• No results found

Natuur, milieu en socialisme

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Natuur, milieu en socialisme "

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SOCIAlISME

IN DIMOCRATII

B

socialisme en democratie, nummer 6, Juni 1980

Foto van de maand 259 Dolf Toussaint

Mens en omgeving 260 A. P. Oele

Natuur, milieu en socialisme

Er is in Nederland geen echte 'groene'partij, zoals in de Bondsre- publiek. Wel wordt 0'66 ervan verdacht zich meer dan andere par- tijen met milieuproblemen bezig te houden. Maar ook aan de PvdA is de milieubeweging niet onopgemerkt voorbij gegaan. Pro- bleemloos gaat dat bij de democratisch-socialisten niet.

A. P. Oele, bestuurder in een gebied waar nogal wat industrie ze- telt, ziet zich regelmatig heen en weer gekegeld tussen nieuw- groen en oud-rood. Een artikel vol constateringen en vragen.

Staat en burger 267 Piet Dankert

Haalt het Europees Parlement 1984?

Onder leiding van de betreurde Anne Vondeling deed de PvdA mee aan de Europese verkiezingen. Er waren nogal wat democra- tisch-socialisten die weinig vertrouwen stelden in de mogelijkhe- den van het Europees Parlement. Maar ras-parlementariër Vonde- ling leek ervoor garant te staan dat iedere mogelijkheid optimaal zou worden benut. Piet Dankert, jarenlang PvdA-buitenlandspecia- list en Europakenner bij uitstek maakt, na één jaar parlementaire ervaring, een balans op.

Essay 274 Ger Verrips

Duitse legenden

De SPD heeft bij vele Nederlandse democratisch-socialisten niet zo'n erg goede naam. Omdat Nederlanders het beter weten, om- dat het om Duitsers gaat, omdat we met teveel vooroordelen rond- lopen? De schrijver en ex-Waarheidredacteur Ger Verrips is nogal positief over onze Duitse zusterpartij, die in Rijnland-Westfalen een schitterende verkiezingsoverwinning boekte. Een prikkelend essay.

Mens en omgeving 278 Coos Huijsen

De politieke aspecten van de homo-emancipatie

Een fatsoenlijk mens haalt niet langer de neus op voor een homo- seksueel. Er zijn zelfs hetero's die homo's tot hun beste vrienden rekenen. Dat is weleens anders geweest. In de achttiende eeuw werden ze nog vermoord. Er is dus vooruitgang. Maar langzaam gaat het wel en er moet nog veel discriminatie overwonnen wor- den. Een pleidooi.

(2)

socialisme en democratie, nummer 6, juni 1980

Documenten 286 Eqbal Ahmad

De Iraanse crisis; Amerika na Vietnam

Een Pakistaanse politicoloog, die al jaren in de Verenigde Staten woont en daar wetenschappelijk werk verricht, pendelde na de vlucht van de Sjah tussen Teheran en Washington. Hij kreeg daarbij meer begrip voor de studenten die Amerikaanse diploma- ten gijzelden dan meestal in het Westen gebruikelijk is. Daarvan getuigt dit essay, waarin in vogelvlucht de geschiedenis van Iran wordt geschetst.

Signalementen

293 Geschiedenis van de vakbeweging Oranje zonder mythe

Zuidelijk Afrika Nieuws

Pen op Papier 298 J. de Boer

Voedsel en energie

Hoe minder vlees eten tot energiebesparing leidt.

(3)
(4)

mens en omgeving

socialisme en democratie, nummer 6, Juni 1980

A. P. Oele

Natuur, milieu en socialisme

Het democratisch-socialisme heeft een ruim hart. Als bedding voor een hoofdstroom in de politiek is er breedte en ruimte voor tal van min of meer verwante stromingen. Dat is geen slechte zaak. Samen immers kom je ver- der! Voorwaarde is wel dat men grosso modo dezelfde kant uit wil en het in grote lijnen eens is over spelregels en methoden in de praktijk van de poli- tiek.

Sinds het midden van de jaren zestig draagt de bedding van de rode rivier ook een op milieudoelstellingen gerichte stroming. Die stroming neemt toe naarmate de beginselen en doelstellingen van het milieubehoud een in ver- houding tot de meer sociaal-economisch getinte doelstellingen grotere rol gaan spelen. Is de bedding breed genoeg? Welke ruimte blijft er voor de oorspronkelijke doelstellingen?

Aanknopingspunten

Deze vraag is actueel, omdat de economische crisis onmiskenbaar is en juist van socialisten een ingrijpende aanpak vraagt.

Voorop gesteld moet worden, dat de aandacht voor natuurbehoud en mi- lieuzorg in de theorie en de historische praktijk van het socialisme een on- miskenbare rol heeft gespeeld. De socialistische jeugdbeweging heeft in belangrijke mate de natuur als inspiratiebron gebruikt. Socialisten hebben een vooraanstaande rol gespeeld en doen dat nog, in de landschapszorg en in het behoud van natuurmonumenten. Er is bovendien in de landen met een grote sociaal-democratische inbreng in het bestuur steeds veel aandacht geweest voor de planologie en· van daaruit ook voor een stukje milieu- zorg, dat nu langzamerhand vruchten begint af te werpen.

Echter ook in de keuze van haar middelen om bepaalde doeleinden te be- reiken, biedt de socialistische praktijk goede aanknopingspunten voor het milieubeleid. De voorkeur voor meer centrale ordening en planning blijkt een goede ingang voor het meer milieu-conforme bestuur. Het is niet toe- vallig, dat milieuverenigingen zich graag richten tot de provinciale en hoge- re overheden, waar duidelijker lijnen kunnen worden getrokken en minder compromissen worden gemaakt in het verzekeren van goede randvoor- waarden ten behoeve van het milieu.

In dat streven vinden zij vaak socialisten aan hun zijde, omdat ook daar het gebruik maken van een meer centrale sturing voorkeur geniet. Dit moge dan haaks staan op het beginsel van decentralisatie en kleinschaligheid in de besluitvorming; als er moet worden gekozen voor de milieubelangen met meer op de toekomst gerichte waarden ten nadele van de aan kleinere verbanden gekoppelde economische belangen met lokale of regionale be- tekenis, dan kan men beter bij de hogere overheid zijn. •

Er is een belangrijker aanknopingspunt. Het nieuwe besef van schaarste en de daaraan verbonden wereldomvattende milieuvraagstukken zijn van grote invloed geweest op het socialistisch denken. Het van 1972 daterende 'gids- land-advies' van de progressieve partijen waaraan de namen van Mansholt,

o

sc

(5)

mens en omgeving

socialisme en democratie, nummer 6, juni 1980 261

Den Uyl, Pronk, Van Mierlo en Jurgens verbonden zijn, heeft wat dit betreft sporen getrokken.

Inmiddels hebben we twee oliecrises gehad en begint men nu ook in rui- mere kring te merken, dat de handelspolitiek op de schaarste vooruit loopt.

Daarmede zijn de verdelingsvraagstukken op de voorgrond van het wereld- politieke toneel gekomen. Voor socialisten is de verdeling een centraal the- ma. Het leidde reeds tot blijvende aandacht voor het ontwikkelingsbeleid.

Ongetwijfeld zal daarmede ook het verwante vraagstuk van het in wereld- verband bedreigde milieu op de agenda van het socialisme blijven.

Spanningen

Deze ontvankelijkheid voor milieuvraagstukken mag ons niet de ogen doen sluiten voor de in beginsel aanwezige spanningsrelatie tussen de doelstel- lingen en -middelen van het milieubeleid en die van het sociaal-economisch beleid. Zolang socialisten het streven naar meer gelijkheid en de volledige werkgelegenheid van groot belang achten, zal het economisch beleid mede in het centrum van de aandacht van de socialistische beweging blijven. De verhouding tot het milieubeleid moet er dan een zijn van een zeker even- wicht. De vraag is nu in hoeverre dat evenwicht kan worden gehandhaafd bij het consequent overnemen van milieubeginselen.

Vanuit het zuivere milieustandpunt benadert men deze problematiek op een andere wijze. Er is daarbij geen sprake van een nevenschikking, maar eerder van een onderschikking. Elk program, of dat nu een program van een socialistische dan wel van een andere partij is, moet in haar doelstel- lingen en middelen de toets aanvaarden van het ecologisch inpasbaar han- delen. Die toets stelt randvoorwaarden en vraagt daarnaast een goede af- weging van voor- en nadelen. Die randvoorwaarden zijn dwingend, althans behoren dat te zijn.

Dergelijke voorwaarden behoeven geen problemen op te leveren. Wie zou bij voorbeeld bezwaar kunnen maken tegen het verbod van lozing van zwa- re metalen? Problemen ontstaan wel bij de afweging, wanneer geen con- crete maar mogelijke nadelen in de weging worden betrokken. Bij de beoordeling of een bepaald verlangen, bij voorbeeld een nieuw bedrijf of een nieuwe techniek ecologisch inpasbaar is, dient men zich, vanuit milieu- standpunt bezien, te onthouden van uitvoering indien er op grond van na- dere analyse van de eventuele gevolgen twijfel mocht blijven over de nade- lige gevolgen voor het milieu.

Anders gesteld: er is een groeiende maar nog onvolmaakte wetenschap, die uitmaakt wat ecologisch inpasbaar is en wat niet. In al die gevallen, waarbij de wetenschap geen veilig antwoord kan geven over de gevolgen van een bepaald voornemen, mag dat voornemen niet tot uitvoering komen en moet naar een veiliger alternatief worden gezocht.

Dit moge wellicht een wat eenzijdige weergave zijn van het standpunt van de consequente milieudenkers, in elk geval staat vast dat daar het primaat van de milieuwetenschap, en, bij gebrek aan daaraan te ontlenen zekerhe- den, ook dat van de wetenschappelijke twijfel voorop staat.

Het streven naar meer inkomen, naar meer welvaart, naar meer gelijkheid tussen regio's en dergelijke, het streven naar uitbreiding of instandhouding van grootschaligheid in produktie en in verkeer, dient aan dat beginsel 'bij twijfel onthoudt u zich' te worden getoetst en te worden onderworpen.

Het is deze eis, die democratisch-socialisten thans onder ogen moeten zien. Willen zij zich niet alleen in theorie, maar ook in de bestuurspraktijk echt onderwerpen aan de uitgangspunten van een stringent en alles over- koepelend milieubeleid? Hoeveel ruimte moet worden geboden aan groot- schalige technologische toepassingen? Hoe selectief en hoe kritisch moet

(6)

mens en omgeving

socialisme en democratie, nummer 6, juni 1980

men zijn in het toelaten van nieuwe technologieën? Moeten we en kunnen we in een wereld van zich versnellende technische ontwikkeling plotseling op de rem trappen? De discussie over de sociale gevolgen van de explo- sief groeiende micro-elektronica en de eerste ronduit verbluffende resulta- ten van genetische technieken in de biotechnologie illustreren de actualiteit van deze fundamentele vragen.

De klassieke theorie van het socialisme helpt ons niet veel verder. Die theorie immers is van huis uit positivistisch-humanistisch. Zij beoogt de ont- plooiing van mensen door het wegnemen van materiële en sociale belem- meringen in het economische en sociale leven.

Zij bevat alle elementen voor het streven naar gelijkheid, maar is niet tot voor iedere socialist aanvaardbare opvattingen gekomen over de verhou- ding van de zich ontwikkelende mens als persoon tot de instellingen die de sociale en produktieve verbanden beheren. In het democratisch-socialisme heeft de welwaart en de verdeling van die welvaart een belangrijke beteke- nis gekregen en is het de verzorgingsstaat die de vruchten van de econo- mie moet verdelen. In deze praktijk ligt het accent op de materiële welvaart en komen cultuur- en milieubeleid tekort. Het ontstaan van het socialisme als reactie op het burgerlijke kapitalisme en zijn aangepaste ontwikkeling binnen de industriële staat heeft daar veel, zo niet alles, mee te maken.

Het gaat in diepste wezen om een vraagstuk van levensbeschouwelijke aard. Wat moet, wat mag de plaats zijn van de mens in de natuur? Hoe ver mag hij gaan met het onderwerpen van die natuur? Moet het humanisme, dat op overigens religieuze grondslag het uitgangspunt was voor de groei en vertechnisering van onze samenleving niet aan banden worden gelegd?

Wat zijn dan die banden? Moeten die komen uit een nog onvoldragen we- tenschap over de ecologische verbanden en aangevuld worden met een aan het conservatisme grenzende voorzichtigheid, of zijn er andere criteria die bruikbaar zijn voor een meer ecologisch aangepast humanisme?

De discussie over deze principiële zaken is belangrijk en moet worden voortgezet en verdiept. Op de uitkomst echter kunnen we en mogen we niet wachten. Meer dan ooit moet nu daadwerkelijk invloed worden verkre- gen op de gang van zaken, hetgeen ook medeverantwoordelijkheid inhoudt voor de erfenis van het verleden. Ook in zaken van vredes- en defensiebe- leid kunnen socialisten, hoe pacifistisch ook, niet aan de kant gaan staan.

Ook zij blijven medeverantwoordelijk voor vrijheid en mensenrechten en zullen in hun streven naar internationale solidariteit voorzichtig moeten om- gaan met de nationale instellingen waariri die rechten zijn verankerd. Zo zal ook op het vlak van het milieubeleid het socialisme op twee benen moeten lopen: gang houden in de verdere technische en economische ont- wikkeling om met de daarmede verkregen nieuwe mogelijkheden tot verbe- tering van het milieu te komen.

Juist omdat er - terecht - allerlei beperkende voorwaarden aan de verde- re economische en technische ontwikkeling worden gesteld, is het ander- zijds nodig om de dynamiek te bewaren en waar nodig te versterken. Te- gen deze achtergrond zijn tal van goede mogelijkheden aan te geven voor een effectief en verantwoord milieubeleid.

Beleidsterreinen

Een eerste terrein dat reeds volop wordt bewerkt, is dat van de bestrijding van de verontreiniging van water, bodem en lucht. Ook de 'bestrijding van hinderlijk en overmatig geluid behoort daartoe. De hierbij toegepaste maat- regelen kan men, zonder volledig te zijn, samenvatten en op een rijtje zet- ten onder de slagzinnen: de vervuiler betaalt; het toepassen van de 'best practicabie means'; het toepassen van de 'best technical means' en ten

(

s

(7)

mens en omgeving

socialisme en democratie, nummer 6, Juni 1980

263

slotte het gebruik maken van gebodsbepalingen dan wel vergaande beper- kingen aan de bron. Het lijkt geen groot probleem voor socialistisch be- stuurlijk handelen om op dit gebied zover mogelijk te gaan. Dat betekent dat het toepassen van de 'best technical means' een goed uitgangspunt is ook voor socialisten. Het betekent ook, dat beperkingen aan de bron in de bestuurspraktijk moeten worden meegenomen.

Er doet zich hier wel een afwegingsprobleem voor, omdat bij de stand van de techniek en bij de daar bestaande kostenverhoudingen en onzekerhe- den deskundigenstrijd denkbaar .is over bepaalde technische veranderingen en verbeteringen. Hier moet dus ruimte zijn voor politiek arbitrair handelen.

Over het algemeen echter is deze sector van het milieubeleid, die een zo bij uitstek praktische aanpak kent, geen sector waar milieuverdedigers en socialisten ernstig met elkaar overhoop zouden moeten liggen. De gelijk- waardigheid of althans het rekening houden met werkgelegenheid en de daarvoor nodige economische voortgang kan uiteraard conflicten veroorza- ken. Maar dat laat zich vaak oplossen door gebruik te maken van redelijk goede technische middelen.

De veiligheid is een tweede beleidsterrein van toenemend politiek belang.

Hier zijn nog geen al te duidelijke beleidslijnen te trekken. De kennis, in het bijzonder over risico's van grote omvang, maar met zeer kleine kansen, is ontoereikend. Desondanks worden van de overheid beslissingen verlangd, die vooruitlopen op een meer gefundeerd en meer omvattend veiligheids- beleid. De sterk toegenomen schaal in het transport van gevaarlijke stoffen zoals chloor en LPG demonstreren de actualiteit van dit aspect van het mi- lieubeleid, dat zowel vanuit de invalshoek van de risico-analyse, als vanuit die van de meer subjectieve beleving van veiligheid moet worden ontwik- keld. Er is dan nog volop ruimte voor een fervente richtingenstrijd, ook bin- nen de rijk geschakeerde socialistische familie.

Twee zaken vragen daarbij de aandacht. In de eerste plaats is de doelma- tigheid van beheer en controle van het riskante proces in relatie tot de in- vloed van de overheid op de controletaak van belang. Het moet de socialis- ten iets uitmaken, of de overheid via de controle weinig of veel invloed heeft. Het moet zelfs z6 veel uitmaken, dat een geconcentreerde groot- schalige toepassing niet bij voorbaat moet worden uitgesloten als daarme- de de kansen op een calamiteit via een meer doelmatige en niet door commerciële overwegingen beperkte controle sterk worden verminderd.

Een tweede aspect nauw verbonden aan het vorige is dat van de eventuele uitsluiting van risico's met grote effecten, ongeacht de kans. Voor een der- gelijk radicaal beleid moet ruimte zijn. De vraag echter is, of daarmede ook allerlei min of meer gevaarlijke grootschalige activiteiten met een in verhou- ding tot individuele risico's in de moderne samenleving zeer kleine kans moeten worden verboden. Hier is de beoordeling en de waardering van in- dustrie en de daaraan ontleende welvaart in het geding. Het moet weinig progressief en wellicht ook weinig socialistisch worden geacht om steeds zodanig vergaande voorwaarden te gaan stellen, dat daarmede bij conse- quente toepassing het bestaande grootschalige luchtverkeer, of de moder- ne olieraffinage onmogelijk zou worden.

Het derde beleidsterrein is dat van de beperking van het handelsverkeer in nieuwe of bestaande, meer of minder gevaarlijke chemicaliën die, hetzij di- rect, hetzij indirect, leven en gezondheid van mens, plant en dier kunnen aantasten. Ook de introductie van geneesmiddelen behoort hiertoe. Welnu, het toepassen van scherpere toelatingseisen en het verschuiven van de bewijslast voor onschadelijkheid naar degene, die met een nieuw produkt op de markt wil komen, behoren tot beleidsmiddelen die voor socialisten zeer wel aanvaardbaar zijn.

(8)

- - - - -

mens en Hierbij passen wel enige kanttekeningen. De praktijk gebiedt, dat men deze omgeving maatregelen niet alleen in nationaal, maar ook in transnationaal verband

tracht door te voeren, omdat het vaak gaat om grensoverschrijdende han- del en bedrijvigheid. Deze stand van zaken verplicht tot politieke activiteiten in internationaal verband, waarbij in eerste aanleg de actie zal moeten wor- den gevoerd in de Europese Economische Gemeenschap. Meer nog dan bij de bestrijding van de verontreiniging van water, lucht en bodem ligt hier, gelet op het reeds vrijgemaakte handelsverkeer, een belangrijk werkterrein.

Dat daarbij allerlei belemmeringen zijn voor een rigoreus sanerend beleid is duidelijk. Dat mag echter geen reden zijn voor overwegend nationalistisch optreden. In de strijd tegen de onbedoelde, maar sluipende aantasting van de gezondheid, door het nog grote aantal van onvoldoende gecontroleerde synthetische stoffen in het dagelijks leven, heeft men alle deskundigheid en medewerking, ook uit het buitenland, nodig.

socialisme en democratie, nummer 6, Juni 1980 264

Een tweede kanttekening betreft de toelating van nieuwe produkten en de beoordeling van de onschadelijkheid. Onafhankelijke deskundigen zullen hierbij een zware stem in het kapittel hebben. Een goed geëquipeerde en uitsluitend van de overheid afhankelijke controle- en beoordelingsinstantie moet het voornaamste onderwerp van politieke zorg zijn. Daarbij moet er ruimte zijn voor beoordeling in verschillende stadia. Allereerst een beoorde- ling na de fase van ontwikkeling en evaluatie op laboratoriumschaal, even- tueel gevolgd door toelating op beperkte schaal en onder gecontroleerde omstandigheden. Vervolgens ka.n op grond van nadere evaluatie een ver- gunning tot meer algemeen gebruik worden gegeven, terwijl er tenslotte voor farmaceutische additieven in voedingsmiddelen altijd sprake moet zijn van een vergunning, die op grond van herevaluatie en praktische ervaring moet kunnen worden ingetrokken. Bij deze aanpak is het niet wel doenlijk algemeen geldende regels te geven. Essentieel is echter de mogelijkheid van voorlopige, beperkte en gecontroleerde toetsing om op een weliswaar niet geheel risicoloze maar toch verantwoorde manier nieuwe produkten hun kans te geven.

Een vierde beleidsterrein ligt op het vlak van de introductie van nieuwe pro- duktiemethoden en daarmede te verkrijgen series van nieuwe produkten.

Sinds kort tracht men zo goed en zo kwaad als het kan de gevolgen te be- zien en te beoordelen met technologie-evaluatie en met milieu-effect-rap- portage. De ervaring met deze methodieken is beperkt. De mate waarin twijfels, al dan niet wetenschappelijk onderbouwd, medebepalend moeten zijn voor het uiteindelijke besluit, kan nog steeds tot grote conflicten aanlei- ding geven. Hier ligt er duidelijk de mogelijkheid om bepaalde ontwikkelin- gen geheel of gedeeltelijk af te remmen, zonder dat bij voorbaat bewezen is dat ze per saldo onaanvaardbaar, ongunstig of nadelig zullen zijn. Het is op dit beleidsterrein, dat zich de wegen van socialisten en milieubescher- mers kunnen scheiden. Hier dient de afweging met effecten van regionale ontwikkeling en werkgelegenheid open en eerlijk te geschieden. Het komt mij voor, dat op dit gebied het socialisme ook in beginsel vanuit haar visie op de ontwikkelingsmogelijkheden van de mens gehouden is om de weeg- schaal in alle openheid en eerlijkheid te hanteren.

Kernenergie en DNA

Heel markant komt dit probleem naar voren bij de kernenergie. Nuchter be- schouwd is het, gelet op het ontwikkelingsstadium, naar de.mening van de schrijver te vroeg om de kernenergie zonder meer af te wijzen. Er moet in het progressieve denken ruimte zijn voor degenen die op zijn minst de op- tie willen openhouden. Er zijn veiliger vormen van nucleaire energie-opwek- king ontwikkeld, dan de met gewoon water gekoelde centrales. De veilige

s

(9)

mens en omgeving

socialisme en democratie, nummer 6, Juni 1980 265

afvalverwerking is een groter probleem, dat echter niet bij voorbaat onop- losbaar is. Het gaat om een nieuwe techniek die in bepaalde landen niet onbekommerd, maar toch met veel elan wordt uitgebouwd. Het heeft ook, gelet op de eventueel nadelige gevolgen, geen zin om deze zaak in kleine nationale parochies af te doen met een volledige onthouding en vervolgens te constateren, dat de ontwikkeling elders, ook in socialistisch bestuurde landen, voortgaat. Het probleem verdient een grensoverschrijdende aan- pak.

Dit alles neemt natuurlijk niet weg, dat degenen die veiligheid voor alles in hun vaandel voeren, mogelijkerwijs in de toekomst gelijk kunnen krijgen.

De tijd kan ook anders leren. Voor degenen die dat leerproces de tijq willen geven en pas na meer bevind van zaken een definitieve keuze voor of te- gen willen doen, moet in een niet-conservatieve partij ruimte zijn.

Een andere, geheel nieuwe produktiemethode is de toepassing van micro- biologische processen, waarin bacteriën of gistcellen met aangepaste ge- netische eigenschappen op grote schaal nuttige stofwisselingsprodukten maken, zoals insuline of biologische wasmiddelen.

De tot nu toe behaalde resultaten zijn formidabel. De aanvankelijke terug- houdendheid maakt in veel landen plaats voor een positief-kritische aan- vaarding. De biotechnologie als technisch systeem steekt qua procesom- standigheden gunstig af tegenover andere gangbare vormen van chemi- sche produktie. Er is een afvalprobleem, dat stellig oplosbaar is. Over de grondslag van deze nieuwe techniek, het veranderen van de erfelijke ei- genschappen met behulp van de recombinatie van DNA-bouwstenen, is het laatste woord en zelfs het verklarende woord niet uitgesproken. Men werkt met brokstukken levende informatie zonder de regels en het grondpatroon te kennen, dat in de aardse evolutie van het leven tot min of meer stabiele leefgemeenschappen heeft geleid.

Dit ingrijpen kan dieper insnijden in onze cultuur en de daaraan ten grond-' slag liggende normen en waarden dan het geval is met de toepassing van de kernenergie. DNA-recombinatie kan bij wijze van spreken in de bijkeu- ken plaatsvinden, terwijl voor kernenergetische toepassingen veelzijdige deskundigheid, hulpmiddelen en grootschalige beveiliging nodig is. Ook en vooral bij deze nieuwe genetisch gemanipuleerde biotechnologie, die in fei- te haar plaats reeds heeft veroverd, zal men zijn standpunt moeten bepa- len. Welke inhoud heeft op dit terrein de richtlijn van het ecologisch inpas- baar handelen? Wie en wat vormen de maatstaf voor de toelating van nieu- we, voorlopig nog simpele vormen van reproducerend leven?

Deze en dergelijke vragen werpen ons terug op de levensbeschouwelijke uitgangspunten en vragen in feite om een herwaardering, indien en voor- zover onze menselijke visie op nut en gevaar, maar ook onze menselijke nieuwsgierigheid ruimte geeft aan deze ontwikkelingen. Is het zelfover- schatting te menen dat wetten, regels en passende situaties deze ontwik- keling de baas kunnen blijven? Het antwoord is ja, indien overheden de noodzakelijke kennis missen om te kunnen bijsturen. Het antwoord is neen, indien wetensmacht een gedeelde zaak is, waardoor voorzichtig en veilig doorgaan mogelijk wordt.

Overheid als bondgenoot

De conclusie is duidelijk. Willen we de nieuwe ontwikkelingen de baas blij- ven, dan zal dat slechts kunnen in een geïnformeerde samenleving met een handelingsbekwame overheid. Wil het democratisch-socialisme niet losgescheurd worden van zijn humanistische en positieve wortels, dan zal de zorg voor die informatie en die meer democratische overheid haar voor- naamste taak zijn. Slechts onder deze omstandigheden kunnen weten-

(10)

mens en schap en techniek de gemeenschap dienen en kunnen sociaal en econo- omgeving misch de grenzen worden verlegd. Die verdere ontwikkeling is geboden om

de minder ontwikkelde landen de economische mogelijkheden te geven voor hun gerechtvaardigd streven naar meer welvaart. Zij is ook nodig om in de ontwikkelde landen de sociale vooruitgang niet te laten blokkeren door een anders onvermijdelijke polarisatie en radicalisering naar links en naar rechts bij een langdurige economische crisis.

socialisme en democratie, nummer 6, Juni 1980

Voor de toekomst bestaat er geen betrouwbare blauwdruk. Er zijn wel no- ties over betere en meer passende beginselen voor menselijk en politiek handelen. Wie kennis neemt van deze verschuiving, zoals die in het bijzon- der in de kring van de meer fervente milieuverdedigers en kernenergiebe- strijders leeft, herkent daarin veel van het utopistische en anarchistische denken van het opkomend socialisme. Het zijn denkbeelden, die door hun directe aansluiting op meer persoonlijke en ethische motieven weinig van hun aantrekkingskracht hebben verloren. Er is echter in de praktische toe- passing van dit denken een enorm gat. Meer nog dan twee, drie generaties geleden hangt dit denken volstrekt in de lucht. Men weet geen raad met de verhouding burger-staat: Men verwaarloost de harde kanten van het labiele internationale evenwicht, en schrikt terug voor medeverantwoordelijkheid voor de beheersing en aanpassing van de bestaande grootschalige structu- ren, en voor de lange mars door de instanties om langs die weg iets tot stand te brengen. Wie de materiële verworvenheden van een inderdaad eenzijdige economische ontwikkeling niet zonder meer wil prijsgeven, zal deze lange weg moeten gaan. Dan komt men er niet met uitsluitend het kompas van het ecologisch utopisme.

Meer praktische wegwijzers zijn nodig die steeds opnieuw naar bevind van zaken moeten worden aangepast. Het is begrijpelijk dat men ook in socia- listische kring terugschrikt voor medeverantwoordelijkheid voor een moei- lijk te stuiten en nauwelijks te overziene technologische ontwikkeling. De verleiding is groot om aan de kant te gaan staan en alibi's te zoeken in we- tenschappelijke twijfels. De gevolgen zijn echter te ingrijpend om de ontwik- keling aan de direct belanghebbenden over te laten, en daarmee voor maatschappelijke aanpassing te laat te komen. Er zit niets anders op dan te doen wat praktische socialisten altijd hebben trachten te doen: de staat en zijn instanties om te vormen om de maatschappelijke problemen de baas te blijven. Wat de mensen nu meer dan ooit mogen verwachten van hun overheid is een bondgenoot, die op de ontwikkeling vooruit weet te lo- pen en niet achteraf onbeholpen pleisters plakt.

In deze kritische maar positieve benadering van de rol van de gemeen- schapsinstellingen als onmisbaar hulpmiddel voor de beheersing van de milieuproblematiek kan het democratisch-socialisme zichzelf hervinden en bevestigen.

A. P. Oele is voorzitter van het Openbaar lichaam Rijnmond en voorzitter van het curatorium van de WBS.

(11)

staat en burger

socialisme en democratie, nummer 6, Juni 1980

Plet Dankert

Haalt het Europees Parlement 1984?

De Europese verkiezingen van juni 1979 zijn in Nederland wel met het woord 'volksverlakkerij' omschreven. Een wat krasse term om aan te geven dat een gang naar de stembus de democratische controle in de Europese Gemeenschap niet automatisch op een hoger peil brengt. Maar toch wel een terechte reactie op de suggestie van de door de Europese Gemeen- schap geïnspireerde reclamebureaus, dat het door die verkiezing van een Europees parlement allemaal beter zou gaan met de democratie in de Ge- meenschap.

De verkiezingsuitslag zelf is intussen van alle kanten geanalyseerd en geïnterpreteerd. De stand van zaken in de Gemeenschap, het gebrek aan kennis van en betrokkenheid bij de EEG hebben in sterke mate bijgedra- gen aan de vooral voor links slechte opkomstpercentages. En zij die wel opkwamen, stemden aanzienlijk vaker over de door hen gewenste nationale politieke krachtsverhoudingen, dan over het door de politieke panlJen van hun keuze met betrekking tot de Gemeenschap bepleite beleid. Het resul- taat van de verkiezingen van juni was desalnietemin dat de Europese Ge- meenschap een parlement kreeg. Een parlement dat door het Britse kies- stelsel en de lage opkomst een centrum-rechtse in plaats van een centrum- linkse meerderheid te zien gaf. In 1984 staat dat voor vijf jaar gekozen par- lement voor zijn eerste echte verkiezingen. Het volk kan dan niet opnieuw worden 'verlakt'. De kiezer staat dan echt voor de vraag of hij een Euro- pees Parlement wil en, nog moeilijker, hoe hij het wil zien samengesteld.

Kan het EP eraan bijdragen dat de kiezer die vragen in 1984 wel duidelijk ziet en als het dat al kan, wil het dat ook?

Kan het Parlement?

Een parlement beschikt meestal over formele bevoegdheden, die als het moet, in macht kunnen worden venaaid; macht om een regering naar huis te sturen, of een wet aan te nemen die de zittende regering liever niet aan- genomen gezien had. Zelfs de meest onbekwame jurist kan na drie dagen studie vaststellen dat het Europees Parlement bevoegdheden die tot dat soon machtsuitoefening kunnen leiden, volledig ontbeen. En andere be- voegdheden heeft dat parlement ook al nauwelijks. Het is nog steeds voor- al een adviserend orgaan, dat zijn kracht moet zoeken in de kwaliteit van zijn adviezen en in de internationale aandacht die het voor die adviezen weet te wekken. Omdat het EP vaker om advies wordt gevraagd over grut- ten en griotten dan over zaken die door de bezoekende journalist aan zijn hoofdredactie verkocht kunnen worden, valt dat laatste in het geheel niet mee. Het gebruik van de enkele echte bevoegdheden, met name het recht om de begroting te verwerpen en het recht de Europese Commissie naar huis te sturen, leidt niet zoals thuis tot een crisis die door de kiezers be- slecht moet worden, maar op zijn gunstigst tot een institutioneel conflict, waar het parlement met behulp van enkele leden van de Raad van Minis- ters en een 'Europese' publieke opinie niet bij voorbaat als verliezer uit hoeft te komen en op zijn ongunstigst - bij voorbeeld bij herbenoeming

(12)

staat en burger

socialisme en democratie, nummer 6, juni 1980

van de weggestuurde Commissie door de Raad van Ministers - tot een smadelijke nederlaag van het parlement. Voorafgaand aan zo'n crisis en vermoedelijk ook na het ontstaan ervan zal het parlement met de Raad on- derhandelen om door een compromis de crisis hetzij te voorkomen, hetzij op te lossen. Die onderhandelingen zijn noch voor het publiek, noch voor de meeste leden van het parlement duidelijk zichtbaar. Hoe de kiezer er uiteindelijk weg mee moet weten, is daarom in het geheel niet aan te ge- ven.

Gelukkig verdient dit op de formele situatie gebaseerde beeld enige politie- ke correctie. De Tweede Kamer bij voorbeeld is wel volledig mede-wetge- ver, maar de meerderheid in die Kamer heeft over het algemeen aan me- de-wetgeven een broertje dood als de zittende regering tegen die wetge- ving onoverkomelijke bezwaren dreigt aan te tekenen. De Tweede Kamer controleert daarnaast het regeringsbeleid, maar omdat de kamermeerder- heid over het algemeen meer op het kabinet steunt dan het kabinet op die meerderheid, wordt de controlebevoegdheid van de Kamer toch hoogstzeI- den tegen de zittende regering gehanteerd. Bevoegdheden leiden dus niet automatisch tot machtsuitoefening. Het is zelfs in de Tweede Kamer een zo langzamerhand traditioneel verschijnsel dat meerderheidsuitspraken van een met een deel van de regeringspartijen pacterende oppositie niet tot re- geringsbeleid worden, met andere woorden dat dankzij de houding van een (deel van een) regeringspartij de Kamer zich laat terugdringen in de positie van adviesorgaan. Politiek wordt het verschil met het Europees Parlement daardoor kleiner dan het formeel is. Toch heeft de Kamer, ook de oppositie binnen die Kamer, een aanzienlijk groter politiek aanzien dan het EP. Zou dat niet mede voortvloeien uit het feit dat de Tweede Kamer al jaren door middel van rechtstreekse verkiezingen met hoge opkomstpercentages wordt samengesteld, terwijl de eerste rechtstreekse verkiezingen van het Europees Parlement nog steeds in de reuk van het experiment staan? In beginsel zou het aanzien van het EP na de rechtstreekse verkiezing niet geringer hoeven te zijn dan dat van de Nederlandse Staten Generaal.

Dat het (nog) niet zo is, ligt niet alleen aan het nog maar één keer verko- zen zijn van het EP. Het ligt vooral aan het zeer verschillende effect van de verkiezingen: na een Europese verkiezing komt geen nieuwe regering tot stand, omdat de Gemeenschap geen regering kent; de werkelijke macht in die Gemeenschap, de Raad van Ministers, kan de Europese verkiezingen als een oninteressant gegeven afdoen omdat elk lid van die Raad van het parlement van zijn eigen lidstaat en niet van het Europees Parlement af- hankelijk is. De ongeïnteresseerdheid over de verkiezingsuitslag bij de le- den van de Raad wordt nog vergroot door het feit dat de nationale parle- menten zich om de Europese zaken weinig bekommeren en zeker niet in staat zijn Europese politiek in constructieve zin te maken. Naar Europa toe ligt de macht van de nationale parlementen in het tegenhouden van de Europese ontwikkeling. Maar dat is iets wat leden van de Raad uit zichzelf ook al kunnen. Dat geeft een tweede wezenlijk verschil aan tussen de posi- tie van het rechtstreeks gekozen Europees Parlement en een nationaal parlement. De Gemeenschap waarbinnen dat parlement functioneert 'be- staat' politiek niet, aan het politieke bestaan van de lidstaten, België even daargelaten, kan niet worden getwijfeld. •

Tegenover de Raad, dat is tegenover de vertegenwoordigers van de lidsta- ten, is het Europees Parlement niet alleen formeel maar ook politiek (nog) betrekkelijk machteloos. Die handicap zou voor een deel te overkomen zijn als de Raad van Ministers een voor de bevolking herkenbaar beleid zou

(13)

staat en burger

socialisme en democratie, nummer 6, Juni 1980

269

voeren, een beleid dat belangengroepen van betekenis in beweging zou kunnen brengen en daardoor een discussie over dat beleid tussen Raad en parlement een politieke lading zou kunnen geven. Maar buiten de land- bouwpolitiek ontbreekt het in Europa aan zulk beleid. Bijna al het overig be- leid vult nationaal beleid aan en is als zodanig moeilijk zichtbaar te maken.

Dat overige beleid, voorzover in begrotingsgeld te vertalen, heeft betrekking op nog geen 0,3 procent van het gezamenlijke BNP van de lidstaten (de overige 0,7 procent gaan naar de landbouw). Die één procent kan moeilijk concurreren 'met de vaak meer dan vijftig procent van het BNP die de lid- staten voor overheidstaken en sociale voorzieningen opeisen. Wat overblijft is het buitengewoon interessante, maar voor voorpagina's toch ongeschikte gebied van buitenlandse handel, invoerbepalingen, concurrentiebeleid bin- nen de Gemeenschap, conjunctuurbeleid enz., kortom de economische pa- gina's. Noch parlementariërs noch parlementaire journalisten worden over het algemeen naar een parlement gestuurd wegens hun kennis van zaken op die terreinen.

Wil het Parlement?

Zowel parlementariërs als journalisten kunnen echter leren. Het niet zoveel kunnen maakt echter dat ook met veel willen de verkiezingen van 1984 uiterst riskante verkiezingen blijven. Wil het Europees Parlement veel? Te veer, zeggen sommigen. Het valt niet te ontkennen dat gebrek aan deskun- digheid - en volgens mij is deskundigheid nog steeds een voorwaarde voor succesvol opereren - door tal van parlementariërs gecamoufleerd wordt met een dekselse activiteit op het gebied van mensenrechten en mis- standen waar dan ook ter wereld.

Aan

de

andere kant, het grote werk van vorige herfst, dat uitmondde in de verwerping van de Europese begroting, maar ook de behandeling van het landbouwstructuurbeleid, de rapportage van de begrotingscommissie, het goedkeuren van het commissiebeleid over 1978, bepaalde stukken van de Economische Monetaire Unie en tal van andere zaken wijzen erop dat het eigenlijke werk niet ve~aarloosd wordt en vaak steviger wordt aangepakt dan Raad en Europese Commissie lief is. Daar staan Europese missers van kaliber tegenover. Het door de socialistische fractie in januari op de agenda gezette werkgelegenheidsdebat heeft door de enkele tientallen daarbij opgevoerde sketches voor één heer of dame met microfoon de pretentie van het Europees Parlement, een rol te ku.nnen spelen bij de op- lossing van de werkloosheid, ernstig aangetast. In het aiezelfde maand ge- houden debat over Afghanistan vestigde het parlement door onvoldoende 'coördinatie en chaotische besluitvorming meer de aandacht op de eigen

machteloosheid dan op het probleem Afghanistan. Ook het debat over de landbouwprijzen in maart is wertot de grote missers gerekend. Naar mijn opvatting hiet met recht. Toen de Commissie voor de landbouw half maart met haar door de boerenorganisaties ingegeven voorstellen kwam, kon men in een groot deel van de Europese pers lezen dat het parlement met het aanvaarden van die voorstellen in één klap de bij de verwerping van de be- groting opgebouwde positie weg zou vagen. Het parlement heeft de be- langrijkste voorstellen van de landbouwcommissie verworpen. Door ernsti- ge coördinatieproblemen, door gebrek aan voorbereidingstijd kon dat alleen in een bijna acht uur durende stemming. Dat organisatieprobleem en het daarmee gepaard gaande veel te grote aantal amendementen kunnen niet wegnemen dat het politieke resultaat van het debat over de landbouwprij- zen acceptabel was en dat de landbouwcommissie volgend jaar eerst nog wel eens zal nadenken voor ze zich weer voor de kar van de COPA laat spannen.

(14)

staat en burger

socialisme en democratie, nummer 6, Juni 1980

Daarom, het EP doet het soms prima, vaker redelijk en ook regelmatig uiterst beroerd. Of het parlement 1984 zal halen, is op dit ogenblik nog net zo moeilijk te zeggen als of Europa zelf 1984 zal halen. De mogelijkheden van het parlement worden sterk beperkt door de geringe mogelijkheden die de Gemeenschap biedt. En het is wat veel gevraagd van een pas draaiend, over het algemeen politiek onervaren parlement, die Gemeenschap binnen het jaar interessanter te maken dan de in de besluitvorming onmachtige maar tegelijk almachtige Raad van Ministers wenselijk acht. Het verwerpen van de begroting mag dan hier en daar als een wapenfeit zijn geregis- treerd, het is goed daarbij aan te tekenen dat zonder die onmachtige al- machtigen Europa nooit aan een nieuwe begroting kan komen. Daarbij moet echter tevens worden aangetekend dat de operatie 'het parlement op zijn bek laten vallen voor die verwerping van de begroting', een operatie die door sommige vertegenwoordigers van naar mijn informatie democra- tisch gekozen regeringen alleen met succes kan worden bekroond als die- zelfde vertegenwoordigers ook bereid zijn hun boeren wegens gebrek aan begrotingsgeld enige tijd te laten hongeren. En dat zal wel niet.

Er is dus hoop dat althans in de begrotingsprocedure het parlement in de toekomst voor vol wordt aangezien. Meer dan hoop zelfs. De Franse rege- ring, een regering die moeilijk beschuldigd kan worden van warme gevoe- lens voor democratie op Europees niveau, is momenteel de regering die de meest enge contacten met (ook niet-Franse) europarlementariërs onder- houdt. Dat wijst erop dat men in Parijs het Straatsburgse parlement niet ten dode heeft opgeschreven en bereid is te onderzoeken op welke basis een werkbare relatie tussen parlement en Raad tot stand kan komen. Het is niet eenvoudig zo'n werkbare relatie tussen Raad en parlement te schep- pen zolang het parlement zo slecht georganiseerd is als het nu is. Het reglement van orde, waar voorzitter en ondervoorzitters bij het leiden van vergaderingen mee uit de voeten moeten, is nog steeds in hoofdlijnen het reglement van orde van het niet rechtstreeks gekozen parlement. Wat in het wat suffige parlement van 198 niet rechtstreeks gekozenen royaal als orde kon worden aangehouden, is binnen een parlement van 410 die zich in Straatsburg moeten waarmaken, geworden tot een handleiding voor wanorde. Op een nieuw reglement van orde wordt gestudeerd, maar het is niet eenvoudig een reglement te ontwerpen dat de rechten van de minder- heden, tot individuele leden toe, respecteert, zonder de orde voortdurend in gevaar te brengen.

Effectief vergaderen wordt overigens niet alleen in de weg gestaan door het reglement. Het aantal vergaderplaatsen van het parlement, het aantal vergaderweken, het aantal onderwerpen waarover verplicht advies moet worden uitgebracht, de parlementaire infrastructuur, in het bijzonder voor wat betreft de vertaalproblematiek, zijn elk voor zich zaken die het goed functioneren van het Europees Parlement effectief in de weg staan. De Europese belastingbetaler gooit al gauw zo'n 100 miljoen gulden over de balk omdat de negen EEG-regeringen op het standpunt staan, dat het sec- retariaat van het parlement in Luxemburg gevestigd moet zijn, plenaire vergaderingen vooral in Straatsburg en in mindere mate in Luxemburg ge- houden moeten worden en fractie- en commissievergaderingen in Brussel kunnen plaatsvinden. Dat betekent in de praktijk dat de ambtenaar die in Luxemburg voor een parlementariër iets uit moet zoeken, zich helaas in Brussel of in Straatsburg bevindt en het uitzoeken drie weken moet uitstel- len. Het betekent ook dat de parlementariër die in Straatsburg iets wil laten tikken, tot zijn spijt merkt dat zijn medewerker/ster nog in Brussel, Messina of Den Haag zit. Het betekent tenslotte dat de parlementariër vaak moeite heeft uit te vinden waar hij nou weer heen onderweg is, zelfs zijn eigen ac-

s

(15)

staat en burger

socialisme en democratie, nummer 6, Juni 1980

tiviteiten niet meer fatsoenlijk kan coördineren en zich eens per maand moet laten opsluiten in een moeilijk bereikbaar oord als Straatsburg, waar de Volkskrant niet en het AD een dag te laat aankomt.

Het ongemak van de vele vergaderplaatsen grijpt echter nog dieper. De coördinatieproblemen tussen commissies, tussen commissieleden van een fractie en de fractie zelf, tussen fracties onderling, tussen fracties en parle- mentspresidium zijn ook voor een geavanceerd computerbedrijf niet te be- happen, zelfs niet als het om coördinatie in één taal zou gaan. In het Euro- pees Parlement moet echter alles in zes talen, vanaf 1981 zelfs in zeven, als de Grieken zijn toegelaten. Wat tot nu toe door de vertaaldiensten is gepresteerd, is vaak bewonderenswaardig. Maar het blijft natuurlijk politiek onmogelijk dat een door de actualiteit ingegeven schriftelijke vraag door de vertaalproblematiek pas weken nadat hij gesteld is in een officiële publika- tie van het parlement het licht kan zien.

De moeilijkheid om snel schriftelijk te vertalen is ook een van de belangrijk- ste belemmeringen voor het meer dan één week per maand plenair verga- deren. Toch zou juist daardoor zowel de coördinatieproblematiek kunnen worden aangepakt, door de commissie- en fractievergaderingen tijdens en rond de plenaire zittingen te groeperen, als het actualiteitsprobleem van zijn scherpe kantjes kan worden ontdaan. Wat dat laatste betreft, tijdens de aprilzitting kon niet over Tunesische doodvonnissen worden gesproken, voordat die vonnissen voltrokken waren. Hoewel ik niet geloof dat de ver- kiezingen van 1984 minder riskant worden als het parlement zich tijdig te- gen de voltrekking van die doodvonnissen uit had kunnen spreken, is het natuurlijk toch volstrekt onmogelijk dat een parlement dat zijn gebrek aan macht door creativiteit, inventiviteit en actualiteit moet compenseren, zulks door de problemen van de verschillende vergaderplaatsen, het te weinig plenair vergaderen en de vertaalproblematiek gewoon niet kan.

De politieke fracties zijn niet beter dan het parlement. Meer nog dan het parlement lijden zij onder het tolken-en vertalersprobleem: het informeel de koppen bij elkaar steken om een tijdige oplossing voor een politieke tegen- stelling te vinden is vaak hfet mogelijk, omdat de daarvoor noodzakelijke voldoende beheerste en gemeenschappelijke taal ontbreekt. De Gaullisten, de Franse en de Italiaanse communisten en de Britse conservatieven heb- ben een voorsprong op andere fracties, omdat zij meestal met één taal kunnen volstaan.

Het talenprobleem is echter niet het ernstigste probleem voor de grote mul- tinationale fracties. Met name de socialistische fractie is nauwelijks tot poli- tiek functioneren in staat, omdat de verkiezingsprogramma's van de ver- schillende binnen die fractie vertegenwoordigde partijen haaks op elkaar staan. Het bij stemmingen in meerdere delen uiteen vallen is daardoor eer- der regel dan uitzondering. Erger nog, sommige nationale delegaties bin- nen de socialistische fractie hebben er tot nog toe meer behoefte aan ge- toond hun stemgedrag te laten bepalen door soms niet eens concurrerende politieke partijen uit hun land van herkomst, dan door hun partijgenoten in Straatsburg. Met name de Franse socialisten hebben op dit punt trieste re- cords gevestigd. De liberalen kennen vergelijkbare moeilijkheden met de sterke Franse groep binnen hun fractie. Mede door de grote moeilijkheden die de fractievoorzitters ontmoeten, als ze proberen een acceptabele mate van fractiediscipline af te dwingen, is de positie van de meeste van die voorzitters een betrekkelijk zwakke. En het is die zwakte die het politieke aanzien van het parlement, met name in de tijd vretende spoed- en orde- debatten, tot nog toe ernstig heeft geschaad.

(16)

staat en burger

socialisme en democratie, nummer 6, )un11980

Een voorlopig oordeel

Het beeld is dus niet opwekkend, er is tot nog toe vaker gevallen dan op- gestaan. De verklaring daarvoor ligt voor een niet onbelangrijk deel bij de op een rechtstreeks gekozen parlement van 410 leden niet berekende in- frastructuur. Het ziet ernaar uit dat vele van de tekorten op dit punt in de komende paar jaar verholpen kunnen worden. "

Daarmee is uiteraard nog geen beter politiek functioneren van het parle- ment gewaarborgd. De belangrijkste problemen - het ontbreken van een op een parlementaire meerderheid gebaseerde regering, het niet voorhan- den zijn van duidelijke bevoegdheden en de al of niet vermeende afhanke- lijkheid van de verschillende nationaliteiten binnen dezelfde politieke groe- pering van zeer verschillende nationale partijbesturen en van een per lid- staat in plaats van Europees functionerende publiciteit - zullen in de eer- ste zittingsperiode van het Europees Parlement niet worden opgelost.

De problemen die er oorzaak van waren dat het oude Europees Parlement, het indirect gekozene, nooit goed van de grond kwam, werken op het nieu- we veel directer en veel heftiger in. Met name komt dit door het enkele mandaat, dat de nieuwe Europese parlementariërs tot professionals van de Europese politiek heeft gemaakt, waar hun voorgangers met vriendelijk amateurisme konden volstaan. De indirect gekozenen van het oude parle- ment hadden echter het grote voordeel dat zij in hun nationale parlementen over het algemeen tot de betere geïnformeerden over de Europese politiek behoorden en regelmatig als fractiewoordvoerder in het nationale parlement optraden.

De verkiezingen, gekoppeld aan de moeilijkheden van de leden met een Europees en een nationaal mandaat om beide mandaten effectief inhoud te geven, "hëtiben helaas geleid tot een aanzienlijke informatieverschraling op het nationale niveau. De nationale controle op het Europese beleid van na- tionale regeringen zal daardoor nog moeilijker worden. Daartegenover staat dat de Straatsburgse beroeps-Europeanen nu de kans hebben in de infor- matieverschaffing van de nationale parlementen een centrale rol te vervui- len. Die kans is echter tot op heden nog onvoldoende aangegrepen, zowel door de nationale als door de Europese parlementariërs.

Het grijpen van die kans is voor het Europees Parlement een voorwaarde voor politiek overleven, omdat alleen langs deze weg de voor Straatsburg- se parlementariërs ongrijpbare Raad van Ministers via de individuele leden van die Raad gegrepen kan worden. Voorwaarde voor succes van deze strategie is wel dat de Raad van Ministers van de Gemeenschap terugkeert naar het als regel besluiten met meerderheid van stemmen.

Het Europees Parlement hoeft zich voor zijn overleven niet uitsluitend af- hankelijk te maken van de relatie met de nationale parlementen. Hét heeft, ook zonder dat nieuwe bevoegdheden worden veroverd, verdere mogelijk- heden. Gezien de onmacht van de Raad, van de Commissie vaak ook, Europees beleid te formuleren - op het gebied van de energiepolitiek bij voorbeeld - zal hef parlement die rol van inspirator en vormgever van Europees beleid aan zich moeten trekken. Er zit voldoende kwaliteit in de Straatsburgse vergadering om dat te kunnen. Het komt er echter alleen van als men zich meer dan tot nog toe beperkt in zijn werkterrein. Dat het kan, is in de begrbtingsprocedure 1980 met succes aangetoonc;l, de verhouding tussen Raad en parlement en tussen parlement en Commissie is in die be- grotingsprocedure op belangrijke punten in het voordeel van parlement ver- beterd. Op andere terreinen zal dat, gezien de ontbrekende bevoegdheden, minder makkelijk zijn. Die ontbrekende bevoegdheden kunnen echter soms worden gecompenseerd door een grotere toegankelijkheid van de betref-

SI

(17)

staat en burger

socialisme en democratie, nummer 6, Juni 1980

273

fende materie voor de publiciteit. Of het allemaal lukt?

Het lot van het parlement kan niet losgezien worden van de toestand van de Gemeenschap en van de wil van de lidstaten het in die Gemeenschap verworvene te versterken. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat de toestand nog veel kan verslechteren. Of de wil aanwezig is op zijn minst

het bestaande te handhaven, zal nog dit jaar of begin volgend jaar moeten blijken, als besloten wordt

tot

al of niet uitbreiding van de uitgeputte eigen middelen van de Gemeenschap.

Even aannemend dat dat besluit tot uitbreiding van de eigen middelen er komt, kan men nu concluderen dat het nog te vroeg is om vast te stellen, dat de kiezers in juni 1979 vergeefs naar de stembus zijn gegaan. Het di- rect gekozen Europees Parlement heeft, sneller dan wie ook verwacht had, een half jaar na zijn verkiezing de regeringen van de lidstaten door de ver- werping van de begroting van de Gemeenschap op de door diezelfde rege- ringen ontlopen verantwoordelijkheden gewezen. Het heeft in de begro- tingsprocedure gedemonstreerd de in het Verdrag gegeven verantwoorde- lijkheden te kunnen dragen. Het heeft, op het enige terrein waar het iets is, getoond er te zijn. Dat weegt op tegen het vele wat het Europees Parle- ment nog niet is, althans in dit eerste jaar.

Het is echter nog geen reden om de komende vier jaar met vertrouwen te- gemoet te zien. Het blijft, én door de toestand van de Gemeenschap én door de toestand van het parlement, een dUbbeltje op zijn kant.

Piet Dankert is lid van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer en lid van de socialistische fractie in het Europees Parlement.

(18)

- - - - - - -

essay Ger Verrips

socialisme en democratie, nummer 6, Juni 1980

Duitse legenden

Het ziet er naar uit dat de Duitse Bondsrepubliek voorlopig het enige grote land zal zijn waar democratische socialisten hun stempel op de regerings- politiek kunnen zetten en de enige mogendheid die een socialist naar be- langrijke internationale conferentietafels zal afvaardigen. En zo ligt het, nota bene nu West-Europa in de komende jaren zonder twijfel in een nieuw, voorshands moeiliJK te overzien, internationaal krachtenveld komt te liggen door de veranderingen die zich aftekenen in de houding van de Verenigde Staten en het optreden van de Sowjet-Unie, in de onderlinge betrekkingen tussen deze beide supermachten en tussen elk van hen en de rest van de wereld; er ontstaat een situatie, waarin de betekenis van de Bondsrepu- bliek toeneemt, zowel door haar strategische ligging, militair en politiek, als door haar groeiende economische en politieke gewicht binnen West-Euro- pa, als door het onmiskenbaar groeiende Duitse verlangen een actievere rol in de internationale arena te gaan spelen en zowel de betrekkingen met de Sowjet-Unie als die met de Verenigde Staten nadrukkelijker zelfstandig, uitgaande van eigen Duitse belangen, te bepalen.

Alles wijst er, op dat de Bondsdagverkiezingen dit najaar dan ook in het te- ken zullen staan van de vraag welke de beste buitenlandse politiek is voor de Bondsrepubliek, of, om het in hedendaags verkiezings-Duits te zeggen:

welke kanselierskandidaat een groter veiligheidsrisico in zich bergt - Hel- mut Schmidt, die vanuit de rechtse oppositie met steeds krachtiger Beierse accenten wordt afgeschilderd als de te veel door onrealistische, onprakti- sche overwegingen geleide gijzelaar van radikaal-linkse raddraaiers in zijn partij, de dans der zeven sluiers opvoerend om te verbergen dat hij slechts een onbenul,lige rode dwerg is die zich een nationale heldenrol aanmeet, of Franz-Joseph Strauss, in wie niet alleen linkse mensen een onberekenbare scherpslijper en avonturier zien die zich krampachtig maar vergeefs alsnog de allures van een staatsman met verantwoordelijkheidsgevoel poogt aan te meten. Vast staat dat Strauss momenteel de Duitse aandacht meer op de grote kwesties in de wijde wereld tracht te vestigen en zich Amerikaan- ser dan de Amerikanen voordoet, terwijl Schmidt in de eerste plaats be- langstelling voor de Duits-Duitse problematiek aan de dag legt.

Het verloop en de uitkomst van dit gevecht om de leiding van de regering in Bonn en vooral de positie van de sociaal-democratie, de enige politiek reële linkse krachtenformatie in het hart van West-Europa, verdienen meer aandacht dan ooit.

De Sozialdemokratische Partei Deutschlands krijgt nog steeds van zowel links als rechts een aantal identieke verwijten te horen: ze is te slap, te op- portunistisch, niet strijdbaar en niet radikaal genoeg, te snel geneigd te bukken, terug te wijken en te rechts voor links en van beidè kanten wordt ze als door en door onbetrouwbaar voorgesteld. Voor menigeen in Neder- land, vooral ter linkerzijde, waar men zelden iets goeds van haar lijkt te kunnen en willen verwachten, is de SPD bovendien vaak te Duits. De kri- tiek van rechts ligt in de natuur der dingen, de kritiek van links zou wat

8

(19)

essay

socialisme en democratie, nummer 6, juni 1980

meer verwondering kunnen wekken. Als ondergrond van de hardnekkige scepsis met betrekking tot de Duitse sociaal-democratie ter linkerzijde fun- geren taaie vooroordelen, zelden op hun waarheidsgehalte onderzochte le- genden over haar doen en laten in de eerste helft van de twintigste eeuw.

De giftigste legende werd tijdens de Eerste Wereldoorlog in leven geroepen door Lenin. Hij had nauwelijks contact met de Duitse sociaal-democratie, hij vormde zich, voornamelijk op basis van de geschriften van Marx, Engels en Kautsky, het beeld van een machtige, revolutionair geziridé, door marxisti- sche en internationalistische ideeën geleide beweging en was op dat punt zo wereldvreemd, dat hij zijn ogen niet kon geloven toen hem in de zomer van 1914 een exemplaar van het SPD-orgaan Vorwärts onder ogen kwam met het bericht dat de socialistische fractie in de Rijksdag in Berlijn una- niem voor de oorlogskredieten van de keizerlijke regering had gestemd en hij veronderstelde dat de Duitse generale staf een vervalste Vorwärts naar het buitenland had laten verzenden. Toen hij later overtuigd was van de juistheid van deze informatie hief hij, bij gebrek aan een op de historische en politieke realiteit gebaseerde analyse, de kreet verraad aan, een be- schuldiging die in de jaren daarna haat en afkeer jegens reformisten en

verraders voedde en het patroon van de politiek van de communistische partijen ging bepalen. Vooral toen Lenin, dankzij de hulp die de Duitse ge- nerale staf hem had geboden om in Petersburg te komen, in november 1917 de revolutie had kunnen ontketenen die tot het ontstaan van de Sow- jet-Unie leidde, terwijl uit de in november 1918 in Duitsland uitgebroken re- volutie niet het in Moskou verhoopte Sowjet-Duitsland ontstond, maar een parlementair-democratische republiek met sociaal-democraten als staats- hoofd en regeringsleiders.

Deze leninistische opvattingen hebben nergens fataler gevolgen gehad dan juist in Duitsland in de jaren 1918-1933, toen de Kommunistische Partei

Deutschlands, geleid vanuit de in Moskou gevestigde Komintern, de Duitse sociaal-democratie als een belangrijker tegenstander beschouwde dan het nationaal-socialisme en een historisch gezien onverantwoordelijke en fatale avonturierspolitiek voerde in plaats van de verworvenheden van deze eer- ste democratische Duitse staat tegen de ondermijning door de nazi's te verdedigen. Op de puinhopen van het staatsbestel van deze 'Republiek van Weimar' heeft Hitier zijn gruwelbewind kunnen vestigen en de Tweede Wereldoorlog voorbereid.

Nooit hebben de leninistische leerboeken ruimte geboden voor begrip voor de bijzondere nationale en historische omstandigheden waaronder de Duit- se socialisten zowel in de jaren 1914-1918 als in de periode 1919-1933 hebben moeten optreden en belangrijke elementaire feiten worden door- gaans niet eens genoemd. Er is nooit sprake geweest van een door Marx' ideeën geleide Duitse sociaal-democratie. De SPD was er in de jaren voor 1914 op uit zo spoedig mogelijk uit haar politiek isolement te geraken en haar image te logenstraffen een verzameling on-Duitse, onverantwoordelij- ke, vaderlandsloze zwervers te zijn. In 1914 lag aan de andere kant van het front de volkerengevangenis van het Tsarenrijk, het meest autoritaire, ondemocratische, achterlijke bewind dat zich toen, in de ogen van allen die in dit werelddeel vooruitstrevend dachten, voordeed en als het grote bol-

"Yerk van de Europese reactie gold - geen reden om een oorlog te begin- nen, wel één om niet lichtvaardig de vorming van een nationaal front af te wijzen, dat voor de SPD een defensief karakter had.

Wat de mislukte socialistische revolutie in 1918 in Berlijn betreft, wordt maar al te vaak verdoezeld dat de Duitse communisten (Spartakisten), die het parool van de SPD om een grondwetgevende nationale vergadering in

(20)

essay Weimar te beleggen verwierpen en een radenrepubliek wilden uitroepen,

socialisme en democratie, nummer 6, Juni 1980

op het grote congres van deze arbeiders- en soldatenraden geen voet aan de grond kregen: Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht, de twee bekende leiders van de Duitse communisten, slaagden er niet in van enige arbei- ders- en soldatenraad een mandaat voor dit radencongres te krijgen. Onder de vijfhonderd gedelegeerden bevond zich slechts een tiental communisten en het SPD-voorstel, de nationale vergadering in Wei mar bijeen te roepen, kreeg grote instemming. De leiders van de KPD zagen in die tijd ook zelf geen enkel heil meer in hun oorspronkelijk streven naar een Sowjet-revolu- tie in Duitsland. Vanuit Moskou is via de door de Komintern geleide KPD in de jaren '20 echter keer op keer olie op het smeulende vuur van ontredde- ring en revanchisme in de jonge, nog zwakke Duitse republiek gegooid en de belangrijkste politieke formatie die het land in de richting van vreedzame betrekkingen met het buitenland, democratie en socialisme wilde stuwen, de sociaal-democratie, werd als de hoofdvijand behandeld.

Zelfs in de beginjaren '30, toen het nationaal-socialisme op het punt stond de macht te grijpen, en zelfs nog enige tijd nadat Hitier zijn totalitaire be- wind al had ingesteld, werden de Duitse socialisten door de KPD als een groter gevaar voor de werkende massa's voorgesteld dan de plaag bruine ratten die toen in alle centra van de macht in het land de hakenkruisvlag had kunnen planten.

Als er één reden is, ondanks de noodlottige fouten, misvattingen en neder- lagen die toen ook door de SPD zijn gemaakt, bijzondere waardering voor de houding van de Duitse socialisten te hebben, dan is het wel dat zij de moed tonen hun tekortkomingen en hun falen in die periode te erkennen en bloot te leggen en proberen daaraan de nodige consequenties te verbin- den. En als er één reden is om die waardering niet te hebben voor de voortzetting van de KPD, de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands, die de DDR regeert, dan is het wel dat zij nog steeds niet aan een openharti- ge, zelfkritische analyse van de ervaringen is toegekomen, die socialisten en communisten in het Duitse hart van het industrieel ontwikkelde Europa, het land van Marx, de bakermat van de theorie en de politieke massa-orga- nisatie van het socialisme, hebben opgedaan. Nog altijd afgestemd op Moskou, gaat de SED ononderbroken door de sociaal-democratie te ont- maskeren en de giftigste legenden volgens het klassieke patroon in stand te houden.

Toen legereenheden van deze 'Duitse Democratische Republiek' in augus- tus 1968 Tsjecho-Slowakije binnentrokken om er een einde te maken aan het bewind van kameraad-communist Dubcek, heette het bij de SED dat men het socialistische buurland moest verlossen van de sociaal-democrati- sche variant van de Tsjechoslowaakse contrarevolutie. Toen de eerste so- cialistische kanselier van de Bondsrepubliek, Willy Brandt, moest aftreden, rechtvaardigde Erich Mielke, minister voor staatsveiligheid van de DDR, het penetreren van zijn DDR-spionnage-officier in de staf van Brandt, met de verklaring dat het nodig was de vijandelijke plannen te bespieden waar ze worden gesmeed en dat in het kader van het offensief voor de vrede ... de betekenis van de activiteiten van de socialistische (eenheidspartij-) spion- nen aan het onzichtbare front toeneemt.

Tot een dergelijke bestrijding van de Duitse sociaal-democratie behoort ook het negeren van de rol die socialisten in het verzet tegen de nazidictatuur in de jaren 1933-1945 hebben vervuld, een treurig feit dat buiten Duitsland te vaak navolging vindt. Zij die het nationaal-socialisme al voor de machts- greep van Hitier en tijdens diens schrikbewind in eigen land bestreden - geplaatst tegenover een met de modernste technieken uitgeruste terroristi-

sc

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onze offertes zijn, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, geheel vrijblijvend, handels regis ter Ams terdam nummer 34264415.. van Kloos ter

Onze offertes zijn, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, geheel vrijblijvend, handels regis ter Ams terdam nummer 34264415.. van Kloos ter

'specifieke vorm van verkeer - ontsluiting 2' zijn de gronden tevens bestemd voor tenminste 1 doorgaande noord-zuid verbinding, waarbij in het verlengde van deze verbinding, ten

Onze offertes zijn, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, geheel vrijblijvend, handels regis ter Ams terdam nummer 34264415.. van Kloos ter

Een voorschot groot € 23,00 per m² per jaar, exclusief BTW voor de navolgende leveringen en diensten:. - Beveiligings- en bewakingsdiensten algemene

Als zonne-energie op daken onvoldoende soelaas biedt, zal de Dorpsraad zich inzetten voor de aanleg van (grootschalige) terreinen met zonnepanelen, zodat ook zij die niet zelf

Ligging & bereikbaarheid Ligging De winkelruimte is gelegen in het centrum van Venray en wordt omringd door appartementen, winkels, horecagelegenheden en openbare parkeerplaatsen..

ter plaatse van de aanduiding "belwinkel", tevens voor een belwinkel, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat bedoeld gebruik niet meer is toegestaan nadat