• No results found

Spotlight. In gesprek met. Jan Maarten de Jong. Gemak dient de mens. In gesprek met

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Spotlight. In gesprek met. Jan Maarten de Jong. Gemak dient de mens. In gesprek met"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Spotlight

www.pwc.nl

Vaktechnisch bulletin van PwC Accountants - Jaargang 22 - 2015 uitgave 4

In gesprek met

Jan Maarten de Jong

Pagina 7

Gemak dient de mens In gesprek met

stakeholder Jan Maarten de Jong Verslaggeving Aangepaste RJ 150

Foutherstel leidt eerder tot aanpassen vergelijkende cijfers

Accountancy Nationale in- en aanvulling Europese accountantswetgeving houdt de gemoederen bezig Interne beheersing en IT Bescherming

brutowinstmarge in tijden van hoge volatiliteit in grondstofprijzen

Governance en toezicht Tax assurance actueler dan ooit

Recht en belastingen De personenvennootschap in beweging

Overig

Woningcorporaties en

derivaten: een beproeving

van negatieve rente, strenge

stresstesten en ingewikkelde

herstelplannen

(2)

Bij PwC willen we een bijdrage leveren aan het vertrouwen in de maatschappij en het oplossen van belangrijke problemen. Wij zijn een netwerk van firma’s in 157 landen met meer dan 208.000 mensen. Bij PwC in Nederland werken ruim 4.400 mensen met elkaar samen. Wij zien het als onze taak om kwaliteit te leveren op het gebied van assurance-, belasting- en adviesdiensten.

Vertel ons wat voor u belangrijk is. Meer

informatie over ons vindt u op www.pwc.nl.

(3)

Spotlight | Woord vooraf Woord vooraf

De belastingwereld op zijn kop

De wereld van belastingen staat op zijn kop. Lange tijd opereerde de fiscalist voor de maatschappij in relatieve anonimiteit.

Belastingen werden gezien als een noodzakelijk kwaad, iets waar je niet omheen kon. Daar bleef het bij. Hoe anders is dat vandaag de dag. Elke dag staat er wel iets in de krant over belastingen. Het ethische debat over het fiscale gedrag van het bedrijfsleven duurt al enkele jaren. Burgers en politieke partijen hebben − al dan niet ingegeven door de financiële crisis − allemaal een sterke mening over fiscaliteit. Rulings binnen de EU moeten worden overlegd en onderzoeken naar staatssteun zijn volop gaande. De Europese Commissie oordeelde onlangs dat Nederland minimaal 20 miljoen euro moet terugvorderen van Starbucks omdat er sprake zou zijn van illegale staatssteun. De Europese Commissie is namelijk van mening dat de ruling tussen de Nederlandse Belastingdienst en Starbucks onrechtmatig zou zijn.

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft een actieplan gepresenteerd tegen belastingontwijking (BEPS). Hierin binden de twintig grootste economieën de strijd aan met de ontwijking van vennootschapsbelasting. Een goed voornemen, maar ik ben bang dat dubbele belasting eveneens een groot gevaar is en de implementatie in lokale wetgeving wel eens grote en onvoorziene gevolgen kan hebben. Het is momenteel schaken op meerdere borden tegelijk. Kortom: belastingen zijn niet langer het domein van taxdirectors, gespecialiseerde adviseurs en inspecteurs.

Iedereen heeft een mening over belastingen.

Een andere belangrijke trend die het beroep onherroepelijk verandert, is het gebruik van technologie in de belastingpraktijk.

Processen en controles verlopen steeds meer automatisch en data-analyse maakt het mogelijk om afwijkingen eenvoudig op te sporen. Ik verwacht – en zie in de praktijk ook al – dat collega’s steeds meer gaan samenwerken en kennis uitwisselen om de onderneming beter te kunnen adviseren. Van het formuleren van een belastingstrategie tot het implementeren van door technologie ondersteunde tax control frameworks en compliance-oplossingen.

De maatschappelijke én technologische veranderingen zijn de voornaamste drijfveren achter de veranderende rol van de belastingadviseur. Deze spannende tijden, die ook een mate van onzekerheid in zich hebben, geven ons wel een prachtige kans om nú het verschil te maken. Iedereen heeft te maken met dezelfde onzekerheid en chaos in de fiscale wereld. Wij moeten zoeken naar een nieuw evenwicht en de kansen pakken om het verschil te maken en onze purpose waar te maken.

Daarbij hoort ook dat we ons oor te luister leggen bij de maatschappij. Wij willen complexe en belangrijke problemen oplossen en bijdragen aan het vertrouwen van de maatschappij in de ondernemingen die binnen die maatschappij opereren.

Vertrouwen in ons als adviseur is hiervoor eveneens van belang.

We zijn volop bezig om met meerdere belanghebbenden de dialoog aan te gaan die daarbij hoort, en werken samen met andere partijen die op het eerste oog niet zo voor de hand lijken te liggen. Zo hebben we met de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) onder andere een onderzoek uitgevoerd naar de transparantie bij 64 internationale ondernemingen over hun fiscale beleid, de Tax Transparantie Benchmark.

‘Een adviseur met een brede horizon gesteund door veel technologische kennis’

Het is een dynamische tijd waarin van alles gebeurt. De belastingwereld ligt onder een vergrootglas en onze praktijk is volop in transitie.. De klassieke belastingadviseur verdwijnt meer naar de achtergrond. Een adviseur met een brede horizon gesteund door veel technologische kennis komt ervoor in de plaats, maar de fiscale vaktechniek blijft de basis van ons advieswerk.

Echter, onze advisering zal meer aangrijpen bij het primaire bedrijfsproces van de onderneming met meer nadruk op

implementatie van onze advisering, from strategy to execution. Alle veranderingen maken ons werk alleen maar mooier en relevanter.

Ik ben ervan overtuigd dat onze taxpraktijk heel goed in staat is om de kwaliteit te leveren die de klant en de maatschappij van ons verwachten!

Sytso Boonstra

Voorzitter belastingpraktijk PwC Nederland

(4)

Spotlight | Inhoud

Column - Gemak dient de mens

Er komt steeds meer technologie, waardoor we ‘steeds minder slaven nodig hebben’. Voor het doordenken van wat er nu komt, kunnen we mensen als Aristoteles goed gebruiken. Een column van Jan Willem Velthuijsen

In gesprek met stakeholder Jan Maarten de Jong

Voor de rvc van PwC heeft het herstel van vertrouwen in het accountantsberoep de hoogste prioriteit. De raad kijkt breder dan alleen de accountantspraktijk van PwC. Arjan Brouwer, partner bij PwC, in gesprek met rvc-voorzitter Jan Maarten de Jong

Verslaggeving - Aangepaste RJ 150 Foutherstel leidt eerder tot aanpassen vergelijkende cijfers

De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft de bepalingen voor foutherstel aangepast en de wijze van herstel van materiële fouten gewijzigd van prospectief naar retrospectief foutherstel. Inge Oudhuis en Maurice Boevée

Accountancy - Nationale in- en aanvulling Europese accountantswetgeving houdt de gemoederen bezig

Op het gebied van wetgeving voor accountantscontroles bij OOB’s zijn veel wijzigingen ingevoerd.

Hierdoor zijn complexiteiten ontstaan die consequenties hebben voor accountants en gecontroleerde ondernemingen. Arjan Brouwer en Herbert Reimers

Interne beheersing en IT - Bescherming brutowinstmarge in tijden van hoge volatiliteit in grondstofprijzen?

Concurrentievoordeel behalen door het benutten van hoge volatiliteit in grondstofprijzen. Dit klinkt tegenstrijdig. Toch is het mogelijk brutowinstmarges te beschermen of zelfs te verbeteren. Michiel Wijn en Tom Poppelaars

Governance en toezicht - Tax assurance actueler dan ooit

Dit artikel beschrijft de wijze waarop ‘tax assurance’ door auditors zowel conceptueel als in de praktijk vorm gegeven kan worden. Jos de Groot

Recht en belastingen - De personenvennootschap in beweging

De Hoge Raad nam in drie zaken opmerkelijke beslissingen over de personenvennootschap. Daarmee heeft de personenvennootschap zich meer aangepast aan de huidige tijd. Jessica Litjens en Wouter Amersfoort

Overig - Woningcorporaties en derivaten: een beproeving van negatieve rente, strenge stresstesten en ingewikkelde herstelplannen

Woningcorporaties moeten een stresstest uitvoeren om te zien of zij aan hun liquiditeitsverplichtingen uit de derivatenportefeuille kunnen voldoen als de marktrente daalt. Dit artikel neemt de test onder de loep.

Bob de Graaf

PwC-publicaties

Eerder verschenen Spotlight-artikelen

5

13 19

25

31 37 43

46 49

7

(5)

Spotlight | Column

Gemak dient de mens

Vanaf de oertijd heeft de mens geprobeerd zijn bestaan makkelijker te maken door technieken te ontwikkelen.

De natuurlijke drang om werk te vervangen door machines is van alle tijden. ‘Wij zullen slaven nodig hebben tot het moment dat we technologie hebben om het werk te doen’, aldus Aristoteles ruim 2300 jaar geleden.

Vermoedelijk was hij de eerste die opschreef dat arbeid gaandeweg zal worden vervangen door technologie.

Aristoteles gebruikte de Griekse term ‘techne’ voor

‘vaardigheid in het maken van dingen’, waarvan ons woord technologie is afgeleid.

Technologische doorbraken vergroten de productiviteit van arbeid en zorgen daarmee voor economische groei. De meeste doorbraken tot aan het midden van de vorige eeuw maakten lichamelijk werk makkelijker, waardoor meer werk per uur kon worden verricht. Of minder mensen konden hetzelfde werk verrichten.

Er zijn eindeloos veel voorbeelden van technische vernieuwingen die arbeid hebben vervangen, of meer socialistisch geformuleerd, die arbeidsplaatsen hebben

‘vernietigd’: de ploeg, het zeil, de stoommachine, elektriciteit, de telefoon, de verbrandingsmotor.

Wat we vrijwel altijd tegelijk hebben waargenomen, is dat de vernieuwing ook weer leidde tot geheel nieuwe activiteiten en bijbehorende nieuwe banen. Het klassieke voorbeeld is dat van de koetsier die verdween met de komst van de trein, maar waar machinisten en conducteurs voor in de plaats kwamen. Die per persoon veel meer reizigerskilometers konden produceren. In de meeste gevallen vergde zo’n gloednieuwe baan scholing, voor de bediening en het onderhoud van de nieuwe machines bijvoorbeeld. In de loop der tijd hebben diverse technische doorbraken geleid tot een heel scala aan banen met een steeds hogere productiviteit. Met een dito hogere beloning. Met als gevolg een enorm sterk

ontwikkelde economische middenklasse en een groei van de welvaart zonder weerga. Gemak dient de mens.

Wij zijn vervolgens gewend geraakt aan de kalmerende gedachte dat elke technologische doorbraak weliswaar zou leiden tot ‘vernietiging van banen’, maar dat er vast minstens zoveel leuker en beter betaald werk voor in de plaats zou komen. Dat met een beetje aardige verdeling ook zou leiden tot meer vrije tijd en een aangenamer bestaan.

Met de technologische ontwikkeling van vandaag zijn we echter om twee redenen niet meer zo gerust op die verwachting. Sinds het midden van de vorige eeuw vervangen technische doorbraken niet de spierarbeid door hersenarbeid, maar die hersenarbeid zelf. Denk vooral aan alles wat er gebeurt rond de verzameling en digitalisering van informatie, de rekentechnologie om met al die informatie slimmere dingen foutloos, sneller, massaler en toegespitster te doen, en de technologieën om die slimmere dingen lekker makkelijk, overal en altijd beschikbaar te hebben. Slimme technologie vervangt tegenwoordig slimme mensen.

Het tempo van technologische ontwikkeling gaat ook nog eens steeds sneller, en consumenten en producenten omarmen al die nieuwe technologie. De nieuwe slimme informatietechnologie stoppen we in andere, nieuwe apparaten, zoals drones en auto’s, scanners en 3D-printers. Door die perfecte technologie- storm ontstaat er een hele nieuwe wereld van nieuwe technieken en toepassingen. Duurde het in de 19de eeuw nog tientallen jaren voordat nieuwe technologie zoals elektriciteit en telefoon doorgedrongen was tot een kwart van de Amerikaanse huishoudens, in de 20ste eeuw kromp die periode via twintig jaar voor de pc tot enkele jaren voor internet en de smartphone.

(6)

De perfecte storm begint ook bedrijven als PwC te bereiken, een accountants- en advieskantoor dat het vooral moet hebben van slimme mensen. De zakelijke dienstverlening is misschien wel de sector waar de storm het meeste effect gaat hebben. De inmiddels beroemde Oxford-studie van twee jaar geleden naar de arbeidsvervanging door robotisering en digitalisering plaatst beroepen als marketeers, accountants, fiscalisten en bankiers hoog op de risicolijst om te worden

vervangen. Allemaal beroepen waarbij het gaat om het verzamelen, ordenen, analyseren en beoordelen van informatie en het nemen van complexe en belangwekkende beslissingen. De informatie is steeds sneller beschikbaar, wordt veelzijdiger en omvangrijker.

De behoefte aan foutloosheid, snelheid en afstemming op de individuele consument wordt groter. Gesterkt door de gigantische rekencapaciteit kunnen robots en computers dat steeds beter, is ook de overtuiging van Preston McAfee, Chief Economist van Microsoft. En over vijf jaar kunnen ze het nóg beter. En over tien jaar nóg beter.

Wat betekent dat allemaal? De traditionele zakelijke dienstverlener zal elke keer weer worden uitgedaagd door concurrenten die handig uit de voeten kunnen met de nieuwere methoden. Volgens de bedenker van de term disruptive innovation, Harvard hoogleraar Clayton Christensen, is de korte termijnoriëntatie van de huidige kapitaalmarkten er de oorzaak van dat naarstig gezocht wordt naar hetzelfde soort dingen met minder mensen doen. Die concurrenten komen ook nog eens vaker uit onverwachte hoek: het Uber-effect. Dus moeten de zakelijke dienstverleners zelf ook ‘Ubertje’ gaan spelen om mee te kunnen blijven doen, en dat betekent voor hen een radicale omwenteling van de oude naar de nieuwe werkelijkheid.

Voor individuele professionals betekent het dat beroepen snel veranderen. Een net afgestudeerde accountant of jurist zal zich beseffen dat zijn beroep er over tien jaar volledig anders uit zal zien, en datzelfde geldt voor de werkgevers en hun banen. Om aantrekkelijk te blijven in het arbeidsproces zal hij zich zijn hele leven moeten blijven bijscholen. Om de steeds nieuwere technologie te kunnen blijven gebruiken, en om nieuwe functies te kunnen vervullen. Om de concurrentie met de slimmere computers aan te gaan, zal hij moeten uitblinken in de dingen die de computer niet heeft: compassie, intuïtie, creativiteit, mensenkennis. En hij zal moeten leven met een hele reeks van flexibele werkplekken.

Ondertussen krijgt ook de overheid er een paar nieuwe rollen bij. Zij kan de nationale productiviteitsstijging voeden door het onderwijsstelsel in te richten naar de voorbereiding van de jeugd op de gerobotiseerde en gedigitaliseerde bedrijvigheid. Maar zij kan ook de volwassen werkenden ondersteunen bij het ontwikkelen van de vaardigheden waar de arbeidsmarkt om vraagt.

Dat betekent dat zij snel aangepaste curricula moet ontwikkelen en moet zorgen voor leraren, daar waar private onderwijsinstellingen die taak niet op zich nemen. De overheid zal ook de arbeidsmarktwetgeving moeten (blijven) aanpassen aan de behoefte aan flexibiliteit, met een beschaafde en passende afweging van de belangen van de werkenden en de werkgevers.

Daarbij komt de politieke afweging of en hoe de overheid ervoor zorgt dat alle flexibele loopbanen toch netjes uitmonden in een redelijke oude dag.

De spannendste uitdaging voor de samenleving is misschien wel hoe we omgaan met de tijd die we overhouden doordat robots en data al dat werk overnemen, en hoe we het werk wat overblijft verdelen.

Houden we zoiets als recht op werk, omdat we ons realiseren dat het deelnemen aan het productieproces één van de grootste drijvers van welbevinden is, en we dus moeten voorkomen dat er grote groepen aan de kant komen te staan?

We kunnen Aristoteles dus melden dat we inmiddels na 2300 jaar steeds meer technologie hebben om het werk te doen, en dat we ‘steeds minder slaven nodig hebben’.

Voor het doordenken van wat er nu komt, zouden we mensen van zijn kaliber goed kunnen gebruiken.

Aristoteles zelf zal nooit door technologie worden verdrongen.

Jan Willem Velthuijsen chief economist PwC

Oxford-studie: ‘The Future of Employment: How susceptible are jobs to computerisation?’

(7)

In gesprek met stakeholders

In gesprek met

Jan Maarten de Jong

Een half jaar geleden trad bij PwC een raad van commissarissen aan. Het instellen van de rvc was een van de ruim vijftig

aanbevelingen van de werkgroep Toekomst Accountantsberoep.

Voor voorzitter en oud-ABN Amro-bestuurder Jan Maarten de Jong heeft het herstel van vertrouwen in het accountantsberoep de hoogste prioriteit, maar de rvc kijkt zeker ook breder dan alleen de accountantspraktijk van PwC. Arjan Brouwer, partner bij PwC, sprak met Jan Maarten de Jong.

Jan Maarten de Jong (r) is voorzitter van de raad van commissarissen van PwC Nederland en oud-bestuurder van ABN Amro. Arjan Brouwer (l) is partner bij PwC.

(8)

Zijn eerste indrukken van PwC zijn positief. De top van de organisatie is doordrongen van de urgentie om cultuur en gedrag te veranderen. ‘Dat wordt niet alleen beleden, maar actief uitgedragen en omgezet in daden’, aldus De Jong. ‘Het mooie is dat het een proces is geworden dat voortborduurt op en uitvoering geeft aan wat de jongeren uit de sector hebben aangedragen. Daardoor heb ik het gevoel dat de implementatie van de 53 aanbevelingen niet beperkt zal worden tot mechanisch afvinken, maar daadwerkelijk verandering teweeg zal brengen.’

Een van de taken van de rvc is het vertegenwoordigen van de belangen van de maatschappij in de besluitvorming van PwC. Ook dat beperkt zich niet tot Assurance. ‘De maatschappelijke aandacht gaat verder dan alleen de accountants.

Voor alle Lines of Service geldt dat er een maatschappelijke perceptie is of wordt gevormd over de manier waarop de beroepsbeoefenaren hun functie uitoefenen. Voor Assurance hoeft dat geen verdere toelichting, maar ook Tax & HRS staat momenteel in de maatschappelijke kijker, wat zonder enige twijfel zijn invloed zal hebben op de rol van de belastingadviseurs.’

Brouwer: ‘De rvc is nu zes maanden in functie. Hoe zijn de eerste ervaringen?’

De Jong: ‘Ik heb al veel rollen mogen vervullen als manager, bestuurder en toezichthouder, maar ik heb bijna nog nooit een organisatie gezien die zo transparant is in de informatieverschaffing richting de rvc. Het is niet louter één gegevensuitwisseling – ik vertel jou wat en

jij mij wat – maar er is een echte dialoog tussen bestuurders en commissarissen.

Het is in die zin gemakkelijk om onze weg te vinden. Tegelijkertijd moet ik zeggen dat het niet allemaal gesneden koek is.

Oppervlakkig weet je er veel van, ook al omdat je regelmatig met adviseurs en accountants te maken hebt. PwC is echter een complexe organisatie die werkt in de context van complexe regelgeving.’

Brouwer: ‘U noemt onze organisatie complex. Drie takken van dienstverlening onder één PwC-dak: dat draagt bij aan de complexiteit van de organisatie, maar is ook cruciaal voor onze strategie. Hoe kijkt de rvc daarnaar?’

De Jong: ‘Ik snap die strategie heel goed.

De kennis van de één kan goed ingezet worden voor de ander. Soms is dat zelfs noodzakelijk. Het voert de professionele standaard naar een optimum. Dit is cruciaal voor de markt, voor klanten, maar ook voor de ontwikkeling van werknemers en de aantrekkelijkheid van PwC als werkgever. Deze strategie maakt het ook ingewikkeld, maakt het noodzakelijk dat processen heel goed gemanaged worden, omdat er grenzen zitten aan de mate waarin de expertise over en weer kan worden ingezet.’

‘Uiteraard weet ik dat er wel eens vraagtekens gezet worden bij de

wenselijkheid van verschillende diensten onder één dak. Ik heb die discussie ook meegemaakt bij de bank. Die kende ook verschillende takken van financiële dienstverlening: investment banking, corporate banking, private banking, retailbanking. Na de bankencrisis is de vraag opgeworpen of banken niet kleiner zouden moeten worden en zich tot slechts de primaire bankdiensten zouden moeten beperken. Mijn ervaring is echter dat het voordeel van bevruchting heel groot is en dat de kennis en knowhow van het ene onderdeel nodig is voor de kwaliteit van het andere. Voorwaarde voor een goed functioneren op die manier is een sterke aansturing die potentiële conflicten oplost.’

Brouwer: ‘Is uw beeld van PwC veranderd in het afgelopen half jaar?’

(9)

De Jong: ‘Ik kende PwC als een professionele club met een hele hoge technische standaard, met kennis in huis die niet overal beschikbaar is. Dat beeld is bevestigd. Maar er zijn ook dingen die me verrassen, bijvoorbeeld de manier waarop een AV verloopt. Bij beursgenoteerde vennootschappen zit je achter een lange tafel. Hier ben je on stage en wordt er kritischer gekeken naar je performance.

Bij een beursfonds krijgen bestuurders soms te maken met vragen uit de zaal die zij niet weten te plaatsen. Dat is hier helemaal niet aan de orde. Je ziet een zaal met personen die verschillende rollen hebben, maar allemaal eigenaar én beroepsuitoefenaar zijn en dus allemaal zeer betrokken. Dat maakt de dynamiek anders. Beslissingen worden veel meer gezamenlijk genomen en de discussie is veel inhoudelijker. Dat is ook anders bij een nv waar de besluitvorming veel meer top-down is.’

Brouwer: ‘Die gezamenlijkheid en betrokkenheid is een kracht van het partnership. Er zijn de afgelopen jaren echter ook wel negatieve geluiden geweest over deze organisatievorm.

Partnerschappen zijn volgens sommigen te veel naar binnen gekeerd, doen te veel concessies. Hoe beschouwt u het partnership vanuit de rvc?’

De Jong: ‘Het ondernemerschap binnen een partnership is heel positief. Maar er zitten risico’s in de structuur van een partnership en het is de taak van de rvc om die te ondervangen. Het zijn van die golfbewegingen: soms is het partnership heilig vanwege het daar binnen getoonde ondernemerschap en soms deugt er niets meer aan. Beide kloppen niet.’

‘Jij maakte deel uit van de werkgroep Toekomst Accountantsberoep die hierover ook het een en ander gezegd heeft: er is een zekere dwang nodig om bepaalde zaken scherp te krijgen. Of om te corrigeren als de partners elkaar niet corrigeren. Het risico dat je van gemaakte afspraken afwijkt, is kleiner wanneer er een onafhankelijke laag – zonder last en ruggenspraak – boven een organisatie zit.’

(10)

Brouwer: ‘Veel partners zitten al sinds hun studietijd bij de organisatie. Dan worden bepaalde zaken normaal. Is dat ook een taak van de rvc, om de partners een spiegel voor te houden?’

De Jong: ‘Dat is zeker zo. Bij een blik van buiten gaat het niet alleen om de inhoud, maar ook om de processen.

Alleen al het stellen van de vraag waarom je iets zo en zo hebt gedaan, kan leiden tot het verminderen van bepaalde vanzelfsprekendheden.’

Brouwer: ‘PwC is sterk op vaktechnisch gebied. U zei al dat we een hoge technische standaard hebben en kennis in huis hebben die lang niet iedereen heeft. Een sterke focus op techniek en

kennis kan ook een valkuil zijn. Hoe kijkt u daarnaar?’

De Jong: ‘Dan heb je het over cultuur en gedrag. Volgens mij is het tot iedereen doorgedrongen dat we beter moeten letten op wat er in de samenleving gebeurt, dat we onze antennes beter af moeten stellen.

Als de piketpaaltjes niet stevig in de grond staan, dan krijg je gedoe en een zichzelf versterkende negatieve perceptie. Dat is gebeurd bij banken, bij de politiek, bij het gemeentebestuur en nu dus ook bij de accountants.’

Brouwer: ‘Een aspect van het voldoen aan de eisen is compliance, het voldoen aan wet- en regelgeving. Maar de discussie over waar de maatschappelijke

piketpaaltjes staan is veel lastiger. Bepalen wij dat, of doet de buitenwereld dat?’

De Jong: ‘Opvattingen, normen en waarden variëren in de tijd en per land.

PwC is te groot en te professioneel om die eigen verantwoordelijkheid voor het plaatsen van eigen piketpaaltjes niet te nemen. Men moet zich hier steeds afvragen of zaken de toets der kritiek kunnen doorstaan, van klanten en eigenlijk van al diegenen die er voor ons toe doen.’

Brouwer: ‘Is die maatschappelijke antenne iets waar de rvc op let, bijvoorbeeld bij partnerbenoemingen in de Assurance- praktijk waarover de rvc zijn goedkeuring moet uitspreken?’

(11)

De Jong: ‘Dat was een voor ons nieuw en interessant proces dat heel transparant en zorgvuldig gebeurt. Partnerbenoemingen volgen op een zeer uitvoerig intern proces van waarneming, gesprekken en beoordeling. Dit traject wordt afgesloten met een beoordelingsgesprek door een panel van senior partners, waaronder leden van de rvb. Dit hele proces is gedocumenteerd en wij – allereerst de selectie- en benoemingscommissie natuurlijk – zien al deze stukken, samen met een uitgebreid cv en een businessplan van de kandidaat.

‘We stellen hierover kritische, soms zelfs suggestieve vragen. We kijken niet zozeer naar de techniek maar juist naar aspecten van cultuur en gedrag. Heeft

de kandidaat appreciatie en begrip voor de samenleving? Kan hij of zij omgaan met eventuele veranderingen. Is er veranderbereidheid? Afhankelijk van de uitkomsten gaan we akkoord, akkoord onder voorwaarden zoals aanvullende coaching en een extra evaluatiemoment, of niet akkoord met de benoeming.’

Brouwer: ‘U kijkt ook naar ons beloningsbeleid. Kunt u daar iets over zeggen?’

De Jong: ‘Ik vind dat PwC een goed en zorgvuldig systeem heeft. Ik vind dat er bij de beloningsdiscussie wel eens wat zaken door elkaar gehaald worden.

We werken hier met drie takken van dienstverlening die omzet draaien. Daar

gaan een aantal vaste kosten vanaf en wat er overblijft is geen beloning, maar inkomen in partner-bv’s die daarmee hun bedrijf moeten runnen, pensioen moeten opbouwen enzovoorts. Dat zijn geen absurde bedragen. Belangrijker is de vraag of er voldoende geïnvesteerd wordt in tools, in mensen, in kennis. Het antwoord daarop is “ja”. De volgende vraag is of er perverse financiële prikkels zitten in hetgeen er voor de partners overblijft. Het antwoord daarop is “nee”.

De beloningsprikkel is het leveren van kwaliteit.’

‘Het risico dat je van gemaakte afspraken afwijkt is kleiner

wanneer er een onafhankelijke

laag boven een organisatie zit’

(12)
(13)

Spotlight | Verslaggeving

Samenvatting

De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft de bepalingen voor foutherstel aangepast. De nieuwe Richtlijn onderscheidt drie typen fouten: fouten waardoor het inzicht in de jaarrekening in ernstige mate tekortschiet, fouten waardoor het inzicht in de jaarrekening tekortschiet en overige fouten. Materiële fouten worden volgens de nieuwe Richtlijn op dezelfde wijze hersteld als fundamentele fouten en de vereisten voor de toelichting zijn aangescherpt. Dit artikel geeft een overzicht van de veranderingen ten opzichte van de huidige situatie en een praktijkuitwerking hiervan.

Aangepaste RJ 150 Foutherstel leidt eerder tot aanpassen

vergelijkende cijfers

1. Nieuwe Richtlijn 150 Foutherstel onderscheidt drie typen fouten

De huidige Richtlijn 150 Foutherstel onderscheidt twee typen fouten: fundamentele fouten en overige fouten.

In de nieuwe Richtlijn is het begrip ‘materiële fout’

geïntroduceerd. Een materiële fout wordt omschreven als een zodanige onjuistheid in de jaarrekening –

geconstateerd ná het vaststellen van de jaarrekening – dat deze tekortschiet in het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW bedoelde inzicht. In aanvulling hierop stelt de nieuwe Richtlijn het volgende:

‘Bij de afweging of sprake is van een materiële fout beoordeelt de rechtspersoon of de weglating of onjuiste weergave van posten, afzonderlijk of gezamenlijk, de economische beslissingen die gebruikers op basis van de jaarrekening nemen, zou kunnen beïnvloeden. De materialiteit is afhankelijk van de omvang en de aard van de weglating of de onjuiste weergave, en wordt beoordeeld op basis van alle feiten en omstandigheden.’

De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft de bepalingen voor foutherstel aangepast en de wijze van herstel van materiële fouten gewijzigd van prospectief naar retrospectief foutherstel.

Bovendien gelden striktere toelichtingsvereisten. Uit de jaarrekening moet blijken of er sprake is van foutherstel, inclusief vermelding van de aard en omvang van de fout.

Inge Oudhuis - Vaktechnisch bureau (National Office) – Assurance Maurice Boevée - Assurance

De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft met de introductie van het begrip materialiteit zoveel mogelijk willen aansluiten bij de uitleg van dit begrip in IFRS en in de controlestandaarden voor accountants.

De nieuwe Richtlijn onderscheidt daarmee drie typen fouten:

• fouten waardoor het inzicht in de jaarrekening in ernstige mate tekortschiet (voorheen: fundamentele fout; het begrip ‘fundamentele fout’ wordt in de nieuwe Richtlijn niet langer gebruikt);

• fouten waardoor het inzicht in de jaarrekening tekortschiet (materiële fout); en

• overige fouten.

Materiële fouten onder nieuwe Richtlijn op dezelfde wijze hersteld als fundamentele fouten

In de huidige Richtlijn over foutenherstel worden materiële fouten op dezelfde wijze hersteld als overige fouten, namelijk via de winst-en-verliesrekening in geval van fouten die impact hebben op het resultaat.

Het herstel van rechtstreekse vermogensmutaties of van toelichtingen gaat uiteraard niet via de winst-en- verliesrekening. Onder de nieuwe Richtlijn worden materiële fouten op dezelfde wijze hersteld als fundamentele fouten. Dit houdt in dat de fout wordt hersteld via het openingsvermogen van de eerste jaarrekening die nog moet worden opgemaakt, en dat de vergelijkende cijfers in die jaarrekening worden gepresenteerd alsof de fout niet is gemaakt.

De achtergrond van deze wijziging is dat de Raad voor de Jaarverslaggeving van mening is dat deze wijze van foutherstel een beter inzicht geeft in het resultaat en het

(14)

Impact op jaarrekening

V = wel effect X = geen effect

Huidige Richtlijn 150 Foutenherstel

Nieuwe Richtlijn 150 Foutherstel

Overige fout Funda- mentele fout

Overige fout Fout waardoor inzicht in jaarrekening tekortschiet (materiële fout)

Fout waardoor inzicht in jaarrekening in ernstige mate tekortschiet (voorheen funda- mentele fout)

Winst-en-verliesrekening huidig boekjaar V X V X X

Winst-en-verliesrekening − vergelijkende cijfers presenteren alsof fout niet is gemaakt, verschillen met oorspronkelijke cijfers toelichten

X V X V V

Openingsbalans huidig boekjaar X V X V V

Openingsbalans vorig boekjaar presenteren

alsof fout niet is gemaakt X V* X V* V*

Overzicht van het totaalresultaat X V X V V

Toelichten aard en omvang van de fout X V X V V

In toelichting expliciet benoemen dat sprake is van foutherstel en het effect van het herstel van de fout

X X X V V

vermogen over de jaren. Bovendien sluit deze wijze van foutherstel beter aan bij de bepalingen van IFRS.

Vereisten voor toelichting aangescherpt Naast de wijziging van de manier waarop materiële fouten worden hersteld zijn ook de vereisten voor de toelichting aangescherpt. Is er sprake van foutherstel van fundamentele of materiële fouten, dan moet dit expliciet uit de jaarrekening blijken, onder vermelding van de aard en de omvang van de fout.

Van kracht vanaf 1 januari 2016

De aangepaste Richtlijn is van toepassing voor verslag- jaren vanaf 1 januari 2016. Eerdere toepassing is aanbevolen.

2. De verschillende aspecten van foutherstel vergeleken

Figuur 1 geeft een overzicht van de verandering voor de jaarrekening ten opzichte van de huidige situatie.

Materiële fout herstellen in eerste nog op te maken jaarrekening

Onder de huidige bepalingen wordt een materiële fout gecorrigeerd in de winst-en-verliesrekening van de eerste nog op te maken jaarrekening. Onder de nieuwe bepalingen wordt een materiële fout hersteld in de eerste nog op te maken jaarrekening ‘alsof de fout niet is gemaakt’. Dit is vergelijkbaar met de verwerking van

een stelselwijziging. Een eventueel cumulatief effect op het vermogen en resultaat van eerdere jaren wordt gepresenteerd als een correctie op het openingsvermogen van het vergelijkende jaar.

De aanpassing van de vergelijkende cijfers is geen wijziging van de jaarrekening van het voorafgaande jaar, maar gebeurt alleen voor de vergelijkbaarheid.

Let erop dat een cumulatief effect vanwege foutherstel dat rechtstreeks via het vermogen wordt gecorrigeerd niet ook afzonderlijk in het overzicht van het totaalresultaat wordt opgenomen. Dat zou tot een dubbeltelling leiden.

Bij ernstig tekortschieten informeert het bestuur de leden en aandeelhouders

Wanneer door een fout het inzicht in de jaarrekening in ernstige mate tekortschiet, gelden bovendien de vereisten uit artikel 2:362 lid 6 BW: het bestuur informeert de leden en aandeelhouders over de fout en deponeert een mededeling bij het Handelsregister. In de mededeling geeft het bestuur aan op welke wijze de jaarrekening hersteld moet worden om het juiste inzicht te geven. De gedeponeerde jaarrekening zelf wordt dus niet aangepast.

Als er bovendien sprake is van een jaarrekening waarop de wettelijke controleplicht van toepassing is, moet een dergelijke mededeling van het bestuur voorzien worden van een accountantsmededeling. Beide aspecten gelden niet wanneer er sprake is van een materiële fout.

Zie figuur 2.

Figuur 1 Verandering voor de jaarrekening ten opzichte van de huidige situatie

* Van toepassing als het foutherstel ook betrekking heeft op perioden voorafgaand aan het vorige boekjaar

(15)

Verplichtingen bestuur bij foutherstel op grond van art. 2:362 lid 6 BW

V = van toepassing n.v.t. = niet van toepassing

Huidige Richtlijn 150 Foutenherstel

Nieuwe Richtlijn 150 Foutherstel

Overige fout Funda- mentele fout

Overige fout Fout waardoor inzicht in jaarrekening tekortschiet (materiële fout)

Fout waardoor inzicht in jaarrekening in ernstige mate tekortschiet (voorheen funda- mentele fout) Verplicht informeren leden en

aandeelhouders (art. 2:362 lid 6 BW) n.v.t V n.v.t. n.v.t. V

Mededeling deponeren ten kantore van Handelsregister dat gedeponeerde jaarrekening in ernstige mate tekortschiet (art. 2:362 lid 6 BW)

n.v.t. V n.v.t. n.v.t. V

Accountantsmededeling bij gedeponeerde

mededeling bestuur (art. 2:362 lid 6 BW) n.v.t. V n.v.t. n.v.t. V

3. Voorbeeld herstel materiële fout ‘oude stijl’ en

‘nieuwe stijl’

In deze paragraaf zullen we aan de hand van een concreet voorbeeld het verschil tussen de oude bepalingen en de nieuwe bepalingen voor foutherstel illustreren.

Figuur 2 Verplichting bestuur huidige en nieuwe Richtlijn

In figuur 3 en 4 is uitgewerkt hoe deze materiële fout onder respectievelijk de huidige Richtlijn ‘Foutenherstel’

en de nieuwe Richtlijn ‘Foutherstel’ in de balans en winst-en-verliesrekening hersteld moet worden.

Situatie van foutherstel

Onderneming ABC is een distributeur van diverse huishoudelijke artikelen. Sinds 2014 wordt een deel van de artikelen verkocht aan (internet)winkels. De winkeliers mogen onverkochte voorraden van deze artikelen altijd terugsturen aan de distributeur. De winkelier hoeft deze voorraden pas aan de distributeur te betalen zodra de voorraden door de winkelier zijn verkocht. Contractueel is bovendien vastgelegd dat het risico en eigendom pas overgaan van de distributeur op de winkelier nadat de winkelier de artikelen heeft verkocht.

Dit heeft tot gevolg dat onderneming ABC voor de artikelen die aan de winkels zijn geleverd pas omzet kan verantwoorden op het moment dat de winkels deze voorraden hebben verkocht. In 2014 heeft onderneming ABC omzet genomen zodra deze voorraden aan de winkels waren afgeleverd. Dat is dus onjuist. Op het moment dat de fout is ontdekt, is de jaarrekening van 2014 al vastgesteld en gedeponeerd bij het Handelsregister. Deze fout moet worden hersteld door in de jaarrekening 2015 het saldo van voorraden op balansdatum te verhogen met het saldo van de voorraden die bij de winkels liggen. De omzet, kostprijs van de omzet en de debiteuren moeten lager verantwoord worden. Als gevolg hiervan zal ook het resultaat in het boekjaar lager zijn. Op basis van de omvang van de fout is geconcludeerd dat deze fout materieel van omvang is maar er niet toe leidt dat de jaarrekening in ernstige mate tekortschiet in het geven van het vereiste inzicht.

(16)

Balans

Bij toepassing van de huidige RJ 150 Foutenherstel Jaarrekening

2015

Foutherstel Jaarrekening 2015 - na foutherstel

2014 - conform jaarrekening

Foutherstel 2014 ten behoeve van vergelijkende cijfers 2015

Voorraden € 200 € - € 200 € 167 € - € 167

Debiteuren € 350 € - € 350 € 200 € - € 200

Eigen vermogen

Begin boekjaar € 500 € - € 500 € 250 € - € 250

Resultaat € 325 € -100 € 225 € 250 € - € 250

Einde boekjaar € 825 € -100 € 725 € 500 € - € 500

Winst-en-verliesrekening

Bij toepassing van de huidige RJ 150 Foutenherstel Jaarrekening

2015

Foutherstel Jaarrekening 2015 - na foutherstel

2014 - conform jaarrekening

Foutherstel 2014 ten behoeve van vergelijkende cijfers 2015

Omzet € 1.200 € -200 € 1.000 € 1.000 € - € 1.000

KP omzet € -600 € -100 € -500 € -500 € - € -500

Overige bedrijfskosten enz.

€ -275 € - € -275 € -250 € -250

Resultaat € 325 € -100 € 225 € 250 € - € 250

Figuur 3 Foutherstel op basis van de huidige RJ 150 Foutenherstel

(17)

Bij de nieuwe methode zijn de cijfers over de jaren beter vergelijkbaar omdat de vergelijkende cijfers gepresenteerd worden alsof de fout niet is gemaakt. Het effect van het foutherstel komt nu tot uitdrukking in het jaar waarin de fout is gemaakt, en niet meer in het jaar waarin de fout is ontdekt.

4. Foutherstel RJ 150 en een vergelijking met IFRS

De in Richtlijn 150 doorgevoerde wijziging voor de manier van herstellen van materiële fouten leidt ertoe dat foutherstel op basis van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving meer in lijn is gekomen met foutherstel op basis van IFRS (IAS 8). Onder IFRS moeten materiële fouten ook retrospectief worden hersteld. Het grootste verschil dat nog resteert met IFRS na deze aanpassing is dat IAS 8 in geval van foutherstel de presentatie van een derde balans voorschrijft. Bij toepassing van IFRS moet dus bij foutherstel van drie boekjaren een extra balans in de jaarrekening worden opgenomen.

5. Conclusie: nieuwe Richtlijn leidt tot eerder retrospectief herstellen

De in Richtlijn 150 Foutherstel doorgevoerde wijzigingen hebben betrekking op het retrospectief herstellen van materiële fouten. Onder de huidige bepalingen is er alleen sprake van retrospectief herstel van fundamentele fouten. Als gevolg van de wijziging zullen fouten eerder retrospectief hersteld moeten worden dan onder toepassing van de oude Richtlijn.

Bovendien zijn ook de vereisten met betrekking tot de toelichting verder aangescherpt. Als er sprake is van herstel van een materiële of fundamentele fout, moet dit nu expliciet uit de jaarrekening blijken. De nieuwe bepalingen zijn van toepassing voor verslagjaren die op of na 1 januari 2016 beginnen. Eerdere toepassing is aanbevolen.

Balans

Bij toepassing van de nieuwe RJ 150 Foutenherstel Jaarrekening

2015

Foutherstel Jaarrekening 2015 - na foutherstel

2014 - conform jaarrekening

Foutherstel 2014 ten behoeve van vergelijkende cijfers 2015

Voorraden € 200 € - € 200 € 167 € 100 € 267

Debiteuren € 350 € - € 350 € 200 € - 200 € 0

Eigen vermogen

Begin boekjaar € 500 € - € 500 € 250 € - € 250

Correctie beginvermogen vanwege foutherstel

€ -100 € -100

Gecorrigeerd vermogen begin boekjaar

€ 400

Resultaat € 325 € - € 325 € 250 € -100 € 150

Einde boekjaar € 825 € - € 725 € 500 € -100 € 400

Winst-en-verliesrekening

Bij toepassing van de nieuwe RJ 150 Foutenherstel Jaarrekening

2015

Foutherstel Jaarrekening 2015 - na foutherstel

2014 - conform jaarrekening

Foutherstel 2014 ten behoeve van vergelijkende cijfers 2015

Omzet € 1.200 € - € 1.200 € 1.000 € -200 € 800

KP omzet € -600 € - € -600 € -500 € 100 € -400

Overige bedrijfskosten enz.

€ -275 € - € -275 € -250 € -250

Resultaat € 325 € - € 325 € 250 € -100 € 150

Figuur 4 Foutherstel op basis van de nieuwe RJ 150 Foutherstel

(18)
(19)

Spotlight | Accountancy

Samenvatting

De combinatie van Nederlandse en Europese wetgeving maakt regels complex. Onder andere is er het voornemen om de OOB-definitie uit te breiden.

Daarnaast is onverwachts de kantoorrotatie aangepast, waardoor een uitgebreid overgangsregime van toepassing is. Kantoren moeten iedere tien jaar roteren, waarbij boekjaren voorafgaand aan het jaar van notering niet meetellen. De externe accountant mag nog maar vijf aaneensluitende jaren de controle uitvoeren, terwijl dat zeven jaar was. Ook is de overige dienstverlening verder ingeperkt. De Nederlandse regering stelt enkele uitbreidingen voor, onder andere op het gebied van de governance van de accountantsorganisatie. Een voorstel over uitbreiding van het bestuursverslag met informatie over strategie, continuïteitsrisico’s en andere risico’s is in die voorstellen helaas nog niet meegenomen.

Nationale in- en aanvulling

Europese accountantswetgeving houdt de gemoederen bezig

1. Combinatie Nederlandse en Europese wetgeving maakt regels complex

De wetgeving voor accountants(organisaties) is al een aantal jaren in beweging. In 2010 heeft de Europese Commissie haar eerste voorstellen gelanceerd voor een aanpassing van de regelgeving. In 2014 heeft dat geresulteerd in een Europese richtlijn en verordening.

De richtlijn moet op 17 juni 2016 in de Nederlandse wet geïmplementeerd zijn, de verordening treedt per die datum in werking. Tussendoor zijn in Nederland (via de amendementen Plasterk en Van Vliet) wetswijzigingen doorgevoerd die handelen over onderwerpen (rotatie en scheiding van controle en advies) die ook, op een andere wijze, in de Europese regelgeving zijn geregeld.

De combinatie van Nederlandse en Europese wetgeving die deels overlappen, maar op een aantal aspecten ook verschillen, maakt het geheel van wetgeving complex.

Het is voor zowel ondernemingen als accountants van belang dat ze de consequenties goed in beeld hebben en de juiste waarborgen inbouwen om aan de wetgeving te voldoen.

2. Voornemen om OOB-definitie uit te breiden De regelgeving waar we in dit artikel op ingaan, betreft primair organisaties van openbaar belang (OOB’s) en accountantsorganisaties die OOB’s controleren.

Op dit moment kwalificeren ondernemingen met aan een Europese beurs genoteerde effecten, banken en verzekeringsmaatschappijen als OOB. De minister van Financiën heeft laten onderzoeken of de definitie van OOB uitgebreid moet worden richting de publieke sector

Op het gebied van wetgeving voor accountantscontroles bij OOB’s zijn de afgelopen tijd veel wijzigingen voorgesteld en ingevoerd. Hierdoor zijn enkele complexiteiten ontstaan, onder andere door het samenspel tussen Europese wetgeving en Nederlandse wetgeving over dit onderwerp. Deze hebben consequenties voor accountants en gecontroleerde ondernemingen.

Arjan Brouwer - Vaktechnisch bureau (National Office), Assurance Herbert Reimers - Vaktechnisch bureau (National Office), Assurance

en heeft op basis daarvan het voornemen om in de toekomst ook entiteiten in de volgende vier sectoren als OOB aan te merken:

• woningbouwcorporaties

• netbeheerders

• instellingen voor wetenschapsbeleid

• pensioenfondsen.

Daarnaast zal het kabinet bekijken of er aanleiding is om de accountantscontrole van onderwijsinstellingen en zorginstellingen als wettelijke controle in de zin van de Wta aan te merken. Voor beide soorten instellingen bestaat, net als voor gemeenten, (vooralsnog) niet het voornemen deze aan te merken als OOB.

(20)

Uitsluitend een accountantsorganisatie met een OOB-vergunning mag de accountantscontrole bij een OOB uitvoeren. Bij aanmerking als OOB zullen de hierna te bespreken kantoorrotatie en het verbod op overige dienstverlening door de controlerend accountant ook van toepassing zijn op deze rechtspersonen.

Daarnaast zal de accountantscontrole onder andere uitgebreid worden met een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling en zal de accountant een uitgebreidere controleverklaring afgeven. Voor de OOB is een auditcommissie verplicht en zal in de praktijk een zwaarder opgetuigde governance noodzakelijk zijn.

Of al deze elementen zullen gelden voor dergelijke nieuwe OOB’s moet nog blijken. Daarnaast is het mogelijk dat een groottecriterium wordt toegevoegd, waardoor de kleinere organisaties binnen de sector niet onder de OOB-status zullen vallen. Op dit moment bestaat hierover nog geen duidelijkheid.

3. Kantoorrotatie kent uitgebreid overgangsregime

In Nederland is een aantal jaren geleden een wet aangenomen waarmee het voor Nederlandse OOB’s verplicht werd periodiek van accountantsorganisatie te wisselen (amendement Van Vliet). Per 1 januari 2016 zou deze kantoorrotatie ingaan. In de aanloop naar de inwerkingtreding van deze wet zijn vele Nederlandse OOB’s van accountantsorganisatie gewisseld. In september 2015 werd echter bekend dat deze Nederlandse regeling in strijd is met het Europese recht, omdat in de Nederlandse regeling de jaren vóór de invoering meetellen voor de termijn.

Die terugwerkendekrachtbepaling werd aangemerkt als strijdig met Europees recht. Om die reden is de Nederlandse regeling voor kantoorrotatie vervallen. In plaats van de Nederlandse regeling zal de EU-regeling voor kantoorrotatie van toepassing zijn.

(21)

Dat betekent echter niet dat kantoorrotatie in alle gevallen pas moet plaatsvinden vanaf 2026 (tien jaar na inwerkingtreding van de wet). De EU-regeling treedt in werking per 17 juni 2016 en kent een uitgebreid overgangsregime. Wanneer een onderneming van accountantsorganisatie moet wisselen, hangt af van hoe lang ze al gecontroleerd wordt door dezelfde accountantsorganisatie en hoe lang ze al als OOB kwalificeert.

De EU-regeling kent een wat bijzonder

overgangsregeling waarbij de ondernemingen die relatief kort (maar wel meer dan tien jaar) dezelfde accountantsorganisatie hebben, als eerste moeten roteren (2016), daarna de ondernemingen die het langst dezelfde accountantsorganisatie hebben (2020) en als laatste de middengroep (2023). Ondernemingen die op 17 juni 2016 minder dan tien jaar dezelfde accountantsorganisatie hebben, zullen op enig moment tussen 2016 en 2026 roteren. Het is de vraag of deze overgangsregeling bewust zo is gekozen of dat het de consequentie van onzorgvuldige bewoordingen is. Er is echter geen indicatie dat de EU de regeling nog zal aanpassen, waardoor uitgegaan moet worden van de hiervoor geschetste overgangsregeling. De verschillende scenario’s zijn samengevat in figuur 1.

OOB’s in Nederland moeten iedere tien jaar roteren Nederland zal de mogelijkheden in de EU-regelgeving om de tienjaarsperiode te verlengen bij een joint audit of bij een verplichte tender niet overnemen. Dat betekent dat OOB’s in Nederland iedere tien jaar verplicht moeten wisselen van accountantsorganisatie.

Jaren voorafgaand aan boekjaar van notering tellen niet mee

Op één punt leidt het verruilen van de Nederlandse wet voor de EU-regeling tot een belangrijke wijziging. De terugwerkendekrachtbepaling in de Nederlandse wet betekende dat een onderneming die OOB zou worden en al tien jaar dezelfde accountantsorganisatie had, per

Figuur 1 EU-overgangsregeling kantoorrotatie

direct zou moeten wisselen van accountantsorganisatie.

Dat zou bijvoorbeeld gelden voor een onderneming die voor het eerst aandelen of obligaties uitgeeft op de beurs en daarmee OOB wordt. Direct na de beursgang zou de onderneming dan moeten wisselen van

accountantsorganisatie. Op basis van de EU-regelgeving die nu van toepassing is verklaard, worden de jaren voorafgaand aan het boekjaar van de notering niet meegeteld voor de berekening of de periode van tien jaar is bereikt.

Termijn externe accountant van zeven naar vijf jaar Per 1 januari 2016 worden ook nieuwe Nederlandse rotatieregels voor de externe accountant van toepassing.

De externe accountant mag niet langer dan vijf jaar aaneensluitend de wettelijke controle verzorgen bij dezelfde OOB. Deze termijn was zeven jaar, maar is in het najaar van 2015 gewijzigd. Deze rotatietermijn geldt uitsluitend voor de externe accountant (aftekenend partner) en niet voor de andere teamleden. Voor boekjaren die al voor 1 januari 2016 begonnen zijn, blijft de rotatietermijn van zeven jaar van toepassing.

Dat betekent dat voor bijvoorbeeld kalenderjaar 2015 de externe accountant de controle mag afmaken ook als dat zijn zesde of zevende jaar is. Als de externe accountant de maximale termijn heeft volgemaakt, moet hij een afkoelingsperiode van drie jaar in acht nemen voordat hij de wettelijke controle bij die OOB weer mag verzorgen.

4. Overige dienstverlening verder ingeperkt Sinds 2013 is het niet meer toegestaan dat een OOB en de aan haar gelieerde entiteiten overige diensten ontvangen van de accountantsorganisatie die de wettelijke controle uitvoert en het Nederlandse deel van het netwerk van die accountantsorganisatie (amendement Plasterk).

Alleen ‘controlediensten gericht op het verstrekken van zekerheid over de door de gecontroleerde cliënt verstrekte informatie ten behoeve van de externe gebruikers van deze informatie en de raad van commissarissen’

zijn toegestaan. Op EU-niveau wordt nu ook een regeling ingevoerd die overige dienstverlening door de controlerend accountant inperkt. De reikwijdte hiervan wijkt af van de Nederlandse wetgeving, zowel qua aard van de toegestane dienstverlening als qua internationale werking.

Accountant aangesteld sinds boekjaar startend Rotatie

Voor 16 juni 1994 Verlenging niet mogelijk na 17 juni 2020

Tussen 17 juni 1994 en 16 juni 2003 Verlenging niet mogelijk na 17 juni 2023 Tussen 16 juni 2003 en 17 juni 2006 Rotatie op of voor 16 juni 2016

Na 17 juni 2006 Rotatie zodra tienjaarsperiode is bereikt

In alle gevallen mag het boekjaar dat vóór de deadline (16 juni) is begonnen, afgemaakt worden.

De EU-regeling:

V per 17 juni 2016 in werking V uitgebreid overgangsregime

(22)

Figuur 2 Internationale werking scheiding controle en overige dienstverlening

D

US

AUS Lux NL/EU/US

NL OOB NL/EU/US

NL

Voorbeeld verboden andere diensten Een Duitse dochter van een Nederlandse OOB wil een lid van het netwerk van de Nederlandse accountantsorganisatie inschakelen voor overige diensten. Of dit mag, hangt af van wat de Duitse wet hierover bepaalt. Het is in die situatie niet relevant wat de Nederlandse wetgeving hierover bepaalt.

De EU-regeling is van toepassing op het wereldwijde netwerk van de accountantsorganisatie en op de dienstverlening aan de OOB en de daaraan gelieerde entiteiten als deze gevestigd zijn binnen de EU.

Gelieerde entiteiten zijn de entiteiten in opgaande en neergaande lijn ten opzichte van de OOB. Figuur 2 illustreert het effect van de combinatie van de EU- en Nederlandse regeling.

De Nederlandse OOB valt zowel onder de EU-regelgeving als onder de Nederlandse regelgeving. Als gevolg van de EU-regelgeving geldt het verbod op overige dienstverlening niet alleen voor de Nederlandse OOB zelf, maar ook voor de andere EU-ondernemingen in de groep in opgaande en neergaande lijn (de rode entiteiten).

Zusterorganisaties van de OOB vallen niet binnen het bereik van het verbod. Voor de accountantsorganisatie en het Nederlandse deel van haar netwerk is het op basis van de Nederlandse wetgeving ook verboden om voor de buiten de EU gevestigde gelieerde entiteiten van de OOB (bijvoorbeeld in Australië of de VS) overige diensten te verrichten (de oranje entiteiten).

Verbod op andere diensten afhankelijk van regels EU en land van dienstverlening

Wat verboden andere diensten zijn, wordt bepaald door een combinatie van EU-regelgeving en de wetgeving van het land waar de diensten worden geleverd. De EU-regelgeving bevat een lijst waarin in algemene bewoordingen diensten zijn benoemd die niet zijn toegestaan en daarnaast een maximering van het percentage dat ten opzichte van het controlehonorarium in rekening gebracht kan worden aan toegestane niet-controlediensten. De lidstaten kunnen daar diensten aan toevoegen en in een paar gevallen ook diensten van afhalen. Als gevolg daarvan zal in ieder EU-land een andere definitie kunnen gelden voor niet-toegestane overige diensten in die lidstaat.

Voor zowel de OOB als de accountant die de OOB controleert, vereist deze opzet waarbij EU-regelgeving en nationale regelgeving op elkaar inwerken een goede coördinatie met alle entiteiten in de groep en kennis van de regelgeving in alle EU-lidstaten om te bewaken dat nergens binnen de groep verboden diensten worden geleverd.

Accountantsorganisaties die verboden diensten leveren, mogen niet de wettelijke controle bij de OOB uitvoeren.

5. Tot slot

Naast de implementatie van EU-regelgeving heeft de minister van Financiën een aantal van de door de sector voorgestelde maatregelen om het vertrouwen in het accountantsberoep te versterken vertaald in nationale wetgeving. In 2015 heeft de minister conceptvoorstellen waarin deze initiatieven zijn verwerkt ter consultatie openbaar gemaakt. Hoewel op het moment van schrijven van dit artikel er nog geen voorstellen bij het parlement zijn ingediend, lijkt een aantal hoofdlijnen wel vast te staan. De instelling van een toezichthoudend orgaan (raad van commissarissen (rvc)) bij accountantsorganisaties springt bijvoorbeeld in het oog. Een aantal accountantsorganisaties heeft bekendgemaakt dat naar aanleiding van het sectorrapport ‘In het publiek belang’ al een rvc is ingesteld op het niveau van de Nederlandse topholding met de in het sectorrapport beschreven bevoegdheden. Het is nog niet duidelijk in hoeverre de definitieve wettekst aansluit bij het in het sectorrapport beoogde niveau waarop de rvc wordt ingesteld en de bevoegdheden van de rvc.

(23)

Een andere belangrijke maatregel die in het sectorrapport is beschreven, is de uitbreiding van het bestuursverslag met informatie over strategie, continuïteitsrisico’s en andere risico’s die van belang zijn voor een breder en relevanter inzicht in het profiel en de prestaties van de onderneming, en met door de rvc op te nemen informatie over de opdracht aan en bevindingen van de accountant. Invoering van deze maatregel vereist eveneens aanpassing van de wet. Op dit punt heeft de minister echter helaas nog geen voorstellen geformuleerd en het is onduidelijk wanneer voorstellen op dit vlak verwacht kunnen worden.

6. Conclusie

De combinatie van Nederlandse en Europese wetgeving maakt regels complex. De specifieke Nederlandse kantoorrotatieregels zijn inmiddels vervangen door de EU-wetgeving, maar omdat veel rotaties anticiperend op de Nederlandse wetgeving al zijn afgerond, heeft dat maar een beperkt effect. Ten aanzien van de combinatie van controle en overige dienstverlening geldt enerzijds de EU-wetgeving, maar wel in combinatie met de specifieke nationale regels op dit gebied. Daarnaast worden in Nederland nog aanvullende bepalingen opgenomen in de wet op basis van de door de sector voorgestelde maatregelen. De implementatie en continue toepassing van de verschillende bepalingen vragen aandacht van zowel de accountantsorganisatie als de gecontroleerde ondernemingen.

(24)
(25)

Spotlight | Interne beheersing en IT

Samenvatting

Prijzen van grondstoffen zijn volatiel. Deze volatiliteit wordt vooral veroorzaakt door een toenemende vraag vanuit opkomende markten, politieke onzekerheid, weersinvloeden alsmede marktsentimenten. Veel ondernemingen die afhankelijk zijn van grondstoffen ondervinden de invloed van deze aanhoudende volatiliteit.

In markten waar sterk geconcurreerd wordt, is het voor ondernemingen vaak niet mogelijk om stijgingen in de grondstofprijzen door te berekenen aan klanten. Hierdoor wordt de brutomarge van de onderneming geraakt. Actief commoditymanagementbeleid helpt een onderneming de brutomarge te beschermen tegen volatiliteit en biedt zelfs kansen om de brutomarge te verbeteren. Hiervoor moet zij (beter) inzicht krijgen in haar grondstofposities en de risico’s op deze posities beheersen en mitigeren. Met een commoditymanagementraamwerk kan de organisatie haar commoditymanagementbeleid met succes uitvoeren en beheersen. Dit artikel beschrijft in zeven stappen hoe een dergelijk raamwerk opgezet kan worden.

Bescherming van de

brutowinstmarge in tijden van hoge volatiliteit in

grondstofprijzen

1. Grondstofprijzen blijven volatiel Grondstofprijzen zijn relatief volatiel wanneer deze vergeleken worden met bijvoorbeeld de consumentenprijsindex of de euro/dollarkoers. De ontwikkeling van de grondstofprijzen met name wordt veroorzaakt door een toenemende vraag vanuit opkomende economieën, globalisering van de handel in grondstoffen, onbalans in vraag en aanbod alsmede speculatie door onder andere financiële partijen.

Concurrentievoordeel behalen door het benutten van hoge volatiliteit in grondstofprijzen.

Dit klinkt tegenstrijdig, nietwaar? Toch is het mogelijk brutowinstmarges te beschermen of zelfs te verbeteren door beter inzicht in grondstofposities en het beter beheersen en mitigeren van positierisico’s.

Michiel Wijn - Capital Markets and Accounting Advisory Services, Assurance Tom Poppelaars - Capital Markets and Accounting Advisory Services, Assurance

De volatiliteit van grondstofprijzen merken we als consument bijvoorbeeld wanneer we brandstof afrekenen bij een tankstation. Maar waarom merken we weinig van verandering in de olieprijs als we boodschappen doen? Immers, verpakkingsmateriaal wordt gemaakt van ruwe olie en ook de transportkosten fluctueren hierdoor. Zo zijn er vele voorbeelden te bedenken van (consumenten)producten waarvan de prijs in de winkel niet wekelijks of zelfs maandelijks wijzigt, terwijl de prijzen van de onderliggende grondstoffen wel veranderen. Uit de grafiek blijkt dat de volatiliteit van consumentenprijzen historisch gezien lager is dan de volatiliteit in grondstoffen. In markten waar sterk geconcurreerd wordt of waar verkoopprijzen met klanten zijn afgesproken, is het voor ondernemingen (vaak) niet mogelijk om stijgingen in de grondstofprijzen door te berekenen aan klanten. Hierdoor beïnvloeden veranderingen in grondstofprijzen de brutomarge van deze ondernemingen. Welke maatregelen kunnen ondernemingen nemen om de winstmarge tegen de volatiliteit te beschermen of zelfs te verbeteren?

(26)

2. Commoditymanagementbeleid kan de brutomarge verbeteren

De brutomarge verbeteren, dat klinkt voor iedere ondernemer natuurlijk aantrekkelijk. Maar voordat het zover is, moet de onderneming een aantal fasen doorlopen waarmee zij haar grondstofposities beter gaat beheersen en de brutomarge verbetert. Dit alles heeft te maken met de mate van volwassenheid van het commoditymanagement van de onderneming.

Naarmate de mogelijke impact van veranderende grondstofprijzen op een onderneming toeneemt, verdient het aanbeveling om een meer volwassen commoditybeleid te implementeren.

Vier fasen volwassenheid commoditymanagement De mate van volwassenheid van het

commoditymanagement kan worden ingedeeld in vier fasen:

Fase 1. Positiebepaling en beheersing

Fase 2. Efficiënt en effectief commoditymanagement door automatisering

Fase 3. Geïntegreerd commoditymanagement Fase 4. Waardecreërend commoditymanagement.

• Fase 1. Positiebepaling en beheersing Allereerst staat het inzicht in en het beheersen van de grondstofprijsrisico’s centraal. Om dit inzicht te kunnen verkrijgen, bepaalt de onderneming eerst haar risicopositie op basis van de contractuele voorwaarden van haar inkoop- en verkoopstromen alsmede de wijze waarop prijzen in de markten tot stand komen. Als een bedrijf bijvoorbeeld een afzetmarkt heeft waar verkoopprijzen fluctueren op basis van grondstofprijzen, kan de risicopositie worden opgebouwd uit de huidige voorraad plus inkopen tegen een vaste prijs, minus de verkopen tegen een vaste prijs. Voor ondernemingen met een grote diversiteit aan inkoop- en verkoopcontracten en ondernemingen die actief zijn op meerdere markten kan dit een tijdrovende exercitie zijn.

Vervolgens dient de onderneming de grondstofpositie

Figuur 1 Historische volatiliteit van de consumentenprijsindex (CPI) en de ‘Core Commodity Index’ (CRB)

in kaart te brengen aan de hand van handmatige of semiautomatische rapportages. In deze fase zijn gegevens over de commoditypositie ad hoc beschikbaar en is het verzamelen van data arbeidsintensief. Wil de onderneming het grondstofprijsrisico mitigeren, dan verlaagt zij eerst de voorraad en kort zij de inkooppijplijn in. Daarna kan zij het resterende risico mitigeren door hedgecontracten af te sluiten.

Overigens zal bij het verlagen van de voorraad en het inkorten van de inkooppijplijn het risico op een tijdelijk tekort aan grondstoffen toe kunnen nemen waardoor productieprocessen of leveranties aan klanten in gevaar kunnen komen. Hier dient rekening mee gehouden te worden bij het bepalen van de optimale voorraadomvang alsmede de inkooppijplijn.

• Fase 2. Efficiënt en effectief

commoditymanagement door automatisering Vervolgens heeft de onderneming het proces van risicopositiebepaling in hoge mate geautomatiseerd en geoptimaliseerd. Het systeem dwingt af dat transacties in functiescheiding tot stand komen en worden vastgelegd in systemen (ERP of commoditymanagementsysteem).

Dit vergroot de betrouwbaarheid van de informatieverschaffing. Tevens is informatie over grondstofposities sneller beschikbaar, waardoor het management eerder in kan spelen op veranderingen in de markt. De onderneming saldeert de risico’s zo veel mogelijk met elkaar waardoor zij per saldo een lager volume in de markt hoeft af te dekken. Dit zal leiden tot lagere kosten van hedging.

• Fase 3. Geïntegreerd commoditymanagement In de derde fase heeft de onderneming

commoditymanagement gecentraliseerd. Een centraal team neemt beslissingen over het wel of niet afdekken van prijsrisico’s in de markt. Sommige ondernemingen ontwikkelen bovendien een centrale inkoop- en verkoopunit, die verantwoordelijk is voor de in- en verkoop van de commodity’s. Resultaten (positief en negatief) die ontstaan vanuit deze 0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 CRB CPI

(27)

Figuur 2 Maturitymodel commoditymanagement

Hoe

Wat

Positiebepaling en beheersing

Efficiënt en effectief commodity- management door

automatisering Geïntegreerd

commodity- management

Waardecreërend commodity- management

Volwassenheid/waardecreatie

Invloed op strategie onderneming Maturitymodel

commoditymanagement

Inzicht in posities Kosten- minimalisatie Maximaliseren

waarde voor onderneming

Maximaliseren van waarde voor de onderneming door afstemmen van commoditymanagementstrategie,

executie en controleactiviteiten

3

2

1

3

2

1

Transities naar

meer toegevoegde waarde

Waarde voor de onderneming

• Gebruikmaken van waarde- en risicodrivers om waarde voor de onderneming te optimaliseren

• Gebruikmaken van wereldwijde presence, schaalgrootte en mogelijkheden in de markt

• Geïntegreerd commoditymanagement, focus op geïntegreerd risk management (asset management, treasury, finance, capital allocation, tax, etc.)

• Duidelijk omschreven commoditymanagement- proces, risicobeheersing en key controls

• Focus op process excellence en eenduidige manier van werken in de onderneming alsmede locaties

centrale commoditymanagementactiviteiten worden toegekend aan de businessunit waartoe deze behoren.

Daarnaast is er een informatievoorziening richting de treasuryfunctie alsmede finance, tax en andere belanghebbenden. Dit betekent een brede integratie in de risicomanagementfunctie van een organisatie.

• Fase 4. Waardecreërend commoditymanagement Tot slot maakt de onderneming gebruik van de kennis van posities en marktomstandigheden, waardoor zij in staat is om te arbitreren en zodoende extra rendement te behalen. Zij heeft zich geruime tijd gefocust op het optimaliseren van haar supply chain en het verbeteren van haar werkkapitaal, maar deze initiatieven leiden in liquide markten niet altijd tot het beste rendement.

Hiervoor zal naast de supply chain ook de value chain moeten worden gemanaged. Zelfs bedrijven die geen actieve handelsstrategie hebben, kunnen in sommige marktscenario’s een beter rendement behalen door meer focus op de value chain in plaats van de supply chain. Zodra een organisatie in staat is om verborgen kansen bloot te leggen door actief beleid, is er sprake van waardecreërend commoditymanagement. Een voorbeeld hiervan is de situatie waarin een onderneming een contract heeft afgesloten voor de levering van melkpoeder. Het contract staat toe om 5% af te wijken (meer of minder dan de gecontracteerde hoeveelheid), tegen een vaste prijs. Zodra de marktprijs daalt tot onder de vooraf afgesproken prijs, besluit de onderneming om meer in te kopen, om dit vervolgens met een winst door te verkopen.

3. Het implementeren van het beoogde commoditymanagementbeleid

Wanneer de commoditymanagementfunctie voldoende volwassen is, de hiervoor genoemde begrippen voldoende bekend zijn en de onderneming in kaart heeft gebracht wat de kosten van opslag en financiering zijn, kan de onderneming inspelen op bepaalde marktomstandigheden en profiteren van marktontwikkelingen om zo de marge te verbeteren.

Inspelen op markt in contango

Een markt is in contango wanneer de prijs op termijn (forwardprijs) hoger is dan de huidige prijs (spotprijs). In dat geval moet de onderneming bepalen of het verschil in de termijnprijs ten opzichte van de huidige prijs opweegt tegen de kosten van opslag en financiering.

Voorbeeld: marge bepaald door spot- en forwardprijs Wanneer op een bepaald moment:

• spotprijs olie: $100

• forwardprijs voor levering over zes maanden: $120

• kosten van opslag en financiering voor een periode van zes maanden: $15 dan kan de onderneming een marge behalen van $5.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het betreft hier achtereenvolgens basisschool De Kleine Akkers, kindcentrum Boschkens-Oost (basisschool De Bron), kindcentrum Frankische Driehoek (basisscholen Open Hof en

Houdt moed want de Heer brengt verlossing voor jou. Want dit is de strijd van

\v )8v-7v:336v1-.v))2v%%2:3)0)2v(%8v()v1)(-7',)v;)8)27',%4v zich concentreert op het vooral wetenschappelijk onder- bouwd in kaart brengen van de aandoening. Daarbij krijg ik meer

Als bestuur denk je na over de vraag hoe we als HVN patiënten met hemochromatose van dienst kunnen zijn in de komende drie tot vijf jaar en hoe we ervoor zorgen dat we deze

De inspecteur-adviseur RKG (voor alle onderwijsnetten) en de begeleider identiteit en pastoraal (voor het katholiek basisonderwijs) zijn steeds aanspreekbaar voor verdere duiding

De verplichte bijeenroeping van de algemene vergadering: beoordeling en afweging ten opzichte van andere actiemiddelen.. Het vraagrecht

Ouders rapporteren ook veel opvoedingsonzekerheid over de communicatie met hun kinderen, zeker als het gaat om beladen en taboethema’s: worden moeilijke of

De conclusie van deze gesprekken was dat er goede mogelijkheden zijn om onderdelen van Meerstad in aanmerking te laten komen voor subsidiering.. Zo zien we concrete kansen op