Vraag nr. 105 van 31 januari 1997
van de heer MARC OLIVIER
Installatievergadering OCMW's – Procedurepro-blemen
Er rijzen geregeld problemen met betrekking tot een aantal procedures rond de raden voor maat-schappelijk welzijn.
Enerzijds zijn er blijkbaar een aantal lacunes inza-ke gedetailleerde wettelijinza-ke regelingen, a n d e r z i j d s is er tegelijk een klaarblijkelijk gebrek aan concre-te richtlijnen. En de nood daaraan is duidelijk groot.
Concreet denk ik aan volgende procedureproble-men die ik in de praktijk vaststel.
1. Hoewel de wet geen bijzonderheden voor-schrijft, wordt er sinds de jaren 1970 in verschil-lende ministeriële onderrichtingen aanbevolen dat de burgemeester of afgevaardigde schepen in de brief waarbij hij de leden tot de eedafleg-ging oproept, er tevens de aandacht op vestigt dat dadelijk hierna de eerste vergadering van de raad zal plaatsvinden, met als voornaamste agendapunt de voorzittersverkiezing.
Vermits het niet aan de burgemeester of de afgevaardigde schepen toekomt om de dagorde van die "installatievergadering" vast te stellen, is het niet duidelijk wie hiervoor dan moet i n s t a a n . De uittredende voorzitter is daartoe niet bevoegd, vermits hij de verkozen raadsle-den ook niet tot de eedaflegging kan uitnodigen en ten aanzien van hen geen bevoegdheden heeft.
In de praktijk is het dan veelal de OCMW-secretaris die de dagorde opstelt en onderte-kent, al dan niet op eigen briefhoofd.
Kan dit ? Bestaan daar voldoende wettelijke gronden voor ?
2. Met het "oudste lid",zoals bepaald in artikel 25, paragraaf 3 van de OCMW- w e t , is klaarblijke-lijk het oudste lid in leeftijd bedoeld. To c h wordt geregeld geopperd dat bij de formulering "oudste lid", "oudste" ook op "lid" en dus op het lidmaatschap kan slaan : het lid met de meeste dienstjaren.
3. Het artikel 21, alinea 7 van de OCMW- w e t bepaalt dat wanneer een raadslid bij de Raad
van State in beroep gaat tegen de "vervallenver-klaring" van zijn mandaat zoals uitgesproken door de bestendige deputatie, dit beroep niet schorsend werkt.
De vraag rijst of dit ook geldt in geval van beroep bij toepassing van artikel 22, paragraaf 3 van de OCMW-wet (schorsing of afzetting). 4. Problemen doen zich ook voor inzake
aanpas-sing – al dan niet – van de tabel van rangorde ingeval een raadslid van zijn mandaat wordt "vervallen verklaard" (artikel 21) of bij de be-stendige deputatie een tuchtsanctie oploopt (in de veronderstelling dat het beroep bedoeld in artikel 22, paragraaf 3 niet schorsend is).
O C M W ’s en provincie- en gemeentebesturen heb-ben duidelijk nood aan gedetailleerde procedure-richtlijnen omtrent de aangehaalde punten.
Waarom worden er, met betrekking tot zulke mate-r i e s, niet meemate-r initiatieven genomen in de mate-richting van praktische en verklarende richtlijnen ?
Antwoord
1. Noch de uittredende OCMW- v o o r z i t t e r, n o c h de burgemeester of afgevaardigde schepen is bevoegd om de dagorde van de installatieverga-dering van de raad voor maatschappelijk wel-zijn vast te stellen. Deze bevoegdheid komt evenmin toe aan de OCMW- s e c r e t a r i s. B e h o u-dens in dringende gevallen, waarbij toepassing kan worden gemaakt van artikel 30, tweede lid, van de OCMW- w e t , zal de "agenda" van de installatievergadering dan ook beperkt blijven tot de verkiezing van de voorzitter en het vast bureau.
Uiteraard is de OCMW-secretaris bevoegd om tijdens deze vergadering de nieuw geïnstalleer-de raadslegeïnstalleer-den te informeren over aangelegen-heden die, naar zijn aanvoelen, een dringende behandeling vergen.
Tot de installatie van de nieuwe raad voor maat-schappelijk welzijn blijft de oude raad al zijn bevoegdheden behouden en kan dus, te allen t i j d e, een bijzondere zitting worden belegd om dringende zaken af te handelen.
In het verleden zijn er bij mijn weten in dit ver-band nooit bijzondere problemen geweest. I k neem mij evenwel voor om in de eerstvolgende onderrichtingen in verband met de vernieuwing
van de raden voor maatschappelijk welzijn, ter-zake de nodige toelichting te verstrekken. 2. Er kan geen twijfel over bestaan dat met "het
oudste lid in jaren" het raadslid wordt bedoeld dat de hoogste leeftijd heeft bereikt.
3. Bij een op 22 februari 1997 gepubliceerd de-creet van 4 februari 1997 wordt in de organieke OCMW-wet een artikel 22bis ingevoegd waarin, wat de Vlaamse Gemeenschap betreft, w o r d t bepaald dat het beroep bij de Raad van State tegen de beslissing van de bestendige deputatie inzake de schorsing of afzetting van een raadslid geen schorsende werking heeft. Aldus wordt elke onzekerheid in dit verband weggenomen. De betrokken besturen zullen bij omzendbrief over deze nieuwe bepaling worden geïnfor-meerd.
4. Er is geen wettelijke bepaling die het OCMW verplicht om een "tabel van rangorde" van de raadsleden op te maken.
De OCMW-wet voorziet enkel in een rangrege-ling die moet toelaten om de verkozene aan te wijzen wanneer twee of meer kandidaten een gelijk aantal stemmen hebben gekregen (artikel 15 van de OCMW-wet), alsook om de orde van voorrang te bepalen tussen twee of meerdere verkozenen die zich in een toestand van onver-enigbaarheid wegens bloed- of aanverwant-schap ten aan zien van elkaar bevinden (artikel 8 van de OCMW- w e t ) . Deze rangorde is dus strikt genomen enkel van belang ten tijde van de installatie van de nieuwe OCMW-raden. Doch ook wanneer het huishoudelijk reglement teruggrijpt naar de rangregeling rijzen er geen bijzondere problemen.
Het niet-schorsend karakter van een beroep bij de Raad van State tegen de vervallenverklaring, schorsing of afzetting van een raadslid heeft geen nadelig effect op de positionering van dit raadslid in de hier bedoelde rangorde. Wanneer de Raad van State de beslissing van de besten-dige deputatie inzake vervallenverklaring, schorsing of afzetting vernietigt, dan verdwijnt immers deze beslissing uit het rechtsverkeer en wordt het betrokken raadslid geacht zijn man-daat onafgebroken te hebben uitgeoefend. H e t betrokken raadslid zal evenwel inmiddels niet hebben gefungeerd.
Het lijkt mij weinig zinvol om deze hoogst uit-zonderlijke situatie in een algemene onderrich-ting toe te lichten.