Adriaan Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 3A De kleine collaboratie · dbnl
Hele tekst
GERELATEERDE DOCUMENTEN
1 Op 21 februari 1931 schreef Achterberg aan Roel Houwink dat hij gedichten naar onder andere Opwaartsche wegen had gestuurd. Of dit gedicht tot die inzending heeft behoord, is
De man wendde het hoofd af en keek naar buiten, maar hij was gefascineerd door de ogen van zijn kwelgeest en keek daarom weer terug, een ogenduel dat hij steeds opnieuw verloor
Wanneer men mij naar mijn totaalindruk van Amerika vroeg, heb ik steeds mijn antwoord klaar gehad: ‘Geweldig interessant, maar ik zou er niet graag wonen’, ik moet
In de rimpels van zijn baardeloos gelaat nestelden zich glimlachjes, die zijn schrale lippen deden beven, alsof hij meer wilde zeggen, en dan keek hij naar zijn vrouw, die achter
Toen Woonfred na Alkwerts hoog uitslaande woorden de hut uitliep en 't lijf voorover rende, bedwong hij zich bij 't naderen van het woud; en armoedig naar de zwaar belaste
‘Pas toch op, pas toch op, dat Jo het niet ziet,’ riep mama, ‘want,’ zeide zij, ‘de kleinen nemen altijd een voorbeeld aan de grooten en als de oudste kinderen niet zoet zijn
Toen Van Ham er bij de beroepscommissie voor pleitte om de hoeveelheid papier, bestemd voor het drukken van muziekboeken (en we mogen ervan uitgaan dat daar niet het drukken van
Pure intuïtie: ‘Toen ik in oktober 1945, met die eigenaardige mengeling van vrijmoedigheid en bedeesdheid, die zo kenmerkend is voor een twintigjarige jongen, aan Lodewijk van