006). Sports participation among females from adolescence to adulthood: A longitudinal study. International Review for the Sociology of Sport, 41(3-4), 413-430.

Schriel, P. (2014). Verschil intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie . Retrieved from https://patrickschriel.nl/2014/05/08/verschil-intrinsieke-motivatie-en-extrinsieke-motivatie/

Stuy, M., Wisse, E., van Mossle, G., Lucassen, J., & van den Dool, R. (2011). School, bewegen en sport: Onderzoek naar relaties tussen de school (omgeving) en het beweeg-en sportgedrag van leerlingen. WJH Mulier Instituut.Arko Sports Media, Nieuwegein,

Swaab, D. (2010). Wij zijn ons brein: Van baarmoeder tot alzheimer Atlas Contact.

Swinkels, E. (2009). Reader bewegen, sport en maatschappij. Slo,

Van Marrewijk, L. (2018, ). Scholen op de schop. Ad Retrieved from https://www.ad.nl/rotterdam/scholen-op-de-schop~a48e42ec/

Van Mossel, G., Brouwer, B., & Van Boxel, M. (2016). Sportklassen in de onderbouw vo.

(29)

29

Bijlagen

(30)

30

(31)

31

(32)
(33)
(34)

34 Bijlage 2: Keuzevak BSM, H3 en VWO 3

(35)

35

(36)

36

(37)

37

(38)

38

(39)

39 Bijlage 3: SPSS outputs

Onderbouw

Heb je al besloten of je Bewegen, Sport en Maatschappij (BSM) in je profiel kiest? * Ik ben een... Crosstabulation Ik ben een... Total ... jongen ... meisje Heb je al besloten of je Bewegen, Sport en Maatschappij (BSM) in je profiel kiest?

Ik kies het niet Count 17 23 40

Expected Count 19,0 21,0 40,0

Misschien, waarschijnlijk niet Count 6 5 11

Expected Count 5,2 5,8 11,0

Misschien, waarschijnlijk wel Count 2 0 2

Expected Count 1,0 1,0 2,0

Ik kies het als extra vak Count 3 1 4

Expected Count 1,9 2,1 4,0

Ik kies het Count 1 3 4

Expected Count 1,9 2,1 4,0 Total Count 29 32 61 Expected Count 29,0 32,0 61,0 Chi-Square Tests Value df Asymptotic Significance (2-sided) Pearson Chi-Square 4,855a 4 ,302 Likelihood Ratio 5,712 4 ,222 Linear-by-Linear Association ,291 1 ,590 N of Valid Cases 61

a. 6 cells (60,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,95. Statistics Ik ben een... N Valid 61 Missing 0 Ik ben een... Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent Valid ... jongen 29 47,5 47,5 47,5 ... meisje 32 52,5 52,5 100,0 Total 61 100,0 100,0

(40)

40

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik

vind LO makkelijk

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid Geen/Weinig 24 39,3 39,3 39,3 Neutraal 24 39,3 39,3 78,7 Veel/Heel veel 13 21,3 21,3 100,0 Total 61 100,0 100,0

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik

vind LO interessant

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid Geen/Weinig 21 34,4 34,4 34,4 Neutraal 20 32,8 32,8 67,2 Veel/Heel veel 20 32,8 32,8 100,0 Total 61 100,0 100,0

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De mentor

raadt mij BSM aan

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid Geen/Weinig 31 50,8 51,7 51,7 Neutraal 18 29,5 30,0 81,7 Veel/Heel veel 11 18,0 18,3 100,0 Total 60 98,4 100,0 Missing System 1 1,6 Total 61 100,0

(41)

41

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft

op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De gemiddelde cijfers die ik voor LO haal zijn 8 of hog

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid Geen/Weinig 28 45,9 47,5 47,5 Neutraal 14 23,0 23,7 71,2 Veel/Heel veel 17 27,9 28,8 100,0 Total 59 96,7 100,0 Missing System 2 3,3 Total 61 100,0

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik

denk dat BSM voor mijn vervolgopleiding zinvol is

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid Geen/Weinig 30 49,2 49,2 49,2 Neutraal 14 23,0 23,0 72,1 Veel/Heel veel 17 27,9 27,9 100,0 Total 61 100,0 100,0 Item Statistics Mean Std. Deviation N

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik denk dat BSM voor mijn vervolgopleiding zinvol is

(42)

42 Hieronder lees je een aantal

uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De gemiddelde cijfers die ik voor LO haal zijn 8 of hog

1,81 ,861 59

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De mentor raadt mij BSM aan

1,68 ,776 59

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik vind LO interessant

1,97 ,830 59

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik vind LO makkelijk

(43)

43

Inter-Item Correlation Matrix

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik

op het bolletje dat het beste bij

jou past. Geef ook aan hoeveel

invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik denk dat BSM voor mijn vervolgopleiding zinvol is Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij

jou past. Geef ook aan hoeveel

invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De gemiddelde cijfers die ik voor LO haal zijn 8 of hog Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij

jou past. Geef ook aan hoeveel

invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De mentor raadt mij BSM aan Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij

jou past. Geef ook aan hoeveel

invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik vind LO interessant Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij

jou past. Geef ook aan hoeveel

invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik vind LO makkelijk Hieronder lees je een aantal

uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik denk dat BSM voor mijn vervolgopleiding zinvol is

1,000 ,266 ,242 ,308 ,187

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De gemiddelde cijfers die ik voor LO haal zijn 8 of hog

(44)

44 Hieronder lees je een aantal

uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De mentor raadt mij BSM aan

,242 ,632 1,000 ,492 ,413

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik vind LO interessant

,308 ,426 ,492 1,000 ,590

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik vind LO makkelijk ,187 ,521 ,413 ,590 1,000 Reliability Statistics Cronbach's Alpha Cronbach's Alpha Based on Standardized Items N of Items ,773 ,775 5 Scale Statistics

Mean Variance Std. Deviation N of Items

9,00 8,690 2,948 5

Case Processing Summary

N %

Cases Valid 59 96,7

Excludeda 2 3,3

Total 61 100,0

a. Listwise deletion based on all variables in the procedure.

(45)

45 Bovenbouw

Heb je Bewegen, Sport en Maatschappij (BSM) gekozen? * Ik ben een... Crosstabulation

Ik ben een...

Total ... jongen ... meisje

Heb je Bewegen, Sport en Maatschappij (BSM) gekozen? nee Count 49 53 102 Expected Count 48,5 53,5 102,0 ja Count 20 23 43 Expected Count 20,5 22,5 43,0 Total Count 69 76 145 Expected Count 69,0 76,0 145,0 Chi-Square Tests Value df Asymptotic Significance (2-sided) Exact Sig. (2-sided) Exact Sig. (1-sided) Pearson Chi-Square ,028a 1 ,866 Continuity Correctionb ,000 1 1,000 Likelihood Ratio ,028 1 ,866

Fisher's Exact Test 1,000 ,506

Linear-by-Linear Association ,028 1 ,867

N of Valid Cases 145

a. 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 20,46. b. Computed only for a 2x2 table

Statistics

Ik ben een...

N Valid 146

Missing 0

Ik ben een...

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent

Valid ... jongen 69 47,3 47,3 47,3

... meisje 77 52,7 52,7 100,0

(46)

46

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft

op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik vind BSM makkelijk

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid Geen/Weinig 22 15,1 40,0 40,0 Neutraal 21 14,4 38,2 78,2 Veel/Heel veel 12 8,2 21,8 100,0 Total 55 37,7 100,0 Missing System 91 62,3 Total 146 100,0

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft

op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik vind BSM interessant

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid Geen/Weinig 4 2,7 6,9 6,9 Neutraal 9 6,2 15,5 22,4 Veel/Heel veel 45 30,8 77,6 100,0 Total 58 39,7 100,0 Missing System 88 60,3 Total 146 100,0

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De manier

van lesgeven bij BSM vind ik afwisselend

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid Geen/Weinig 7 4,8 12,7 12,7 Neutraal 31 21,2 56,4 69,1 Veel/Heel veel 17 11,6 30,9 100,0 Total 55 37,7 100,0 Missing System 91 62,3 Total 146 100,0

(47)

47

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft

op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De gemiddelde cijfers die ik voor LO haalde waren 8 of

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid Geen/Weinig 17 11,6 28,8 28,8 Neutraal 18 12,3 30,5 59,3 Veel/Heel veel 24 16,4 40,7 100,0 Total 59 40,4 100,0 Missing System 87 59,6 Total 146 100,0

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik denk dat

BSM voor mijn vervolgopleiding zinvol is

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid Geen/Weinig 14 9,6 25,0 25,0 Neutraal 19 13,0 33,9 58,9 Veel/Heel veel 23 15,8 41,1 100,0 Total 56 38,4 100,0 Missing System 90 61,6 Total 146 100,0 Item Statistics Mean Std. Deviation N

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik denk dat BSM voor mijn vervolgopleiding zinvol is

(48)

48 Hieronder lees je een aantal

uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De gemiddelde cijfers die ik voor LO haalde waren 8 of

2,17 ,826 53

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De manier van lesgeven bij BSM vind ik afwisselend

2,21 ,631 53

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik vind BSM interessant

2,74 ,560 53

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik vind BSM makkelijk

(49)

49

Inter-Item Correlation Matrix

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik

op het bolletje dat het beste bij

jou past. Geef ook aan hoeveel

invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik denk dat BSM voor mijn vervolgopleiding zinvol is Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij

jou past. Geef ook aan hoeveel

invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De gemiddelde cijfers die ik voor

LO haalde waren 8 of Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij

jou past. Geef ook aan hoeveel

invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De manier van lesgeven bij BSM vind ik afwisselend Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij

jou past. Geef ook aan hoeveel

invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik vind BSM interessant Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij

jou past. Geef ook aan hoeveel

invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik vind BSM makkelijk Hieronder lees je een aantal

uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik denk dat BSM voor mijn vervolgopleiding zinvol is

1,000 ,283 ,090 ,351 ,132

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De gemiddelde cijfers die ik voor LO haalde waren 8 of

(50)

50 Hieronder lees je een aantal

uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: De manier van lesgeven bij BSM vind ik afwisselend

,090 ,226 1,000 ,321 ,343

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik vind BSM interessant

,351 ,140 ,321 1,000 ,084

Hieronder lees je een aantal uitspraken. Klik op het bolletje dat het beste bij jou past. Geef ook aan hoeveel invloed deze uitspraak heeft op je keuze voor BSM in je profiel. : Invloed op keuze BSM: Ik vind BSM makkelijk ,132 ,404 ,343 ,084 1,000 Reliability Statistics Cronbach's Alpha Cronbach's Alpha Based on Standardized Items N of Items ,604 ,609 5 Scale Statistics

Mean Variance Std. Deviation N of Items

11,11 5,064 2,250 5

Case Processing Summary

N %

Cases Valid 53 36,3

Excludeda 93 63,7

Total 146 100,0

a. Listwise deletion based on all variables in the procedure.

(51)

51 Bijlage 4: inleverbewijs Ephorus

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voeding, beweging en sport staan erg in de belangstelling, zowel binnen topsport, recreatiesport als het brede terrein van sport, bewegen en gezondheid.. Men doet onderzoek,

mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen geen gebruik maken van de volgende hulpmiddelen: papieren versie(s) van woordenboek(en), wetboek(en),

Tijdgebonden: Deze activiteit vindt plaats tijdens het schooljaar (einde 2018 tot juni 2019) Initiatief vanuit: Sportconsulent aangepast sporten..

In dat kader is het relevant om te weten of sport en bewegen voor mensen met een handicap positieve effecten heeft, en waar sportaanbieders rekening mee moeten houden bij

Ten tweede loopt u ook nog het risico dat u zich een beeld van de ander vormt dat niet juist is, en dat vervolgens ook nog een eigen leven gaat leiden (“zij heeft toch nooit tijd

Over vijf doelgroepen (basisschoolleerlingen, jongeren van 12 t/m 21 jaar, vol- wassenen, ouderen en mensen met een handicap) is gevraagd of men meent dat er voor deze

Op welke wijze wordt binnen de opvanginstellingen die zijn aangesloten bij Federatie Opvang in 2012 aandacht gegeven aan de mogelijkheden die sport en bewegen bieden voor hun

De pijler ‘Sport en Bewegen’ van dit programma had als doel sporten en bewegen mogelijk te maken voor cliënten in lidinstellingen voor maatschappelijke opvang, vrouwenopvang