• No results found

Een wakker rechtsgevoel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een wakker rechtsgevoel"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

C.P.M. Cleiren

Sergio Politoff ging met recht op de vlucht uit zijn vaderland. Zijn ver-trek werd geforceerd door een gewelddadige militaire staatsgreep. De positie van Politoff, maar meer nog, zijn leven en dat van zijn gezin stond op het spel. De militaire junta verklaarde dat het ingrijpen de uitvoering verhinderde van 'plan-Z', dat tot doel zou hebben gehad de belangrijkste leiders van leger en oppositie te vermoorden. Idealen, belangen, recht, macht en geweld blijken volledig in elkaar verstrikt. Met recht valt dan met meer over recht te spreken.

Vertrekken onder die omstandigheden veronderstelt een toestand waar-in alle keuzemogelijkheden zijn afgesloten. 'Met recht' duidt op het ont-breken van die keuze, een noodsituatie. Maar dat niet alleen. Bij het spreken over recht in een uitdrukking als 'met recht' op de vlucht ver-wijst recht niet alleen naar de betrokkenen die geen keus hebben, maar ook naar de maatschappelijke erkenning van de genomen stap. In die zin geeft die zegswijze een adequate verwoording van het dubbelzijdige karak-ter van recht.

Sergio Politoff ging met recht op de vlucht uit zijn vaderland. Het was het enige dat hij kon meenemen als bagage: zijn diepgaande kennis van de dogmatiek van het Chileense, het Duitse en het Italiaanse strafrecht, zijn ervaring in juridisch onderzoek, zijn kennis en ervaring uit de advocatuur en de gevoeligheid voor de politieke betekenis van recht in een verande-rende samenleving. Het kan niet anders dan dat de ervaring van die ge-welddadige staatsgreep — die hem niet alleen zijn wortels, maar ook een ideaal ontnam — zijn notie van het verband tussen recht, macht en ge-weld heeft versterkt.

(2)

on-macht en leed voor het recht en voor Zichzelf produktief te maken. Dat vermogen en zo'n levenshouding is helaas niet ieder slachtoffer van grove schendingen van mensenrechten gegeven. Politoff heeft met zijn bagage, zijn teksten en zijn integriteit ons denken over de rol van de jurist, straf-recht en politiek en strafstraf-recht en mensenstraf-rechten nieuwe impulsen gege-ven. Zijn omgang met het recht doordringt ons van het besef dat recht onder geen enkel politiek bestel een veilig bezit is, dat onrecht moet worden rechtgezet én dat recht in zichzelf niet star is. En precies dit besef brengt mee dat juristen niet afwachtend mogen toekijken naar schendin-gen van mensenrechten zoals die onder meer in Chili hebben plaatsgevon-den. De door Politoff gebruikte terminologie 'wakker rechtsgevoel' kan ons wellicht inspireren om ons met vernieuwde kracht te richten op pogingen dergelijke schendingen van mensenrechten ook met behulp van juridische instrumenten aan te pakken.1

Het waarborgen van een menswaardig bestaan voor een ieder wordt onder meer belemmerd door structurele factoren, zoals economisch stel-sel, onderdrukking, uitbuiting en bewapening. Internationale conflicten, militair en racistisch geweld lijken aan de orde van de dag. Te vaak blijkt de onmacht van politiek overleg en andere politieke middelen om grove inbreuken op mensrechten te stoppen of te verhinderen. Aandacht van de juridische wereld voor grove schendingen van mensenrechten wordt dan ook in toenemende mate ingeroepen.

Een steeds terugkerende vraag is evenwel of en zo ja hoe het recht aan het stoppen of verhinderen van dergelijke grove inbreuken een bijdrage kan leveren. Zelfs als men die mogelijkheid nihil acht, kan men de vraag stellen of er desondanks geen taak is voor de juridische wereld om uitspra-ken te doen over dergelijke inbreuuitspra-ken. Immers, ook al zijn de mogelijkhe-den van het recht beperkt, dan kan men wellicht verdedigen dat het de taak is van juristen daar waar dat uit moreel oogpunt gewenst is het recht in te zetten, aan te wenden en uit te buiten. Zij die zich de laatste decen-nia hebben ingezet voor de totstandkoming van een permanent internati-onaal straftribunaal lijken die mening toegedaan.2 Zij strijden immers

1 Zie S I Politoff, 'Autoritarisme en rechtsgevoel', Ars Aequi 1986, p 104-108

2 Zie voor een overzicht over de geschiedenis van de Ontwerp-regehngen M Chenf Bassi-oum, 'The history of the Draft Code of Crimes Against the Peace and Security of Man-kind', in M Chenf Bassiouni (ed), Commenlanes on the International Law Commission's

1991 Draft Code of Crimes against the Peace and Security of Mankind, Nouvelles études

(3)

voor een handhavingsstelsel en een rechtsgang voor die situaties waarin juist het recht op nationaal niveau niet wordt of kan worden ingeroepen of te weinig mogelijkheden biedt. Hoewel de International Law Commis-sion (ILC) al in 1947 in opdracht van de Verenigde Naties startte met het in kaart brengen van condities voor en consequenties van een internatio-naal permanent straftribuinternatio-naal, ontbraken tot voor kort nog steeds resulta-ten.

De instelling van een internationaal permanent straftribunaal is in diverse opzichten een vergaande stap. Dat de pogingen daartoe niet zon-der problemen verlopen ligt dan ook in de rede. De aangevoerde bezwa-ren lopen sterk uiteen. Het opgeven van soevereiniteit, alsmede het opdra-gen van volledige rechtsmacht aan een volstrekt onafhankelijk orgaan blijkt — met name voor de Verenigde Staten — zwaar te wegen. Maar ook over de omvang van de rechtsmacht en de delicten waarvoor de rechtsmacht zou moeten gelden is stevig discussie gevoerd. Langzaam maar zeker echter lijkt de tijd rijp te worden voor een nieuwe vlucht van het recht: het daadwerkelijk oprichten van een internationaal pernament straftribunaal. Met de instelling van het ad hoc Joegoslavië- en het ad hoc Rwanda-tribunaal zijn de ontwikkelingen rondom zo een permanent hof namelijk duidelijk in een stroomversnelling geraakt.3 De International

Law Commission heeft in 1993, na ruim vier decennia, een Draft Code of Crimes against the Peace and Security en een Draft Statute for an International Criminal Court afgerond en doen toekomen aan de Algeme-ne Vergadering van de Verenigde Naties.4 In vervolg hierop zullen dit

voorjaar in het kader van de Verenigde Naties discussies over de hoofdlij-nen van het ontwerp-Statuut plaatsvinden, waarbij schriftelijke ingediende commentaren van regeringen daarop een belangrijke rol zullen spelen. In de geschiedenis van de pogingen tot het instellen van een permanent internationaal straftribunaal valt op dat strafrechtjuristen en -wetenschap-pers slechts beperkt deel uitmaken van de voorhoede. Die voorhoede wordt eerder gevormd door specialisten uit het volkenrecht en het

inter-Cnmmal Court', m M Chenf Bassioum (ed), Draft Statute International inter-Cnmmal Tribu

nal, Nouvelles études pénales, AIDP, 1993, p 21-32

3 Zie voor de instelling van het Joegoslavie-tnbunaal de Resoluties van de Veiligheidsraad 808 van 22 februari 1993 (S/RES/808 1993) en 827 van 25 mei 1993 (S/RES/827 1993) Voor de instelling van het Rwanda-tribunaal Resolutie 955 van 8 november 1994 (S/RES/ 955 1994)

(4)

nationaal humanitair recht alsmede door organisaties als Amnesty Interna-tional, Human Rights Watch en Helsinki Watch. Dat verbaast. Kan en moet de strafrechtjurist of strafrechtswetenschapper zichzelf geen taak stellen als het gaat om grove schendingen van mensenrechten? Deze vraag valt nauwelijks meer te ontlopen. De media brengen de schendingen van mensenrechten uitvoerig en indringend bij ons thuis. De aanwezigheid van vele vluchtelingen in ons land omgeeft ons met het besef van schen-ding van mensenrechten. Een mens als Politoff doordringt ons met die notie. Grove schending van mensenrechten beperkt zich — in weerwil van hetgeen vaak werd en wellicht nog wordt verondersteld — niet tot 'ver van m'n bed'. De oorlog in voormalig Joegoslavië is dichtbij.

In het navolgende wil ik de vraag naar een taak voor de strafrechtswe-tenschapper en -jurist bij de strijd om een permanent internationaal straf-tribunaal oppakken. Hoewel die strijd niet is beperkt tot een straf-tribunaal gericht op schending van mensenrechten, zal ik me daar binnen het be-stek van deze tekst wel toe beperken .

Bij mensenrechten gaat het primair om elementaire rechten gericht op het waarborgen van voorwaarden die noodzakelijk zijn voor de menselijke waardigheid, om bescherming van individuen tegen machtsmisbruik door hun eigen overheid en andere overheden. Daarnaast bieden de mensen-rechten voor sommige gevallen ook bescherming tegen burgers of particu-liere organisaties. Zo goed als alle mensenrechten liggen besloten in de Universele Verklaring voor de rechten van de Mens, het Europees Ver-drag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele rechten en het internationale Verdrag inzake Burger- en Politie-ke rechten. Een juridische bevestiging van strafwaardigheid van grove schending van mensenrechten vindt men — buiten de onderscheiden nationale strafbaarstellingen — onder meer in de erkenning van misdrij-ven tegen de menselijkheid en in het Genocideverdrag.5

Een deel van de juridische kwesties die aan de orde zijn bij berechting van grove schendingen van mensenrechten op internationaal niveau

(5)

ken in essentie niet af van die kwesties waar een 'nationale' strafrechtswe-tenschapper of -jurist zich mee bezig houdt. Ook op dit supra-nationale terrein spelen immers vragen rondom strafbaarstelling en strafbaarheid zoals de grens van het oirbare, de bepaling van de reikwijdte van 'straf-baar gedrag', de mogelijke aanwezigheid van een noodtoestand of van andere strafuitsluitingsgronden, de vraag naar zin en mogelijkheden van vervolgen en bestraffen en de vraag naar doel en rechtvaardiging van straf. En evengoed ontkomt men op dit terrein aan de meer procedurele vragen rondom de handhaving van algemeen aanvaarde normen. Hierbij kan men onder meer denken aan vragen over rechtsmacht, bevoegdheid, voorwaarden voor opsporen en vervolgen en de te volgen procedures. Voor zowel de materiële als de procedurele aspecten geldt dat ze van belang zijn in de discussie over een in te stellen permanent internationaal straftribunaal en dat de antwoorden op die vragen niet volledig zijn uitge-kristalliseerd. Twijfel over het bestaan van toepasselijke rechtsnormen voor een in te stellen tribunaal is er evenwel niet meer.

De bezwaren aangevoerd tegen het instellen van een internationaal tribunaal zijn in hun oorsprong veelal niet van strafrechtelijke aard, maar eerder van politieke, staatsrechtelijke en praktische aard. Zoals gememo-reerd is een van de belangrijkste argumenten dat een internationaal tribu-naal een inbreuk vormt op de soevereiniteit van de nationale staten, die in die opvatting exclusieve rechtmacht hebben over misdrijven begaan binnen het grondgebied van hun eigen staat. Maar juist waar het gaat om grove schending van mensenrechten wordt in steeds verdergaande mate erkend dat optreden daartegen niet uitsluitend aan nationale staten be-hoort, doch juist dat de internationale gemeenschap het recht heeft zich met mensenrechtenkwesties in andere staten te bemoeien.6

Het is deze vraag naar de rechtsmacht die de strafrechtswetenschapper met een 'wakker rechtsgevoel' ook vanuit zijn eigen beroepsethiek raakt. De problematiek van de rechtsmacht behoeft immers niet noodzakelijker-wijs en ook niet uitsluitend te worden bezien en geformuleerd vanuit het perspectief van de soevereiniteit. Ook andere aspecten die deel uitmaken van de problematiek van de rechtsmacht kunnen legitieme argumenten opleveren voor de discussie over een internationaal permanent straftribu-naal. Zo biedt een benadering van de vraag naar rechtmacht op basis van de aard van de gepleegde misdrijven en het universele strafwaardig

(6)

ter van grove schending van mensenrechten een meer positief gekleurde bijdrage aan de discussie. Daar bovenop kan de strafrechtswetenschap vanuit een strafrechtelijk getinte optiek nog wel meer argumenten aandra-gen ten faveure van een internationaal permanent straftribunaal. Zo lijkt een benadering vanuit de publieke functie die strafrecht zichzelf — deels in de plaats tredend van individuele slachtoffers van schending van ge-dragsnormen — heeft toeëigend zeer legitieme argumenten op te leveren. Onder 'normale' omstandigheden pleegt in onze westerse cultuur de overheid in naam van het slachtoffer van een strafbaar feit en de gemeen-schap op te treden tegen hen die misdaden begaan. Daarmee dient een overheid diverse doeleinden, waaronder speciale en generale preventie, het herstel van de oorspronkelijke toestand en het voorkomen van eigenrich-ting. Normaal gesproken zijn zowel slachtoffers als de gemeenschap voor de tegemoetkoming aan hun wraak- en vergeldingsgevoelens dus aangewe-zen op het optreden van hun (nationale) strafrechtelijke overheid. Sterker nog, hen wordt veelal het recht ontzegd zelfstandig naar de dader(s) van een misdaad te reageren. De ervaring leert dat juist in de gevallen van grove schending van mensenrechten het slachtoffer en de rechtsgemeen-schap er niet op kunnen rekenen dat een nationale strafrechtelijke over-heid die taak vervult. Zo is die overover-heid in het ene geval zelf de agressor of medepartij, in een ander geval heeft zij geen feitelijk macht of de macht verloren de strafrechtelijke opdracht te realiseren. Deze stand van zaken leidt tot een tamelijk cynische conclusie: hoe erger de misdaad, des te minder recht.

Vanuit strafrechtelijk perspectief bezien worden met zo'n omissie de legitimerende beginselen voor een strafrechtelijk optredende overheid ondergraven. Ik noem enkele punten.

Allereerst rijst de vraag hoe een overheid haar macht tot straffen van individuen onder 'normale' omstandigheden kan rechtvaardigen als zij zelf (door middel van organen of individuen) misdaden pleegt en daar bovendien ook niet met behulp van juridische instrumenten tegen op-treedt?

(7)

ontstaat een leemte. Er volgt immers geen rechtens erkende reactie nu in zo een gemeenschap de slachtoffers (veelal) het recht is ontzegd om zelf op de misdaad te reageren. Het bestaan van een dergelijke leemte moet alle — ook niet rechtstreeks betrokken — staten met een publiekrechtelijk strafrechtelijk stelsel met zorg vervullen. Als het bestaan van zo'n straf-rechtelijk stelsel namelijk tot gevolg heeft dat juist slachtoffers van grove schending van mensenrechten onder diverse — met vooraf te definiëren omstandigheden — geen recht gedaan wordt of kan worden, raakt dat de legitimiteit van het door de overheid uit handen nemen van een reactie van slachtoffers en daarmee van het publieke karakter van strafrecht. Een dergelijke gevolgtrekking raakt niet alleen de betrokken staat, maar de legitimiteit van elk strafrechtelijk stelsel dat zich als een publiekrechtelijk stelsel heeft gevormd. Vanuit dit perspectief heeft dus iedere — zichzelf vanuit strafrechtelijk oogpunt respecterende — staat belang bij het voor-zien in die leemte. Voorwaar voldoende reden voor een strafrechtsweten-schapper om te pogen daaraan een bijdrage te leveren.

Er kan natuurlijk nog op meer aspecten worden gewezen die vanuit straf-rechtelijke optiek zorgen baren en pleiten voor de instelling van een internationaal permanent tribunaal.7 Achterwege blijven van

strafrechte-lijk optreden in geval van grove schending van mensenrechten kan er vanzelfsprekend toe bijdragen dat 'geen recht wordt gedaan' aan de door die schending veroorzaakte wraak- en vergeldingsgevoelens. Het slachtof-fer rest niet veel anders dan zelf 'recht' te zetten. Het gedrag dat daarmee gepaard kan gaan zal vaak balanceren op de grens van het strafrechtelijk oirbare of die zelfs overschrijden. Nalaten dit te voorkomen spoort niet met de doelstellingen van het merendeel der strafrechtelijke systemen. Een aldus mogelijk groeiende spiraal van wraak- en vergelding ondermijnt niet alleen die betreffende rechtorde, maar ook die rechtsordes die dit met lede ogen gadeslaan. Zo bezien hebben al die rechtsordes belang bij een internationaal permanent straftribunaal.

Maar, men moet realistisch zijn. Berechting en bestraffing van daders en verantwoordelijken door een tribunaal zal niet bewerkstelligen dat slachtoffers en rechtsgemeenschap zullen kunnen zeggen: "er is recht gedaan". Ook daarvoor geldt dat recht slechts een beperkte functie kan vervullen. Bij grove schending van mensenrechten zal het recht nauwe-lijks in staat zijn het evenwicht in de rechtsorde daadwerkelijk te

(8)

stellen. Desalniettemin is erkenning van dergelijke inbreuken en het daar-door veroorzaakte leed daar-door de internationale gemeenschap voor slacht-offers niet zonder belang. Die erkenning draagt er in ieder geval toe bij dat zij dat niet meer hoeven te bevechten, hetgeen voor sommige slachtof-fers het leed kan verzachten en mogelijk bijdraagt aan het verwerkings-proces. Het eerder genoemde dubbelzijdige karakter van recht blijkt ook hier van belang. Als de ervaring van slachtoffers en rechtsgemeenschap er een is van onrecht, vraagt dat van het recht ook om de erkenning van onrecht. Het minste dat hier voor nodig is, is het erkennen van de nood-zaak van een handhavingsstelsel voor berechting van schending van inter-nationaal erkende rechtsnormen, zoals grove schending van mensenrech-ten.8 Voor de strafrechtwetenschapper mag een wakker rechtsgevoel hier

niet uitblijven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Positie binnen het geheel (concrete uitspraak over de claim): verteld over het ontstaan van Wikipedia, wat de potentie er van is en stelt dat status niet weggelegd is voor

Vervolgens word die WOK-stelsel van internskap gemeet aan die vereistes waaraan 'n doeltreffende stelsel van internskapjstu- dentinternskap behoort te voldoen, soos

noodzaak van rechterlijk verlof voor het instellen van hoger beroep een geheel nieuwe situatie bij deze gerech- ten in het leven zou roepen die tot aanzienlijke

In zijn bijdrage in S&D stelt Marcouch dat veel moslims in Nederland ‘verlangen naar een land waar moslims niet langer het gevoel hebben te moeten afdingen op hun geloof’ en

Normen kunnen dus wel van feiten worden afgeleid, niet door de rede maar door tussenkomst van menselijke gevoelens.. Hume nam daarbij afstand van de gedachte dat normen ingevingen

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/46933.

17 B Nasson (ed), Turning points in history, Book 3, Migration, land and minerals in the making of South Africa,

Considering the Gestalt conceptualisation of development, CSA is bound to affect the child in her totality (Ferreira & Read, 2006: 193) and would be ever present (either as