1
Slaap-
/waakdagboek
Slaap-/waakdagboek
Hulpmiddel bij het vastleggen van het slaappatroon.
Om uw slaapprobleem goed in kaart te brengen, is het nodig dat u uw slaappatroon gedurende een week vastlegt. Beantwoord elke ochtend als u opstaat alle elf vragen in het schema op de volgende bladzijde. Als u opstaat op een dinsdagochtend, vult u de kolom onder maandag in, op een woensdagochtend vult u de kolom onder dinsdag in enzovoort.
Het is belangrijk dat u dit dagboek elke ochtend invult.
Gegevens dagboekhouder
Naam……… m / v Geboortedatum .. – ..-….
Beroep ……….
Invulperiode van ……… tot en met ………
Medicatie………..
Opmerkingen………..
Slaap- / waakdagboek; elke ochtend invullen!
2
Voorbeeld Dag
1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Dag 5
Dag 6
Dag 7 1. Ik heb van …. uur tot ….
uur een dutje gedaan.
14:00 14:40 2. Ik heb vanavond ..
glazen alcohol
en .. kopjes koffie/thee/ ..
glazen cola gebruikt.
2 wijn 1 cola
3. Ik heb om .. uur .. mg.
slaapmiddel ingenomen.
22:15 10 4. Ik ging naar bed om ….
uur en deed het licht uit om …. uur.
22:30 22:45 5. Ik viel in slaap binnen ..
minuten. 60
6. Ik ben vannacht .. keer wakker geworden en was in totaal .. minuten wakker.
3 75
7. Ik werd vanochtend om
…. uur wakker
en stond om …. uur op.
06:15 07:20 8. Ik heb voor mijn gevoel
.. uur geslapen. 5,5 9. Ik voelde mij
vanmorgen uitgerust (1 = zeer slecht, 5 = zeer goed).
2
10. Mijn slaap was vannacht .. (1 = zeer slecht, 5 = zeer goed).
3
11. De lengte van mijn slaap was .. (1 = zeer slecht, 5 = zeer goed).
2
Aanwijzingen bij het invullen
Hieronder volgen enkele aanwijzingen die u helpen bij het invullen van elke vraag. In het schema vindt u in de eerste kolom ook een voorbeeld. Vul de gegevens hierboven in.
Aanwijzingen
Dutjes: noteer alle dutjes, ook al valt u per ongeluk in slaap voor de televisie.
1.
Alcohol/koffie/thee/cola: noteer hoeveel glazen alcohol en/of kopjes 2.
koffie/thee/glazen cola u ’s avonds heeft gedronken.
Slaapmiddel: als u een slaapmiddel heeft gebruikt, noteert u de tijd van inname en 3.
het aantal milligram.
3
Bedtijd: noteer de tijd dat u naar bed ging en de tijd waarop u het licht uitdeed met 4.
de bedoeling te gaan slapen.
Inslaaptijd: geef uw beste schatting van de tijd die u nodig had om in te slapen.
5.
Waakperioden: noteer het aantal keer dat u wakker bent geworden gedurende de 6.
nacht en schat het aantal minuten dat u wakker heeft doorgebracht gedurende deze waakperioden.
Ontwaken: noteer de tijd waarop u voor het laatst wakker werd.
7.
Als u om 04:00 uur wakker werd en daarna niet meer geslapen heeft, noteert u deze tijd. Als u echter om 04:00 uur wakker werd en daarna voor een korte periode weer bent ingeslapen, bijvoorbeeld van 06:00 tot 06:20 uur, noteert u als ontwaaktijd 06:20 uur. Opstaan: noteer de tijd dat u opstond.
Slaaptijd: geef aan hoeveel uur u voor uw gevoel heeft geslapen.
8.
Uitgerust: gebruik bij het beantwoorden van deze vraag de volgende 5-puntsschaal:
9.
1 = zeer slecht, 2 = slecht, 3 = redelijk, 4 = goed, 5 = zeer goed.
Slaapdiepte: gebruik bij het beantwoorden van deze vraag de volgende 5- 10.
puntsschaal:
1 = zeer slecht, 2 = slecht, 3 = redelijk, 4 = goed, 5 = zeer goed.
Slaaplengte: gebruik bij het beantwoorden van deze vraag de volgende 5-puntsschaal:
11.
1 = zeer slecht, 2 = slecht, 3 = redelijk, 4 = goed, 5 = zeer goed.
Vragen?
Bij vragen kunt u telefonisch contact opnemen met de afdeling Klinische neurofysiologie, T 088 753 16 20.
Contact
Klinische Neurofysiologie (KNF) T 088 753 16 20
Neurologie - Polikliniek T 088 753 12 50 F 088 753 12 58 Ma t/m vr 08:00 – 16:30 uur
Slaappoli T 088 753 12 10