• No results found

Het verduurzamen van kennis in een Sociocratische organisatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verduurzamen van kennis in een Sociocratische organisatie "

Copied!
77
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kennis en Consent?

Het verduurzamen van kennis in een Sociocratische organisatie

Bijlagen

(2)

Inhoudsopgave Bijlagen

Bijlage A. Indicatoren bij “gedragspatronen van een kennisverwerkingsproces”....2

Bijlage B. Interviewschema Trainers/ Adviseurs...4

Bijlage C. Indicatoren bij “het gerealiseerde beleid van ATOL”...25

Bijlage D. Interviewschema Managementteam...27

Bijlage E. Definities voor respondenten...38

Bijlage F. Tabellen en quotes interviews Kennisverwerkingsproces...39

Bijlage G. Tabellen en quotes interviews Beleid Kennisontwikkeling en Kennisdeling...57

Bijlage H. Tabellen en quotes interviews Sociocratische Kringorganisatie- methode en het Kennisverwerkingsproces van ATOL...69

(3)

Bijlage A. Indicatoren bij “gedragspatronen van een kennisverwerkings- proces”

De vragen achter de indicatoren corresponderen met de vragen uit het interviewschema voor de trainers/ adviseurs (zie bijlage B.)

Informatie vergaren

A. Bereikbaarheid van organisatiekennis. Vraag 6

B. Mate waarin bekend is bij de trainers/ adviseurs, welke collega gespecialiseerd is in welk kennisgebied. Vraag 4

C. Mate waarin gebruik wordt gemaakt van de specialistische kennis van collega’s. Vraag 4 en 5

D. Gemak waarmee de trainer/ adviseur voor uitvoeren van zijn of haar taak de benodigde kennis in de database kan vinden. Vraag 2

E. Mate waarin externe kennis in huis gehaald wordt. Vraag 7 en 8 Individueel leren

F. Mate waarin de trainer/ adviseur zelf zijn leeragenda samenstelt. Vraag 19 G. Mate waarin de trainer/ adviseur gestimuleerd wordt om te leren. Vraag 20 en 21 H. Ruimte om te experimenteren/ risico te lopen. Vraag 22

I. Ruimte voor kritiek op collega’s en op geldende regels/ inzichten en principes. Vraag 23 J. Mate van feedback die trainer/ adviseur krijgt. Vraag 24

Groepsleren

K. Mate waarin ‘communities of practice’ bestaan. Vraag 25 L. Mate waarin ‘communities of interest’ bestaan. Vraag 26 Kennisclaim formuleren

(4)

Kennis delen / integreren

P. Mate waarin trainer/ adviseur database gebruikt om ontwikkelde kennis in op te slaan/ te delen. Vraag 3

Q. Middelen die trainer/ adviseur gebruikt om ontwikkelde kennis te delen. Vraag 14 en 17 R. Motief om kennis wel/ niet te delen. Vraag 15 en 16

S. Mate waarin bij uitvallen of vertrek van werknemers kennis verloren gaat. Vraag 18

(5)

Bijlage B. Interviewschema Trainers/ Adviseurs

Introductie

Ik wilde beginnen met nog even kort uit te leggen wat het doel is van dit interview: in mijn onderzoek kijk ik naar kennisontwikkeling en kennisdeling bij ATOL en de invloed van Sociocratie hierop. Via deze interviews wil ik kijken wat de activiteiten van jullie (trainers/

adviseurs) zijn in het kennisverwerkingsproces en wat er veranderd is door de invloed van Sociocratie. In een later stadium ga ik nog kijken naar het beleid op het gebied van kennisontwikkeling en kennisdeling en dit alles om uiteindelijk tot een adviesrapport te komen met aanbevelingen. Ik heb er voor gekozen om jullie niet allemaal te interviewen, maar een grote steekproef en heb samen met Rob dus voor deze 12 man gekozen.. We hebben geprobeerd met deze 12 man een zo goed mogelijke afspiegeling te krijgen van de hele groep. Hierop hebben we vooral gelet op een evenwichtige verdeling tussen de teams HKO, MKO en AM en de verdeling man /vrouw. Ik neem het hele gesprek op met deze digitale voicerecorder, zodat ik mij tijdens het interviewen niet te veel hoef bezig te houden met het noteren van je antwoorden. Aan de hand van de geluidsopname werk ik het hele interview uit. Deze uitwerking stuur ik je vervolgens, zodat je nog eens op je gemak kan kijken wat er allemaal gezegd is door jou en mij tijdens het gesprek. Mocht je dan nog iets willen veranderen in je antwoord, dan kan dat nog. Pas daarna ga ik de data uit het interview gebruiken voor mijn onderzoek. Nou zoals afgesproken duurt het interview tot …………. Over het algemeen zijn het open vragen. Het zijn ook erg veel vragen. Ik heb het interview getest en het lukt wel om de vragen in de afgesproken tijd af te ronden, maar het zal waarschijnlijk betekenen dat ik je een aantal keren afkap. Ik zeg dit even van tevoren, dan komt het niet te bot over. Één vraag komt een aantal keren terug in het interview. Bij een aantal vragen vraag ik namelijk eerst naar de huidige situatie en vervolgens naar hoe dit was voor de invoering van de Sociocratische Kringorganisatiemethode. Ik wil er ook nog even bij zeggen dat de informatie uit dit interview vertrouwelijk behandeld wordt. Ik zet in mijn scriptie dus geen namen van ATOL-medewerkers. Ik geef je hier ook even een lijstje met veel gebruikte definities, zodat je die bij het interview bij de hand hebt. Dit was even wat ik vooraf wilde zeggen. Is dat allemaal duidelijk? En is het allemaal akkoord wat jou betreft. Ok, dan gaan we nu echt beginnen. Hier komt de eerste vraag.

Toelichting vragen: volgen van interviewschema. Beginvraag steeds letterlijk zo stellen, vervolgens afhankelijk van antwoord de vervolgvraag stellen. Let hier voor goed op de doorvraaginstructies bij elke vraag.

Noteerinstructies: mits anders vermeld in steek woorden.

(6)

1. Wil je even kort vertellen wat je uitvoerende werkzaamheden zijn voor ATOL?

(Geïnterviewde kort laten uitleggen wat zijn dagelijkse werkzaamheden zijn voor ATOL, in de trant van zoveel % van mijn tijd ben ik bezig met het geven van een module uit de MMO- opleiding, zoveel % van mijn tijd advieswerk, zoveel % van mijn tijd coachinggesprekken etc.)

2. Maak je wel eens gebruik van het basismateriaal om iets in op te zoeken?

Antwoord ja, dan vraag A Antwoord nee, dan vraag B

Antwoord ja, dan:

A. Hoe vaak?

Wanneer? (vragen naar voorbeeld)

Mis je wel eens wat? / Wordt het up-to-date gehouden?

Wat vind je van de gebruikersvriendelijkheid/ toegankelijkheid van het basismateriaal?

Antwoord nee, dan:

B. Waarom niet?

Wordt het up-to-date gehouden?

Wat vind je van de gebruikersvriendelijkheid/ toegankelijkheid van het basismateriaal?

(7)

3. Vul je zelf wel eens het basismateriaal aan?

Antwoord ja, dan vraag A Antwoord nee, dan vraag B

Antwoord ja, dan:

A. Doe je dit altijd wanneer je iets nieuws ontwikkeld hebt?

Antwoord ja, dan:

Kun je een voorbeeld geven van een van de laatste dingen die je in het basismateriaal gezet hebt?

Antwoord nee, dan:

In welke situaties niet? (vragen naar voorbeeld)

Waarom niet?

Antwoord nee, dan:

B. Waarom niet?

4. Heb je wel eens een specialistisch probleem? Toelichting: met specialistisch bedoel ik een probleem waar iemand anders binnen ATOL expert in is, bijv. een coachingsvraagstuk.

Antwoord ja, dan vraag A

Antwoord nee, dan door naar vraag 5

Antwoord ja, dan:

A. Weet je dan welke collega expert is in dit gebied?

Antwoord ja, dan:

Kun je makkelijk contact met hen opnemen?

Antwoord ja, dan:

Hoe komt dit? (vragen naar een voorbeeld) Antwoord nee, dan

Wanneer niet (vragen naar een voorbeeld)

(8)

5. A. Met welke collega(’s) overleg je het meest?

B. Waarom deze collega’s? (vragen naar een voorbeeldsituatie)

C. Als hij/ zij het niet weet, naar wie ga je dan? (vragen naar een voorbeeldsituatie)

6. Wat doe je als je kennis mist bij het uitvoeren van je werkzaamheden? Welke middelen gebruik je dan om die kennis te verkrijgen?

A. Hoe makkelijk kun je dan vinden wat je wil vinden?

Antwoord makkelijk, dan vraag B, E, F en G Antwoord moeilijk, dan vraag C, E, F en G

Antwoord makkelijk, dan B. Waarom makkelijk?

Wanneer makkelijk? (voorbeeld vragen)

Antwoord moeilijk, dan:

C. Waarom niet?

Wanneer niet? (voorbeeld vragen)

Antwoord ja en antwoord nee, dan vraag E, F, en G:

D. Gebeurt het wel eens dat je kennis op het moment dat je het nodig hebt niet kunt krijgen, terwijl je weet dat het beschikbaar is?

(9)

Antwoord nee, dan

Dit heb jij dus nog nooit meegemaakt, maar misschien collega’s of een collega wel.

Kun je hier een voorbeeld van noemen?

E. Dat waren een aantal vragen over wat er allemaal gebeurt als je bepaalde kennis mist bij het uitvoeren van je taak. Wat is hierin veranderd door de invoering van het Sociocratische model? Kort samengevat: is kennis door de invoering van de Sociocratie beter bereikbaar geworden?

Antwoord ja, dan:

Waarom wel? (voorbeeld vragen) Antwoord nee, dan

Waarom niet? (voorbeeld vragen)

F. En de invoering van de kringstructuur, heeft dat kennis beter bereikbaar gemaakt binnen Atol?

Antwoord ja, dan:

Waarom wel? (voorbeeld vragen) Antwoord nee, dan

Waarom niet? (voorbeeld vragen)

7. Controleer je, voordat je begint met het ontwikkelen van kennis of je de betreffende kennis van buiten kunt importeren?

Antwoord ja, dan vraag A Antwoord nee, dan vraag B

Antwoord ja, dan:

A. Waarom?

Welke externe kanalen gebruik je dan?

Doe je dit altijd voordat je begint aan het ontwikkelen van kennis?

Antwoord ja, dan:

Door naar vraag 8 Antwoord nee, dan:

Wanneer wel, wanneer niet? (vragen om een voorbeeld)

(10)

8. Ik noem een aantal kanalen om extern kennis te verwerven, Kun je bij elk kanaal aangeven of je het kanaal gebuikt en hoe vaak je dat kanaal per jaar gebruikt? (Wanneer antwoord ja, dan vragen naar voorbeeldsituaties.)

1. Concurrenten 2. Klanten 3. Consultants

4. Fusiepartners/ netwerkpartners 5. Universiteiten/ studenten 6. Internet

(Tijd verstreken bij begin vraag 9: ca. 35 minuten)

9. Hoe werkt het proces van voortschrijdend inzicht binnen ATOL? Met voortschrijdend inzicht bedoel ik dat er een nieuw idee ontstaat over hoe een bedrijfsproces aangepakt/

verbeterd kan worden. Ik wil je vragen om een bedrijfsproces in gedachten te nemen, waar je zelf mee te maken hebt. (bijv. het geven van een module van een opleiding, het voeren van supervisiegesprekken) (expliciet naar een voorbeeld vragen) Heb je een voorbeeld in gedachten?Aan de hand van dit voorbeeld wil ik je een aantal vragen stellen: (bij elke vraag dus steeds geïnterviewde antwoord laten geven aan de hand van dat voorbeeld.) Hoe werkt het proces van voortschrijdend inzicht bij dit bedrijfsproces? Oftewel hoe ontstaat nieuwe kennis? (Kennis over hoe het bedrijfsproces beter aangepakt kan worden.) Om te beginnen:

Hoe wordt dit proces in zijn werk gezet / "getriggerd"?

(het gaat er hierom of dit proces op gang wordt gezet door een vraag van de klant of omdat het op initiatief van de geïnterviewde of zijn collega gebeurt. Wanneer de geïnterviewde hier niet zelf mee komt, dan deze keuze voorleggen aan de geïnterviewde)

Wie helpen er mee aan het ontwikkelen ervan?

Hoe komt het in de top van de organisatie?

(11)

10. Zie vraag 9 (nog steeds aan de hand van hetzelfde voorbeeld)

Hoe wordt het nieuwe voorstel om het proces aan te pakken geëvalueerd?

Welke criteria werden gebruikt om de waarde ervan te meten ten opzicht van de op dit moment gebruikelijke procedures?

Wie voeren deze evaluatie uit?

Heb je het idee dat iedereen zijn mening meetelt in deze evaluatie?

Antwoord ja, dan:

Waarom wel?

Antwoord nee, dan

Waarom niet?

11. Zie vraag 9 en 10 (nog steeds aan de hand van hetzelfde voorbeeld)

A. Heb je het idee dat je als medewerker voldoende inzicht krijgt in het evaluatieproces en in de redenatie van het management waarom deze procedure werd aangenomen?

Antwoord ja, dan:

Waarom wel?

Antwoord nee, dan:

Waarom niet?

B. Was dit (vraag 9, 10 en 11) een op zich zelfstaand geval of wordt nieuwe kennis systematisch op soortgelijke manieren gevormd?

Antwoord ja, dan:

Door naar vraag 12 Antwoord nee, dan:

Waarom gebeurde het in dit geval wel op deze manier dan?

Hoe gaat het normaal dan? (naar voorbeeld vragen)

12. Zie vraag 9/10/11:

(12)

B. Vind je dat de besluitvorming zorgvuldiger is geworden sinds de invoering van het Sociocratische model?

Antwoord ja, dan:

Waarom wel? (voorbeeld vragen)

Heeft deze zorgvuldigere besluitvorming een positief of een negatief effect op het proces van voortschrijdend inzicht gehad?

Antwoord positief, dan:

Kun je dit toelichten met een voorbeeld?

Antwoord negatief dan:

Kun je dit toelichten met een voorbeeld?

Antwoord nee, dan

Waarom niet? (voorbeeld vragen)

C. Heb je het idee dat door het Sociocratische model meer mensen meedoen aan de evaluatie van kennis (dus het evalueren van een voorstel, zoals dat bij vraag 10 en 11 ter sprake is gekomen)?

Antwoord ja, dan:

Waarom wel? (voorbeeld vragen) Antwoord nee, dan

Waarom niet? (voorbeeld vragen)

D. Heb je het idee dat door het Sociocratische model de evaluatie transparanter is geworden?

Antwoord ja, dan:

Waarom wel? (voorbeeld vragen) Antwoord nee, dan

Waarom niet? (voorbeeld vragen)

(13)

13. We hebben het hier net al even over gehad maar kun je makkelijk ideeën die je hebt, inbrengen in het Management overleg?

Antwoord ja, dan vraag A en C Antwoord nee, dan vraag B en C

Antwoord ja, dan:

A. Wordt er dan ook wat mee gedaan?

Antwoord ja, dan:

Kun je een voorbeeld noemen?

Antwoord nee, dan:

Waar ligt dat dan aan?

Antwoord nee, dan:

B. Waarom niet? Welke belemmeringen ondervind je?

Antwoord ja en antwoord nee, dan:

C. Wat is hierin veranderd door de invoering van het Sociocratische model?

(Tijd verstreken bij begin vraag 15: ca. 55 minuten)

14. Zijn er voldoende middelen om kennis te delen binnen ATOL?

Antwoord ja, dan vraag A en C Antwoord nee, dan vraag B en C

Antwoord ja, dan:

A. Waarom vind je van wel?

Antwoord nee, dan:

B. Waarom vind je van niet?

Antwoord ja en antwoord nee, dan:

C. Welke gebruik je hier allemaal van? Anders gezegd op welke manieren deel jezelf allemaal kennis?

(Probeer de geïnterviewde zoveel mogelijk activiteiten te laten herinneren)

(14)

(afhankelijk van antwoord op C) als geïnterviewde een aantal middelen gebruikt om kennis te delen, dan:

Waarom gebruik je deze middelen wel?

Waarom andere middelen niet?

Waarom deel je kennis?

(afhankelijk van antwoord op C) als geïnterviewde geen middelen gebruikt om kennis te delen, dan:

Waarom maak je er geen gebruik van?

15. Kun je tijd vrijmaken om kennis te delen?

Antwoord ja, dan vraag A Antwoord nee, dan vraag B

Antwoord ja, dan:

A. Je kan altijd tijd vrij maken om kennis te delen?

Antwoord ja, dan

Kun je een voorbeeld geven van een situatie waarin je tijd vrij kon maken?

Antwoord nee, dan

Kun je een voorbeeld geven, wanneer wel en wanneer niet?

Waarom wel en waarom niet?

Antwoord nee, dan:

B. Kun je een voorbeeld geven van een situatie waarin dit niet kon?

Waarom kon je geen tijd vrijmaken?

(15)

16. A. Hoe wordt kennisdelen gewaardeerd binnen ATOL? (Vraag eventueel verduidelijken door: hoe reageren collega’s op kennisdeling?)

Antwoord positief, dan:

Altijd positief?

Kun je een voorbeeld geven?

Antwoord negatief, dan:

Altijd negatief?

Kun je een voorbeeld geven?

B. Wordt kennisdelen beloond?

Antwoord ja, dan

Op wat voor manier?

Antwoord nee, dan Door naar vraag 17.

17. A. In wat voor mate delen collega’s kennis?

(afhankelijk van antwoord op A) als geïnterviewde antwoordt dat collega’s in grote mate kennis delen dan:

Waarom (in grote mate)? (naar voorbeelden vragen)

Waarom delen ze wel, denk je? (naar voorbeelden vragen)

(afhankelijk van antwoord op A) als geïnterviewde antwoordt dat sommige collega’s wel kennis delen en sommige niet, dan:

Welke collega’s wel /Welke collega’s niet? Wanneer je het vervelend vindt om namen te noemen dan hoeft dat niet, maar zoals ik zei, komen er geen namen in mijn verslag. (Geïnterviewde mag het ook uitleggen aan de hand van voorbeelden, zonder namen te noemen. Bijv. 1/3 deel doet dit wel, de helft soms en een aantal nooit)

(16)

(afhankelijk van antwoord op A) als geïnterviewde antwoordt dat collega’s in geringe mate kennis delen dan:

Waarom (in geringe mate)?

Waarom delen ze niet, denk je? (naar voorbeelden vragen) B. Welke middelen gebruiken collega’s vooral om kennis te delen?

C. Moet je wel eens invallen voor een collega. Bijv. dat je een trainingsdag overneemt of een adviesklus?

Antwoord ja, dan:

Is alle kennis voldoende vastgelegd om dit soepel te laten verlopen?

Antwoord ja, dan:

Hoe is dat dan vastgelegd? / hoe verloopt de overdracht?

Antwoord nee, dan:

Hoe komt dit (in jouw voorbeeld situatie) denk je?

Antwoord nee, dan:

Door naar vraag D.

D. Dit waren een aantal vragen over het kennisdelen van je collega’s. Is hierin iets veranderd na de invoering van de Sociocratie?

Antwoord ja, dan:

Wat dan? (vragen naar voorbeeld) Antwoord nee, dan:

Door naar vraag E

E. En hoe zit dat met de kringvergaderingen. Geeft dit meer mogelijkheden om kennis te delen, dan voor de Sociocratie?

Antwoord ja, dan:

Kun je hier een voorbeeld van geven (van de kringvergadering als instrument om kennis te delen)

Antwoord nee, dan:

Door naar vraag F.

(17)

F. Gebruik je de kringvergadering zelf om kennis in te delen?

Antwoord ja, dan:

Kun je hier een voorbeeld van geven?

Antwoord nee, dan:

Door naar vraag G.

G. Vind je dat door middel van het invoeren van de Sociocratie je duidelijker met een gezamenlijk doel te maken hebt?

Antwoord ja, dan:

Deel je hierdoor ook makkelijker kennis?

Antwoord ja, dan:

Kun je hier een voorbeeld van geven?

Antwoord nee, dan:

Door naar volgende vraag

Delen collega’s hierdoor makkelijker kennis?

Antwoord ja, dan:

Kun je hier een voorbeeld van geven?

Antwoord nee, dan:

Door naar vraag 18 Antwoord nee, dan:

Door naar vraag 18

(18)

18. Stel je voor dat een van je collega’s vertrekt. Bijv. omdat hij/ zij ergens anders een baan krijgt aangeboden, hoeveel kennis gaat er dan verloren voor ATOL?

Antwoord veel, / niet veel of iets ertussenin dan vraag A, B, C en G Antwoord dat ligt er aan welke collega, dan vraag D, E, F en G

Antwoord veel/ niet veel of iets ertussenin dan A. Welke kennis? (vragen naar voorbeeld)

B. Hoe schadelijk is die kennis die verloren zou gaan? Hoe belangrijk voor de organisatie? (vragen naar voorbeeld)

C. Geldt dit voor elke collega?

Antwoord ja, dan Door naar vraag 19.

Antwoord nee, dan

Welke collega’s?

Waarom die collega?

Antwoord dat ligt er aan welke collega, dan D. Welke collega’s?

Waarom die collega?

E. Welke kennis? (vragen naar voorbeeld)

F. Hoe schadelijk is die kennis die verloren zou gaan? Hoe belangrijk voor de organisatie? (vragen naar voorbeeld)

Antwoord ja en antwoord nee, dan:

G. Een beetje dezelfde soort vraag, maar nu met betrekking tot collega’s die de laatste jaren weggegaan zijn bij ATOL, hoeveel kennis is er toen verloren gegaan?

Welke kennis?

Welke collega’s?

Waarom die collega?

(19)

Dan volgen er nu een aantal vragen over opleiden en leermogelijkheden bij ATOL (Tijd verstreken bij begin vraag 19: ca. 80 minuten)

19. Weet je welke kennis je ontbreekt? Dit bedoel ik in het kader van kennisgebieden die je nog bij jezelf wil ontwikkelen.

Antwoord: ja, dan vraag A, B en C Antwoord: nee, dan vraag B

Antwoord: Ja, dan:

A. Heb je een bepaald leerdoel?

Antwoord ja, dan:

Wat is je leerdoel?

Antwoord nee, dan Door naar vraag B.

B. Mag je zelf je leerdoelen samenstellen?

Antwoord ja, dan:

Hoe worden eigen interesses en leerdoelen van ATOL aan elkaar gekoppeld?

(vragen naar voorbeeldsituatie)

Antwoord nee, dan

Door naar vraag C.

C. Is het pad van leren van tevoren bepaald of zijn er vrijheidsgraden in?

(het gaat nu dus om het traject van leren, niet het leerdoel)

(20)

20. (Vervolg van vraag 19).

Als antwoord op vraag 19 is dat de geïnterviewde een leerdoel heeft dan vraag A, B en C.

Als antwoord op vraag 19 is dat de geïnterviewde geen leerdoel heeft dan vraag B. en C.

(vraag B. wordt stel dat je een leerdoel hebt...)

A. We hadden het net al even over je leerdoel. Hoe wil je dit doel bereiken?

B. Welke faciliteiten krijg je hierbij van de organisatie?

(vragen naar voorbeelden)

C. Hoe zijn de mogelijkheden om te leren? Hiermee bedoel ik vooral hoeveel tijd en ruimte krijg je om te leren?

Als antwoord is goed, dan

Waarom? (voorbeelden vragen)

Krijg je altijd alle tijd en ruimte die je vraagt om te leren?

Als antwoord is niet goed, dan

Waarom niet goed? (voorbeelden vragen)

21. Hoe wordt leren binnen ATOL gestimuleerd?

Geïnterviewde eerst zelf laten vertellen, vervolgens doorvragen:

Komt initiatief om te leren vanuit jezelf of vanuit ATOL? (vragen naar voorbeeld)

Hoe wordt leren beloond? (vragen naar voorbeeld)

(21)

22. Is er ruimte/ tijd om te experimenteren?

Antwoord: ja, dan vraag A, C, D, E en F Antwoord: nee, dan vraag B, C, D, E en F

Antwoord ja, dan:

A. Waarom wel? (vragen naar voorbeeld) Antwoord nee, dan:

B. Waarom niet? (vragen naar voorbeeld)

Antwoord ja en antwoord nee, dan vraag C, D, E en F:

C. Experimenteer je wel eens?

Antwoord ja, dan:

Op wat voor manier?

Waarom wel?

Antwoord nee, dan:

Waarom niet?

D. Hoe wordt er door het management gereageerd op experimenteren?

E. Als je door experimenteren een klant verliest, hoe wordt hier op gereageerd?

F. Heb je sinds de invoering van de Sociocratie het idee dat je meer of minder ruimte hebt om te experimenteren?

Antwoord meer, dan:

Waarom meer?

Heeft dit iets te maken met de sociale veiligheid die Sociocratie beoogt te bieden?

Experimenteer je ook vaker? (naar voorbeeld vragen) Antwoord minder dan:

Waarom minder?

Experimenteer je ook minder? (naar voorbeeld vragen) Antwoord gelijk gebleven, dan:

Door naar vraag 23.

(22)

23. Is er binnen ATOL ruimte voor kritiek? Met kritiek bedoel ik zowel positieve als negatieve kritiek. Kun je dat soort dingen open met elkaar bespreken?

Antwoord alleen voor positieve kritiek, dan vraag A, E, F, G en H Antwoord alleen voor negatieve kritiek, dan vraag B, E, F, G en H

Antwoord zowel voor negatieve als positieve kritiek, dan vraag E, F, G en H Antwoord voor geen van beiden, dan vraag C, E, F, G en H

Antwoord alleen voor positieve kritiek, dan:

A. Waarom niet voor negatieve kritiek?

Antwoord alleen voor negatieve kritiek, dan:

B. Waarom niet voor positieve kritiek?

Antwoord voor geen van beiden, dan:

C. Waarom niet voor positieve kritiek?

D. Waarom niet voor negatieve kritiek?

Bij alle vier de antwoorden de vragen, E, F, G en H:

E. Geef je wel eens negatieve kritiek aan collega’s?

Antwoord ja, dan:

Wanneer? (vragen naar voorbeeld)

Waarom? (aan de hand van zelfde voorbeeld) Antwoord nee, dan:

Waarom niet? (vragen naar voorbeeld) F. Geef je wel eens positieve kritiek aan collega’s?

Antwoord ja, dan:

Wanneer? (vragen naar voorbeeld)

Waarom? (aan de hand van zelfde voorbeeld) Antwoord nee, dan:

Waarom niet? (vragen naar voorbeeld)

(23)

G. Is het door de Sociocratie makkelijker of moeilijker geworden om kritiek te geven?

Dus weer positieve en negatieve kritiek.

Antwoord makkelijker, dan:

Waarom?

Geld dit alleen voor positieve kritiek, of alleen voor negatieve kritiek of voor beiden?

Antwoord moeilijker, dan

Waarom?

Geld dit alleen voor positieve kritiek, of alleen voor negatieve kritiek of voor beiden?

H. Sociocratie beoogt sociale veiligheid te beiden. Ervaar je dat ook zo?

Antwoord ja, dan

Als je het zo bekijkt, zorgt dit er dan voor dat je makkelijker kritiek kan geven?

Antwoord ja, dan

Vragen naar een voorbeeld Antwoord nee dan

Door naar vraag 24 Antwoord nee, dan:

Door naar vraag 24

(24)

24. Op welke manieren krijg je allemaal feedback?

(Probeer de geïnterviewde zoveel mogelijk feedbackmomenten te laten herinneren. Als gesprek niet op gang komt de vraag anders formuleren, namelijk: Welke evaluatiemomenten zijn er ingebouwd in je activiteiten? )

25. Ontstaan er wel eens ‘communities of practice’ binnen ATOL? (Eventueel toelichten wat hiermee bedoeld wordt). Een ‘Community of practice’ is een groep mensen die tot elkaar aangetrokken is rondom een probleem of een vraagstuk en die samen leren tijdens de oplossing van dit probleem. Dit kan informeel en tijdelijk zijn, dus iemand loopt tegen dit probleem / vraagstuk aan en haalt daar een collega bij, zij halen er nog meerdere collega’s bij, zo ontstaat een groepje. Maar het kan ook formeel zijn.

Antwoord ja, dan vraag A.

Antwoord nee, dan door naar vraag 26.

Antwoord ja dan vraag A, B en C

A. In wat voor situaties ontstaan deze? (vragen naar voorbeeld) B. Hoe ontstaan deze? (vragen naar voorbeeld)

C. Neem je wel eens deel aan zo’n ‘Community of practice’?

Antwoord ja, dan:

Kun je hier een voorbeeld van geven?

(25)

26. Zijn er ‘communities of interest’ aanwezig binnen ATOL? (eventueel toelichten wat hiermee bedoeld wordt en wat het verschil tussen ‘community of practice’ en ‘community of interest’ is)

In een ‘Community of interest’ vormen een aantal mensen met dezelfde interesse (bijv.

coachen, een spirituelere kijk op management o.i.d. ) een groep om samen hierover na te denken. Het verschil met een ‘community of practice’ is dus dat een ‘community of interest’

niet vraaggestuurd is.

Antwoord ja, dan vraag A.

Antwoord nee, dan door naar vraag 28.

Antwoord ja dan vraag A, B en C

A. In wat voor situaties ontstaan deze? (vragen naar voorbeeld) B. Hoe ontstaan deze? (vragen naar voorbeeld)

C. Neem je wel eens deel aan zo’n ‘community of interest’?

Antwoord ja, dan:

Kun je hier een voorbeeld van geven?

Antwoord nee, dan:

Door naar vraag 27.

27. Ben ik nog iets vergeten te vragen?

Wil je nog iets kwijt over deze onderwerpen?

Afsluiting:

Dit was de laatste vraag. We zijn er doorheen. Hartstikke bedankt voor je uitgebreide antwoorden! Zoals ik zei krijg je de uitwerking van de antwoorden eerst nog toegestuurd, voordat ik het gebruik voor mijn verslag. Dit zal trouwens nog wel een week of twee duren, aangezien ik deze week veel interviews heb en ze daarna allemaal nog moet uitwerken.

(26)

Bijlage C. Indicatoren bij “het gerealiseerde beleid van ATOL”

De vragen achter de indicatoren corresponderen met de vragen uit het interviewschema voor het managementteam (zie bijlage D.)

Ethodiversiteit

A.1 De mate waarin diversiteit naar opleiding wordt nagestreefd door het MT. Vraag 19 A.2 De mate waarin diversiteit naar soorten functies wordt nagestreefd door het MT.

Vraag 19

A.3 De mate waarin diversiteit naar leeftijd wordt nagestreefd door het MT. Vraag 19 A.4 De mate waarin diversiteit naar sekse wordt nagestreefd door het MT. Vraag 19 Verbondenheid

B. Communicatie middelen die het MT biedt. Vraag 1

C. Mate waarin het gebruik van deze middelen gestimuleerd wordt. Vraag 1 D. Mogelijkheden die het MT biedt om samen te werken. Vraag 2

E. Mate waarin het samenwerken gestimuleerd wordt. Vraag 2 Community vorming

F. Mate waarin het ontstaan van ‘communities of practice’ gestimuleerd wordt. Vraag 3 G. Mate waarin het ontstaan van ‘communities of interest’ gestimuleerd wordt. Vraag 4 Individueel leren

H. Mate waarin de trainer/ adviseur zelf zijn leeragenda mag samenstellen. Vraag 14 I. Mate waarin de trainer/ adviseur gestimuleerd wordt om te leren. Vraag 15 en 16 J. Ruimte die trainer/ adviseur krijgt om te experimenteren/ risico te lopen. Vraag 17 K. Mate van feedback die trainer/ adviseur krijgt. Vraag 18

Groepsleren

L. De mate waarin kennisclaim formuleren bottom up gebeurt. Vraag 9 en 10

(27)

Kennisproductie

M. De mate waarin de evaluatie organisatiebreed gebeurt. 10 en 11 N. De transparantie in het evaluatieproces. Vraag 11

Kennisdeling

(L. De mate waarin kennisclaim formuleren bottom up gebeurt) (N. De transparantie in het evaluatieproces)

O. Instrumenten die trainer/ adviseur krijgt om kennis te delen. Vraag 5

P. Mate waarin trainer/ adviseur gestimuleerd wordt om de verschillende aanwezige kennisdelingsinstrumenten te gebruiken. Vraag 6, 7 en 8

Q. Tijd en de ruimte die trainer/ adviseur krijgt om kennis te delen. Vraag 8 Aanspraak maken op Kennis

R. Mate waarin trainers/ adviseurs aanspraak kunnen maken op door hun ontwikkelde kennis.

Vraag 12

S. Waardering die trainers/ adviseurs krijgen voor hun werk. Vraag 13

(28)

Bijlage D. Interviewschema Managementteam

Introductie

Ik wilde beginnen met nog even kort uit te leggen wat het doel is van dit interview: in mijn onderzoek kijk ik naar kennisontwikkeling en kennisdeling bij ATOL en de invloed van Sociocratie hierop. Eerst heb ik de trainers/ adviseurs geïnterviewd om te achterhalen wat hun activiteiten zijn in het kennisverwerkingsproces en wat hierin veranderd is door de invloed van Sociocratie. Doormiddel van deze interviews met jullie kijk ik naar het beleid op het gebied van kennisontwikkeling en kennisdeling. Dit is de laatste stap van mijn dataverzameling. Hierna begin ik met het schrijven van mijn adviesrapport met aanbevelingen. Ik neem het hele gesprek op met behulp van deze digitale voicerecorder, zodat ik mij tijdens het interviewen niet te veel hoef bezig te houden met het noteren van je antwoorden. Aan de hand van de geluidsopname werk ik het hele interview uit. Deze uitwerking stuur ik je vervolgens, zodat je nog eens op je gemak kan kijken wat er allemaal gezegd is door jou en mij tijdens het gesprek. Mocht je dan nog iets willen veranderen in je antwoord, dan kan dat nog. Pas daarna ga ik de data uit het interview gebruiken voor mijn onderzoek. Zoals afgesproken duurt het interview tot ………….

Over het algemeen zijn het open vragen en vraag ik veel door naar voorbeelden, want van de ene kant wil ik veel informatie hebben. Van de andere kant moet ik ook de tijd bewaken dus dit kan betekenen dat ik je een aantal keren afkap. Ik zeg dit even van tevoren, dan komt het niet te bot over. Ik wil er ook nog even bij zeggen dat de informatie uit dit interview vertrouwelijk behandeld wordt, ik zet in mijn scriptie dus geen namen van ATOL-medewerkers. Ik geef je hier ook even een lijstje met veel gebruikte definities, zodat je die bij het interview bij de hand hebt.

Dit was even wat ik vooraf wilde zeggen. Is dat allemaal duidelijk? En is het allemaal akkoord wat jou betreft. Ok, dan gaan we nu echt beginnen. Hier komt de eerste vraag.

Toelichting vragen: volgen van interviewschema. Beginvraag steeds letterlijk zo stellen, vervolgens afhankelijk van antwoord de vervolgvraag stellen. Let hier voor goed op de doorvraaginstructies bij elke vraag.

Noteerinstructies: mits anders vermeld in steek woorden.

(29)

(Toelichting: het gaat bij vraag 1 en 2 om de verbondenheid tussen de trainers/ adviseurs. De verschillende middelen voor kennisdeling komen in vraag 6 en 7 aan bod, maar er zit misschien wel een overlap tussen de antwoorden van de geïnterviewde op vraag 1 en 2 en op vraag 6 en 7.

Daarom er voor waken dat het gesprek bij vraag 1 en 2 gaat over communicatie/ verbondenheid en samenwerking en waar nodig het gesprek ook meer deze kant op sturen)

1. Welke middelen krijgen de trainers/ adviseurs om met elkaar te communiceren en om elkaar te bereiken?

Hoe wordt dit contact gestimuleerd? (naar voorbeeld vragen)

2. Welke mogelijkheden bieden jullie als MT aan de trainers/ adviseurs om samen te werken?

Hoe wordt dit gestimuleerd? (naar voorbeeld vragen)

Hoe wordt samenwerken tussen mensen van verschillende teams gestimuleerd? Dus bijv.

tussen de MMO en de VO? (naar voorbeeld vragen)

(30)

3. Ik wil een aantal vragen stellen over ‘communities of practice’, ik zal eerst even toelichten wat ik hiermee bedoel. Een ‘Community of practice’ is een groep mensen die tot elkaar aangetrokken is rondom een probleem of een vraagstuk en die samen leren tijdens de oplossing van dit probleem. Dit kan informeel en tijdelijk zijn, dus iemand loopt tegen dit probleem / vraagstuk aan en haalt daar een collega bij, zij halen er nog meerdere collega’s bij, zo ontstaat een groepje. Maar het kan ook formeel zijn.

A. Wordt het ontstaan en het deelnemen aan ‘communities of practice’ gestimuleerd?

Antwoord ja, dan

Op wat voor manier? (voorbeeld vragen) Antwoord nee, dan

Waarom niet?

B. Wat voor middelen/ bronnen krijgen de ‘communities of practice’?

Hoe kan de tijd die hiervoor gebruikt wordt weggeschreven worden? (voorbeeld vragen)

4. Nu wil ik dezelfde vragen stellen over ‘communities of interest’, ik zal eerst even toelichten wat ik hiermee bedoel. In een ‘Community of interest’ vormen een aantal mensen met dezelfde interesse (bijv. coachen, een spirituelere kijk op management o.i.d.) een groep om samen hierover na te denken. Het verschil met een ‘community of practice’ is dus dat een

‘community of interest’ niet vraaggestuurd is.

A. Wordt het ontstaan en het deelnemen aan ‘communities of interest’ gestimuleerd?

Antwoord ja, dan

Op wat voor manier? (voorbeeld vragen) Antwoord nee, dan

Waarom niet?

B. Wat voor middelen/ bronnen krijgen de ‘communities of interest’?

Hoe kan de tijd die hiervoor gebruikt wordt weggeschreven worden? (voorbeeld vragen)

(31)

5. Welke middelen/ instrumenten krijgen de trainers/ adviseurs om kennis te delen?

6. Ik wil nu elk instrument even apart langslopen en bespreken.

A. Het basismateriaal: wordt het gebruik van het basismateriaal gestimuleerd?

Antwoord ja, dan:

Op wat voor manier? (voorbeeld vragen)

Hoe is dat beleid vastgelegd/ inzichtelijk voor de werknemers?

Antwoord nee, dan:

Waarom niet?

B. De themamiddagen: wordt het gebruik van themamiddagen gestimuleerd?

Antwoord ja, dan:

Op wat voor manier? (voorbeeld vragen)

Zowel het organiseren van themamiddagen als het bijwonen van de themamiddagen?

Hoe is dat beleid vastgelegd/ inzichtelijk voor de werknemers?

Antwoord nee, dan:

Waarom niet?

C. De intervisiebijeenkomsten: wordt het gebruik van intervisiebijeenkomsten gestimuleerd?

Antwoord ja, dan:

Op wat voor manier? (voorbeeld vragen)

Hoe is dat beleid vastgelegd/ inzichtelijk voor de werknemers?

Antwoord nee, dan:

(32)

D. Multivers: wordt het gebruik van Multivers gestimuleerd?

Antwoord ja, dan:

Op wat voor manier? (voorbeeld vragen)

Hoe is dat beleid vastgelegd/ inzichtelijk voor de werknemers?

Antwoord nee, dan:

Waarom niet?

E. De intercollegiale gesprekken/ het bij elkaar binnenlopen en de koffietafelgesprekken.

Wordt het gebruik van dit soort activiteiten gestimuleerd?

Antwoord ja, dan:

Op wat voor manier? (voorbeeld vragen)

Hoe is dat beleid vastgelegd/ inzichtelijk voor de werknemers?

Antwoord nee, dan:

Waarom niet?

F. De lunches. Wordt het bijwonen van deze lunches gestimuleerd?

Antwoord ja, dan:

Op wat voor manier? (voorbeeld vragen)

Hoe is dat beleid vastgelegd/ inzichtelijk voor de werknemers?

Antwoord nee, dan:

Waarom niet?

(33)

7. Wordt het delen van kennis beloond?

Antwoord ja, dan:

Op wat voor manier? (naar voorbeeld vragen)

Hoe is dat beleid vastgelegd/ inzichtelijk voor de werknemers?

Antwoord nee, dan:

Waarom niet?

8. Wat voor beleid is er op het gebied van tijd vrij maken om kennis te delen?

A. Hoeveel tijd mogen trainers/ adviseurs vrij maken om kennis te delen?

Hoeveel productieve uren moeten de trainers/ adviseurs draaien?

Zijn hier uitzonderingen op mogelijk?

Is er nog verschil in dit beleid tussen parttimers en fulltimers?

Waaronder kun je kennisdelen verantwoorden in het tijdschrijfsysteem?

Hoe is dat beleid vastgelegd/ inzichtelijk voor de werknemers?

(34)

9. Ik wil het er nu over hebben welke communicatielijnen er zijn voor de trainers/ adviseurs naar het MT. Dus hoe kunnen de trainers/ adviseurs jullie bereiken en hoe kunnen de trainers/ adviseurs ideeën inbrengen in het MT? (naar voorbeeld vragen)

Ik wil een aantal vragen stellen aan de hand van het beleidsstuk procesbeschrijving productontwikkeling.

10. De eerste stap is verduidelijking van de vraag of het gaat om innovatie of om productontwikkeling.

Wat verstaan jullie onder innovatie? (naar voorbeelden vragen)

Wat verstaan jullie onder productverbetering? (naar voorbeelden vragen)

Waar ligt de grens tussen innovatie en productverbetering? (Vraag eventueel verduidelijken aan de hand van een voorbeeld: omgooien van de gehele opleiding MMO, is dat een productverbetering of een innovatie?)

Bij een productverbetering, komt het dus niet in de ATOL-kring?

(35)

11. Op een gegeven moment is n.a.v. een ‘trigger’ door een werknemer of een groepje wat ontwikkeld en ligt er een voorstel klaar wat goedgekeurd moet worden, ik noem dat een kennisvoorstel. Wat doen jullie als MT om de medewerkers inzicht te geven in het proces van het bespreken van zo’n kennisvoorstel en in de redenatie waarom jullie een kennisvoorstel aannemen? (naar voorbeeld vragen)

12. Wat is het beleid inzake het aanspraak maken op producten die een trainer/ adviseur heeft ontwikkeld? Met aanspraak maken op bedoel ik auteurschap of patent o.i.d. (naar voorbeeld vragen)

13. Wat doen jullie als MT om jullie waardering te laten blijken voor het verrichte werk van de trainers/ adviseurs? (naar voorbeeld vragen)

(36)

Dan volgen er nu een aantal vragen over opleiden en leermogelijkheden bij ATOL

14. A. Mogen de trainers/ adviseurs zelf hun leerdoelen samenstellen?

Antwoord ja, dan:

Hoe worden eigen interesses en leerdoelen van ATOL aan elkaar gekoppeld? (vragen naar voorbeeldsituatie)

Antwoord nee, dan Door naar vraag B.

B. Is het pad van leren van tevoren bepaald of zijn er vrijheidsgraden in?

(het gaat nu dus om het traject van leren, niet het leerdoel) (vragen naar voorbeeldsituatie)

15. Welke faciliteiten krijgen de trainers/ adviseurs om hun leerdoelen te bereiken. (naar voorbeeld vragen)

Krijgen de trainers/ adviseurs alle tijd en/ of ruimte die ze vragen?

Antwoord ja, dan door naar vraag 16

Antwoord nee, dan:

Wanneer krijgen ze wel de tijd/ ruimte die ze vragen? (naar voorbeeld vragen)

Wanneer krijgen ze niet de tijd/ ruimte die ze vragen? (naar voorbeeld vragen)

(37)

16. Hoe wordt leren binnen ATOL gestimuleerd?

a. Komt initiatief om te leren vanuit de trainers /adviseurs of vanuit atol?

(vragen naar voorbeeld)

b. Hoe wordt leren beloond? (vragen naar voorbeeld)

17. Hoeveel ruimte krijgen de trainers/ adviseurs van jullie om te experimenteren?

Hoe wordt experimenteren gestimuleerd? (vragen naar voorbeeld)

18. Op welke manieren krijgen de trainers/ adviseurs allemaal feedback?

(38)

19. Ik wil nu een aantal vragen stellen over de mate van diversiteit die jullie nastreven als MT A. In welke mate streven jullie diversiteit naar opleiding na in het personeelsbestand

van ATOL?

Op wat voor manier?

B. In welke mate streven jullie diversiteit naar soorten functies na in het personeelsbestand van ATOL?

Op wat voor manier?

C. In welke mate streven jullie diversiteit naar leeftijd na in het personeelsbestand van ATOL?

Op wat voor manier?

D. In welke mate streven jullie diversiteit naar sekse na in het personeelsbestand van ATOL?

Op wat voor manier?

20. Ben ik nog iets vergeten te vragen? / Wil je nog iets kwijt over deze onderwerpen?

Afsluiting:

Dit was de laatste vraag. We zijn er doorheen. Hartstikke bedankt voor je uitgebreide antwoorden. Zoals ik zei krijg je de uitwerking van de antwoorden eerst nog toegestuurd, voordat ik het gebruik voor mijn verslag. Dit zal trouwens nog wel een week of 2 duren, aangezien ik deze week veel interviews heb en ze daarna allemaal nog moet uitwerken.

(39)

Bijlage E. Definities voor respondenten

(Om er voor te zorgen dat alle respondenten dezelfde definities voor een aantal belangrijke begrippen in hun hoofd hadden bij het beantwoorden van de vragen is onderstaand formulier bij aanvang van de interviews overhandigd aan de respondenten.)

Ter kennisgeving en als hulpmiddel bij het beantwoorden van de vragen.

De volgende definities worden tijdens dit onderzoek gebruikt:

Kennis ontwikkelen is de (tot op zekere hoogte) doelbewuste ontwikkeling van kennis waarover de organisatie voorheen niet beschikte.

Kennisontwikkeling is niet beperkt tot de afdeling onderzoek en ontwikkeling, maar vind plaats op alle terreinen van de organisatie waar vitale kennis gegenereerd wordt.

Kennis is niet altijd het resultaat van een doelbewuste inspanning. Het kan ook een nevenproduct zijn van de dagelijkse activiteiten in de organisatie.

Kennis delen is het ondernemen van pogingen om de inhoud en waarde van de kennis te delen met andere organisatieleden, waarbij pogingen worden ondernomen de kennis te integreren in de taakuitvoering van een grotere groep werknemers.

Een ‘community of practice’ is een groep mensen die tot elkaar aangetrokken is rondom een probleem of een vraagstuk en die samen leren tijdens de oplossing van dit probleem. Dit kan informeel en tijdelijk zijn. Dus iemand loopt tegen dit probleem / vraagstuk aan en haalt daar een collega bij, zij halen er nog meerdere collega’s bij, zo ontstaat een groepje. Maar het kan ook formeel zijn.

In een ‘community of interest’ vormen een aantal mensen met dezelfde interesse (bijv. coachen, een spirituelere kijk op management o.i.d. ) een groep om samen hierover na te denken. Het verschil met een ‘community of practice’ is dus dat een ‘community of interest’ niet vraaggestuurd is.

(40)

Bijlage F. Tabellen en quotes interviews Kennisverwerkingsproces

In deze bijlage worden de antwoorden gepresenteerd die de trainers/ adviseurs gegeven hebben in de interviews over het kennisverwerkingsproces van ATOL.1 Deze bijlage is opgebouwd naar de zes stappen van het kennisverwerkingsproces van McElroy: informatie vergaren (F.1) individueel leren (F.2), groepsleren (F.3), kennisclaim formuleren en kennisclaim evalueren (samen in F.4) en kennis delen/ integreren (F.5). Bij elke stap uit het kennisverwerkingsproces van ATOL worden per indicator de bijbehorende interviewvragen gepresenteerd in tabellen. De tabellen geven aan hoe vaak er een antwoord is gegeven in een bepaalde categorie en toont daarnaast een aantal representerende quotes die zijn aangehaald uit de interviews. Voor de quote staat met een afkorting aangegeven bij welke categorie die quote hoort. Bijv. als er bij geen invloed +/- staat en voor de quote ook +/- dan hoort die quote bij een van de respondenten, die als antwoord gaf geen invloed.

F.1 Informatie vergaren

A. Bereikbaarheid van organisatiekennis.

Aan de respondenten is gevraagd welke bronnen zij gebruiken, wanneer zij kennis missen bij het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden. Tabel 1.A geeft de volgorde aan waarin de respondenten de verschillende bronnen gebruiken.

Zoals uit de tabel is af te lezen raadplegen veel respondenten eerst het basismateriaal, vervolgens collega’s en daarna internet en/ of boeken en tijdschriften. N.B. sommige respondenten noemden twee zaken tegelijkertijd als eerste, vandaar dat de eerste kolom bij elkaar opgeteld meer is dan twaalf.

Vervolgens is de respondenten gevraagd hoe makkelijk zij dan kunnen vinden wat zij willen vinden. (Tabel 1.B)

Aantal keren dat bron Bron als ne wordt genoemd Basismateriaal

Collega’s Internet

Boeken/ Tijdschriften Netwerk buiten ATOL

1e 9 3 3 - -

2e 2 7 1 1 -

3e - 1 3 6 1

5e - - - 1 - 4e

- 1 - 1 3

1.A Welke bronnen gebruik je als je kennis mist bij het uitvoeren van je werkzaamheden en in welke volgorde?

(41)

Alle respondenten geven aan dat dit (meestal) makkelijk gaat. Vaak genoemd wordt de bereidheid van collega’s om te helpen. Zes respondenten geven aan dat het soms niet makkelijk gaat, een paar keer wordt dit gewijd aan de toegankelijkheid van het basismateriaal.

Vervolgens is de respondenten gevraagd of kennis wel eens onbereikbaar is terwijl ze weten dat het binnen ATOL aanwezig is. (Tabel 1.C)

Zeven respondenten vinden kennis wel eens onbereikbaar. Waarvan vijf aangeven dat dit maar soms voorkomt. Door drie respondenten wordt genoemd dat boeken soms onvindbaar zijn (zie volgende alinea: intermezzo), drie andere respondenten noemen het basismateriaal als reden (ontoegankelijkheid ervan en het feit dat iets er nog niet in stond). Vijf respondenten hebben nog nooit zoiets meegemaakt. Het kan wel voorkomen dat een collega, die over de benodigde kennis beschikt, niet aanwezig is. Maar wanneer het echt dringend is dan wordt deze collega gewoon privé gebeld.

Makkelijk (+)

Meestal makkelijk/

maar soms niet (MM)

6

6

1.B Hoe makkelijk kun je dan vinden wat je wil vinden?

(+) “Ik kan me niet herinneren dat iets een keer niet lukte. Enerzijds omdat ik erg gemotiveerd ben om het te krijgen, anderzijds omdat mensen ook meewerken, tot en met het secretariaat aan toe.”

(MM) “Via collega’s vaak wel snel en makkelijk qua snelheid en gemak, in het basismateriaal vind ik het lastig in welke categorie ik het zou moeten vinden.”

(MM) (over het basismateriaal) “Ik weet waar dingen zouden moeten zitten, maar ze zijn niet altijd zo geordend, zodat je makkelijk er gebruik van kan maken. Het is puur op oefeningen niveau geordend, waar je soms behoefte aan hebt is een bepaalde opzet/ werkwijze.”

Ja (+) Soms (S) Nee (-)

2 5 5

1.C Gebeurt het wel eens dat je kennis op het moment dat je het nodig hebt niet kunt krijgen, terwijl je weet dat het beschikbaar is?

(+) “Vooral met boeken, dan heb ik een bepaald boek nodig en ik weet dat we die hebben, maar die is dan nergens te vinden. Bij kennis, die bij mensen in de hoofden zit, is het soms ook moeilijk, die mensen zijn er natuurlijk niet altijd en ik weet ook niet precies wat ze in hun hoofd hebben.”

(S) “Dat is weer een beetje terug te voeren op de gebruikersvriendelijkheid van het basismateriaal, soms heb ik dus zoiets van hier moet materiaal over zijn, ik weet dat het er is, maar vind het maar eens even op korte termijn.”

(-) “Dat heb ik nog nooit meegemaakt, mensen zijn altijd beschikbaar en bereid om ergens wat over te zeggen. Heerlijk is dat.”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarnaast zouden te noemen zijn onderwerpen van economi- schen aard, de Marshall-hulp (zowel de verdeling over de verschil- lende landen als ook de besteding

Het kennisverwerkingsproces bestaat volgens McElroy uit zes stappen: informatie vergaren, individueel leren, groepsleren, kennisclaim formuleren en kennisclaim evalueren en kennis

Deze masterscriptie is het resultaat van mijn onderzoek naar de mogelijke relatie tussen de diversiteit in de Raad van Bestuur en de mate van verantwoording van de capitals in

officials outside the school with a mandate from a national/local authority, by: (1) coordinating visits to all schools and stakeholders in the network; (2) examining the quality

Voor alles en zeker voordat er een keuze wordt gedaan ten aanzien van de mate van organisatie moeten de bedrijfsdoelen helder zijn en moet er inzicht zijn in de

Thus, a social learning approach that promotes the elicitation of tacit and explicit spatial knowledge through co-production of knowledge is crucial achieve better implementation

Understanding the interaction of ions with surfaces near the sputter threshold becomes essential in ascertaining damage to metallic films, whether it’s ‘fuzz’ growth in tungsten,

He is presently Senior Researcher at the Netherlands Institute for the Study of Crime and Law Enforcement NSCR (Leiden) and Professor of empirical research into criminal