• No results found

Bachelorproef: Tieners ‘tussen school en thuis’. Een zoektocht naar een warme plek om samen te vertoeven en te studeren.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bachelorproef: Tieners ‘tussen school en thuis’. Een zoektocht naar een warme plek om samen te vertoeven en te studeren."

Copied!
129
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorproef Professionele Opleidingen Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk Academiejaar 2016-2017

Tieners ‘tussen school en thuis’.

Een zoektocht naar een warme plek om samen te vertoeven en te studeren.

Bachelorproef aangeboden door

Carine Weerelds

tot het behalen van de graad van

Bachelor in

Gezinswetenschappen

Interne begeleider: Kristien Nys

Interne begeleider: Voornaam Naam

Externe begeleider: Titel Voornaam Naam

Externe medebegeleider: Titel Voornaam Naam

(2)
(3)

Bachelorproef Professionele Opleidingen Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk Academiejaar 2016-2017

Tieners ‘tussen school en thuis’.

Een zoektocht naar een warme plek om samen te vertoeven en te studeren.

Bachelorproef aangeboden door Carine Weerelds tot het behalen van de graad van Bachelor in Gezinswetenschappen

Interne begeleider: Kristien Nys

Interne begeleider: Voornaam Naam

Externe begeleider: Titel Voornaam Naam

Externe medebegeleider: Titel Voornaam Naam

(4)

ABSTRACT BACHELORPROEF 2016-2017

Kern- / trefwoorden bachelorproef:

Tiener – puberteit – tieneropvang – tieneractiviteiten – jongerenbeleid – secundaire school

Korte samenvatting bachelorproef:

Tijdens een vroegere functie als PAB-assistent op een internaat, vroeg ik me af of er voor jongeren ook alternatieven bestonden voor het intern zijn of de studie op school. Om dit te achterhalen besloot ik hierover mijn eindproef te maken. Zelf had ik al een idee over een mogelijke ‘tieneropvang’, maar een verdere uitwerking vroeg eerst een verkenning van het bestaande aanbod, de reële nood en de omgang van de betrokkenen met het thema.

In de praktijk stellen zich verschillende noden met betrekking tot de naschoolse tijd van tieners. Er is wel degelijk behoefte aan een plek voor tieners, bevestigen zowel gemeentediensten als andere bronnen.

Verschillende initiatieven zijn reeds opgestart, al dan niet succesvol. De meeste projecten bieden enkel studiebegeleiding aan. In bevragingen uiten jongeren en ouders de nood van tieners aan een aparte plek, met aangepaste activiteiten voor hun leeftijd en waar ze ook samen kunnen studeren. Deze behoefte is er al vanaf de leeftijd van 10 jaar. De tieners zeggen evenwel een volwassene in de buurt te willen, veiligheid, regels en grenzen nodig te hebben, maar wel inspraak te wensen. De diverse bronnen spreken steeds over

‘een moeilijke leeftijdsgroep’ en het niet evidente om initiatieven te vinden die tieners aanspreken. Eén van de redenen is dat pubers niet op gelijk tempo ontwikkelen. De wil voor initiatieven is er nochtans en de participatie van de jongeren zit overal in de lift. Door hen te betrekken kan er een gerichter aanbod komen.

Eén van de struikelblokken echter is de financiële factor, die gewenste projecten tegenhoudt.

Om vanuit deze noden veranderingsvoorstellen op te maken, zoek ik wat de theorie, literatuur en onderzoek zeggen over dit thema. De theorie bevestigt de ‘behoefte aan’ en ‘de noodzaak van’ het contact met leeftijdsgenoten, het aansluiten bij een peergroup en het samen studeren. Daarom is een eerste veranderingsvoorstel de tieners een plek te bezorgen waar ze samen kunnen vertoeven na school en de mogelijkheid te bieden om hier ook hun huiswerk te maken. Een tienerinitiatief kan enkel attractief zijn door dit op de eigenheid van de tieners af te stemmen en hen hierbij nauw te betrekken. Hiernaast zijn

Opleiding: Gezinswetenschappen

Voornaam Naam

Student: Carine Weerelds

Bachelorproefbegeleider Kristien Nys

Titel bachelorproef

Tieners ‘tussen school en thuis’.

Een zoektocht naar een warme plek om samen te vertoeven en te studeren.

Abstract publiceren Ja

Neen

(5)

leeftijdsgerichte activiteiten onontbeerlijk. Naschoolse activiteiten brengen tieners extra vaardigheden, kennis en attitudes bij voor hun verdere leven. Socialisatie blijkt essentieel, jongeren verinnerlijken waarden en normen die de omgeving hen voorspiegelt en deze intrinsieke factor bepaalt sterk hun gedrag.

Dit alles is bevorderlijk voor hun ontwikkeling en heeft een positieve invloed op het ganse gezin. Het is ook een voorbereiding op hun zelfstandig leven in de maatschappij en een soepele overstap naar de arbeidsmarkt. Een degelijk ‘naschools’ aanbod werkt preventief en kan bijvoorbeeld schooluitval mee helpen voorkomen.

Bovendien blijkt zowel uit de praktijk als uit de literatuur, dat tieners nood hebben aan rust en afzondering, waardoor een stille ruimte wenselijk is. Om tieners een warme plek ‘tussen school en thuis’ te bezorgen, dient allereerst aandacht te gaan naar het tienerspecifieke en de metamorfose die pubers doormaken. Hun

‘Zelf’ is nog in volle ontwikkeling. De combinatie van de overgang naar het secundair met de biologische veranderingen en het einde van de kindertijd is heel wat. Bovendien ontwikkelen puberhersenen niet even snel als het biologisch eerder rijp lichaam. Het afscheid nemen van de kindertijd en de stap naar de volwassenheid is een intensief proces dat vergelijkbaar is met de vier rouwtaken van Manu Keirse. Tieners doen ook aan ‘zelfinitiatie’, van nature uit, door gebrek aan begeleide rituelen. Maar dat dient binnen de perken te blijven. Voor dit alles hebben tieners, naast leeftijdsgenoten, een verantwoorde volwassene in de zijlijn nodig, die hen ‘het goede voorbeeld’ geeft en hen op de rails houdt.

Om een warme naschoolse omgeving te verwezenlijken, moet er een goede samenwerking zijn tussen verschillende actoren zoals tieners, ouders, naaste context, school, samenleving en beleid. Een tienervriendelijke samenleving vervaagt de grenzen tussen de verschillende leefwerelden van tieners, brengt de school naar buiten en integreert de buitenwereld in de school. Gemeenteoverschrijdend overleg kan verrijkend zijn en kostenbesparend. De financiële investeringen in tienerwerk zijn lonend op termijn, gezien jongeren de volwassenen van de toekomst zijn. Het beleid moet herinnerd worden aan de beleidsnota van minister Gatz, die samenwerking, jeugdwerk en fysieke ruimte voor jongeren tot doel stelt. Dit beleid ziet trouwens toe op de uitvoering van de rechten voor deze jongeren. Het Vlaams parlement stelt dat een sociaal netwerk waardevol is voor jongeren en preventief werkt. De uitvoering van de beleidsdoelstellingen dienen van dichtbij opgevolgd te worden.

Referentielijst:

Emmery, K.(2015). Jong met een hart voor familie. Leuven: Uitgeverij Lannoo Campus.

Meurs, P. (2013-2014). Cursus Ontwikkelingspsychologie. Bachelor in de Gezinswetenschappen. HIG Odisee.

Schaarbeek.

Nys, K. (2014-2015). Cursus ouderschaps- en ouderbegeleiding. Bachelor in de Gezinswetenschappen. HIG Odisee. Schaarbeek.

Van Crombrugge, H. (2006). Denken over opvoeden. Inleiding in de pedagogiek. (Vierde druk) Antwerpen- Apeldoorn: Garant.

Verhagen, W. (2006). Tieneropvang. Een nieuw concept. Versie 3 (16 februari 2007) Geraadpleegd op 20 februari 2017.

http://www.wilmaverhagen.nl/files/Downloads/Files/Documenten/Tieneropvang%20een%20nieuw%20co ncept/tieneropvang%20een%20nieuw%20concept.pdf

E-mailadres:

carine@carthe.net

(6)

INHOUDSTAFEL

1 INLEIDING ... 1

2 VERKENNING VAN HET THEMA IN EEN PRAKTISCH KADER ... 3

2.1 WELKE PROBLEMEN EN NODEN STELLEN ZICH? ... 3

2.1.1 Bevraging van tieners en ouders ... 3

2.1.2 Bevraging via gemeentelijke actoren ... 5

2.1.3 Andere bronnen ... 11

2.2 WAT ZIJN DE VERWACHTINGEN EN INITIATIEVEN? ... 13

2.2.1 Problematiek en verwachtingen ... 13

2.2.2 Bestaande initiatieven ... 13

2.3 BESLUIT ... 14

3 UITDIEPING VAN HET THEMA OP THEORETISCH VLAK ... 18

3.1 BIO-ECOLOGISCH MODEL VAN BRONFENBRENNER ... 18

3.2 MICRONIVEAU: PSYCHOSOCIALE EN PEDAGOGISCHE INVALSHOEK ... 19

3.2.1 Tienerspecifiek ... 20

3.2.2 Tieners en naaste context ... 23

3.2.3 Besluit ... 26

3.3 MESO- EN MACRONIVEAU ... 26

3.3.1 Arbeidsgericht ... 27

3.3.2 Maatschappelijk kader ... 28

3.3.3 Organisatorisch... 29

3.3.4 Beleidsvoering... 29

3.3.5 Rechten van het kind ... 31

3.3.6 Besluit ... 32

4 VERANDERINGSGERICHTE VOORSTELLEN ... 35

4.1 EEN WARME PLEK IN DE SAMENLEVING ... 35

4.2 EEN WARME PLEK DOOR SAMENWERKING ... 39

4.3 EEN WARME PLEK DOOR BOVENLOKALE EN LOKALE BELEIDSONDERSTEUNING ... 41

5 ALGEMEEN BESLUIT ... 44

6 BRONVERMELDING ... 48

(7)

Aan mijn kinderen, volg je vleugels en ga…

“And yet it is not I to know your aim It is not I

to tell you how As I studied it all And know so well It is not I

to keep you from fall Not I

to get you up

Take your step and go The future to make Is your wall”

Carine Weerelds

(8)

VOORWOORD

Het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen tilt de term ‘gezin’ naar een hoger niveau. De groepsgeest, de ondersteuning door iedereen en voor elkaar maakt deze school tot één groot gezin. Ook in dit gezin gaat dat gepaard met confrontaties en ups en downs. Deze opleiding resulteert niet enkel in een diploma, de diepgaande verrijking verleent een blijvende waarde.

Met het schrijven van deze eindproef rond ik mijn opleiding als gezinswetenschapper dankbaar af.

Het idee achter deze eindproef, een naschoolse plek voor tieners, rijst tijdens een vroegere functie als PAB-assistent op internaat. De zoektocht naar de mogelijkheden van een dergelijk project stimuleert mij om er mijn eindproef over te schrijven. Het kan tevens een nieuwe uitdaging betekenen op arbeidsvlak.

Deze eindproef zou er niet zijn zonder Christel, die me vier jaar geleden een infobundel van het HIG bezorgde. Mijn eerste woorden van dank gaan zonder twijfel naar haar, voor het nieuwe pad dat ik nu bewandel.

Mijn kinderen Noortje, Ben en Kaatje dank ik voor de rijke ervaring van het moeder zijn, met vallen en opstaan. Zij zijn de rode draad in mijn leven. Ik dank hen ook voor de hulp en het begrip, ieder op zijn manier, tijdens de opleiding.

Verder bedank ik vooral mijn naaste vrienden, om een rots in de branding te zijn. Hun steun is van onschatbare waarde geweest. Een woord van dank gaat zeker ook naar mijn medestudenten, niet in het minst de nieuwe vrienden die ik hieruit overhoud. De warme woorden en de leerrijke gesprekken van docenten en medewerkers van het HIG apprecieer ik bijzonder. Anja Matthys wil ik apart van harte bedanken, zij weet waarom.

Een speciale dank gaat uit naar Tanja Nuelant, directeur van het studiegebied en Tinne Cappellen, voormalig studiehoofd, voor de steun die ik meermaals mocht ervaren. Joris Dewispelaere en Leen Sannen, de stagebegeleiders op school, bedank ik voor de waardevolle ondersteuning bij de praktijkverdieping. Kathy Leyman, mijn stagementor op mijn praktijkverdiepingsplaats, en het team Mens, sterkten mij in mijn professionele werken maar zeker ook in mijn eigenwaarde en dit in een warm kader. Ik wil hen samen met Liesbeth Diliën, schepen van de stad Peer, speciaal bedanken om in mij te geloven. Een specifieke dank gaat ook uit naar de docenten van projectwerk, André Raemdonck en Koen Ponnet, voor de degelijke voorbereiding op deze eindproef. Mijn waardering gaat uit naar al de docenten voor de waardevolle en bruikbare leerstof.

Tenslotte een bijzonder woord van dank aan mijn eindproefbegeleidster Kristien Nys. Zij heeft mij met veel geduld bijgestaan, ondanks mijn soms eigenzinnige werkmethode. Haar feedback en professionele tips, samen met de taalkundige verbeteringen, verlenen een absolute meerwaarde aan deze eindproef.

Ik wens jullie een aangename leeservaring.

Carine Weerelds Koersel, 16 mei 2017

(9)

“Alles waar je echt van houdt Zal je warmte blijven geven

Of geworde wat je wou Het blijft altijd een deel van jou

En een stuk van je leven”

Dennis (tiener) (Verhagen, 2006, p. 4)

(10)

1

1 INLEIDING

Werkende ouders zoeken opvang voor hun kinderen, dikwijls al vóór de geboorte, soms zelfs al vóór de zwangerschap. Dit kan een kinderdagverblijf zijn, een onthaalmoeder, grootouders of een kinderoppas aan huis. De georganiseerde en gesubsidieerde naschoolse opvang stopt als de jongeren 12 jaar zijn (FOD) en de stap zetten naar het secundair onderwijs. Heel wat ouders ervaren dit als een probleem, want de kinderen zijn nog jong om plots alleen thuis te blijven. En het is niet zo vanzelfsprekend dat grootouders deze taak op zich nemen. Hoe lossen ze dit probleem op, wat zijn de mogelijkheden en welke beslissing nemen ze uiteindelijk?

Tijdens een vorige job als PAB-assistent op een internaat, hoorde ik wel eens dat voor sommige tieners de opvang in het internaat als oplossing uit de bus kwam. Deze keuze vloeide voor hen grotendeels voort uit het feit dat ze anders te lang alleen thuis waren na school en dan niet voldoende studeerden. Van daaruit stel ik mij de vraag welke mogelijkheden er reeds bestaan en op welke manier deze aangeboden worden. Bestaat er voor jongeren tussen school en thuis een warme, stimulerende (studeer)omgeving die tienervriendelijk is of kan ze eventueel gecreëerd worden? De zoektocht naar alternatieven daagt me uit om hier mijn eindproef van te maken. Een extra insteek verkrijg ik via mijn praktijkverdieping bij de dienst Mens in de gemeente Peer.

Bij het zoeken naar antwoorden dringen diverse vragen zich op en dienen verschillende pistes te worden verkend. Dit onderwerp reikt echter verder dan de familiale context en ook op meso- en macroniveau stellen zich vragen en antwoorden. In eerste instantie richt mijn vraag zich naar de mate van de nood die er is, zowel voor de ouders als voor de tieners zelf. Tevens ga ik na hoe het probleem zich op maatschappelijk vlak stelt. Reeds bestaande initiatieven en onderzoek hierover evenals de resultaten licht ik toe. De tweede fase is een zoektocht naar wat een goede opvang kan betekenen. Hier duid ik het gegeven vanuit verschillende invalshoeken, op microniveau zowel vanuit de context van de jongere, als van op de plaats van de ouders en het gezin. Op meso- en macroniveau bekijk ik deze thematiek op arbeids-, maatschappelijk en beleidsvlak.

Een derde deel is een zoektocht naar mogelijkheden, verbeteringen van bestaande initiatieven en eventuele alternatieven. Wat is realiseerbaar, wat heeft zijn werking reeds bewezen en kan nog verbeterd of welke elementen halen we hieruit? Welke factoren voegen we eventueel samen van diverse projecten om tot nieuwe uitdagingen te komen en waarom? Hoe komen we tegemoet aan de wensen van de tieners, maar ook aan de psychosociale en pedagogische noodzaak voor deze doelgroep? Welke veranderingsvoorstellen maken we en wat is daarvoor nodig?

(11)

2

“Kijk naar mij, zoals ik ben Zie mij snel mijn muurtje bouwen

Kijk naar mij, als ik je langer ken Zie mij langzaam je gaan vertrouwen

Accepteer mij dan, terwijl ik aan je wen Probeer die muur niet af te breken

Accepteer mij dan, zoals ik ben En die muur zal vanzelf verbleken”

Marja 06-05-2005 (https://www.pinterest.com/source/bijmarja.nl)

(12)

3

2 VERKENNING VAN HET THEMA IN EEN PRAKTISCH KADER

In eerste instantie bekijken we welke problemen en noden zich stellen, wat de verwachtingen en initiatieven zijn en welk besluit we hieruit kunnen trekken.

2.1 WELKE PROBLEMEN EN NODEN STELLEN ZICH?

Een overzicht van de noden aan opvanginitiatieven voor jongeren in Vlaanderen kan enkel bij diepgaand onderzoek. In het bestek van deze eindproef bekijken we enkele lokale noden en initiatieven en nemen we enkele buitenlandse initiatieven ter vergelijking op. Bijkomende bronnen leveren extra informatie over deze materie.

2.1.1 Bevraging van tieners en ouders

Via enkele bevragingen geven we de meningen weer van ouders en kinderen over naschoolse opvang. Ouders en kinderen beantwoorden enkele vragen over naschoolse opvang (bijlagen 1 en 2) via het online leerplatform Smartschool van middenschool Kindsheid Jesu te Hasselt. In de gemeente Peer nemen tieners in de kinderopvang deel aan een methodiekenspel. Hierbij wordt hun mening over de opvang getoetst (bijlage 3). De ouders van deze gemeente geven hun mening via een bevraging over opvangbehoefte, verspreid via de scholen. Uit deze resultaten trekken we enkele conclusies.

2.1.1.1 Bevraging via school

Tijdens een studiedag bij Odisee ‘Ouders over het secundair onderwijs’ beaamt Tom Cox (persoonlijke communicatie, 2015), directeur middenschool Kindsheid Jesu te Hasselt, dat er nood is aan naschoolse opvang vanaf 12 jaar. In functie van deze eindproef staat hij toe om via Smartschool een korte vraagstelling rond te sturen, bij 12- tot 14- jarigen en hun ouders. In deze vragenlijst vragen we of ze ooit gebruik maakten van een buitenschoolse kinderopvang en zo ja, tot welke leeftijd, waar de jongere momenteel na school opgevangen wordt, of ze liever een andere mogelijkheid zien en zo ja, welke?

We ontvangen een veertigtal e-mails, met uiteenlopende meningen. Duidelijk blijkt dat weinig bevraagden aan andere mogelijkheden denken dan de gangbare initiatieven. Meestal blijven de kinderen gewoon thuis, bij een ouder of alleen. Verschillende van hen kunnen rekenen op de grootouders, een even groot aantal blijft in de studie op school. Ongeveer de helft van de ouders die antwoordde, ziet graag een andere oplossing. Drie oplossingen zijn evenredig verdeeld: sport na school, onder toezicht studeren maar langer dan nu en met mogelijkheid tot vraagstelling (dus niet enkel studietoezicht) en een derde groep ziet liever een plek waar de kinderen zowel kunnen vertoeven onder toezicht als hun huiswerk maken. Ouders uit de laatste groep verwachten onder andere activiteiten aangepast aan de leeftijd (sport, spel, muziek, kunst, ambachten, kickertafel, biljart), kunnen chillen, praathoek, relaxen en daarnaast de mogelijkheid om te studeren. Eén van de ouders stelt bijvoorbeeld: “De kinderen hebben nauwelijks de mogelijkheid elkaar na de school te

(13)

4 zien! Ik vind dit niet natuurlijk”. Een andere opmerking is dat “de team spirit gestimuleerd moet worden”.

Verder willen de ouders een bekwaam begeleider met ervaring bij tieners, die ook bij de studie kan bijspringen. Ze wensen dat de kinderen inspraak hebben over de inhoud van het aanbod. Verder zijn er nog wensen zoals de combinatiemogelijkheid met andere activiteiten zoals de sportclub en de mogelijkheid om iets te eten en te drinken. Men doelt het meest op de schoolvrije dagen. Een ouder vermeldt specifiek de leeftijd tot 16 jaar als nood voor begeleiding na school. Ook het probleem van de combinatie éénouderschap en opvang komt uit deze bevraging naar voren. Van de jongeren sturen er weinig de vragenlijst terug. Uit hun antwoorden blijkt dat ze zich amper een beeld kunnen vormen van een tieneropvang en er daardoor soms niet voor open staan. Eén leerling stelt een tienerhuis als een internaat te zien.

2.1.1.2 Bevraging via de kinderopvang

Uit het voorgaande punt blijkt dat de ouders inspraak wensen voor de kinderen in verband met naschoolse en vrijetijdsactiviteiten. Kinderparticipatie is een actueel thema en ook het team Gezin van de stad Peer, op mijn praktijkverdiepingsplaats, sleutelt aan initiatieven hier rond.

Een toetsing naar de interesses, wensen en noden van de kinderen kan duidelijkheid brengen. We gebruiken de methodiekendoos ‘Kids in Huis’ om de tieners in de opvang, van 10 tot 12 jaar, te bevragen. De methodiekendoos ‘Kids in Huis’ is er in navolging van de methodiekendoos ‘Ouders in Huis’. Deze laatste is een leidraad om met ouders in gesprek te gaan over hun visie over de Huizen van het Kind. De twee methodiekendozen zijn ontwikkeld door het Provinciaal Steunpunt Opvoedingsondersteuning van de Provincie Limburg.

Om in dialoog te gaan met kinderen bevat ‘Kids in Huis’ twee methodieken. In ‘De kindergelukstotem’ vertellen de kinderen hoe zij een gelukkig kind zien, met gebruik van de metaforen hoofd-hart-handen-voeten. De andere methodiek ‘Tips van de kids’ brengt meer duidelijkheid over wat professionals binnen het Huis van het Kind kunnen doen om dit huis kindvriendelijk te maken. Om in dialoog te gaan met de tieners van de opvang over participatie in de opvang, opteren we voor de tweede methodiek ‘Tips van de kids’. Hiervoor gebruiken we het spelbord alsook het belletje, de dobbelsteen en de duimenkaartjes van de methodiekendoos ‘Ouders in huis’ en de vragenkaartjes van ‘Kids in Huis’. We kiezen bepaalde vragen uit en verwoorden een paar andere een beetje anders zodat ze aansluiten bij het opvanggebeuren (bijlage 3). Met de duimenkaartjes belonen de kinderen goede ideeën, de beste ideeën hiervan komen samen op een flap.

In 3 opvanglocaties verzamelen we telkens kinderen van het vierde, vijfde en zesde leerjaar, beginnende tieners dus, om met het methodiekenspel aan de slag te gaan. Uit de verzamelde antwoorden blijkt onder andere dat de tieners inspraak wensen bij beslissingen die hen aanbelangen, maar ook graag regels en grenzen krijgen. Die regels dienen dan wel correcte regels te zijn, liefst in overleg opgesteld. De begeleiding moet niet te streng zijn, niet te snel vitten. De kinderen geven aan zich goed te voelen bij de begeleiding van de opvang en dan vooral bij de opvangverantwoordelijke.

Ze voelen zich het best bij een bekend persoon en bij vrienden. Vrienden betekenen veel voor deze leeftijdsgroep, ze zeggen niet zonder te kunnen. Hun vrienden zijn hun toevlucht en met hen delen ze hun geheimen. Ze doen het liefst alles samen met hun leeftijdsgenoten. Als ze de keuze hebben tussen opvang samen met jongere kinderen of samen met jongeren van het eerste en tweede middelbaar opteren ze voor het laatste. Uit de antwoorden blijkt ook dat ze liever met leeftijdsgenoten samen zijn dan alleen thuis. De meerderheid van de kinderen wenst in groep te

(14)

5 studeren en dat liefst in de opvang te doen, zodat ze daarna tijd hebben voor andere activiteiten, zoals sport en hobby’s. Nochtans bevestigen de opvangverantwoordelijken dat kinderen vanaf 9 à 10 jaar al beginnen af te haken. De nood aan een aparte ruimte komt sterk naar voren, zodat ze niet meer gestoord worden door de kleintjes. Deze ruimte willen ze dan samen inrichten. Er moeten zeker zetels zijn, een kussenhoek, een TV, videogames en aangepaste spelletjes aan hun leeftijd. Ze uiten dat er meer afstemming is op de kleintjes qua inrichting en spelletjes.

Aangaande naschoolse kinderopvang en vrijetijdsinvulling werd door de gemeente Peer een enquête verspreid, in samenwerking met het Limburgs Steunpunt Kinderopvang. Deze enquête werd via acht scholen aan alle ouders bezorgd. Zowel de enquête als het rapport (2016) zijn op eenvoudige wijze op te vragen bij de stad Peer. Uit het rapport over de resultaten ‘Rapport Bevraging opvangbehoefte’

blijken enkele gelijkenissen met de antwoorden van de vraagstelling via de middenschool Kindsheid Jesu te Hasselt. Uit beiden blijkt dat de ouders liefst professionele begeleiding hebben voor hun kinderen. Het combineren van opvang/studie met andere buitenschoolse activiteiten stelt zich ook hier als probleem. Er is duidelijk grote nood om binnen de buitenschoolse opvang te studeren (63,8%). Ook de mogelijkheid om in de opvang iets te eten en te drinken wordt aangehaald. In deze bevraging zien we ook gelijkenissen met de resultaten van het methodiekenspel. Bijvoorbeeld de nood aan een vertrouwd gezicht binnen de opvang, de kans op het maken van de schooltaken en een rustige ruimte hiervoor. Bij de extra wensen staat ook de vraag naar meer activiteiten voor +12- jarigen.

2.1.2 Bevraging via gemeentelijke actoren

Met de bedoeling om bij de Huizen van het Kind informatie in te winnen, komt de eerste informatie van de coördinator van het Steunpunt Opvoedingsondersteuning en van de Huizen van het Kind in de provincie Limburg, Katrijn Kelchtermans. Zij bevestigt dat er inderdaad een leemte is in het aanbod naar jongeren toe, vooral tieners, en verwijst naar de gemeenten Heers en Sint-Truiden, waarvan zij weet dat men binnen het Huis van het Kind rond tieners werkt (Kelchtermans, persoonlijke communicatie, 22 oktober 2015). Zo is de stap gezet naar verschillende gemeenten en is er verder medewerking van de gemeenten Beringen, Genk, Hasselt, Peer en Overpelt. Bij rondvraag in de verschillende gemeenten komen er diverse reacties. Een studiebezoek bij de gemeente Leuven over het project ‘Kinder(K)uren’ levert extra informatie op.

2.1.2.1 Heers

In de gemeente Heers geeft Sonja Doomen, hoofd dienst sociale zaken (persoonlijke communicatie, 27 oktober 2015), toelichting over hun werking rond tieners. Vanuit de gemeente Kortessem startte men enkele jaren geleden een project tieneropvang op, maar na enkele woensdagnamiddagen begon men met huiswerkbegeleiding op vraag van de ouders. Het project doofde uit: de tieners wilden hun huiswerk niet maken, dit was niet ‘cool’. De tieners willen hun inspraak behouden en wensen een tienerraad, gezien de kinderraad na 12 jaar wegvalt. De tienerraad start eind 2015 op en de tieners krijgen ook inspraak. De jongeren willen een ontmoetingsplaats, specifiek voor tieners, liefst met zo weinig mogelijk toezicht. Er stelt zich echter het probleem van een accommodatie die dient te voldoen aan de normen zoals brandveiligheid en dergelijke. De subsidies zijn spijtig genoeg dun gezaaid. Op vraag van de tienerraad komt op de bovenverdieping van het vroegere jeugdhuis een lokaal voor de tieners tussen 12 en 16 jaar. Dit jeugdhuis is leeggebloed door gebrek aan jongeren om het jeugdhuis te leiden. Het is momenteel een ontmoetingsplaats voor bejaarden, die

(15)

6 de gelijkvloerse verdieping gebruiken. De spelotheek grenst aan de tieneropvang en de medewerkers hiervan houden onrechtstreeks toezicht door af en toe in het lokaal te gaan kijken.

De jeugdconsulente van de gemeente zegt dat dit een moeilijke leeftijd is en de jongeren moeilijk bereikbaar zijn, doordat de gemeente geen middelbare school heeft. Toch zijn er bij de activiteiten veel deelnemers voor deze kleine gemeente. Bijvoorbeeld aan paintball nemen 33 jongeren deel. Het zijn dan ook vooral de originele initiatieven die aanslaan. Tijdens de schoolvakanties zijn er wekelijkse activiteiten. Voor de duurdere activiteiten komt de gemeente tussen, maar er kan ook beroep gedaan worden op het OCMW.

2.1.2.2 Sint-Truiden

Voor de gemeente Sint-Truiden geven Liese Peters, coördinator kinderarmoedebeleid, Erik Jamar, jongerenwerker en Caroline Vanhoof, dienst jeugd (persoonlijke communicatie, diverse tijdstippen, 2016-2017), informatie over het jeugdbeleid en specifiek de doelgroep van jongeren tussen 12 en 16 jaar. In de stad Sint-Truiden is tussen 2013 en 2015 enkel een klein jeugdhuis, ‘het ‘Kliekske’, in een deelgemeente. In oktober 2015 bouwen jongeren vanuit interesse het jeugdhuis Expo in het centrum opnieuw uit. Ze starten vanaf nul weer op en de ledenwerving gaat momenteel in stijgende lijn.

De gemeente voert beleid rond hangjongeren, maar er is een hoge mate van tolerantie voor deze jongeren. Het zijn vooral jongens vanaf 14 jaar. Hangjongeren worden aanvaard zolang ze niet te veel overlast bezorgen of vervuilen. De politie, de stadswachten en een hulpverleenster houden dit goed in het oog en desnoods wordt met de jongeren gepraat. Dat is een taak van de jongerenwerker Jamar, die hier eventueel in bemiddelt. De nood aan een vaste plek stelt zich niet in deze gemeente.

Aan de noden die de jongeren uiten, komt de stad in de mate van het mogelijke tegemoet, zoals een pingpongtafel achter het zwembad of het verplaatsen van skatetoestellen van een ongebruikt terrein naar een ander. Hiertoe zoekt een outreachende hulpverleenster de jongeren op straat op. Met de school is onrechtstreeks samenwerking door ondersteuning te geven aan de leerlingenraad en op die manier als stad te participeren. Zo levert de gemeente op vraag van de overkoepelende leerlingenraad bijvoorbeeld popcornmachines voor op de speelplaatsen. Deze plaatst men in een beurtrol bij alle scholen, zodat iedere school ze een tijdje kan gebruiken. De scholen stellen eerst een preventieadviseur aan voor een uitgebreid onderzoek, vooraleer de toestemming te geven.

Veiligheid moet gewaarborgd blijven.

Tijdens de vakantieperiodes kunnen kinderen tot 14 jaar terecht bij ‘Sport en Spel’, aansluitend vanaf 14 jaar bij ‘Get Up’. Speelpleinwerking is ook hier tot 12 jaar. ‘Get Up’ is een vrij nieuw project en heeft in de zomervakantie 16 activiteiten en workshops. Pas opgestart is ‘Wereld van verschil’, creatieve workshops voor twee doelgroepen: de 6- tot 9-jarigen en de 10- tot 14-jarigen (Vanhoof, persoonlijke communicatie, 12 mei 2017). Er is een grote deelname, behalve door de 12- tot 14- jarigen. Verder zijn er occasionele participatieprojecten. Hiervoor doet de jeugddienst een oproep via speelpleinwerking, de ideeën van de kinderen krijgen dan ondersteuning voor de uitwerking. De prijzen zijn schappelijk doordat de gemeente voor één derde in de prijs tussenkomt, per activiteit en workshop. Voor ‘Sport en Spel’ betalen de kinderen 2,5 euro per dag, maar de minder gegoeden krijgen via Sint Vincentius een korting. 'Sport en Spel' begint om half 10 en duurt tot 18 uur, maar de kinderen worden vanaf 7u30 opgevangen, zodat de ouders hen nog voor het werk kunnen brengen.

Ouders vragen naar opvang vanaf 12 jaar, eerder tijdens de schoolvakanties dan naschools. Maar de 10- à 12-jarigen haken af in de kinderopvang, waarschijnlijk doordat het aanbod in de opvang niet afgestemd is op hun leeftijd en ze hier hun huiswerk niet kunnen maken. Gezien de ouders een alternatief zoeken, is het aanbod niet efficiënt voor deze leeftijd, zegt Liese Peters. Men denkt hier

(16)

7 aan een reorganisatie van de opvang in drie groepen: de kleuters, de lagereschoolkinderen tot 10 jaar en de tieners van 10 tot 14 jaar. De kinderen hebben wel veel naschoolse activiteiten waardoor ze niet veel alleen thuis zijn. De brede school is echter een leemte (Weerelds, 2015). Peters geeft aan dat een tienerhuis een goed idee zou zijn: “er is nood aan diversiteit in de opvang, het creëren van een peergroup, jongeren die elkaar omhoogtrekken en aanvullen” (Peters, persoonlijke communicatie, 6 november 2015).

2.1.2.3 Beringen

Bij de gemeente Beringen stelt men vast dat er al diverse initiatieven opgestart zijn, maar dat er weinig interesse is en er snel afgehaakt wordt. Vroeger organiseerde Arktos veel, maar deze organisatie is niet langer werkzaam in de gemeente wegens besparingen. “Arktos is een Vlaams expertisecentrum voor kinderen en jongeren van 6 tot 25 jaar voor wie de aansluiting op school, werk en samenleving minder evident blijkt. Daarnaast ondersteunen ze ouders, scholen, partners en overheden bij het omkaderen van deze kinderen en jongeren” (website Arktos). Diverse losse projecten worden wel georganiseerd, meestal op vraag van de jongeren en/of van de buurtwerking.

Voor de zomervakantie is er het project ‘Summer kick off’, dat is een sportkamp met diverse avontuurlijke uitstappen, specifiek voor deze leeftijdsgroep.

Een vraag die speelt, is waar de activiteiten te lokaliseren om een optimale bereikbaarheid te hebben. In de scholen is er een studieaanbod, vooral in de middenschool. Tot op heden is er tussen het schoolbestuur en de gemeentedienst weinig overleg. Hier bevestigt men dat kinderen soms al vanaf 10 jaar niet meer naar de kinderopvang komen (Dienst Onderwijs en Opvoeding, teamoverleg, persoonlijke communicatie, 29 oktober 2015).

Het zorgcoördinatieteam van de middenschool St.Jan, Spectrumcollege te Beringen bevestigt de beperktheid van overleg en samenwerking tussen de scholengemeenschap en de gemeente. Tussen de school en Arktos is dat overleg er wel geweest. De school zelf biedt studie aan, leerlingen worden intensief begeleid bij de overgang van het lagere naar de middenschool en eventueel ingeschakeld bij het project ‘Leren thuis leren’. Op woensdagnamiddag worden er activiteiten georganiseerd. Deze school ervaart geen nood aan bijkomende naschoolse opvang voor hun leerlingen. Alhoewel, men vermeldt dat initiatieven op lesvrije dagen, zoals tussen examens en vakantie, zo goed als gestaakt zijn wegens gebrek aan begeleiding en ook te weinig financiële middelen. Hier mist de school tussenkomst van de gemeente (zorgbegeleiders, onderdirecteur en CLB-afgevaardigde, persoonlijke communicatie, 17 november 2015).

2.1.2.4 Genk

De stad Genk organiseert veel rond kinderen en jongeren en investeert hier ook in. Wat betreft de doelgroep van deze eindproef ervaart men echter ook hier meer moeilijkheden. Bij een eerste gesprek met Johan Boucneau (30 oktober 2015), stafmedewerker onderwijs, komt naar voren dat er in het jeugdhuis ontmoetingsnamiddagen georganiseerd worden, maar dat de jeugd liever rondhangt in het centrum van de stad. Maarten Luyts, diensthoofd jeugddienst, geeft verdere informatie over het jeugdbeleid (telefonisch contact, 31 maart 2017 en persoonlijk gesprek, 7 april 2017). Vanuit de

‘grabbelpas’ zijn de jongeren doorgestroomd naar de ‘swappas’ met aangepaste activiteiten voor 12- tot 15-jarigen, maar de jongeren vinden het aanbod te kinderachtig. Men heeft dan het jeugdhuis als proef laten overnemen door de tieners en vanuit die ervaring een pop-up tienerjeugdhuis opgericht in oude lokalen. Er zijn daar echter niet de nodige voorzieningen zoals internet, maar het project

(17)

8 slaat aan en een nieuwe locatie dringt zich op. De jeugddienst kan dan het oude gemeentehuis in beheer nemen en brengt daar het tienerjeugdhuis onder met als naam ‘Perron 13’. Iedere vrijdag vanaf 18 uur openen de deuren en bovendien in overleg met de groep jongeren telkens als er activiteiten gepland worden. Dit initiatief wordt volledig aan de jongeren overgelaten. In de schoolvakanties zijn er diverse activiteiten en workshops, sommige lokaal, andere op verplaatsing. Er is een lage drempel, gezien de lage kostprijs. Bewust worden dure activiteiten geweerd, om aan iedereen de kans te geven tot deelname. Genk heeft immers een armoedecijfer dat op 10 jaar tijd gestegen is van 5% naar bijna 30%. Grote gezinnen en gezinnen met het OMNIO-statuut krijgen respectievelijk een korting van 25% en 50%, iedereen krijgt een korting van 10% bij tijdige inschrijving.

De begeleiding van Perron 13 bestaat uit jongeren rond 20- jarige leeftijd. Deze staan nog dicht bij de leeftijdsgroep, maar zijn verantwoordelijk genoeg om op te treden indien nodig. Verder zijn er moni’s van Vlaamse origine gecombineerd met chill-amba’s (ambassadeurs) die bewust allemaal vanuit andere origines gerekruteerd worden om de diversiteit te bewaren. Genk telt tenslotte een bevolking van meer dan 50% inwoners met een buitenlandse afkomst. Momenteel zijn de leden van het tienerjeugdhuis allemaal meisjes. De vraag is of hier een aantrek van jongens wenselijk is of dat men de meisjes deze plek als dusdanig laat behouden.

Er zijn ook focusgroepen met tieners, een juniorteam van het zesde leerjaar heeft elk jaar een project dat over 12 weken loopt. Hierbij is het thema op voorhand bepaald, bijvoorbeeld de herinrichting van het kerkhof of speelprikkels in het stadscentrum. Er wordt effectief rekening gehouden met hun inbreng bij de realisatie van het project, zoals een schuifaf die binnenkort op de trappen van het stadhuis komt. Recent is de ‘G10’ opgericht, een praatgroep voor jonge tieners, bestaande uit jongeren tussen 12 en 15 jaar. Deze groep zit tussen het juniorteam en de jeugdraad qua leeftijd, zodat iedere leeftijdsgroep inspraak krijgt. Voor de ‘G10’ werkt men met een inspraakmethodiek om tieners mee de inhoud te laten bepalen van de activiteiten. Ze worden daarin bijgestuurd door de begeleiding. Om de tieners hiervoor samen te krijgen, zijn ze aan de schoolpoort en in de stad aangesproken door medewerkers van de jeugddienst.

Boucneau geeft nog enkele tips die nuttig zijn in een eventuele tieneropvang, zoals contracten maken met de ouders, structuren geven en regels waar men zich dient aan te houden en de consequenties die eraan vasthangen. Hij stelt dat opvoedingsondersteuning moet bouwen op de vijf ouderlijke vaardigheden van Patterson: positieve betrokkenheid, positieve bekrachtiging, leiding geven en grenzen stellen, monitoring en problemen (leren) oplossen. Ouders geven aan dat er wel degelijk nood is aan studieondersteuning. In de scholen is er zoals in de meeste secundaire scholen studieaanbod, met toezicht, indien enkel studeren de vraag is. Met de scholen is er een goede samenwerking. De stad organiseert diverse projecten waaraan de kinderen in klasverband kunnen deelnemen. In Genk is er algemeen een sterk uitgewerkt samenwerkingsverband. Zo zitten leden van diverse diensten samen in bestuursgroepen, waardoor communicatie en uitwisseling vlot plaatsvindt.

Voor naschoolse opvang is er geen duidelijke of gekende vraag. Luyts benadrukt dat de stad Genk een groot sociaal netwerk heeft met een goede sociale cohesie, waardoor de tieners na school grotendeels goede opvang hebben.

2.1.2.5 Hasselt

Ook het wijkmanagement van de stad Hasselt toont interesse in een aanbod voor tieners, ook zij kennen het tekort. In deze stad is er een project opgestart in de stationsbuurt, om hangjongeren een toevlucht te bieden tussen het schoolverlaten en het nemen van het openbaar vervoer (dienst

(18)

9 wijkmanagement, persoonlijke communicatie, 18 oktober 2016). ‘Halte 24’ is een project van Arktos (supra 2.1.2.3) in samenwerking met de gemeente Hasselt en wordt geleid door Ludo Vrijs, vormingswerker, die al in diverse Limburgse gemeenten projecten leidde. De aanzet van dit project is een enquête die op straat en aan de scholen is gedaan. Hieruit blijkt dat de jongeren een veilige plek willen waar ze terecht kunnen, ergens gezellig samen zitten en dus liever niet op straat rondhangen.

Er worden ook allerhande initiatieven georganiseerd, zoals klusjes doen. Vrijs stelt dat het best is om de jongeren eigenaarschap te geven en participatief samen te werken. Halte 24 is geopend van 15u30 tot 18u op volledige schooldagen en van 12u tot 14u30 op woensdagnamiddag (Vrijs, L., persoonlijke communicatie, 10 oktober 2016).

‘Het huis van de Vos’ in Hasselt is het warmste huis van Habbekrats, een organisatie die zich inzet voor jongeren tot 18 jaar. In het ‘Huis van de Vos’ in het centrum van Hasselt kunnen de kinderen terecht na de schooluren en op vakantiedagen. Het is een soort inloophuis voor kinderen, vooral naschools en tijdens de vakantieperiodes, maar de openingsuren zijn zeer flexibel en worden aan de nood aangepast. De verantwoordelijke vertelt dat het jongste kind dat langskomt 6 jaar is, maar dat de kinderen meestal vanaf 16 jaar afhaken. Er is een instuifruimte, een ‘zaal van de Prins’, een

‘Pinkroom’, een laboratorium, een keuken en er zijn zetels. Op de bovenste verdieping is er de mogelijkheid om de schooltaken te maken, maar het ontbreekt meestal aan vrijwilligers om dit te begeleiden. Momenteel zijn er twee studenten die dit opnemen in het kader van hun stage. Er zijn verschillende activiteiten, zoals tot 15 jaar een vormingsproject ‘Alles Kids’ op dinsdag- en donderdagavond, de jongere is hier VIP en staat centraal. Op woensdagnamiddag is er ‘Stappen’ en gaan ze met een minibus op verkenning. In het weekend worden er kampen georganiseerd en tijdens vakantieperiodes weekkampen in ‘Het Avonturenhuis’, een vakantiehuis. Dit alles wordt gesteund door de stichting Arnoldus en de gemeente Hasselt (Persoonlijke communicatie verantwoordelijke, diverse tijdstippen, 2016-2017).

2.1.2.6 Overpelt

In Overpelt beaamt een sportfunctionaris van de dienst dat dit inderdaad een moeilijke leeftijd is.

Hier is het project ‘Shake’ opgestart, een aanbod voor deze leeftijdsgroep met uitdagende activiteiten. Wat aanslaat is ski & snowboard, laserschieten, paintball, karten, survivalparcours en pretparken. Met de ‘SNS-pas’ (Sport na school) kunnen ze vrij een sport kiezen, dit is wel een inschrijving op jaarbasis. Iedereen kan deelnemen aan de activiteiten en de prijzen worden laag gehouden, van gratis tot 15 euro. Sinds kort heeft de gemeente Overpelt ook een tienerraad, gegroeid uit de kinderraad. Deze heeft inspraak over de activiteiten en het gebeuren in de gemeente (Persoonlijke communicatie via mail, 6 april 2017).

2.1.2.7 Peer

De gemeente Peer voorziet de studiebegeleiding ‘Opstap’, voor jongeren met studieproblemen. Zij kunnen hier terecht na een intake, er is reeds een wachtlijst. De jongeren dienen inwoner van de gemeente Peer te zijn, maar hoeven niet in Peer zelf naar school te gaan. Er wordt voor deze begeleiding in overleg gegaan, zowel met de school als met de ouders. ‘Opstap’ is er van maandag tot donderdag na school, telkens twee uur. De jongeren kunnen er dadelijk na school al terecht om samen te eten. De coördinatie gebeurt door de deskundige Gezin van het team Gezin en men werkt volledig met vrijwilligers en stagiairs. Deze worden zorgvuldig geselecteerd (Praktijkverdieping dienst Mens Peer, persoonlijke communicatie, 2016-2017).

(19)

10 Er is ook aandacht voor een brede school: sportvelden en muziekschool zijn in de nabijheid van de school. Tegen 2018 voorziet de stad Peer de opstart van het nieuwe jongerencentrum. Hiervoor wordt het oude rijkswachtgebouw gebruikt. De plannen zijn momenteel uitgewerkt. Bij de planning is rekening gehouden met de stabiliteit en het geluid van het gebouw. Er is een ondergrondse parking achter het gebouw voorzien met twee verdiepingen. Hier komt ook een akoestische ruimte om te repeteren en een fuifzaal. Bij het eerste definitieve plan is ook de buurt betrokken, zowel informatief als openstaand voor bedenkingen. Er wordt zeker rekening gehouden met de buurtbewoners. Twee uitdagingen stellen zich: harmonie tussen jongeren en buurt en zoveel mogelijk jongeren bereiken.

Dit jongerencentrum wordt opengesteld voor jongeren vanaf 12 jaar. In brainstormsessies is er getoetst naar de wensen en visies van zowel de ouders als de jongeren en hiermee zal rekening gehouden worden bij de planning. Samen met de jongeren is er bij verschillende gemeenten op onderzoek gegaan om er ideeën te verzamelen. Uit die eerste samenkomsten zijn participatiemomenten en de ‘Denktank’ ontstaan, waaraan jongeren deelnemen om ideeën te uiten en te overleggen aangaande de invulling van het jongerencentrum. Deze bijeenkomsten gaan door in een vergaderlokaal van de gemeentediensten. Zoals in onderstaand schema aangegeven is, zijn er veel participatiemomenten en samenkomsten in de ‘Denktank’ voorzien (Stad Peer, website, z.d.).

Figuur 1: Planning en participatietraject voor het jongerencentrum (Stad Peer,

https://www.peer.be/product/547/jongerencentrum-2018).

Algemeen is de werking gebaseerd op drie pijlers, zowel het culturele als het sociale en het ondernemende komen aan bod. Het dient een laagdrempelige en vrijblijvende ontmoetingsplaats te worden. Zo is de inplanting van een JAC gepland binnen het jongerencentrum, om de drempel te verlagen. Een samenwerking met het BICC (Bibliotheek en Cultuur Centrum) behoort tot de opties

(20)

11 om culturele activiteiten in het jongerencentrum op te zetten. De gemeente wil een groot activiteitenaanbod en veel ontplooiingskansen voor jongeren. Er zal ook een kunstatelier zijn, workshops en expositieruimtes. Ook pop-up ondernemerschap is voorzien om ondernemers in spe te stimuleren. Samenhang, open communicatie, samenwerking, vernieuwing, onderneming en differentiatie zullen centraal staan zonder onderscheid van afkomst, geloof, politieke overtuiging en opleiding. Een coördinator samen met vrijwilligers bieden een luisterend oor en bij nood de nodige peptalk. De jongeren zelf krijgen een plek waar ze kunnen groeien en zichzelf zijn, maar ook de nodige taken en verantwoordelijkheden om vaardigheden aan te leren voor het latere leven.

De concrete invulling van het aanbod voor tieners is nog niet vastgelegd, maar het is wel een vereiste dat tieners een plaats krijgen in het geheel. Het jongerencentrum wordt niet gezien als een verlenging van de opvang na 12 jaar en ook niet als studie, maar men wil wel de kans om te studeren bieden (teamverantwoordelijke vrijetijdsondersteuning Peer, persoonlijke communicatie, 2016- 2017). De deskundige jeugd bevestigt dat 12- tot 14-jarigen een moeilijke doelgroep zijn en, gezien de diversiteit van ontwikkelingstempo, een individuele aanpak vragen. Om dit op de juiste manier en met het juiste aanbod te doen, is er professionele ondersteuning nodig. Vrijwilligers zijn meestal niet pedagogisch geschoold. Voor die professionele ondersteuning zijn de financiële middelen echter niet toereikend. Voor het jongerencentrum gebruikt de gemeente subsidies voor de eerste fase, voor de uitbouw van het centrum is er sprake van crowdfunding.

2.1.2.8 Leuven

Tijdens mijn praktijkverdieping is er een studiebezoek aan de stad Leuven in verband met het project

‘Kinder(K)uren’. Dit zijn activiteiten voor kinderen tot 12 jaar, sponsor is de stad Leuven. Kenmerkend is dat er diverse partners betrokken worden, maar het tarief voor iedere activiteit is hetzelfde als dat van de kinderopvang. Hierdoor is er een lage drempel voor ieder kind om van diverse activiteiten te

‘proeven’. De +12-jarigen kunnen terecht bij ‘STEM’ (wetenschap en techniek) tot 18 jaar, bij de sportkampen tot 17 jaar en bij de speelpleinwerking tot 15 jaar. Het jeugdcentrum ‘Vleugel F’

organiseert tal van activiteiten van 3 tot 15 jaar. Tarieven zijn met korting voor grote gezinnen en gezinnen met verlaagde tegemoetkoming. Na school is er enkel de studie of ‘Sport na School’. Met de ‘Sport na Schoolpas’ kunnen de leerlingen van het secundair aansluitend aan de schooluren sporten naar keuze. Een pas geldt voor een bepaalde periode van 12 of 24 weken.

2.1.3 Andere bronnen

Enkele bijkomende informatiebronnen zijn Expoo tijdens het Opvoedingsondersteunings-camp waar ik over tieneropvang sprak, de Gezinsbond via een gesprek met enkele medewerkers op het hoofdkantoor en via de studiedag ‘Ouders over het secundair onderwijs’, Prof. Lafosse tijdens een lezing en Dirk Luyten tijdens de cursus ‘Gezinsbeleid en participatie van gezinnen’.

2.1.3.1 Expoo

Bij Expoo, het Expertisecentrum Opvoedingsondersteuning van de Vlaamse overheid, komen tijdens het Opvoedingsondersteunings-camp op 30 november 2015 positieve reacties op mijn bijdrage

‘Tiener-S-Top’, het idee achter deze eindproef (zie bijlage 4 en “Tiener-S-Top”, z.d., z.p.). De groep deelnemers aan deze sessie beaamt de noden en leegtes voor deze leeftijdsgroep van beginnende

(21)

12 tieners. Er volgen ook wat tips, zoals het vragen voor een leegstaand pand aan de gemeente, de jongeren laten meehelpen bij de inrichting alsook de ouders hun deelname vragen in de uitvoer van het project. Enthousiasme over het idee is er voldoende. Ook de moeilijke overgang voor de jongeren naar de volwassenheid komt ter sprake door Michael Sleecks (KA Merksem), bij de lezing over ‘The Rite Journey’. De gekende uitspraak “It takes a village to raise a child” wordt ook hier te berde gebracht. ‘The rite journey’ is nu een vak op deze school, doel is om jongeren zichzelf te leren kennen en hoe ze later in de samenleving willen staan. Voor de leerkrachten is de doelstelling om de jongeren te stimuleren om zichzelf te durven blootgeven, uit hun comfortzone te komen en durven te falen. Het opvangen van de jongeren tussen school en thuis kan een bijkomende meerwaarde betekenen in deze ondersteuning.

2.1.3.2 Gezinsbond

De studiedag van de Gezinsbond ‘Ouders over het secundair onderwijs’ (2015) levert heel wat leerrijk materiaal op. Zo blijkt uit het onderzoek dat minder dan 4 op 10 ouders weten hoe hun eigen school aan studiebegeleiding doet. De ouders vragen een zachte aanpak bij de overgang van het basisonderwijs naar het secundair. Een warme school is de beste remedie tegen spijbelen en schoolmoeheid (Gezinsbond, 2015, E-dossier, p. 12 en 31). Uit het rapport ‘Mijn kind in het secundair onderwijs’ (2015, E-dossier, p.12) blijkt dat de overgang naar het secundair onderwijs gepaard gaat met onzekerheid, faalangst en een gevoel van verlorenheid. Er is ook de bemerking dat kinderen buiten school niet meer zouden moeten studeren, maar de kans moeten krijgen om andere talenten te ontwikkelen en zich te ontplooien (2015, E-dossier, p.31). De kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen licht ook enkele punten toe tijdens deze studiedag. Hij heeft het onder meer over het belang van participatie en integriteit, maar ook over een brug tussen onderwijs en welzijn om de leerlingen aan boord te houden, bijvoorbeeld time-out projecten.

Een gesprek bij de Gezinsbond (team studiedienst, persoonlijke communicatie, 3 oktober 2016) maakt duidelijk dat er wel degelijk vraag is over dit thema. Over deze thematiek is er tot op heden echter zo goed als geen onderzoek bij deze organisatie. Dit is vooral toe te schrijven aan tijdsgebrek.

Om degelijke informatie te verkrijgen, is een diepgaand behoeftenonderzoek nodig, vooral bij jongeren, en dan op grotere schaal. Er dient dan nagegaan te worden welke de succes- en knelpuntfactoren zijn. Hiertoe kunnen focusgroepen georganiseerd worden bij jongeren, met een bevraging of ze momenteel tevreden zijn en hoe ze het zouden willen (Gezinsbond, persoonlijke communicatie, 3 oktober 2016). Hier is er zeker interesse om meer te weten over de noden, de wensen en ook de bestaande mogelijkheden voor jonge tieners na school. In het kader van deze eindproef en/of stage is een dergelijk onderzoek echter te uitgebreid.

2.1.3.3 Professionals

Tijdens de lezing ‘Het kwetsbare brein’ geeft Professor Dr. Lafosse (4 december 2015, Hasselt) het voorbeeld van studenten in het Mariaboodschap lyceum te Brussel die in groep studeren. Na dit initiatief studeren er veel meer allochtone leerlingen af dan voorheen.

Dirk Luyten, docent ‘Gezinsbeleid en participatie van de gezinnen’, vertelt tijdens de les over de zitbank die hij voor zijn huis installeerde, bij wijze van proefneming. Er zaten dagelijks jongeren op.

Toen hij ze verplaatste, vroegen de jongeren ernaar, ze hadden een ‘plek’ gevonden.

(22)

13 2.2 WAT ZIJN DE VERWACHTINGEN EN INITIATIEVEN?

2.2.1 Problematiek en verwachtingen

Voorgaande punten wijzen erop dat er volgens verschillende actoren wel degelijk noden en behoeften zijn. Dit is echter nog niet systematisch, op grote schaal onderzocht. Problemen en verwachtingen die zich stellen op vlak van naschoolse tijdsinvulling voor tieners zijn nog te weinig gekend. De wensen en noden van tieners zijn nog moeilijk te achterhalen, het blijft een moeilijke doelgroep, al eeuwen.

Tussen 6 en 12 jaar wordt minder gebruik gemaakt van de opvang dan tussen 3 tot 6 jaar (Luyten, 2015-2016, p.84). Dit cijfer kan verlaagd zijn door de uitval vanaf 10 jaar. Ouders dienen voor de oudere kinderen een alternatief te zoeken, wat erop wijst dat het aanbod in de opvang nog onvoldoende afgestemd is op deze leeftijdsgroep. Beperkingen stellen zich ook qua infrastructuur en niet in het minst belet het financiële plaatje dikwijls de uitvoer van mogelijke initiatieven. De bijdrage die kinderen dienen te leveren voor deelname aan de activiteiten is soms niet laagdrempelig genoeg voor iedereen. Het is duidelijk dat er diverse pogingen ondernomen worden om activiteiten voor tieners te organiseren, dikwijls vanuit de vraag van de ouders, maar ook van de tieners zelf. Soms zijn er kortlopende projecten. Bij mislukkingen stelt zich meermaals de vraag waarom het initiatief niet aanslaat bij de tieners (persoonlijke communicatie bij de diverse gemeenten).

Een te verwachten probleem bij niet voldoende opvang is het spijbelen. Schoolmoeheid en spijbelgedrag komen het meest voor in de eerste graad van het secundair onderwijs. Nicole Vettenburg (2001) stelt dat spijbelen een vorm van antisociaal gedrag is waaruit afgeleid kan worden dat samen studeren en de invloed van een peergroup positief kan zijn.

Tijdens mijn praktijkverdieping bij het team Mens van de gemeente Peer word ik op woensdagnamiddag ingezet voor de studiebegeleiding ‘Opstap’, die meer blijkt dan studiebegeleiding. Ook psychosociale problemen komen naar boven en als gezinswetenschapper bekijk ik de studiemoeilijkheden in de volledige context van het kind. Ik probeer verder te kijken dan het gedrag en het vertrouwen te winnen. Ervaring leert snel dat er duidelijke gedragsgrenzen nodig zijn om dit vertrouwen te krijgen.

2.2.2 Bestaande initiatieven

Bij de verkenning van het thema zijn er verschillende gemeenten en organisaties bevraagd en ook andere bronnen geven nuttige informatie (supra 2.1.2 en 2.1.3). Diverse initiatieven zijn reeds opgestart en uitgetest, sommige slagen en andere niet. De zitbank die Dirk Luyten installeert slaat

“Onze jeugd heeft tegenwoordig een sterke hang naar luxe, heeft slechte manieren, minachting voor het gezag en geen eerbied voor ouderen. Ze geven de voorkeur aan kletspraatjes in plaats van training.

Zij spreken hun ouders tegen, houden niet hun mond in gezelschap en tiranniseren hun leraren.”

(Socrates, ca.470-399 v. Chr.)

(23)

14 aan bij de jongeren, ze krijgen een ‘plek’. In Hasselt zien we dat na rondvraag ‘Halte 24’ opgestart wordt met diverse initiatieven, in het ‘Huis van de Vos’ vindt Habbekrats een plek voor kinderen en jongeren die anders op straat rondhangen. In Heers start een tienerwerking en een tienerraad, ook in de gemeente Overpelt is er een tienerraad en zijn er diverse initiatieven voor deze leeftijdsgroep.

Beringen heeft losse projecten voor tieners, naargelang de vraag. Het jongerencentrum in Peer voorziet een denktank ter participatie vanaf 12 jaar, de gemeente Peer creëert in diverse opvanglocaties een tienerhoek en werkt met het project ‘Opstap’ voor leerlingen van de secundaire school. Sint-Truiden voert een tolerant hangjongerenbeleid en tijdens de schoolvakanties diverse initiatieven zoals ‘Sport en spel’ tot 14 jaar, vanaf 14 jaar ‘Get up’ en opstartend ‘Een wereld van verschil’. In Genk opent de jeugddienst een pop-up tienerhuis ‘Perron 13’ en start een ‘G10’

praatgroep op om de mening van de jongeren te kennen. Nog in Genk zijn er focusgroepen met een juniorteam, zesde leerjaar, die per jaar een 12-tal weken rond een thema werken.

Ook buiten de bevraagde gemeenten zien we verschillende initiatieven. Geïnspireerd op de Angelsaksische landen start in Kortrijk een tienerschool op. Het Angelsaksisch systeem werkt met een middle school of junior high voor jongeren tussen 10 en 14 jaar. Ook in Brussel openen binnenkort twee tienerscholen hun deuren. De achterliggende visie is de moeilijke overgang van de basisschool naar de secundaire school. De kinderen moeten zich niet enkel aanpassen aan een nieuwe school met nieuwe gezichten, maar gaan ook door de puberteit met grote biologische veranderingen. Daarenboven is de grootste toename van schoolachterstand tussen het zesde leerjaar lager onderwijs en het eerste secundair. Het doel van de tienerscholen is om de breuklijn op twaalf jaar te laten verdwijnen of toch alleszins te vervagen en een zekere continuïteit te waarborgen. De leerlingen blijven langer in een veilige en bekende omgeving, doordat ze vier jaar door hetzelfde team begeleid worden (“Sint-Goedele-tienerscholen, conceptnota”, z.d., z.p. en “Een Brusselse tienerschool”, z.d., z.p.).

Over de grens gekeken in Drachten, Nederland, is in 2014 ‘DOK12’ opgestart. Dit is een initiatief van Vandaag, een organisatie die zich bezighoudt met kinder- en tieneropvang in de breedste zin van het woord. In ‘DOK12’ kunnen middelbare scholieren, na een kop thee, hun huiswerk maken. De begeleiding, onder toezicht van een pedagoog, helpt bij de planning en de opvolging hiervan. Het is een veilige plek, waar ook ruimte is voor ontspanning en gesprek (“Dok12”, z.d., z.p.).

Iets verder, in Denemarken, zijn de arbeidsuren veel flexibeler dan in België, meer afgestemd op gezinnen met kinderen. Hier hebben de ouders bijvoorbeeld recht op verlof als de kinderen ziek zijn.

De basisschool ‘Folkeskole’ duurt 9 à 10 jaar, vanaf de leeftijd van 7 jaar. De scholen zijn uit tussen 13 en 15 uur. Ook in Denemarken haken de kinderen af in de opvang op de leeftijd van 10 jaar. In de meeste scholen wordt echter een jongerencafé of pub aangeboden vanaf 10 jaar, maar met weinig toezicht of controle (uitgeweken familielid, persoonlijke communicatie, 26-28 februari 2017, via interview).

Op verschillende plaatsen, zowel in binnen- als buitenland, zijn initiatieven te vinden, naschools vooral projecten om begeleid of rustig te studeren. Op sommige plaatsen is er ook ruimte voor ontspanning en gesprek.

2.3 BESLUIT

Het valt niet te ontkennen dat er wel degelijk nood is aan een plek en initiatieven voor deze leeftijdsgroep van 12- tot 16-jarigen. Er is ook veel vraag van de jongeren zelf. Zij geven aan dat ze na school nog nood hebben aan samenzijn of om samen te studeren met leeftijdsgenoten. Uit de toespraak van de kinderrechtencommissaris (Gezinsbond, 2015) kan afgeleid worden dat een

(24)

15 degelijke opvang na school een positieve functie kan hebben en vroegtijdige uitval en spijbelen kan voorkomen.

Er is niet enkel tekort aan opvang, maar ook aan activiteiten voor deze doelgroep. Dit is een groep die er dikwijls tussenuit valt wat betreft activiteiten buiten school. Tot de leeftijd van 12 jaar is er voor- en naschoolse opvang, speelpleinwerking en worden er tal van activiteiten georganiseerd zoals sportkampen. Voor 16-plus zijn er de jeugdhuizen en kunnen de jongeren al zelfstandiger naar activiteiten zonder begeleiding van volwassenen.

Figuur 2: Een schets ter verduidelijking van het aanbod.

Tussen 12 en 16 jaar, vooral tot 14 jaar, is er weinig aanbod en als er iets georganiseerd wordt, valt dat dikwijls niet in de gading van de tieners. Bepaald aanbod wordt doorgetrokken tot 14 à 15 jaar, zoals sportkampen en speelpleinwerking. De doelgroep blijkt echter niet de gemakkelijkste te zijn, zowel om inzichten in te verwerven door volwassenen, als om te weten wat gewenst is van de jongeren zelf. Initiatieven worden daardoor soms al in de kiem gesmoord bij de eerste poging.

Mislukkingen leiden ertoe dat de verwachtingen verminderen en perken de energie voor het organiseren van projecten in. Het is oppassen dat dit geen neerwaartse spiraal wordt.

Wat ook niet te ontkennen valt, is het feit dat er recent nog weinig of geen aanbod was. Daarnaast stellen we vast dat er vanuit gemeenten, scholen en organisaties wel degelijk een wil is, maar dikwijls geen financiële weg. Momenteel starten op verschillende locaties diverse projecten op, de nood wordt onderkend en de middelen worden vrijgemaakt. Vooral tijdens de schoolvakanties zijn er diverse projecten, zoals kampen en workshops, zowel sportieve, culturele als creatieve. Maar op sommige plaatsen staan de initiatieven nog in de kinderschoenen en niet overal en bij iedere organisatie zijn deze laagdrempelig en voor ieders budget.

Op de vraag op welke basis de vrije tijd een invulling krijgt, komt zelden het antwoord dat dit op de wensen en noden van de jongere zelf is. Het is meestal gebaseerd op de mening van volwassenen:

ouders, jeugddienst en school, die verder gaan op wat zij als nood en interesseveld zien en veelal wat een opvoedkundige meerwaarde kan betekenen. Hier is wel enige verandering merkbaar, gezien de opkomst van meer participatie door kinderen en jongeren. We zien in verschillende gemeenten dat er onderzoek en uitnodiging tot deelname is voor de doelgroep van 12- tot 16-jarigen. In enkele gemeenten is er momenteel een tienerraad of zijn er gespreksgroepen waardoor de tieners inspraak krijgen. Dat er behoefte is aan participatie is duidelijk, dat dit een meerwaarde is ook.

12 jaar

BUITENSCHOOLSE OPVANG SPEELPLEINWERKING

+16 Jaar

JEUGDHUIS Tiener 12-16 jaar

(25)

16 Diverse projecten en ideeën komen naar voren in deze zoektocht. In het volgende deel zoeken we naar een antwoord op de vraag: wat zeggen onderzoek en professionelen over wat nodig is voor deze leeftijdsgroep van pakweg 10-12 jaar tot 15-16 jaar, de zogeheten pubers dus. We verkennen verschillende pistes over de noden en verwachtingen, zowel op micro-, meso- als macroniveau.

(26)

17

“Kinderen zijn toekomstige volwassenen – zegt men.

Ze zijn pas in wording, ze bestaan eigenlijk nog niet helemaal, ze horen er voorlopig nog niet bij…

Wat bedoelt men daar toch mee?

Wij kinderen: leven wij nog niet, voelen wij dan niet, lijden wij dan niet – net als de volwassenen?

En de kinderjaren: zijn die dan geen deel van het echt leven – gewoon van iedereen?

Waarom willen ze ons dan laten wachten – en waarop?”

Janusz Korczak

(27)

18

3 UITDIEPING VAN HET THEMA OP THEORETISCH VLAK

Verdergaand op wat er op micro-, meso- en macroniveau aangegeven wordt betreffende de noodzaak en de vraag naar een warme plek voor tieners tussen school en thuis, stelt zich de vraag wat er vanuit theoretisch oogpunt het best aangeboden wordt voor deze leeftijdsgroep. Wat hebben deze jongeren nodig en wat kan een meerwaarde betekenen? Wat kan goede opvang betekenen, zowel voor de jongeren zelf als voor de ouders en hun naaste context, maar niettemin ook op maatschappelijk en beleidsvlak. Vanuit diverse invalshoeken differentiëren ook de diverse verwachtingen en noden. Als basis geeft het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner (Van Crombrugge, 2009, p.74-75) de verhoudingen tussen alle actoren mooi weer. Na een toelichting over dit model verkennen we vervolgens het microsysteem vanuit psychosociale en pedagogische invalshoek. We verdiepen ons zowel in de tienerspecifieke materie, als in de relaties en de naaste context van de tieners. Het meso- en macrosysteem nemen we geïntegreerd op en we zoomen in op arbeid, maatschappij, organisatie, beleid en kinderrechten.

3.1 BIO-ECOLOGISCH MODEL VAN BRONFENBRENNER

Het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner is een goede basis om deze theorie te bekijken. Door middel van dit model blijkt de samenhang tussen de verschillende niveaus en binnen de niveaus tussen de verschillende factoren onderling (Van Crombrugge, 2009, p74-75). We zien centraal de jongere, in het microsysteem de familie en naaste context, het mesosysteem met de onmiddellijke gemeenschap en het exosysteem met beïnvloedende structuren, het macrosysteem als de buitenste laag met de maatschappij en ook het chronosysteem met de tijdsdimensie. Het exosysteem is in alle lagen verweven. Het chronosysteem betreft hier de specifieke tijdsspanne van de puberleeftijd, waar op microniveau dieper op ingegaan wordt, maar ook het tijdsgebonden rollenpatroon met het combinatiegezin en de aangroei van eenoudergezinnen dat op mesoniveau ter sprake komt.

Figuur 3: Ecologisch model van menselijke ontwikkeling (Bronfenbrenner in Van Crombrugge, 2009, p.74).

(28)

19 In dit model zit een uitgesproken visie vervat op ouderschap en ontwikkeling. Bronfenbrenner vat deze visie in vijf proposities samen. In het microsysteem vinden we de eerste vier proposities terug.

De vierde propositie zien we ook in het mesosysteem en het exosysteem. In het macrosysteem tenslotte herkennen we de vijfde propositie.

Figuur 4: Ouderschap en ontwikkeling (Bronfenbrenner in Van Crombrugge, 2009, p.73).

3.2 MICRONIVEAU: PSYCHOSOCIALE EN PEDAGOGISCHE INVALSHOEK

In de eerste fase van dit zoeken naar de nood en aanbod van een warme plek voor tieners zijn ook enkele bevragingen bij tieners opgenomen (supra 2.1.1). Hieruit blijkt dat vrienden belangrijk zijn en tieners na school nog graag onder mekaar vertoeven. Activiteiten doen, dingen ondernemen maar ook studeren doen ze liever samen met leeftijdsgenoten. Of gewoon rondhangen, niets doen moet ook kunnen. Rust komt als grote nood uit de bevraging bij 10- tot 12-jarigen in de opvang, maar ook bij tieners speelt dit een grote rol. En dit alles liefst zonder te grote inmenging van volwassenen.

Tieners wensen inspraak, een tienerraad in navolging van een kinderraad en aangepaste activiteiten voor hun leeftijd. Toch uiten ze ook de behoefte aan een veilige plek en de nood aan regels en grenzen. We bekijken op microniveau wat de theorie zegt over jongeren enerzijds en (de relatie met) hun ouders en hun naaste context anderzijds.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij een pedagogische samenwer- king ligt de nadruk op samenwerking tussen ouders en school om te voorkomen dat school en thuis twee verschillende werelden worden waardoor jongeren

Terwijl veel studies zich richten op de effectiviteit van deze programma’s en onderzoek laat zien dat ouderlijke motivatie, betrokkenheid en participatie van invloed zijn op

Pedagogische ondersteuning (bij de ontwik- keling en opvoeding van een kind) door versterken van het eigenwaardegevoel en het opbouwen van een posi- tief zelfbeeld als ouder,

Uit de inter- views komt naar voren dat de meeste ouders contact zouden zoeken met school als zich problemen met hun kind voordoen, maar dat zij de school niet zien als een

Zij kunnen net zo goed benut worden voor andere plekken waar ouders en kinderen komen, zoals de speelzaal of het kinderdagverblijf.. Heeft

Bij kinderen die voor hun 15 de beginnen met alcohol drinken, is het risico op alcoholverslaving op latere leeftijd veel groter dan bij zij die dat niet doen..

“Als eenoudergezin met drie kinderen, is het een fijne manier om iets bij te leren. Zonder babysit te moeten

 Het kind zal herhaaldelijk de pogingen van de ouders ondermijnen door te protesteren, te roepen, met deuren te slaan … (een redelijke prijs voor waakzame zorg?)..