CATECHISMUS.PREDICATIE.
ZONDAG
XXIIL
VRecE 59,60
en 61.Tekst:ROM.V:1.
59 Vrage. Maar
wat baat hetu
nu, datgij
dit ut getooft?Antwoord. Dat ik in
Christusvoor God
rechtvaardtg ben en een erfgenaam des eeuwigen levens.60 Vrage.
Hoezijt gij
rechtvaardig voor God?Antwoord.
Alleen door een oprecht geloof in lezus Chrlslul, olzoo dat,ol
ís het,dat
mij mijne consciëntie beklaagt, datik
tegen alle de geboden Gods zwaarlijk gezondtgd, en geen derzelve gehouden heb, ennog
steedstot alll
boosheid geneigd
ben,
nochtans God, zondereen\,
mijner verdíensten,uit
loutere genode, mij de volkomcn, genoegdoening, gerechtigheid en heiligheíd van Chrlslut schenkten
toerekent, evenals hoddeik
nooit zond,n gehad, noch gedaan;ja, als
haddeik
ook attcdl
gehoorzaamheid volbracht,
die
Christus voor mlJ vol.bracht heeft, zoo verre Ík zulken weldaad, met geloovlgtt harte aanneem.
6l Vrage.
Waarom zegtgíj,
datgij
alleen door het gcloAl rechtvaardigzijt?
Antwoord. Niet, dat ik
vanwege de waardlghektn(nl
geloo/s Gode aangenaam
zij;
maar doarom,datailecnde
genoegdoening, gerechtigheiden helllgheld
voil Christus,mijne
gerechttgheirt voorGod
ts, cndot ll
dezelve
niet
qnders, dan alleen door het gelootte,uln.
trcmen en
mij
toeëigenen kan.Er is
niets zrio dicrbaar, zoo kostelijk, heerlijkcn vr'rtteclll
v(x)r ccn arrn, vcrlore n zOndaar,
die in
zlchzelvcn gclteel gerímhnligl
nriddcnin
dcn ccuwlgclrrtrrd
en vcrdocmenlR, dan helwrll
ziclzaligcnrlc gclooÍ, hclwclk dc llelllge oeesl ln
rllcr
rrllverk(,r€nlilZONDAG
XXIII.
VRncn59_6I.
dat
Hij
door datzelfde middel ook gedurig meer en meer opbouwt en versterkt.O
! dit
gelooveis die
schoone en onwaardeerbare gave Cods, Eph.ll:8; die
parel van groote waarde, welkewij
nietzoodrain waarheid bezittenin
onze harten,of wij
gaan aanstonds over inde zalige
gemeenschapvan
den allerhoogsten Zone Gods, tlen Heere Jezus Christus; wij worden met Hem ondertrouwd in ccuwig-heid,
Hozeall
:18. Die
Allerschoonstewordt dan
terstond envoor eeuwig onze waarachtige Bruidegom en Man; en wij worclen Zijne allerliefste bruid en
wijf.
Hij komt aanstonds, door dat geloof, met Zijnen hemeischen Geest en genadebij
ons wonen, err neemtZijn
intrekin
onze harten, Eph.Ill :l'1,
zoodatwij
dan niet rneer alleenop
onszelven leven, maar wij leven nu te zanten rlrct Christus.Hij
leeftin
ons, Gal. II :20.Waar wij nu
ookzijn in de
wereld, errin wat
staat, oord of hoekwij
ook zwerven,o! wij
hebben onzen beminden Bruidegom Christus altijd en overal bij ons, ja in ons; wij zijn nu geen oogenblik meer zonder Hem; ons leven isnu
met Christus geheel verborgenln
God, Col.Ilt:3.
Maar
o!
geliefden! hoe zoudit
evenwel kunnenwezen,datwij,die in
der waarheid door Gods genade gelooven, een zoo nauwe gemeenschapmet
den allerhoogsten Zone des levendigen Gods zouden hebben, dathij
onze Man, enwij Zijn wijf
zouden zijn ?Zijn
wij niet van ons zelven alleronreinste en helwaardige zondaars ?Zijtt wij
niet, wegeus onze zonden, geheel walgelijk, gruwelijk en ntinkendevoor
God geworden, en geheel onverdragelijkin
Zijne Itcilige oogen,die
immerste rein
zijn, om het kwade te zien, Hab.l:
13?,O ja, dat is wel
zoo,wij
allen zijn als een onreine, en alle onze gcrechtighedenzijn
als een wegwerpelijk kleed, Jes. LXIV :6.Maar
o! het
zalige geloof, waarrnedeGod,
naar Zijne groote llnrrnhartigheid, de zielen van ons, Zijne kinderen, beschonken heeft, ln vandie
allerheerlijkste kracht en nuttigheid,dat
door hetzelve ottzc harterr vande
zonden gereinigdzijn,
Hand. XV :9.
Uit dat nllerdlerbaarstegeloof
wastde
kostelijke vrucht onzer genadige tcchtvaardigmakingin
Christus, waardoor Gnd ons, om de verdien-tlett
van Jezus Christus, Zijnen Zoon,alle
onze zonden,en
ook orrzcrt zondelijkelr aard of natuur, waarin Wij, ellendigen, ontvangenctt
geboren zlJn, l)salrrrLl:7,
alztxt ganschclijkuit
genade hecÍt veÍHcvcn,tlat tlI
o]r!rnu
lroudt crt vcrklaarl nln clic ge hccl ltcillg ert rcchlvuardlg zlJrrln Chrlrlur,
en nrctul dc
vcrdlenslcn cn gc- ranhllohrlrl Tllnt i/nnnt uolL^n.- -B ."rÀ' -rrrolr lià,1-1,. k..Ll--'r531
líarterr
wcrkt rkror de predlklnI der l{clllccn
Evanlcilumlr532
DE
RECHTVAARDIGMAKING DOORHET
OELOOF. ZONDAGXxlll.
Vnnce59-61.
533en omhangen
zijn. O, dat is die
wonderlijke genade en weldaad Gods, waaruit onze gansche zaligheid, als uit een volle springader,nu
zonder ophoudenkomt
spruiten,en welke de
christelijke onderwijzer onsin
dezen zondag nu gaat verhandelen; want heb- bende eerst breedvoerig gehandeld van het geloove zelve, en van de zaken of grondartikelen des geloofs, welke een christen noodigzijn tot
zaligheid te gelooven,
zoo gaathij
daaropnu
over tot deonmiddellijke vrucht en allerzaligste nuttigheid dezes allerheiligsten geloofs, nanrelijk onze genadige rechtvaardigmaking. Eene waar- heid, zoo dierbaar en heerlijk en zoo allernoodzakelijkst, om van ons recht geestelijk verstaan en gekend
te
worden, dat wij zonderdie
kennisse niet alleen niets recht verstaan kunnen van de ge- heele chrístelijkeleer;
maardat wij
ook niet een aasje ware ge- nadeoÍ
zaligheidin
ons hebben kunnen,wat
wij ons schoon ookal
mochten verbeelden.Ach
! of
de Heere dan nu de verhandeling dezer allergewichtigstc waarheid mocht believen te zegenen onderons! Hij
leideonsln,bij zijn
eigenlicht, in
deze Goddelijke en allerheiligste grond- waarheid onzes geloofs, teneindewd die
altente
zamen recht vcrstaan entot
zaligheid kennen mogen. Amen.Dc onderwijzer verhandelt het groote leerstuk van des geloovigen zondaars rechtvaardigmaking, volgens deze
orde: (t)
vertoonihflons
deze waarheidin
het gemeen, vrage59. (2)
Dan verklarrthij
onsde
wijze, hoe de rechtvaardigmaking des uitverkoren cn geloovigen zondaars geschiedtdoor
middel van het gelooÍ,drl den
zondaar met Christus vereenigt, vrage60. En
dan(3)
teglhij
ons deze waarheid nader uit, aantoonende hoe het gelooÍ in dczc rechtvaardigmaking moet worden aangemerkt, vrage 61.Wij zullen den
Onderwijzer volgens deze ordeop
het spoorvolgen; en de
zaken metalle
mogelijke kortheid, klaarheld en eenvoudigheid trachtente
verhandelen.Wat dan het eerste aanbelangt, te weten, de rechtvaardlgmakln3 cles zondaars
in
het gemeen, daaromtrent vraagt ue onderwflzoizijnen leerling:
maaÍwat
baat hetu nu,
datgij dit at
gclooÍl?llicr
onderzoeklde
onderwlJzernu
naar de zallge vrucht ett rruttigheid, welke het ware gelooÍ den armen uitverkorenzondttt dror oods
genadein chrlstus
aan- en toebrengt; want hlerln b€- slanthct
onderscheid tusschen een waar gelooÍ cn een schlJngctool;Iret l;ralste
is
eenljdel
en cen do<ld getoof,dlt
heeft dc mcnlch,cn lrij hlijft
nochlans een onrechtvaardlgecn
een verdoemetfk zr.rndaar voorootl,
gaarrdc metdlt z[n
gcloof voorl, ln dc zondlntc
lcven. en Ood deqelllkrtnr.r
ênËrrrr h urrlnnmrr nlmhrrr
ernnarrgen met een uitwendig godsdielrsti{ klcetl, cll ce lle gcdarntu 'rarr godzaligheid.
Maar hoort, hoe geheel anders het
hier
ge legen is mct hct warc geloof!
Daarvan leert ons de Onderwijzer, clatelk
crr ccn ieder Christen daardoorin
Christus voorGod
rcchtvaarcligis,
err eencrfgenaam des eeuwigen levens.
De leerling
noemt hier twee bijzondere vruchtenof
gevolgenvan het ware
zaligmakende geloof,die alle
geloovige zondaars daaruit ontvangen, die, hoewel onderscheidenin
hunncn aard of natuur, nochtans onverbrekelijkaltijd te
zamen gepaard gaan.(l) Dat zij in
Christus voor God rechtvaardig zijn.(2) Dat zij
erfgenamenzijn
des eeuwigen levens.O
!
wat zdn dat geen twee kostelijke en allerheerlijkste weldadcn I(l) In
Christus voor God rechtvaardigte zijn,
datis, bij
Ood te staan, genomen en gehoudente
worden, door de verecniging met Christus, als een,die
zoo geheelheilig,
rcchtvaardigerr volnraaktis, gelijk
de wet eischten
beveeltdat
mcn wezen moet, zonder eenigede
allerminste zondeoÍ
zondige begeerlijkheid; ninrmer iets tegen God misdreven te hebben; niets kwaads in zich te hebben ;alle
heiligheid en gehoorzaamheidte
bezitten, evcnals de recht- geschapen mensch voor denval. Zietl
datis
hette
zeggen, in Christus voorGod
rechtvaardigte
'zi!n.(2)
De andere weldaacl,die
hier niet van afgescheiden, maar onverbrekelijk daarmede ver- eenigdis, is in
Christusook
een erfgenaamte
zijn des eeuwigen levens,dat is,
vanCod in
Christus aangenomente zijn tot
Zijnkind, en tot
een gewissen erfgenaam gesteldte
worden van deeeuwige
zaligheid en
onsterfelijkheid,zoodat
dezelve ons niet ontgaan kan, maar onsuit
Gods genade, om Christus' verdiensten, cens zekerliik zal gegeven worden, terstondbij
het eindigen vandit
aardsche leven, en namaalsin
den dag der zalige opstanding.Zieldaar,
uit
zulke twee allerdierbaarste en allerheerlijkste wel- daden bestaat nueigenlijk
de rechtvaardígmaking van ons, ge- loovigen; endie
twee zalige weldaden vloeiennu,
en komentot ons door Gods genade,uit
de tweeledige gehoorzaamheid of vol- tloening van onzen Zaligmaker Christus;te
weten, Ziinc lijdende cn dadelijkeof
voldoenende gehoorzaamheid.Door zlJne liJdende gehoorzaamheid heeft
de llcerc
Jezus alles geleden en ondergaan,wat dc
ultverkoreir en geloovige zondaar, door de schuld zlJner zonden, volgenB Ootls gcstrengc hcilighcidtn
rcchtvaardlghcld verdlendhatl,
l"lrrdoor llina dudclijfu
ge- hoorzaamheldheeÍt H{
nog daarenbovclr,ln de
plnals vnrr den534
DE
RF]CLITVAARDIGMAI(ING DOORHET
CELOOF. ZONDACXXIII.
VRnor59-61.
535 uitverkorenen
geloovigen zondaar,al
het recht der Ooddeldkewet
volmaaktelijkvoor
hem voldaan.t{ieruit volgt nu
dat,dewijl
alleswat
Christus geleden en ge- daan heeft,bij
Ood gehouden en gerekend wordt, alsof de uitver- koren en geloovige zondaar dat alles zelve,in
eigen persoon gc- Ieden en gedaanhad;
daaruitvolgt
nu, zegik, dat
God, ont delijdende gehoorzaamheid van Christus, den geloovigen zondaar ult gcnade rechtvaardigt, en geheel ontslaat van alle schuld en straffe,
zoo en
in dier
voege, alsofhij
nooit eenige de minste zonde gc-daan of
bedrevenhad,
en hem daarbenevens, om de dadelijke gehoorzaamheid van Christus, het eeuwige leven gerechteldk toc-wijst of
toeëigent, niet anders, danof hij
de geheelewet
Gods volmaaktelijk zelve voldaan, en dus het ecuwige leven verdiencl had, volgensde
beloftenisse Gods: de
mensch,die
deze dingen doet, zal door dezelve leven.Uit dit
geredeneerde blijkt nu klaarlijk, hoe rechtmatig de Onder-wijzer die
genadige rechtvaardigmaking des zondaars brengt lotdeze twee
stukkenof
weldaden, van voor Cod rechtvaardig, en een erfgenaam tezijn
des eeuwigen levens.En
beide deze weldaden der rechtvaardigmaking stelthij hlu nu
neder als vruchten en gevolgen van het ware zaligmakende ge- toof, wanthij
getuigt, dat het geloof hem dezelve toe- en aanbrengt, En terecht, Toehoorders!
alles hangthier
enkel en alleen af vanhet ware zaligmakende geloof,
dat
God, door Zijnen Oeest en gc- nade,in
der uitverkorenen zielen komtte
werken; want door datgeloof
neemt de zondaar, met eene gewillige verloochening vanalle eigen sterkte en gerechtigheid, den Heere Jezus en Zijne vol- maakte gerechtigheid
als
Zijn eigen aan, en wordt er op het nauwste medc vereenigd, engelijk
als omhangen en bekleed, en om dezelvcwordt hij dan nu
van God gerechtvaardigd. Eveneens, als alle menschenin
Adarn worden gerekend gevallente zijn,
gezondlgrlte
hebben,en de
verdoemenis voorGod
onderworpente
zlllr,evenzoo rvorden de uitverkorenen en geloovigen, dic door hct ge-
Ioof met
Christuszijn
vereenigd,hier nu
ookin
Hem wcderonr voor Oodtot
rechtvaardigcn en erÍgenamcn des eeuwigen leverrngestelcl en gerckend, volgcns Rom.
V:
12.Hicruit blijkt
dan rru,dat al
degcrrcn, die nict waarlljk door lrcl gcloof Christuszijn
ingeliJfd, cn rrrct Hcnr vcrcenigd, ook (,nnlollr- llJk vourOod
kunncn gcrcchtvaardigd wordcn, cn crÍgenarrrcrr tlen ccuwlgcn levcrrs worden; want gecn gercclrtiglreld, onr vour (lorl[e
kurrncn lleslailll,ln
zlclr zclven hcllbende, en gëen gerneelrnclrnpheid
van Christus hebbende, zoo zijn en blijven zij verdoemelijke zondaarsvoor
God, liggende onder Zijnen rechtvaardigen vloek en eeuwigen toorn; zii
ziin en blijven geheel goddeloozen, en Ood kan, als een rechtvaardig Rechter, de goddeloozcn, op zichzetven aangemerkt, niet rechtvaardigen; maar dic zulks doct, is den Heere een gruwel, SpreukenXVll:
15.Dus
blijkt
dan nu, dat rechtvaardig voor Ood, eu een erfgenaam des eeuwigen levenste
zijrrin
Christus, volgens clen Onderwijzcrtwee
wezenldke vruchtenof
weldadenzijn
van het ware zalig- makende en rechtvaardigende geloof;
en zoo zienwij
dan, welkeen
uitnemend, kostelijk en heerlijk genadegoeddit
gelooveis;
hoe een arm, ellendig, verdoemelijk en goddeloos zondaar daardoor alleenlijk
wordt
verlost, behouden en gezaligd, volgens Eph. Il : 8,uit
genadezijt gii
zalig geworden door den geloove.Daarom
wordt dit geloove in de
Heilige Schriftbij
kostelijk goud vergeleken,dat
beproefd komt uit het vuur, om rijk te worden,Openb.lll: 18. Want een arm,
verloren zondaarverkrijgt
door middel vandit
geloof allen geestelijken rijkdom van God, om de verdiensten van den Heere Jezus. Daarom staater,
datGod
de armen dezer wereld heeÍt uitverkoren,om rijk te zijn in
het ge- loove, en erfgenamen des koninkrijks, hetwelk Hij belooft dengenen,die
Hemlief
hebben, Jac.ll:5.
Doch
dit
stuk van de rechtvaardigmaking des zondaars,uit
endoor het geloof,
gaatde
Onderwdzerhier nu
vervolgens nader verklaren en openleggen, vragende zijnen leerling, vrage60,
hoezijt gij
rechtvaardig voor Cod ?Wij
moeten hier(l)
met weinigen spreken van het woord, en dan(2)
van de zaak zelve.(l)
Wat het woord rechtvaardigmaking,of
rechtvaardigmaken aanbelangt, hetzelveis
een basterdwoord,dat
men al vroeg in dekerk, om dit
leerstukte
beschrijven, heeft ingevoerd; doch hctware
beter geweest,dat
men hetzelvenooit
gebruikt had, tnaar zich had gehouden aan de kracht en beteekenis der Hebreeuwschc cn Orieksche woorden,die
eenvoudig beteekenen, rechtvaardlgencrt
rechtvaardiging, en niet rechtvaardig maken,of
rcchtvaardlg- rnaking; want hierdooris
veroorzaakt,dat de
papisten, zlch aÍttrtlc lctter
vandlt
woord houdende, de.rechtvaardiglng,oÍ
gcllJknren het
nu
nocmt,dc
rcchtvaardlgmaklng deg zondaars, hebben Benotnenvoor
eenc wcldantl vnn Ood, door welkcllll
dcn on-rcchtvaardlgen en vertlorvert zondnnr clade llJk rcchtvaardlg en ltelllg maakt, ltem lnrtortcnde ocnc kracltt oí grttttdbeglnlel van helllgheld .rrffÉ**"
__r
536
DE
RECHTVAARDIGMAKING DOORHET
GELOOF. ZONDAGXXIII.
VRnoe59-Ol.
537zondaar dan
nu
bekwaam gemaakt enin
staat gesteld wordt, om goede werkente
kunnen doen, en door dezelve dan nu de zalig.heid en het eeuwige leven
te
kunnen verdienen.Op die
wijze vermengende
papisten dannu
de rechtvaardlg-making en de
heiligmakingmet en
door malkander, daar hel nochtans twee bijzondere en onderscheiden weldaden van het ge.nade-verbond zijn.
De
rechtvaardigmaking geschiedt eerst, enwordt
gevolgd ol gaat vergezeld met de heiligmaking. God rekent den uitverkorcnen
geloovigen zondaar de volmaakte gerechtigheid van Chrlsturtoe, en maakt
hemdie
deelachtig; en spreektom
dezelve tlen strafschuldigen zondaarvrij,
enwijst
hem het eeuwige leven tog,Dit is
de rechtvaardigmaking.Daarop ontvangt
die
gerechtvaardigde zond,aar den Helligcn Geest van Christus, waardoorhij ook
dadelijk vande
macht enheerschappij der zonden verlost, wedergeboren, veranderd, en nett het beeld Oods vernieuwd
wordt;
endit is
de heiligmakíng, dloaltijd
onafscheidelijk met de rechtvaardigmaking vergezeld gart,gelijk
geleerdwordt I
Cor.VI: ll,
maargij zijt
afgewasschen, maargii ziit
geheiligd; maargii
ziit gerechtvaardigd, in denNrmt
van den Heere Jezu, en door den Geest onzesOods. Doch
op zlchzclvezijn het twee
bijzondere weldadenvan
het genadt.vcrbond,
in
haren aard en natuur van malkanderen onderscheldcn, Wanneerwij
dannu
van de rechtvaardigmakingdes
zondaril handelen, moetenwij die niet
met de heiligmaking vermengcn, rnaar dezelveals
eene bijzondere weldaadop zich
zelve bc.schouwen. De
woorden, zoo Hebreeuwsche als Grieksche, dlcin de
Heilige Schrift voorkomen om deze weldaad te beschrijvcn, beteekenenniet
anders, dan iemand door een rechterliik o<lrdcelof
sententie van eenige schuldof
misdaadvrd
spreken, iets lo3.wiizen, en hem alzoo rechtvaardig verklaren; en alzoo
zljn dcrf
woorden dan ontleend van
de
rechtbank en de gerichtshandcllnjonder de
menschen, wanneerde
Rechter een beschuldigde ol aangeklaagde,na
een nauwkeurig onderzoek, vanal
de stukkon cler beschuldiging rechtvaardigt en vrijverklaart.Z<to
vinden rvij het
Hebreeuwsche woord, Spreuk.XVll:
l$,dic
den goddelooze rechtvaardigt, en den rechtvaardlge verdocrnl,zijn
den Heere een gruwel,ja die
beide; datls, dle
den goddo, looze voor vroom en rechtvaardlgverklaartl
En zools hct
ookmet het
Orleksche woord, Rom.Vlll :33
en 34, Oodls
hettlh
rec.htvaardig mankt,
wic ls
hetdle verdocmt'/ Dat lr,
(Jod vor.klaart cn rorcekl
dcn srlonvlqenrnndrrr nr.lrlurrrdlo. ulr rrl
hem dan
nu
kunnen verdoemenof
veroordeelen?
Enin
die be-teekenis komen de grondwoorden altijd voor in het Woord, zonder elders een anderen
zin te
hebben.(2) Van het woord
en deszelfs beteekenis gaanwij tltl
overtot
de zaak zelve, de rechtvaardígmaking.Als wij die
korteldk en hoofdzakelijk beschrijven zullcn,is
zij eigenliikdat
heilig, rechtvaardig en onveranderliik oordeel Cods, des almachtigen Richters van hemel en aarde, waardoorftij
alle uitverkorenen
geloovige zondaars, welkeHij vindt ie
staan in eene waarachlige gemeenschap en vereeniging met Ziinen Zoon Christus, door het geloof, enin
eene oprechte boete en hartelijk berouw over hunne zonden, aanstonds uit loutere genade, al hunne zonden, en ook hunnen zondelijken aard, geheel en voor eeuwigvergeeft; en hen
verklaartvoor
gcheelhcilig,
rechtvaardig, enzonder eenige zonde, en voor
Zijne
kinderen en gewisse erfge- namen van het eeuwige leven; en dat zonder eenigevan
hunneeigen
waardigheidof
verdíenste, alleen om de volmaakte ver- diensten en gerechtigheid van Zijnen Zoon Christus Jezus, welkeHij
hun schenkt door het geloof, in vollen en eeuwigen eigendom;en
die
van hen ook door het geloot oprechtelijkwordt
omhelsden
aangenomenmet
een volkomene en gewillige verzaking van alles.Ziet daarl dit is
eigenlijk devrije
en genadige rechtvaardig- making Gods, die gaat over alle uitverkoren en geloovige zondaren, zoodrade
Heilige Geest, door het Evangelie, het geloof in hunne hartenwerkt;
enzij
daardoorin
waarheid met den Heere Jezus vereenigd, en Hem als leden voor eeuwig ingelijfd worden. Alsdan spreekt de allerhoogste God aanstonds, over hunne personen enstaat,
zoo een
waarachtig, genadig en rechtvaardig oordeel uit, dat nooit wederom kan vernietigd noch veranderd worden, maar dat eeuwig alzoo gesprokenblijÍt;
en dus moeten degeloovigendan van dien tijd àt, volgens dit
waarachtig en rechtvaardigoordeel Oods, voor
geen anderen, dan voor ware heiligen enrcchtvaardigen
in
Christus,erkend
en gehouden worden; voor kinderen Oods; voor gewisse erÍgenamen van heteeuwige leven;voor de
bruid
en hetwiif
des Lants, wier zonden, allen te samen,in
het bloed van Chrlstus vergevenzijn; op wien
de satan niet het minstc rcchtof
aans;rraak mecrhceft;
tegen wien God gecn toorn,oÍ
cenlg ongcnoegcll rtteer bchoudt, enz.Zlet, dnnrvoor r.lJtt r.lf verklnnrtl tloor ltct vonttls; nletvan ccnlg menrch
ol
Hrrgel, nrêar varr rlcrt helllgcn cn slmachllgt'n Ootl, den rthÀatllaÉ Í)lrhhr urr lrrsrl rr rrr'l- lltl--r ^--J--t --L---='.G.#t
538
DE
RECHTVAARDIGMAKINC DOORHET
GELOOF. ZONDAGXxlll.
Vnncn59-61.
539pelijk
en naar waarheidis; al wat
leeftin hemel en op
aarde,moet hen voor zulken nu altijd erkennen
;
ia,zii moeten zichzelven ookaltijd
daarvoor houden,of zij
zouden zich stellen tegen Godsheilig en
rechtvaardig oordeel,dat over
hen uitgesproken is;niemand kan, noch mag hen
nu in
eeuwigheid meer verdoelnen,of
ltenin
Christus voor zondig en schuldig verklaren, of hij kant zich gewelcliglijk aan tegen de opperste vierschaar des almachtigen Gods; wantwie zal
beschuldiging inbrengen tegende
uitverko- renen Gods? Oodis
het,Die
rechtvaardigmaakt. Wie is
het,die verdoemt? Christus
is
het,Die
gestorvenis;
ja, wat meerio,Die
ook opgewektis, Die
ookter
rechterhand Godsis,
Die ook voor onsbidt,
Rom.VIII:
33 en 34.O
! wat is
deze rechtvaardigmaking dan niet een allerwezenlijkslc en allerheerlijkste weldaad Gods.Doch om dezelve nog een weinig nader
in
te zien, zoo laat on8hier eens kortelijk overwegen
(l)
de personen,dieonsindithooge Goddclijke gericht des hemels ontmoeten en voorkomen. (2) De gerichtshandel zelve, die vanCod
over hen gehouden wordt.(l)
De personen,die
onshier
ontmoetenen
voorkomen, zlJnvierderlei. (a) De
Rechter;(b)
de aangeklaagden;(c) de
aan- klagers;(d)
de Voorspreker.(a) De
Rechter aanbelangende,deze is
geen ander, dan dc allerhoogste God, de Rechter der gansche aarde; want God ls hcl,die
rechtvaardig maakt,of
rechtvaardigt, Rom. VIII:33.
TegenGod alleen heeft de
zondaar gezondigd, volgens Psalm Ll :6, tegenU alleen heb ik
gezondigd, en gedaandat
kwaadls
lnUwe
oogen,opdat gij
rechtvaardigzijt in Uw
spreken, en relnzijt in Uw richten.
Bijgevolg nroetOod
hier dan ook alleen ah Wetgeveren
Richter den zondaar oordeelen, en hemde
schuldder
zonden vergeven,gelijk God dit
dan ook alleen aan zlch zelven toeëigent, zeggendetot Zijn
geloovig volk, Jes.XLlll
: 25,lk, lk
ben het,die
uwe overtredingen uitdelg, om Mijnentwille, Doch,in
het bijzonder konrthier in de
rechtvaardiging des zon.daars
als
Rechtervoor God de
Vader,die in
het werk der zaligheid en genade, volgens den eeuwigen vrede-raad, hct oppcrote reclrter-ambt waarneemt.Dit Zijn
opperstc Rechter-anrbt be loonlHij
meest, wanneerdc
zondaar zal gcrechtvaardigd worden, envcrklaard
tot een
elfgenaanrdes
ceuwigcn leveus.Hct ls
danOod de
Vader,dien wij hicr in het
gerradcwerk der
re cht- vaardlglrrg als opperstc
Ílcchter hcbbcn aan tenrcrkur;
clic Zllnen Zrton heeÍt voorgestcldtut
ecnc ve rzoerrlrrge,tloor
lrct ge loove lnZfnen blocdc, tot ccnc
betoonlnge van Zfirre rechtvaardlgheld,door de
vergevingeder
zonden, Rom.lll :25.
ZoodalCod
deVader hier dan
op
Zijnen Richterstoel gezetenis nict
alleen om Zijne rechtvaardigheid, maar ook orn Zijrrc genade en barnrhartig-heid, in
Christus Zijnen Zoon, aan zonclarente
betoone'nin
de vergeving vanalle
hunne zonden.(b) Voor
dezengrooten God en
Rechtcr des hernclscn
der aardeworden nu alle
uitverkorenen err geloovigen gesteld als gedaagden, om van Hemop
eene rechtvaarcligc wijzc geoordeeldte worden. Zij
komenhier
voor Ood, als dezulken, volgens den Onderwijzer, die tegenalle
de geboden Gods zwaarlijk gezondigd,en
geene derzelve gehouden hebben,en nog
steedstot
alle boosheid geneigd zijn.De uitverkorenen en geloovigen verschijnen
hier
dan voor den Heereals
zondaren en goddeloozen, die Zijne heilige en geduchteMajesteit met
ontelbare zondenop
het gruwelijkste hebben ge- schondenen beleedigd; die nooit
eenig, het allerminste goed hebben gedaan,noch
kunnendoen,
maardie in
zichzelve ten eenenmale zondig, verdorven en onreinzijn; die uit
dien hoofde den dood ende
eeuwige verdoemenis waardig zijn, en niets tot hunne verontschuldigingvoor God
kunnen inbrengen; maar diede hand op den
mond moeten leggen, uitroepende,uit
PsalmCXXX:3,
zooGij,
Heere, de ongerechtigheden gadestaat, Heere!wie
zal bestaan?
En Psalm CXLIII:2,
gaal toch niet in het gerichte met Uwen knecht; want niemand die leeft, zal voor Uw aagezichte rechtvaardig zdn.Ziet!
als zulke goddelooze, geheel verdoemelijke,strafschuldige en vloekwaardige zondaren; als zulke booze, verdorven, machtelooze en alles verbeurd hebbende hellewichten verschijnenhier
de uit- verkorenen voor Gods gerichte; want God is een God, die den god- delooze rechtvaardigt, Rom.IV:
5.Zij
komenhier
dan allente
zamen met het vonnis des doods en der verdoemenis, geschrevenop
hunne voorhoofden en binnenin
hunne harten, als verstomden,die
hunnen mondniet
kunnenopen doen, noch
hunne oogen voor eenheilig
en rechtvaardig Ooddurven
opslaan, wegens den gruwel hunner overtreding enschandelijke naaktheid
;
kortom,zij
zilnin
alles gelijk aan deÍer-
worpclingen,die ceuwig
verloren gaan, uitgenomen hierin, datr.lj van
dezelvczljn
onderscheidcn,(l) dat zíj uit vrije
genade, om Chrlstu$'wil, len
ccrrwigcn leven zijn rritverkoren, waarom zlj rlarr rtrrk rnct nndruk, nkt ttllvtrkorenen ()ods,in
dc rcchtvaardlg- rnakirtg aarrgerrrerkl worden. 1.c08Rolll.
Vlll :illl,
wic zal bcschul- dlglng lnbrongsn tegende
ultvorkorenenOodrï,
Oodlr
het dlc1-49 DE
I.?C_HTVAARDTCMAKTNC DOORHET GELOOF. zoNDAO Xxilt.
VRnce 59_61. 541rechtvaardig'maakt.
Wie is
het die verdoemt? Christus is het, Die gestorvenis; ja, wat
meeris, Die ook
opgewektis, Die
ook ter rechterhand Godsis, Die
ookvoor
ons bidt.(2)
Datzij ook
inwendig,in
hunne harten, krachtdadig van Cod geroepen worden door Zijnen Geest, ornte
verschijnen voor dentroon Zijner rechtvaardigheid en genade
in
christus, teneinde van Hern gerechtvaardigdte
worden; omdie
richterlijke uitspraak ult Gods mond zelvete
hooren:
Zone,zijt
wel gemoed ! uwe zondenzijn u
vergeven. Engelijk
Paulus leert Rom.Vlll :30,
die Hij ge- roepen heeft, dezen heeftHij
ook gerechtvaardigd.(3) Zii
zijn ook hierin van de verworpenen onclerscheiden, dat zlJ,door
de zaligmakende overtuiging des Fleiligen Geestes, tot ware boetvaardigheid en verootmoediging voor den Heere bewrocht zljn, gevoelende den last hunner zonden; ziende zichzelven onder dentoorn van God, den vloek der wet, en onder den dood en de eeuwlgc verdoemenis, kennende hunne diepe machteloosheid, om zichzelvcn daarvan
te
verlossen, en begeerende nochtansvurig
en hartel{k, omuit
zoo Íampzaligen staat, en zoo grooten dood, zonder langcr ulistel geredte worden. (a) En
eindelijk vinden zij ook, door hct beginseldes
geloofs, hetwelkde
Heilige Geestin
hunne zlelon gewerkt heeft, een oprechten honger en dorst naarde
volmaaktc en algenoegzame gerechtigheid van den Heere Jezus Christue, ln Wienzij
maar alleen begeeren gevonden te worden, niet hebbendc hunne rechtvaardigheid,die uit
de wet is, maar die door ,t geloovl Christiis;
zoodatzij
zichhier
dan dadelijk, als verloren zondaln wenden en begeventot
Christus;en
Hem, enZijnesterkteengo.rechtigheid, die hun van Cod, uit genade, in de beloften des Helllgcn Evangeliums aangeboden worden,
tot
hunne zaligheid en behou.denis, door een waarachtig geloof, aangrijpen en omhelzen.
Ziel
daar!
zoo verschijnen hieralle
zondaars,die
van Ood go.rechtvaardigd
en
vrijgesprokenzullen worden, voor Hem,
ln de Coddelijke vierschaar.(c) Doch, opdat nu de
barmhartigheidGods, dlc
atnzulke
allerverdoenrelijksteen
schuldigste zondaars geschlede nzal, dies te grooter indruk en
gewichtop
hunne gcmoedcrlnzoude
hebben, zoo verschijnenhier nu
ook voor het OoddellJkgericht al
hun aanklagers en beschuldigers, dewelkc tegen hemkrt
veroordeclingen
verdoemenis opstaan. Dczenzljn
(t)
dorechtvaurdlgheld en waarheid Gocls des Rechtcrs; dczc zlJn dor zondaars onverzocrrlijkc vijanden
cn
bcuclrultllgcrs,tllc
elrchcn clatde
z<lndaar,dlc dc
hoogste MaJcstell genchondcn hecíl, oolt aAnhcl
hoocrto vcrdcrf voor ceuwlu wordcrlvêrqêctvrn
í21tL
tweede aanklager
is de
zonde en dewet.
De zonde maakt dewet geheel krachteloos, zoodat de uitverkorenen uit dezelve geens-
zins
kunnen gerechtvaardigdworden; ja,
de zonde eischt, dathare
heerschappij en bezoldiging, zijnde de dood, den zondaar rrechtvaardig toegewezen mag worden, en dat voor eeuwlg, wantde
zondeis toch
deprikkel
des doods,I
Cor.XV:56. Bij
de zonde voegtzich
dewet, die de
kracht der zondeis;
deze wet verklaagtden
uitverkoren zondaarbij God in
het gerichte; ziitoont aan, hoe
schandelijkzii van dien
zondaar,in
alle haredeelen en leden
is
geschonden en overlreden; en spreekt daar- over den vloek rechtvaardig over hemuit;
stopldenzondaarden mond toe, en veroordeelt hem tot den eeuwigen dood en verdoemenis,en dat met de
hoogstebillijkheid
en rechtvaardigheid, volgensOods bedreiging:
vervloektis een
iegelijk,die niet blijft in
al hetgeen geschrevenis in het boek der wet
omdat te
doen, 961.tfl: 10. Hier komt (3)
ookbij den
Satan,die
zichbij
deOoddelijke rechtvaardigheid,
de
zonde en dewet
voegende, zich mede opwerpttot
een aanklager en beschuldiger tegenden uit- verkoren
zondaarin
het gericht, zoekende zijne schuld zooveel mogelijkte
verzwaren voor God, en den zondaar door de groot-heid en
gruwelijkheid zijner zonden, vanalle
genade en barm-hartigheid Gods terug te
houden. Hd tochis
de verklager der broederenvoor
God dag en nacht, Openb.XII:
10. Hij stelt zich hier aan de rechterhand der uitverkorenen, om hen te wederstaangelijk hij
deed aan den Hoogepriester lozua, Zach.lll:
I;
en hijdoet
alle
mogelijke pogingen, om de rechtvaardigingder
uitver- korenente
verhinderen, en hen schuldiguit
Gods gericht te doen uitgaan; ja, zijne aanklacht en beschuldiging tegen de uitverkorenen,is ook in zich zelve ten
hoogste rechtvaardig enbillijk;
wanthij
heeft een onloochenbaar recht van eigendom op hen ontvangen;niet alleen
dewijl zii
zichzelvengewillig
door de zonde aan hem overgegeven hebben, maar ook omdat God hem, de satan, zelve heeft aangesteldtot
een dienaar vanZiinegerechtigheid, om het oordeelder
verdoemenisaan alle
zondaren, zonder onderscheiduit
te voeren. Hierom wordt de satan, ook met nadruk, een rechtvaardigeln
het Woord genoemd, Jes.XLIX:24,
zoude ookeenen machtigeden vang
ontnomenworden; of
zoudende
gevangenen eens rechtvaardlgen onlkomen'r,Zlelzoo vclc machtlge , rcchlvaardlge aanklagers en beschuldlgere rlnan
hler
legcn de ullverkorcnenop
ln hel gerlchte;cn ale warendczen nog
nlot gcnoegfroo vcrtch[nt hlcr
nog(4)
ccn tndore,542
DE
RECHTVAARDIGMAKINC DOORHET
CELOOF.consciëntie of geweten;
dit
stemtal
de aanklachtenen
beschuldi- gingen vande
Coddelijke gerechtigheid, van de zonde, de wet en den satan, als volkomenbillijk
en rechtvaardigtoe. Dit
gewetendraagt een klare kennis van des menschen goddeloosheid, schul- digen enverdoemelijken staat;
dat is vol
schrik, angst, vreeze en benauwdheid;
dat weet niets tot verschooning of verontschuldigingin te
brengen.O
neen! dit
geweten zelve, door Gods Geest verlicht, klaagt den armen zondaar voor God aan, en veroordeelt'hem ten eeuwigen dood en verdoemenis; doet hemin
hetgerichtopenlijkuitroepen,uil
EzraIX: 6, mijn
God! ik
ben beschaamd en schaamrood, ommijn
aangezichttot U op te
heffen,miin Cod!
want onze onge- rechtighedenziin
vermenigvuldigdtot
boven ons hoofd en onze schuldis
groot gewordentot
aan den hemel.Zoodat hier dan
voor
de beschuldigers en aanklagers der uitver- korenen geene andere bewijzen, noch getuigen,in
het gerichte noodigzijn,
dan het geweten der uitverkorenen, waardoor zij allesvoor den
grooten Rechter aanstonds zelve moeten bekennen en belijden.(d)
O!
hoe naar en verschrikkelijk zou het hier nu in dit Goddeliikgerlcht niet zijn
vooralle
uitverkoren zondaren; hoe zouden zlJniet
met eeuwige schanfle overdekt, den mond gestopt, schuldlg en veroordeeld moeten uitgaan, indien zij hier zichzelven moesten verdedigen en verantwoorden !O
I
niet een eenige zou hier het gestreng en rechtvaardig oordeel van eene eeuwige verdoemenis kunnen ontgaan. Maar tegen dezen geheelenhoop van
machtige aanklagers en beschuldigers, staathier nu voor de
uitverkorenenin
het gerichte een Voorspreker,of
een Advokaat voor den troon,te
weten, de groote Middelaar Oods en der mensqhen, de mensch Jezus Christus; deze is hunnc Voorspraak volgensI
Joh.II: l, die
de macht enhet
vermogenin
handen heeÍt, om hen tegen al hun aanklagers en stoute beschul-dlgers te
beschermen; derzelver beschuldigingen en eischen tcn cenenmalete
verijdelenvocr al de
Zijnen; de genadige vrijspraak des Vaderste
verwerven, en hun alzoote zijn
als een schild, ont hen voorde
Goddelijke gerechtigheid, err tegen al de vurige plllerr hunner vijandentc
bedekken, en het zoo voor hen te maken, dnl zlJ tenvollc
gerechtvaardigduit dc
vierschare Oods ultgaan, Dur hebbcn wiJ dannu
bcschouwrl cle vicrderlcl soort van pcrsonen,rllc
lnhct
hoogc OoddeliJkc gcrlchte voorkomcrr.Vgn dc
personcn,dle
wlJ moetcn bcgrlfpenhlcr tc
znrnerr le Lanrr ln rlll hrllla ra nslntaatlllb atolaha- Átt írt,.;lr ----..rllZONDAG
XXIil.
Vnncn59-Ol.
nu
overtot
den gerichtshandel zelve,die wij, om
den verloopentdd, nu
maar slechtskortelijk
zullen voordragen.Het
is de
Heere God, de opperste Richter van hemel en aarde,die hier
het gerichte houdt in den hemel over de arme, uitverkoreneen
geloovige zondaren,als Hij
henuit
genadein
Christus komt rechtvaardigen; alsdanis
Hii als het ware gezeten op Ziin ontzagge- ldken Richterstoel; danwil Hij
ziin oordeel uitspreken naar waar-heid en
rechtvaardigheid; en nochtansook ln
oneindlge genadeen
barmhartigheid.(l) Hij
onderzoekt den staat der arme uit- verkoren zondaren, zooalsziiziin
in zichzelvenI
Hijvindt hen voorHem
geheelschuldig,
goddeloos,gruwelIk,
vijandig, walgelijk, verdoernelijk en ten hoogste strafwaardig;Hij
kan er, naar Ziine waarheid en heiligheid, niet anders over oordeelen.(2) Hij
vindtook, dat zii in dat
opzichtwettig
vande
zonde, den salan, dewet
en hun eigen geweten,bij
Hem aangeklaagd en beschuldigd worden; endat Hij
hen, naar Zijne eigene heiligheid, rechtvaar-digheid
en waarheid, noodzakelijk voor eeuwig moet verdoemen en straffen, en hen onder Zijnen toorn verpletteren. Maar (3) vanhier
keertde
Heere, de rechtvaardige Rechter,als
het ware, het blad om, enHii
aanschouwtde arme
uitverkorenen
geloovigezondaars
nu ook
naar hunnen rechten staat, zooalszij
door eenwaar geloof
zijn
vereenigd met Ziinen Zoon Jezus Christus; hiervindt Hij
hennu
geheelin
Christus Ziinen Zoon, met Wien zij door het geloof ééne plante, één lichaam, en éën geesl geworden zijn.Nu verschijnt Christus
voor
Hem,als
Hoofd, Man, Patroon enVoorspraak
aller
Ziiner geloovigen,die
van hen niet in het minste kan nochwil
gescheidenzdn;
endie
brengtnu
voor den Vaderal Ziine
heilige verdiensten;
hoeHij zich
gesteld heefttot
hunBorg
en Verlosser; hoeHd
eenmaal des Vaders vloek en toorn vooral
hunne zonden geleden heeft, den dood voor hen gestorvenis;
en hoeHij
ookalle
gerechtigheid der wet voor hen volbracht heeft, en daardoorde
vergeving der zonden en het eeuwige levenvoor hen heeft verdiend en
verworven. Hiermede verijdelt envernietigt Christus nu aanstonds volkomenlijk
alle
aanklachten eneischen
van Gods
rechtvaardigheid,de
zonde, dewet
en densatan,
en vordert van
Zijnen hemelschen Vader, als een recht- vaardig Rechterder
ultverkorenen, vrijspraak en verlossing, zeg-gendc: verlos
henI rlat
T.llln
het verderfniet
nederdalen:
lk lrebbc verzocrrlrrge gcvondert, Job XXX|ll : 24.l{lerop
kontt rrrttle llcerc (lotl,
aln dc allcrhoogstc cn oppcralcliechler vln
hcntel crtátrtlc,
err oordeelt hlerttu
naar wrarhcld rn Ílcrcchllghl'ld-.rvlr d.n tlttl Art tta' atl^^tla' tat)t't-543
-"s;i
544
DE
RECHTVAARDICMAKINC DOORHET
GELOOF. ZONDAGXxlll.
VRece59-Ol.
545Hii
spreekt een eeuwig, onherroepelijk genade-vonnis over henuit, in
het gerichte des hemels,in Ziin heilig
Woord, en ook inhet
gemoed,of
de consciëntie der geloovigen, door de kracht- dadige werking van Zijnen Geest;in welk
allerheiligst enzaligst vonnisof
oordeel Gods deze twee dingen'te
zamen loopen:(l) De
HeereGod wijst
en rekentde
uitverkoÍenen en ge- loovigen toeal
de heilige verdiensten, en de gansche voldoeningvan
Christus,Ziinen Zoon, als voor
hen alleen geschied; Hij verklaart en vonnist,dat
de gansche voldoening van Christus der geloovigen voldoeningis,
en eeuwig de hunne zal ziinen blijven;en dat
zij
daarmede eeuwig overtogen, bedekten
bekleed zullen zijn, en van Hem nooit anders dan als zoodanig zullen aangezienen
gehoudenworden; en dat zij
ook vanalle
schepselen voor zoodanigen moeten erkend, enaltijd
geacht worden; even gelijk de Onderwijzer ons ook leert, zeggende, dat God mij, geloovige, zonder eenige mijner verdiensten, uit loutere genade, de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals haddeik
nooit zonden gehad,nochgedaan;ja,
als hadde ik ook alle de gehoorzaamheid volbracht, die Christusvoor mii
volbracht heeÍt, zoo verreik
zulken weldaad, met ge- looviger harte aannemen.(2)
Maar hiermedeniet
tevreden, zoo gaat de Heere God, deopperste Rechter,
nu voort
metZiin heilig
en genadig oordeel;en verklaart de arme, zondige geloovigen,
in
ZijnenZoon
lezus Christus, en om Ziine volkomene genoegdoening,die nu
geheel enal
de hunne geworden is, verder volkomen rechtvaardig, heiligen
volmaakt,zonder
eenigede
minste zonde,oÍ
zondige ver- dorvenheid;Hij
oordeelt over hen,dat
zij,in
Ziinen Zoon lezus Christus,nu even
zoodanigzijn, als de wet
naar hare aller- geestelijkste en heiligste eisch van hen vordert, dat zii voor Hemzijn moeten. Ia, Hij vonnist
en verklaart hen,in
Zijnen Zoon Christus, Ziine gelietde kinderente
zijn, en gewisse erfgenamendes
eeuwigen levens,die allen zeker voor
eeuwig verlost enzalig zullen wordelr, gelijk
Christus dat voor hun verdlend cn verworven heeft.Ziet
I dit ls
het oordeel des almachtigen Gods overal de
ge-loovigen; dit is
hetgene Paulue schriift,Tit. Ill
:7,
opdatw[,
gerechtvaardigd
zljnde, door Zijne
genade erfgenamen zouden worden, naarde
hope des eeuwlgen leveng.En zoo bllJkt
ook ult
allen dczen dannu
klaarllJk, dat ln dezcrcqhtvaardlglng
dcs zondaarl rllc vcrdlenrtcl{kheld aan
dermrnlahrn rllír lrr rrrrrnrlr lr rr hlllll rrlómrlalr- rr rrrrl
wdze, of onder welke
gedaantedie ook
zou mogen begrepenworden; en dat
de eenige grond,op
welkedie
rechtvaardiging des zondaars rust, enkelis
vanwege God den Vader, Zljne vrije genadeen
barmhartigheid;en
vanwegeden
Zone, Ziine vol- wichtige Borggehoorzaamheid en -gerechtigheid, van den zondaar door het geloove aangenomen, en hem vanGod
als zijne eigene toegerekend,gelijk dit ons
alzoo duidelijk van Paulus geleerd wordt, Rom.lll :24, wii
worden om niet gerechlvaardigd, uit Zijne genade, door de verlossinge,die in
Christo Jezu is.Zelfs moeten
wij
onshier wel
wachten, vante
denken dat de daad van het geloof, zooalsdie
van den zondaar, door de krachten
bewerkingdes Heiligen
Geestes,komt te
geschieden, denzondaar eenige waardigheid
of
verdienste zou aanbrengen, omwelke God hem dan zou
rechtvaardigen,gelijk dit van
alle Pelagiaanschgezinden,als
Socinianen, Papisten, Remonstranten,en
sommige Mennonieten, iederop
hunne wijze, volgens hunne bijzondere grondstellingen, aldus geleerd wordt.Neen,
de
Onderwijzeronderricht ons
anders, volgens CodsWoord, als hij
zijnen leerling, vragende vrage 61, waarom zegtgii,
datgij
alleen door het geloof gerechtvaardigd zijt, hem aldusdoet
antwoorden:niet dat ik
vanwegede
waardigheid mijns gelooÍs Oode aangenaamzij;
maar daarom, dat alleen de genoeg- doening, gerechtigheid en heiligheid van Christus, mijne gerech-tigheid voor Ood is,
endat ik
dezelveniet
anders dan alleen door het geloove aannemen en rnii toeëigenen kan.Dat de
zondaar alleen door het geloof gerechtvaardigd wordt,wordt ons
overalin de
Heilige Schrilt geleerd,ziet
Rom. V :I
enlll
:28
enz. Doch,wel
verre vandat dit
geloof, als eene daadof
gehoorzaamheiddes
menschen, hem voor God waardig zou maken,en
hem de rechtvaardiging der zondenin
het geheel often deele zou doen
verdienen, zoosluit
integendeeldit
geloofalle eigen werkeliikheid en
verdienstelijkheid van den mensch, door deszelfs aard en natuur, ganschelijk uit, en doet den mensch zichzelve ten eenenmale verloochenen, enal
zijn heil en zaligheid buitenzich
zelven, geheel alleenin
Christus zoeken. Het geloofis hier maar alleen het
middel, engeliik als de
hand van deziel, waarmedc Christug van den zondaar als een gift aangenomen, en Zllnc gerechtlghclcl als ccn kleed aangetrokken wordt.
Zoo wclnlg nu nlg ttet
aannemcnvan
cen aalmoce,cn
hct aantrekkenvntt ecn klcctl, lela
kantoc oÍ
tewccg brengen tol dcrrclver verdlclËlen,tutt
welttlg geldt [ct
gelooÍhltr
voor OnrlI
-Sr
rr a !"lr I546
DE
RECHTVAARDIGMAKING DOORHET
CELOOF, ZONDAGXXIII.
VRncr59-61.
547in de
rechtvaardigmakingook;
waarom hetzelve dan ook welduidelijk,
tegenalle
verdienende werken van den mensch,in
deHeilige Schrift
wordt
overgesteld.Wij
zouden deze waarheid met vele klareen
onwederspreke-líike
bewdzenuit het Woord
nader kunnen aantoonen en be- vestigen, doch onzen kortetijd
laat het ons nu niet toe;weshalvewij dan nu
besluiten,dat het
vonnis van vrijspraak en recht- vaardiging des zondaars, zooalsdat
van Cod geveld wordt, eenigen alleen rust op de vrije
genade Gods, enop
de volmaakte gehoorzaamheid en gerechtigheid van Christus, door den zondaarin den
geloove aangenomen, en hem als zijne eigene van God den Vader toegerekend.Wat nu
aanbelangtden tijd,
wanneeÍ deze genadige recht- vaardigmaking Gods over den uitverkoren en geloovigen zondaar geschiedt,het is
zeker dat dezelve niet eerder kan geschieden,Voor dat de
uitverkoren zondaar dadelijk Christus en Zijne ge-rechtigheid
in den
geloove aanneemt,en met
Hem vereenigdwordt;
want voor dat zulks geschiedt, bliift de uitverkoren zondaarvan de
gerechtigheidvan Christus
wezenldk geheel ontbloot;dewijl hem
dezelveniet
anders, danop
de daad zijns geloofs,kan
worden toegerekend en deelachtig gemaakt.FIij is dan
nog geheel van Christus vervreemd, en zoois
hij dan op zichzelven, buiten Christus aangemerkt, nog wezenlijk onder Oods toorn, en geheel onrechtvaardig voor God, en kan niet eerder dadelijk en persoonlijk van God gerechtvaardigd worden, voordathij, van zijne
strafschuld overtuigd, door eene krachtdadige eninwendige roeping, voor Gods genade-troon wordt gedagvaard, en daar verschijnende, den Borg en Middelaar Christus en Zijne ge- rechtigheid
door
het geloof aanneemt; danwordt hij
eerst per- soonliikin
Christus overgebracht, en alzooin
Hem, door het ge- loove voor God, zooalswij
gezien hebben, gerechtvaardigd.Waarorn de rechtvaardiging des zondaars dan overal in het Woord aan
hct
gelool wordt toegeëigend, en als eene noodzakelijke vrucht rrit he tzelve afgeleid. zoodra dande
uitverkoren zondaar Christus:ranrree rnt,
cn in
Hern gelooft, aanstonds op het eerste beginsel, enop de
uitgaande daad, zelÍs van het allerkleinste, en zwakste op-rcchte
gelooÍ,wordt
het genade-vonnis der rechtvaardlglng over hcrrr rrilgesproken; aanstonds, als de arme zondaar, door de kracht-tlatligc
bcwcrkirrgrlcs
[{eillgen Ocesteo, slechts gchecl nret ziJnIrnrt vour
Christrrs nedcrbulgl, en Chrlstusop
Z.llnc clgene atn- bie1lirrglol
zljrr nlgerrocgzarnen Verlosser flanneemt, zlch zondcrt,r,ttlg l'lr,rllttrr rrÍ ltr.lrlr,rlrrrrrlllnu rahnol nn urllr nantAt rrr Llrn ,L
ter behondenis overgeeft, aanstonds, op dat eigen oogenblik, spreekt Ood
Zijn
rechtvaardig oordeel over dien armen geloovigen zondaaruit, in
dier voege, alswij
nu gehoord hebben. En alsde
HeereGod dit
zalige vonnisol
oordeel alzoo uitspreekt, zoo geschiedtdat niet
buiten den geloovigen zondaar, en geheel zonder zijne kennis;o
neen!zulk
een groote en allerheerliikste zaak,die
als het fondamentis
van het gansche werk dcr zaligheid in den armen zondaar,en die
zulke grooteen
zalige vruchtgevolgen heeft in ons, kan onmogelijk geheel blijven buiten onze kennis; de aard ennatuur van
dit
grootewerk
Godsliidt
zulksniet;
want men moet deze rechtvaardigmaking Gods tweezins aanmerken,(l)
als wer-kelijk,
zooals Goddie
doet enwerkt;
en(2)
alsliideliik,
zooals de geloovige zondaar die, door de werking des Heiligen Geestes,en
door
het geloove, binnenin zijn
hart ontvangt, en die gevoell, smaakten
geniet, metalle
derzelver zalige en heerliJke vrucht- gevolgen.Want, (om
dit nu
maar eens met eenwoord te
zeggen) zoodrade
Heere God alzoo den armen, geloovigen zondaar rechtvaardigt,(a)
schenktHij
hem Christus, metalle
Ziine verdiensten; en de zondaar neemt Christus met al Zijne verdiensten in een waar geloof, door de kracht des Heiligen Ceestes aan, en eigent die zichzelven toe, betrouwt en verlaat zich metzijn
hart geheel op Christrrs. (Ó) God neemt ook aanstonds,op
hetzelfde oogenblik van de recht- vaardigmaking de gansche zondenschuld van den geloovigen zondaar weg, waaronderhij tot
hiertoe gedrukt en verslagen heeft gelegen, en kondigt hem den vrede, de verzoening, en de vergeving zijner zondenom
de voldoening van Christus aan,ziet
Rom.Y:1.
(c)God ontdekt zich
in
Christus aan den armen, geloovigen zondaaÍ, met eenig waarachtig, geestelijk en hemelsch licht, als een oneindig, genadig, barmhartig en verzoend God en Vaderin
Christus.Hij
zendt den GeestZijns
Zoonsuit in zijn
hart, waardoor Hijhem doet roepen:
Abba Vader, Rom.VIII. (d) Hij
vervult desarmen zondaars hart aanstonds met een zoete, hemelsche
blijd-
schapen
vertroosting, zoodalde
zondaarhier
moet uitroepen,uit Jes. LXI:10, ik
ben zeervrooliik in
den Heere, mijne zieleverheugt haar
in
miinen God,want Hij
heeftmij
bekleed met deklecderen des
heils;
den mantelder
gerechtigheid heettHii
mii omgedaan, gcllJk eencn lrrrrldegom zich.met priesterlijke sieraad veralerten all cenc bruld
haar veÍslert met haar gereedschap,al
washct ook
manr voor wclnlgc oogenbllkken. (e) Ood helligt
ookaantlondl
den 5êl(xtvlgell zotttlaarcn
relttlgl
door lte t gelrloÍ rlla hrrl urr rh tanr{rr 1{ll oaríl mr rltrrrv rahrnrrl lr548
DE
RECHTVAARDIGMAKING DOORHET
CELOOF. ZONDAGXxlll.
Vnnce59-61.
549Christus,
2 Cor. V:17, Ood geeft
hem aanstonds een nieuwhart en
eenen nieuwen geestin zijn
binnenste, Jerem. XXXI.(f) la
God verzegelt en bevestigtook
aanstonds des geloovigen zondaarsharte met Zijnen Heiligen
Ceest,gelijk
Paulus leert,Eph.
I :13 en 14,
nadatgij
gelooÍd hebtzijt gij
verzegeld ge- worden
rnet den Heiligen Geestder
belofte;die
het onderpandis
van onze erfenis,tot
de verkregene verlossing,tot
priis Zijner heerlijkheid.Ziet, alle die
Goddelijkeen
geestelijke genaden gaan altijd onmiddellijk en onafsclreideldk met de rechtvaardigmaking gepaard;wel
nietin
atle geloovigen met evenveellicht,
kracht enz., maar naar de mate van elks geloof.Nochtans, de minste en zwakste geloovige geniet dit alles waarldk,
in zijn
gronden
wortel, door de genade des Heiligen Geestes, zooveelals er
noodigis, om
hemte
wederbaren, te vernieuwen,en tot een kind
Godste
makenin
Chrishrs Jezus. lndien hetgelooÍ, en de
rechtvaardigmaking Oods,niet
waarlijk zoodanige vruchtgevolgenin onze zielen
voortbracht,dan zou
het geen Ortddelijk geloof, en geene Ooddeliike rechtvaardigmaking, maar een dood geloof, en een doode rechtvaardigmakingzijn;
want deSchrift eigent aan het ware getoof en rechtvaardigmaking Gods,
al
deze henrelsche genaden loe, in alle de geloovigen. Zoo moetenzij
dan ook zekerlijk en dadelijkin
hen gevonden worden, of deHeilige Schritt zou geen waarheid leeren.
Hiertegen
strijden niet de
menigvuldige duisterheden, twijfe-lingen,
vreezen, schuddingen, aanvechtingen enz.,die
een waar geloovige naderhanddikwijls
over zijne zaligheid heeft; want die spruiten allenuit
ongeloof,dat
nog in hem overgeblevenis;
maardie
verhinderenniet dat hij
alzoo waarlijk, door het geloof, vanGod
gerechtvaardigdis, gelijk wij nu
gezien hebben. Doch de vcrloopentijd
laat onsnu niet
toe,hier
verder van te handelen.Een
ding
moetenwij hier nu
nog slechts bijvoegen,te
weten,dat als
deze rechtvaardiging des geloovigen zondaars eens vanGod
geschiedis,
dezelve,wat
het wezen der zaak aanbelangt,altiid blijft
zonder veranderlng; want die eens waarliik in Christusis
ovcrgegaan,voor
tlczenis
nooit eenige verdocmenis meer; GodblijÍt gctrouw, elr
kan zlch zclvcnniel
verloochenen; doch watde
rrils;lraak, tocpassing en bekendmakingdezcr
rcchtvaardiging aalrdc
ge loovigcn aanbclangl, dezc moet, op vcntlcuwde gclooÍn- ocícltlrrgor,ook
gcdurlg van (lod wetlcronr vernlcuwd en hcrhaald worclen;
doch danlr
hct gcen
nlcuwe rechlvaardlglng, maar lrcldoch die van God
wederom opnieuw herhaald, enop
der ge- loovigen zielen door Woord en Geest toegepast wordt, gelijk wijdit,
als het den Heere behaagt, nader zullen moeten verhandelenin
de verklaring vande
vijfde bede van hetgebed des
Hecren, sprekende vande
dagelijksche vergeving van zondenofschulden.Zietdaar,
mijne
Toehoorders!dit
groote en heerlijke leerstuk des geloofs voor uwe aandacht opengelegd en verhandeld. Hier zietgii
den wonderweg van zaligheid, langs welken arme, ellen-dige, vloek-
en doemwaardige zondaren kontentot
behoudenis.O
! wat is hier
niet een onnaspeurlijke hoogte,
lengte, diepte en breedte van Goddelijke wijsheid, almacht en goedheid ln dezen wonderweg van zaligheid!Onze
verloopentijd
laatniet
toe,dat wij
ons hier verder in uitlaten, nochgelijk wij
gaarne wenschten te doen, de verhandelde waarheidin het
breede, onder des Heeren zegen, onszelven ten nuttete
maken. En daarom,dit
weinigezij tot
dat einde nu van ons maar gezegd, datwii
allen,gelijk er
nu getoond is, waarlijk persoonlijk en wczenlijk van God door het geloof gerechtvaardigd nroeten worden,of
datwij
anders voor eeuwig moeten verloren gaan,en blijven in de
verdoemenis, hoe burgerlijk eerlijk, enuiterlijk
godsdienstigwij ook in de wereld
mochten geleefd hebben.Wij
moeten allen door Gods Woord en Geest van onze straÍ- schuldigheid en verdoemelijkheid worden overtuigd, en door eenekrachtdadige roeping
in
onze harten voor Gods troon gedagvaard worden; daar moetenwij ook
als verdoemde zondaars,als
god- deloozen voor verschijnen,die tot alle
goed, vanwege onze boos- heid en verdorvenheid ten eenenmale onbekwaam zijn. Daar moetenwij, in
een waarachtige zelfverloochening, een oprechte en wezen-lijke
toevlucht nemen, door het geloof tot Christus, en Zijne sterkte en gerechtigheid als het eenige voorgestelde middel van behoudenis aangrdpen; en alzoo moetenwij, die
verdoemelijke zondaarszijnin ons
zelven,hier dan nu in
Christusvoor
Godtot
recht- vaardigen gesteld,en van Hem
om niet,uit vrije
genade vrij- gesproken,en tot
kinderen aangenomen worden;of
indien het rnet ons alzoo nietwaatlijk
en wezenliik komt toete
gaan en te geschleden,zoo
blijvenwlj
vanwege onze zondenschuld liggenonde
r
denloorn
van Oodcn
den
vloek derwet;
enwij
blijvendarr voor