• No results found

‘Alles gaat stuk en iedereen gaat dood.’ De prijs van oorlogsjournalistiek.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Alles gaat stuk en iedereen gaat dood.’ De prijs van oorlogsjournalistiek."

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

(2)
(3)
(4)

Inleiding

Aanleiding en relevantie

Het is de eerste alinea uit het boek De Deadline van Pieter Varekamp, die als televisiejournalist tussen 1979 en 1993 reportages maakt over oorlogen, natuurrampen, politieke conflicten en dictatoriale regimes. Hij begint het boek te schrijven in 1993, op het moment dat het niet goed met hem gaat en hij ‘in een diep gat vol ellende valt’: “Ten einde raad ga ik maar van mij afschrijven. Bij wijze van therapie.” (Varekamp, 1998). Maandenlang schrijft hij over alles wat hij heeft gezien in zijn werk, over het leed van anderen en zijn eigen angsten. Hij laat de keerzijde van het reportersvak zien. Vijf jaar later, wanneer de therapeutische schrijfsessie erop zit, ziet het leven van Varekamp er totaal anders uit en reist een van Nederlands beste reporters niet meer naar oorlogs- en conflictgebieden, maar maakt culturele documentaires.

De omstandigheden waarin de oorlogsjournalist zijn of haar beroep uitoefent, zijn niet zonder gevaren. Deze gevaren liggen niet alleen op fysiek, maar zeker ook op psychisch vlak op de loer; uit onderzoek blijkt dat oorlogsjournalisten meer psychische problemen ondervinden dan hun collega’s die geen verslag doen van oorlogen en conflicten (Feinstein, Owen & Blair, 2002). Ondanks deze hogere scores blijkt uit hetzelfde onderzoek dat de oorlogsjournalisten geen hogere kans hebben op een behandeling van deze stoornissen. Het is echter van groot belang dat de journalisten die verslag doen uit oorlogs- en conflictgebieden in goede gezondheid zijn, zodat zij hun beroep kunnen blijven uitvoeren en het publiek kunnen blijven informeren.

Elk jaar organiseert Freedom House het onderzoek Freedom in the World, waarmee de democratische vrijheid in de wereld in kaart wordt gebracht. Volgens de

November 1993

Ervaringen en gevoelens komen langzaam bovendrijven. Leed en verdriet van anderen, maar ook mijn eigen angsten, drukken zich in willekeurige volgorde mijn bewustzijn binnen. De chaos vangt aan.

Dat alles knaagt zich een weg naar buiten. Ongecontroleerd.

Deze emoties, deze narigheid, deze rotzooi en ellende heb ik telkens weggestopt in de hoop dat zij voor altijd weg zouden blijven. Tevergeefs.

(5)

editie van 2017 telt de wereld 195 landen, waarvan er 87 als ‘vrije landen’ en 59 landen als ‘gedeeltelijk vrij’ worden bestempeld (Puddington & Roylance, 2017).

Een basisprincipe van een goedwerkende democratie is dat mensen geïnformeerd moeten zijn; zonder een informatief klimaat, kan een democratie niet bestaan (Charles, 2013). Een democratie is alleen een goede regeringsvorm zodra de burgers betrouwbaar en nauwkeurig worden geïnformeerd en hun keuzes in onder andere verkiezingen kunnen baseren op de uitkomsten van het werk van de journalistiek (Charles, 2013; Chambers & Constain in McNair, 2009). Journalisten zorgen voor de informatie waarop burgers de kandidaten voor verschillende partijen kunnen beoordelen en zijn dan ook medeverantwoordelijk voor het succes van een democratie (Wahl-Jorgensen & Hanitszch, 2009).

De politieke journalistiek ontwikkelde zich tot ‘waakhond’, waarbij ‘zij met macht, zijnde in de regering, het bedrijfsleven of andere invloedrijke gebieden van de samenleving’ worden gecontroleerd (McNair, 2009). Zo ontstond in de twintigste eeuw het idee van de media als ‘vierde macht’, waarbij de media de verantwoordelijkheid hebben om de informatie tussen de macht van het land en de gewone burgers te verspreiden.

De media hebben ook een controlerende functie in oorlogsgebieden. In een oorlog waar internationale belangen, censuur en propaganda onderdeel zijn, is het objectief in kaart brengen van het nieuws van groot belang voor de informatievoorziening van het publiek. Zeker omdat buitenlandse onderwerpen de publieke opinie sterker beïnvloeden dan binnenlandse onderwerpen, deze berichtgeving een grotere invloed heeft op het publiek wanneer die over kwesties gaat waar het publiek minder kennis van heeft omdat dit niet aangevuld wordt door eigen ervaringen (Vrolijk, 2007).

Aangezien het belang van oorlogsjournalistiek zeer groot is, moet de gezondheid van de mensen die dit uitvoeren goed zijn en goed blijven. Daarom is een goede psychische begeleiding van groot belang voor de journalisten om hun vak uit te kunnen voeren en uit te kunnen blijven voeren.

Vraagstelling

(6)

Hoe is het contact terwijl ze weg zijn op het gebied van psychische gezondheid? Is er een beleid om hen nadien op te vangen? Hoe gaan hoofdredacties hiermee om? Wat vinden journalisten zelf van de begeleiding? En hoe gaan journalisten onderling om met hun ervaringen? Praten zij hierover? Is er ruimte om je emoties te bespreken?

Vanuit de psychologie wordt er veel nagedacht over, en onderzoek gedaan naar mensen die traumatische ervaringen hebben meegemaakt en hoe hen te begeleiden in het verwerkingsproces. In dit onderzoek wordt er een brug geslagen tussen deze psychologische kennis over trauma en de journalistiek, in het bijzonder het vak van televisie-oorlogsjournalistiek. Op deze manier probeert dit onderzoek bij te dragen aan een bredere kennis over een gezonde werkomgeving voor oorlogsjournalisten.

Binnen het televisienieuws in Nederland zijn de grootste twee nieuwsorganisaties de NOS en RTL. Vanuit de hele wereld verslaan verslaggevers, cameramensen en correspondenten het nieuws van de dag. De NOS heeft elke dag om acht uur ’s avonds op de publieke zender de grootste uitzending, RTL heeft elke dag om half acht ’s avonds op de commerciële zender RTL4 de grootste uitzending. NOS en RTL bestaan al vele jaren, respectievelijk 61 en 28 jaar, en hebben daarmee een enorme ervaring als het gaat om het maken van televisienieuws, waaronder het verslag doen van oorlogen en conflicten. Hoe zorgen deze twee grote nieuwsorganisaties ervoor dat hun oorlogsjournalisten in gezonde staat hun werk kunnen uitvoeren?

In dit multidisciplinaire onderzoek zal door een combinatie van een journalistieke en psychologische benadering een antwoord gezocht worden op de volgende hoofdvraag:

Hoe ziet de psychische begeleiding van oorlogsjournalisten van de NOS en RTL eruit en hoe verhoudt die zich tot de psychologische kennis om de ontwikkeling van psychische stoornissen door traumatische ervaringen te voorkomen of te beperken, dan wel te behandelen? Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden, zal een aantal deelvragen beantwoord moeten worden:

(7)

Hoe ervaren de oorlogsjournalisten van de Nederlandse nieuwsorganisaties NOS en RTL de psychische begeleiding? De bovenstaande vragen zullen in verschillende hoofdstukken beantwoord worden. In het eerste hoofdstuk wordt een definitie geformuleerd van het vak oorlogsjournalistiek en het beroep oorlogsjournalist. Aan de hand van deze definitie kan in het tweede hoofdstuk gekeken worden aan welke psychische gevaren de oorlogsjournalisten blootstaan. Dit gebeurt door de psychologische kennis over de psychische risico’s van oorlogen zoals posttraumatische stressstoornis, gegeneraliseerde angststoornis, depressie en misbruik van middelen als alcohol te koppelen aan het vak oorlogsjournalistiek. In het derde hoofdstuk worden de verschillende mogelijke vormen van psychische begeleiding van oorlogsjournalisten onderzocht, waaronder algemene vormen van psychische begeleiding en specifieke vormen gebaseerd op de psychische risico’s zoals onderzocht in het tweede hoofdstuk.

Met deze drie hoofdstukken ligt er een basis waarop eigen onderzoek kan worden gebaseerd. Via semigestructureerde interviews zal met de beide buitenlandchefs van de nieuwsorganisaties NOS en RTL gesproken worden, om op deze manier een beeld te krijgen van het beleid dat zij voeren rondom de psychische begeleiding van oorlogsjournalisten. Vervolgens zullen ook oorlogsjournalisten die voor deze organisaties werken geïnterviewd worden. Dit zijn journalisten die op dit moment voor een van de organisaties werken en tussen januari 2000 en juli 2017 werkzaam zijn geweest in oorlogs- of conflictgebied. In totaal komen dertien journalisten aan het woord, waaronder verslaggevers, cameramensen en correspondenten. Het vierde hoofdstuk licht de onderzoeksopzet nader toe. In het vijfde hoofdstuk vindt de analyse van de interviews plaats en worden de resultaten gepresenteerd. In de conclusie zal uiteindelijk antwoord worden gegeven op de hoofdvraag zoals hierboven gesteld.

(8)

Hoofdstuk 2 Psychische risico’s van oorlogsjournalistiek

In dit hoofdstuk worden de psychische risico’s waar oorlogsjournalisten aan bloot staan, in kaart gebracht. Dit wordt gebaseerd op literatuur uit de psychologische wetenschap. Van de meest voorkomende stoornissen onder oorlogsjournalisten worden de definities, symptomen en oorzaken besproken, zodat er in het volgende hoofdstuk kan worden ingegaan op de begeleiding die daarbij van belang is.

2.1 Oorlog en de gevolgen

Verslag doen van oorlog en conflicten over de hele wereld is geen eenvoudige taak; de journalisten werken vanaf de zwaarste terreinen denkbaar, die soms zeer ontoegankelijk zijn waardoor het bijna onmogelijk is om informatie te verkrijgen. Daarbij is het beroep van oorlogsjournalistiek niet alleen fysiek zwaar; juist het mentale aspect maakt het beroep zwaar. Oorlogen worden door mensen gevoerd, met het daarbij komende leed dat zij elkaar aandoen. Journalisten beleven de oorlogsomstandigheden niet alleen, maar herbeleven ze ook nog door de hoge en zware dosering van herinneringen die ze achterlaten (Vishnu Prabhu & Dwivedi, 2015).

Oorlogen kunnen dan ook grote, desastreuze gevolgen hebben op de gezondheid en het welzijn van de mensen die deze extreme situaties ervaren. Naast het risico op fysiek lijden of nog extremer, de dood, komen de meeste mensen niet zonder traumatische ervaringen uit een oorlog. Hoewel zowel de fysieke als de mentale krachten van journalisten tijdens het verslaan van oorlogen worden getest, zijn het vooral de mentale gevolgen die grote littekens achterlaten.

De risico’s op een psychische stoornis naar aanleiding van een ervaring uit de oorlog is dan ook groot. Uit onderzoek van de Jong, Komproe en Ommeren (2003) blijkt dat ongeveer 60% van de mensen die een oorlog hebben meegemaakt, later een

November 1993

De nachten zijn extra moeilijk. Hoe laat ik ook ga slapen, na een paar uur word ik wakker. Meestal tussen drie en vier. Dan begint het gelazer. Ik ga malen.

(9)

psychische stoornis ontwikkelt. De meest voorkomende psychische stoornissen bij deze mensen zijn een posttraumatische stressstoornis (PTSS), een gegeneraliseerde angststoornis (GAS) en een depressie (Scholte et al., 2004). Dit blijkt niet anders te zijn bij oorlogsjournalisten.

Feinstein, Owen en Blair (2002) zijn de eerste onderzoekers die de psychische gezondheid van oorlogsjournalisten onderzochten. Om andere omstandigheden zoals de druk van een deadline en de ambitie om een ‘scoop’ te hebben gelijk te trekken, vergeleken zij de oorlogsjournalisten met journalisten die nog nooit verslag hadden gedaan van oorlogen en conflicten. Uit het onderzoek blijkt dat oorlogsjournalisten meer psychische problemen ondervinden dan hun collega’s. Ze drinken beduidend meer alcohol en lijden vaker aan PTSS en depressie. Hoewel in mindere mate, scoren oorlogsjournalisten ook hoger op symptomen van angst en sociaal disfunctioneren dan de controlegroep in het onderzoek. Ondanks deze gegevens blijkt echter dat de oorlogsjournalisten niet vaker werden behandeld voor deze aandoeningen (Feinstein et al., 2002).

Deze meest voorkomende psychische stoornissen als gevolg van oorlogsverslaggeving worden hieronder apart behandeld. De gegeven definities en symptomen komen uit het boek Psychopathologie (Davey, 2008b) en zijn gebaseerd op het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders versie vier, kortweg de DSM-IV-TR, het model dat in de psychologie en psychiatrie als handboek dient voor het stellen van diagnoses1. Het stellen van een diagnose is overal in de zorg, maar zeker in

(10)

deze stoornissen en de algemene begeleiding van oorlogsjournalisten worden in het volgende hoofdstuk besproken.

2.2 Angststoornissen

Zowel een posttraumatische stressstoornis als de gegeneraliseerde angststoornis vallen onder de overkoepelende tak van angststoornissen. De meeste angstige reacties zijn volledig natuurlijk en komen voort uit een adaptief respons die essentieel is voor mensen om effectief te kunnen presteren in moeilijke, uitdagende situaties. Angsten kunnen echter vaak zo intens zijn of gekoppeld worden aan ongepaste gebeurtenissen of situaties, dat iemand zich niet kan aanpassen en de angst problematisch wordt. Hierdoor ontstaat er een angststoornis: een buitensporige of opgewonden toestand, gekenmerkt door gevoelens van bezorgdheid, onzekerheid en angst (Davey, 2008a, p. 118).

Iemand die lijdt aan een angststoornis kan in eerste instantie een angstreactie ervaren die buiten proportie is voor het gevaar van de situatie of gebeurtenis. Daarnaast kan iemand als gevolg de angstreactie constant ervaren, ook al is er op dat moment geen specifieke bedreiging. Ook kan de angstreactie chronisch worden, waardoor deze blijft bestaan en een noodsituatie creëert voor de persoon, dusdanig dat hij of zij niet meer in staat is plannen uit te voeren en een normaal, dagelijks leven te lijden. Dit kan resulteren in het onvermogen om een baan aan te houden of om langdurige relaties met vrienden, partners en familie te onderhouden. Angststoornissen moeten dan ook niet worden onderschat: ze zijn meer chronisch dan andere psychische problemen en kunnen net zo diskwalificerend zijn als fysieke ziektes (Davey, 2008a, p. 118).

(11)

collega’s die nog nooit verslag hadden gedaan van oorlogen of conflicten. In deze controlegroep had geen enkele journalist de diagnose PTSS. Deze score van oorlogsjournalisten met PTSS is vergelijkbaar met het percentage oorlogsveteranen dat op een bepaald moment in het leven wordt gediagnosticeerd met PTSS.

Dit hoge percentage, ruim een kwart van de oorlogsjournalisten heeft PTSS, ligt volgens de onderzoekers niet alleen aan het feit dat verslaggevers zich deze zeer verontrustende gebeurtenissen kunnen herinneren. Oorlogsjournalisten zitten vaak jaren in het vak, waardoor ze voortdurend geconfronteerd worden met oude trauma’s en nieuwe trauma’s ontwikkelen (Feinstein et al., 2002). Dit wordt ook wel de dose-response relatie genoemd, wat inhoudt dat de kans om PTSS te ontwikkelen stijgt naarmate men meer traumatische gebeurtenissen meemaakt (de Jong et al., 2003). Daarnaast blijkt dat de mensen die meer van deze traumatische ervaringen hebben, vaak ook meer en ernstigere symptomen van PTSS laten zien (de Jong et al., 2003; Scholte et al., 2004).

Definitie, symptomen en oorzaken

Een posttraumatische stressstoornis wordt gedefinieerd als ‘een set van persistente, angst-gerelateerde symptomen die zich voordoen na het ervaren of getuige zijn van een zeer traumatische gebeurtenis’ (Davey, 2008a, p. 120). Om PTSS te kunnen diagnosticeren, moet deze specifieke angstige gebeurtenis die de oorzaak is van de symptomen worden geïdentificeerd. Voorbeelden van dit soort gebeurtenissen zijn een gevecht tijdens oorlog of fysiek geweld. Vaak zijn de traumatische gebeurtenissen die PTSS veroorzaken dusdanig ernstig dat ze levensbedreigend zijn voor degene zelf of anderen (Davey, 2008a, pp. 156–157).

(12)

terugkerende nachtmerries. Hieraan gerelateerde symptomen zijn onder andere depressie (zie paragraaf 2.3), schuldgevoel, schaamte, boosheid, fysieke ziekte, misbruik van middelen (zie paragraaf 2.4) en suïcidale gedachten (Davey, 2008a, pp. 155–156).

In het onderzoek van Feinstein, Owen en Blair (2002) refereerden alle oorlogsjournalisten naar traumatiserende, gevaarlijke of schokkende ervaringen die ze tijdens het verslaan van een oorlog meemaakten. De meest genoemde symptomen van PTSS uitten zich bij hen in opdringerige gedachten en beelden van de traumatische gebeurtenissen uit de oorlogen, vermijdingsgedrag en extreme waakzaamheid. Alle journalisten met PTSS gaven aan dat ze, als neveneffect van de diagnose, sociale moeilijkheden ondervinden. Zo hebben ze bij terugkomst moeite zich weer aan te passen aan het ‘normale’ leven, vinden ze het lastig om zich onder vrienden te mengen, hebben relatieproblemen en vermijden sociaal contact doordat ze vaak schrikreacties vertonen op onverwachte en intense stimuli, zoals een hard geluid.

Er zijn verschillende theorieën waarom en wanneer de symptomen uiteindelijk lijden tot ontstaan van PTSS, theorieën die ook in het kader van oorlogsverslaggeving aannemelijk zijn (Davey, 2008a, pp. 157–159). Zo heeft iemand een vergrootte kans op PTSS wanneer hij of zij de neiging heeft zich persoonlijke verantwoordelijkheid te voelen voor de traumatische gebeurtenis of het ongeluk van anderen die betrokken zijn bij de gebeurtenis. Ook kan de traumatische ervaring het geloof van iemand verbrijzelen dat de wereld een veilige en goedaardige plaats is; in het kader van oorlogsverslaggeving een aannemelijke theorie.

(13)

symptomen, de reacties van anderen en ze geloven dat het trauma voorgoed het leven heeft veranderd.

Hoewel er uit onderzoek blijkt dat er een hogere kans is voor vrouwen om PTSS te ontwikkelen na het meemaken van een traumatische ervaring, wordt dit verschil onder oorlogsjournalisten niet gevonden (Davey, 2008a, p. 157; Feinstein et al., 2002). Wel wordt er, net als in de bevolking, een hoge comorbiditeit tussen PTSS en depressie gevonden: een op de twee oorlogsjournalisten met PTSS, ontwikkelt ook een depressie, waarbij dit aantal een stuk hoger ligt dan in de bevolking (comorbiditeit van 20%) (Davey, 2008a, p. 175; Feinstein et al., 2002).

2.2.2 Gegeneraliseerde angststoornis

Uit het onderzoek van Feinstein, Owen en Blair (2002) blijkt dat oorlogsjournalisten, hoewel in mindere mate dan bij PTSS, significant hoger scoren dan hun collega’s als het gaat om symptomen van angst. Ook uit andere onderzoeken blijkt dat journalisten die vaak verslag hebben gedaan over en bloot hebben gestaan aan extreem gewelddadige gebeurtenissen, een hoger risico hebben op het ontwikkelen van een angststoornis (Feinstein, 2013; Feinstein, Wanga & Owen, 2015). Definitie, symptomen en oorzaken De gegeneraliseerde angststoornis (GAS) is een ernstige aandoening waarbij iemand een 'voortdurende bezorgdheid en angst ervaart over toekomstige gebeurtenissen, wat leidt tot chronische en ziekmakende zorgen over die gebeurtenissen’ (Davey, 2008a, p. 139). Hoewel iedereen zich tot op zekere hoogte zorgen maakt over de toekomst en hoe met nieuwe uitdagingen om te gaan, resulteren de zorgen van mensen met GAS in disfunctioneren en zijn een bron voor extreem emotioneel ongemak. Definities, symptomen en oorzaken hieronder zijn, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op Davey (2008a, pp. 139–143).

November 1993

Behalve gezichten keren ook angsten ongevraagd midden in de nacht terug. Regelmatig heb ik angsten moten doorstaan. Soms doodsangsten.

(14)

De zorgen gaan zowel over grote levensvragen als kleine dagelijkse ongemakken en zowel begin als het einde van de aanval zijn oncontroleerbaar. Ook houden de zorgenaanvallen langer aan bij mensen met GAS, neemt de angst toe en het piekeren lijkt het probleem alleen maar erger te maken dan te verbeteren. Naast deze symptomen kan de stoornis ook fysieke symptomen als vermoeidheid, rillingen, hoofdpijn en misselijkheid veroorzaken.

Een van de oorzaken voor het ontstaan van GAS is een verkeerde manier van het verwerken van informatie, ook wel information processing bias genoemd. Hierbij draagt de manier van het interpreteren, aandachtgeven aan, opslaan en oproepen van informatie bij aan het dysfunctionele denken en gedrag. De overmatige aandacht voor gevaarlijke stimuli zoals woorden, beelden of angstige gezichten blijft zo bestaan, wat weer zorgt voor nog meer zorgen en angsten.

De zorgwekkende gedachten en daarmee de angsten van mensen met GAS blijven ook bestaan door het geloof van deze mensen dat de gedachten een functie hebben. Ze hebben vaak de overtuiging dat de zorgen noodzakelijk zijn en volledig moeten worden ervaren om het gevaar uiteindelijk te kunnen voorkomen. Daarnaast nemen deze gedachten zoveel aandacht in beslag, dat andere negatieve emoties geen kans maken en zo niet nog meer stress opleveren. Zo functioneren de eerste zorgelijke gedachten als zelfbescherming voor nog stressvollere situaties.

GAS heeft een hoge comorbiditeit met depressie en komt één keer zo vaak voor bij vrouwen als bij mannen. Uit eerder onderzoek is echter geen significant bewijs gevonden voor dit geslachtsverschil bij oorlogsjournalisten (Sinyor & Feinstein, 2012). 2.3 Depressie

(15)

In een recent onderzoek bekeken Feinstein en Starr (2015) de psychische gesteldheid van Westerse oorlogsjournalisten die het Syrische conflict verslaan. De groep werd vergeleken met een ouder onderzoek naar journalisten die verslag hadden gedaan van de Irakoorlog. De onderzoekers vonden dat een groot deel van de journalisten in Syrië depressiever waren dan journalisten die eerder verslag hadden gedaan van Irak. Ze vertoonden meer symptomen van depressie, waaronder waardeloosheid, hulpeloosheid en suïcidale intenties. Feinstein en Starr concluderen dan ook dat westerse journalisten die de oorlog in Syrië verslaan, kwetsbaar zijn voor het ontwikkelen van een depressie. Zij zijn dan ook van mening dat journalisten en nieuwsorganisaties die hen in dienst nemen, bewust moeten zijn van deze data: “Gezien het feit dat depressie te behandelen is, moet er een mechanisme komen om de mensen in nood op te sporen en te behandelen.”

Definitie, symptomen en oorzaken

Een depressie is een stemmingsstoornis die betrekking heeft op emotionele, motivatie, gedrags-, fysieke en cognitieve symptomen. Relatief lange periodes van klinische depressie veroorzaken aanzienlijk leed aan het individu en beperken in het sociaal of beroepsmatig functioneren. Om een depressie te kunnen diagnosticeren, mogen de symptomen niet gemakkelijk te verklaren zijn door een recentelijk verlies zoals een sterfgeval of geassocieerd worden met een medische conditie zoals kanker (Davey, 2008a, pp. 170–172). In het kader van oorlogsverslaggeving wordt de diagnose depressie dus niet gesteld direct nadat een journalist een overlijden van bijvoorbeeld een collega heeft meegemaakt. Definities, symptomen en oorzaken hieronder zijn, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op Davey (2008a, pp. 170–186, 2008a, p. 172).

(16)

De oorzaak voor het krijgen van een depressie in het kader van oorlogsjournalisten kan het best worden verklaard in gedragstheorieën. Zo kunnen negatieve gedachtenschema’s een set van overtuigingen van iemand in stand houden waarin diegene een negatief beeld heeft van de wereld, zichzelf en de toekomst. De theorie van aangeleerde hulpeloosheid beweert dat ‘mensen depressief worden als gevolg van onvermijdelijke negatieve levensgebeurtenissen, omdat deze gebeurtenissen leiden tot een cognitieve set die ervoor zorgt dat individuen hulpeloos, lethargisch [sloom, inactief] en depressief worden’. Daarnaast kan een attributiefout leiden tot een depressie wanneer iemand een negatieve levenservaring toeschrijft aan interne, stabiele en algemene individuele factoren en dus de schuld bij zichzelf legt. Tenslotte verklaart de theorie van hopeloosheid een depressie aan een gedachtefout. Hierin ziet iemand alleen mogelijkheden voor negatieve uitkomsten en niet voor positieve resultaten, waarbij de individu niets kan doen om deze uitkomsten te beïnvloeden.

Het ontwikkelen van een depressie kan in de bevolking vaak genetisch of neurologisch worden verklaard, bijvoorbeeld doordat de symptomen in de familie voorkomen. Deze oorzaak ligt echter niet voor de hand bij oorlogsjournalisten, omdat op één na, iedereen in het onderzoek van Feinstein, Owen en Blair (2002) de depressie ontwikkelde nadat zij oorlogen gingen verslaan. Daarnaast komt een depressie in de bevolking twee keer zo vaak voor bij mannen als bij vrouwen; dit verschil in geslacht werd niet gevonden bij oorlogsjournalisten (Davey, 2008a, p. 172; Feinstein et al., 2002).

2.4 Middelenmisbruik

Aangezien het misbruik van middelen als alcohol en drugs vaak voorkomt bij mensen die traumatische ervaringen hebben gehad als gevolg van oorlog, zoals bij militairen en burgers, hebben Feinstein, Owen en Blair (2002) ook de mate waarin oorlogsjournalisten middelen misbruiken onderzocht. Hieruit blijkt dat oorlogsjournalisten een levensprevalentie – het percentage dat op een bepaald moment

November 1993

En na afloop? Alles snel wegstoppen, wegdrinken en dan hop naar een volgende klus. Wat zou ik anders moeten?

(17)

in het leven hiermee wordt gediagnosticeerd – van middelenmisbruik hebben van ruim veertien procent, vergeleken ruim vijf procent in de controlegroep.

Bij zowel de mannelijke als vrouwelijke oorlogsjournalisten werd er een significant verschil gevonden van de wekelijkse inname van alcohol in vergelijking met de collega’s die geen verslag doen van oorlogen en conflicten. Bij mannen wordt het drinken van veertien glazen per week gezien als de maximale limiet van acceptabele inname. De mannelijke oorlogsjournalisten drinken gemiddeld twee keer zoveel als hun collega’s, met een gemiddelde van bijna vijftien glazen per week. Voor vrouwen wordt een gemiddelde van negen glazen alcohol per week gerekend als maximaal acceptabele limiet. De vrouwelijke oorlogsjournalisten gaan hier met een gemiddelde van bijna elf glazen per week overheen, waarmee ze gemiddeld drie keer zoveel drinken als de vrouwelijke collega’s in de controlegroep (Feinstein et al., 2002).

Definitie, symptomen en oorzaken

Middelenmisbruik wordt gezien als ‘een patroon van drugs- of substantiegebruik die voorkomt ondanks de kennis van de negatieve effecten van het middel, maar zich nog niet heeft ontwikkeld tot een volledige afhankelijkheid’ (Davey, 2008c, p. 260).

Typerend voor middelenmisbruik is het falen in het nakomen van dagelijkse verantwoordelijkheden door het gebruik, het gebruik van het middel op een manier die fysiek gevaarlijk kan zijn (bijvoorbeeld rijden met alcohol op), als gevolg van het gebruik juridische problemen krijgen (bijvoorbeeld openbaar dronkenschap) en het blijven gebruiken van het middel ondanks dat het tot een reeks van sociale en persoonlijke problemen lijdt (bijvoorbeeld ruzie met partner). Belangrijk is om het onderscheid tussen misbruik van middelen en afhankelijkheid van middelen te benadrukken. De laatste van deze twee is namelijk van grotere ernst, in het bijzonder op het gebied van tolerantie en ontwenningsverschijnselen en de impact op het dagelijks leven (Davey, 2008c, p. 263). Uiteindelijk kan het misbruik leiden tot afhankelijkheid en verslaving aan het middel.

(18)

middelen zoals alcohol te gebruiken (Davey, 2008c, p. 294). Als secundair effect maakt alcohol de gebruiker echter depressief, waarmee deze traag is en negatieve emoties ervaart. Uiteindelijk kan het alcoholmisbruik lijden tot zowel psychische als fysieke schade. Er zal steeds meer alcohol genuttigd moeten worden om hetzelfde korte-termijneffect te bereiken, wat op lange termijn kan leiden tot bijvoorbeeld delerium tremens (het hebben van hallucinatie, waanideeën en tremoren in de spieren) of het syndroom van Korsakoff (geheugenstoornissen en dementie) (Davey, 2008c, pp. 267– 269).

Een algemeen belangrijk aspect van middelenmisbruik is dat deze een hoge comorbiditeit heeft met angststoornissen, waaronder GAS en PTSS. Dit geldt ook voor depressie, waarbij achttien procent van de bevolking met een depressie ook de diagnose middelenmisbruik krijgt. Uit onderzoek blijkt dat in veertien procent van de gevallen de psychische stoornissen al bestaan voordat iemand middelen gaat misbruiken. Slechts in 0,2% van de gevallen wordt een psychische stoornis voorafgegaan aan middelenmisbruik. Deze gegevens suggereren een vorm van ‘zelfmedicatie’, waarbij iemand de emotionele en gedragssymptomen van de psychische stoornis probeert te verlichten met verdovende middelen zoals alcohol (Davey, 2008c, p. 265). Zelfmedicatie is dan ook een andere veelgenoemde reden voor het gebruik van een middel door mensen met een stoornis zoals een gegeneraliseerde angststoornis, PTSS of depressie (Davey, 2008c, p. 295).

Naast dat mensen middelen als alcohol misbruiken om de eigen stemming te veranderen en voor zelfmedicatie, ontwikkelen veel regelmatige gebruikers een onjuiste overtuiging dat het middel onschadelijk is voor henzelf, wat het regelmatige gebruik in stand houdt. Daarnaast spelen ook culturele factoren een rol in het misbruik van middelen. Wanneer het in een bepaalde cultuur bijvoorbeeld heel normaal en geaccepteerd is om veel alcohol te drinken tijdens sociale en recreatieve activiteiten, zal dit het gebruik en misbruik bevorderen (Davey, 2008c, p. 295).

2.5 Conclusie

(19)

Toch blijk ook uit het onderzoek van Feinstein, Owen en Blair (2002) dat de oorlogsjournalisten ondanks deze hogere scores, geen hogere kans hebben op een behandeling van deze stoornissen. En dat, terwijl uit de psychologische wetenschap blijkt dat er vele vormen van begeleiding mogelijk zijn die de ontwikkeling van een van deze psychische stoornissen kan voorkomen of beperken. Ook wanneer de stoornis zich wel heeft gemanifesteerd, zijn er goede manieren om deze te behandelen.

Omdat de verschillende begeleidingsvormen op specifieke momenten in de ontwikkeling van een psychische stoornis ingezet kunnen worden, is dit onderscheid in het onderzoeken van de mogelijke begeleidingsvormen van oorlogsjournalisten ook van belang. Het volgende hoofdstuk onderzoekt daarom welke vormen van psychische begeleiding er voor, tijdens en na het doen van verslag uit een oorlogs- of conflictgebied mogelijk is om de ontwikkeling van deze psychische stoornissen te voorkomen, te beperken of te behandelen.

(20)

Hoofdstuk 3 Psychische begeleiding van oorlogsjournalisten

In dit hoofdstuk wordt op basis van literatuur uit de psychologie besproken welke verschillende vormen van begeleiding van oorlogsjournalisten er zijn om de ontwikkeling van de meest voorkomende psychische stoornissen zoals besproken in het vorige hoofdstuk, te voorkomen, te beperken of te behandelen. Dit gebeurt aan de hand van verschillende fasen: de begeleiding voordat een journalist naar het gebied gaat, terwijl de journalist in het oorlogs- of conflictgebied zit en na afloop.

3.1 Begeleiding voorafgaand aan de reis

Er zijn een aantal voorbereidingen die getroffen kunnen worden om de oorlogsjournalist goed te begeleiden richting het doen van verslag uit oorlogs- of conflictgebied. Allereerst zal er een aantal algemene aspecten worden genoemd, gevolgd door specifieke voorbereidingen gebaseerd op het voorkomen van de vier eerder genoemde psychische stoornissen bij oorlogsjournalisten.

3.1.1 Algemeen

Sinds journalisten voornamelijk unembedded te werk gaan, moet de veiligheid door de nieuwsorganisatie en journalist zelf georganiseerd worden. Om de veiligheid van de journalisten zeker te stellen, is er een internationaal veiligheidsconvenant opgesteld die door vele nieuwsorganisaties is ondertekend, waaronder door de Nederlandse nieuwsorganisaties NOS en RTL (“INSI Safety Code,” 2017). Met de ondertekening van dit convenant committeren mediabedrijven zich aan de minimale veiligheidsvoorwaarden voor journalisten die voor de organisatie naar risicogebieden afreizen (“Veiligheidsconvenant,” 2017). In deze code staat onder andere dat iedereen

November 1993

Ik kan mijn gevoelens slechts met weinigen delen. Mijn bazen in Hilversum hebben waarschijnlijk geen idee van mijn verdriet, van mijn angsten en spanningen en nog minder van de redenen waarom ik dit werk doe.

(21)

die naar een risicogebied gaat, verplicht is van te voren een ‘hostile environment and risk awareness training’ te krijgen, die een training in digitale veiligheid, omgevingsgevaren en eerste hulp bevat (“INSI Safety Code,” 2017). Eén punt in het veiligheidsconvenant beschrijft de verantwoordelijkheid van de werkgever met betrekking tot psychisch trauma en de verwerking ervan: ‘Werkgever moeten gratis vertrouwelijke counseling voor journalisten over verontrustende gebeurtenissen beschikbaar stellen, alsook voor redactiemedewerkers die kunnen lijden aan plaatsvervangend trauma [trauma opgelopen door de ervaring van een ander]. Zij moeten managers trainen om traumatische stress te herkennen’ (“INSI Safety Code,” 2017).

Ook in Nederland worden programma’s aangeboden waarin journalisten leren hoe ze te werk moeten gaan in conflictgebieden. Zo biedt de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) verschillende cursussen aan, waaronder een driedaagse training georganiseerd door de Koninklijke Landmacht. Hierin wordt de journalist voorbereid op het maken van gevaarlijke reizen, waarbij er aandacht wordt besteed aan hoe om te gaan met roadblocks, gijzelingssituaties, het verrichten van levensreddende handelingen en wat te doen als je wordt beschoten. Een andere veel gevolgde cursus is de Hostile Environment Safety Training (HEST), een internationale vijfdaagse training waarin de journalisten via verschillende lessen, workshops en praktische simulaties leren onder andere over de persoonlijke veiligheid, wapens, mijnen en explosieven, strategieën voor de identificatie van bedreigingen en risico’s en het vermijden en overleven van ontvoeringen. Naast uitgebreide aandacht over medische kennis, wordt de journalist ook wegwijs gemaakt in emotioneel trauma en PTSS (“Hostile Environment Safety Courses,” 2017).

(22)

Allereerst is leren over de effecten van het verslaan van trauma en conflict voor zowel het management als de journalist van cruciaal belang. Hoe meer mensen weten van de gevolgen van trauma, hoe eerder ze worden herkend. Deze kennis kan bijvoorbeeld worden opgedaan door het lezen van artikelen gericht op nieuwswerkers, gezamenlijke conferenties voor psychologen en journalisten, workshops voor journalisten en cursussen specifiek voor managers.

Daarnaast limiteert het huidige journalistieke klimaat de mogelijkheden van de journalist om te reageren op de effecten van het verslaan van traumatische gebeurtenissen. Het belangrijkste punt hier is de huidige attitude tegenover het ervaren en uiten van de impact die traumatische gebeurtenissen hebben. Keats en Buchanan (2013) zijn niet de enige onderzoekers die dit cultuurprobleem signaleren. Ook andere onderzoekers merken op dat er machocultuur is binnen de oorlogsjournalistiek, waarbij er een hardnekkig beeld heerst dat je uit het juiste hout gesneden moet zijn om het vak uit te oefenen. Hierdoor is men bang emoties te tonen, omdat dit wordt gezien als zwakte. Binnen deze machocultuur dragen ambitie en het idee dat oorlogsverslaggever zijn door de hoge waardering binnen de journalistieke wereld de carrière verbetert en het afwijzen van (gevaarlijke) opdrachten de carrière negatief beïnvloedt, bij aan het zwijgen over de angsten en onzekerheden (Feinstein, Owen & Blair, 2002). Om de journalistieke cultuur te veranderen moet er volgens Keats en Buchanan (2013) naast het voorgaande ook aandacht worden besteed aan de werkdruk, de hoge verwachting van nieuwsproductie en de gevolgen van de competitieve aard van het vak. Door met regelmaat workshop te organiseren over trauma en zelfzorg, kunnen de effecten worden aangepakt.

Een daarbij aansluitend aspect noemen Keats en Buchanan (2013) het belang van een goede balans tussen werk en privé. Een risico dat op de loer ligt bij journalisten die verslag doen van trauma zoals oorlogsverslaggever, is dat zij volledig opgaan in het onderwerp en zo als het ware ‘depersonaliseren’. Daarom moet er volgens de onderzoekers genoeg aandacht zijn voor het ontwikkelen van copingstrategieën die dit tegengaan, zoals het hebben van een gezond slaappatroon, goede voeding en voldoende tijd voor sporten en ontspanning.

(23)

Daarbij moet worden opgemerkt dat lang niet iedereen die een traumatische ervaring heeft meegemaakt of er verslag van heeft gedaan, behoefte heeft aan psychische hulp. Wel is het opvallend dat, ondanks een significant hogere psychopathologie onder oorlogsjournalisten, zij geen hogere kans hebben op een medische of psychische behandeling in vergelijking met hun collega’s die geen verslag doen van oorlogen en conflicten (Feinstein et al., 2002). Welke psychische problemen het meest voorkomen bij oorlogsjournalisten naar aanleiding van hun werk en welke specifieke hulp geboden kan worden, is hierboven besproken.

Er kan dus worden geconcludeerd dat wanneer journalisten en het management leren over trauma, er psychische en sociale hulp wordt aangeboden en er een cultuur heerst waarin de drempel om te spreken over angsten en de effecten van trauma laag is en er een goede balans tussen werk en privé is, de psychische risico’s van het vak oorlogsjournalistiek kunnen worden beperkt.

3.1.2 Specifiek

In zowel Europa als Amerika zijn de kosten van het behandelen van mensen met een psychische stoornis hoog, waaronder de kosten voor psychiatrische, psychologische en spoedeisende zorg, ziekenhuisopname, voorgeschreven medicatie, verminderde productiviteit, absentie van werk en zelfmoord (Lépine, 2002). Het voorkomen of snel herkennen van een stoornis is dan ook niet alleen van menselijk, maar zeker ook van economisch belang, voor zowel maatschappij als werkgever.

(24)

3.2.1 Algemeen

Bisson et al (2007) hebben onderzoek gedaan naar vroege psychosociale interventie bij mensen die een traumatische ervaring hebben meegemaakt. Hieruit blijkt onder meer dat individuen die bloot hebben gestaan aan traumatische gebeurtenissen, baat kunnen hebben bij een aantal voorwaarden om de ontwikkeling van psychische stoornissen voor te zijn of te beperken. Zij stellen dat iemand kort na het meemaken van een traumatische gebeurtenis ‘op een empathische manier moeten worden voorzien van praktische en pragmatische psychologische hulp’. Ze moeten worden geïnformeerd over de mogelijke reacties die ze hebben op de gebeurtenis, welke copingstrategieën ze zelf kunnen ontwikkelen om hiermee om te gaan, hoe ze toegang kunnen krijgen tot ondersteuning van mensen om hen heen zoals een eindredacteur en hoe ze verdere hulp kunnen krijgen wanneer dit nodig is (Bisson et al., 2007).

3.2.2 Specifiek

Een aantal preventieve maatregelen richten zich specifiek op het voorkomen van PTSS. Zo werd er de afgelopen twintig jaar in de geestelijke gezondheidszorg verondersteld dat een psychologische debriefing direct na het trauma de beste manier is om de ontwikkeling van PTSS te voorkomen. Door te vragen naar de ervaringen en de gevoelens over het trauma te bespreken, zou het trauma minder snel leiden tot PTSS. Hoewel dit plausibel klinkt, blijkt dit effect uit veelvuldig onderzoek niet te bewijzen. Het is niet duidelijk of slachtoffers baat hebben bij een gesprek met een onbekende direct na het trauma, omdat het moeilijk is de gevoelens over het trauma onder woorden te brengen. Daarnaast ontwikkelt niet iedereen PTSS naar aanleiding van een trauma, iets waar deze methode geen rekening mee houdt. Er is weinig bewijs voor het voorkomen van PTSS met debriefing en de techniek staat in sommige gevallen mogelijk ook spontaan herstel in de weg (Davey, 2008a, pp. 159, 160). In het kader van oorlogsverslaggeving lijkt het dus niet te helpen om met een deskundige over de gevoelens te praten direct na het meemaken van een traumatische ervaring tijdens het werk om de ontwikkeling van PTSS te voorkomen.

(25)

taak, in een onderzoek het spelen van het spelletje Tetris, waardoor er geen tijd en ruimte is voor het geheugen om angstige herinneringen en beelden op te slaan. Hierdoor wordt voorkomen dat iemand flashbacks en andere ongewilde herbelevings-symptomen van PTSS ontwikkelt (Lyadurai et al., 2017; Pile, Barnhofer & Wild, 2015). Deze techniek werkt ook wanneer iemand over de feitelijke informatie over de gebeurtenis vertelt, zodat de betekenis van het trauma overeenkomt met wat daadwerkelijk is gebeurd en de gevolgen voor de betrokkenen (Pile et al., 2015). Het duidelijke verschil met de debriefing waar jaren mee werd gewerkt, is de huidige focus op de feiten in plaats van op de gevoelens over het trauma. 3.3 Begeleiding na de reis Zodra de journalist terugkeert uit het oorlogs- of conflictgebieden, zijn er verschillende vormen van begeleiding mogelijk. Wederom zal eerst een algemeen begeleidingsaspect worden behandeld, gevolgd door specifieke begeleidings- en behandelvormen voor de verschillende psychische stoornissen waar oorlogsjournalisten gevoeliger voor zijn dan hun collega’s.

Hoewel er dus goede behandelingen zijn voor PTSS, blijkt dat oorlogsjournalisten niet snel professionele hulp zoeken voor hun probleem. Ondanks dat zij hun directe leidinggevenden zien als degene die hen moeten ondersteunen wanneer ze problemen ondervinden van traumatische ervaringen, richten ze zich eerder op hun familie voor hulp (Greenberg, Gould, Langston & Brayne, 2009). De nieuwsorganisatie zal hier op in moeten springen om het journalistieke klimaat te veranderen en de drempel naar professionele hulp te verlagen.

3.3.1 Algemeen

Onderzoek heeft aangetoond dat een vroege psychotherapie kan helpen om de ontwikkeling van symptomen naar aanleiding van het meemaken van een traumatiserende ervaring tegen te gaan. Wanneer een cognitieve therapie binnen een maand na de gebeurtenis start, kan trauma-gerelateerd lijden worden verminderd (Bisson et al., 2007).

(26)

bij Artzen zonder Grenzen, om zo via nazorg de psychische problemen te voorkomen of verminderen (“Nazorg,” 2017).

3.3.2 Specifiek

Een effectieve manier voor het behandeling van PTSS is exposure-therapie. Hierbij wordt iemand met behulp van de therapeut geconfronteerd met gebeurtenissen en stimuli die relevant zijn voor het trauma, waardoor uiteindelijk de associatie tussen het trauma en de angstreactie dooft. Een voorbeeld van een exposure-therapie is imaginal flooding, waarbij iemand een gevreesd, trauma-gerelateerde scene visualiseert voor een langere periode. Een ander voorbeeld van exposure-therapie is eye-movement desensitization and reprocessing (EMDR). Hierbij focust iemand op een traumatiserend beeld of herinnering, terwijl tegelijkertijd de vinger van de therapeut wordt gevolgd die voor de ogen heen en weer gaat, waardoor er een soort trance ontstaat (Davey, 2008a, pp. 160–161). Bij beide voorbeelden wordt, door de continue blootstelling aan het traumatische beeld, de angstreactie steeds minder sterk en dooft zo uiteindelijk.

Exposure-therapieën als imaginal flooding en EMDR zijn over het algemeen effectiever voor de behandeling van PTSS dan medicatie en ontspanningsoefeningen. Dit positieve resultaat wordt versterkt wanneer de therapie wordt gecombineerd met cognitieve herstructurering, waarbij dysfunctionele overtuigingen over de wereld (zoals ‘de wereld is een gevaarlijke plek’) worden geëvalueerd en veranderd (Davey, 2008a, p. 161). Voor oorlogsjournalisten lijkt dit een geschikte behandeling door de specifieke focus op een traumatiserend beeld als een gevecht of iemand zien overlijden.

(27)

Een veel gekozen behandeling van een depressie is het toedienen van medicatie. Ondanks dat er bij oorlogsjournalisten weinig reden is om aan te nemen dat er een biologische oorzaak is voor een depressie, kunnen medicijnen wel de biologische onevenwichtigheden die ten grondslag kunnen liggen aan de symptomen van een depressie, veranderen. Daarnaast ligt gedragsactiveringstherapie het meest voor de hand voor de behandeling van oorlogsjournalisten met depressie. Hierbij wordt er geprobeerd om meer aandacht en toegang te krijgen tot plezierige gebeurtenissen en beloningen en de ervaring met negatieve gebeurtenissen en gevolgen te verminderen. Er zijn daarnaast verschillende andere therapievormen die pogen om de overmatige aandacht voor de negatieve stimuli proberen te verminderen of de negatieve attributie proberen om te zetten naar positieve en hoopvolle gedachten. Door een bewustzijn te creëren van de vaak automatische negatieve gedachtepatronen, kan een terugval op de lange termijn bij reeds herstelde depressieve mensen worden voorkomen (Davey, 2008a, pp. 191–194).

Er zijn vele manieren om middelenmisbruik te behandelen. Allereerst kan degene zich aansluiten bij een zelfhulpgroep, waar mensen samenkomen met een gezamenlijk probleem, die proberen informatie de telen en elkaar te helpen en ondersteunen. Een voorbeeld is de Anonieme Alcoholisten (AA), een supportgroep voor mensen die zich proberen te onthouden van alcohol. De effectiviteit van een zelfhulpgroep als de AA kan hoog zijn en tot wel acht jaar na het toetreden tot de groep zorgen voor onthouding (Davey, 2008b, p. 299). Daarnaast kunnen medicijnen ervoor zorgen dat er dusdanig vervelende lichamelijk klachten ontstaan na het innemen van het middel, dat het gebruik direct wordt bestraft en daarmee in de toekomst wordt voorkomen. Dit wordt voornamelijk toegepast wanneer iemand afhankelijk is van een middel, zoals antabus wordt ingezet bij een alcoholverslaving: dit middel zorgt ervoor dat iemand moet overgeven wanneer diegene alcohol drinkt (Davey, 2008b, p. 302).

(28)

Uit het onderzoek van Feinstein, Owen en Blair (2002) blijkt het grootste risico van alcoholmisbruik onder oorlogsjournalisten niet dat zij in hun werken worden belemmerd. Wel gelden de risico’s van het langdurig, veel drinken gelden voor hen, waaronder de kans op een depressie, delerium tremens of het syndroom van Korsakoff Daarom kunnen drugs-preventieprogramma’s tot effect hebben dat zij zich meer bewust zijn van en bekend zijn met de gevolgen van middelen zoals alcohol. Daarbij kan een gedragstraining voor zelfbeheersing zorgen voor een gecontroleerde manier van drinken, in plaats van een volledige onthouding op te leggen aan een oorlogsverslaggever. Het is voor deze groep vaak moeilijk om situaties te ontwijken die het drinkgedrag stimuleren, waardoor dit vaak een betere oplossing is. Daarbij is er aandacht voor de positieve kanten aan de controle over het gedrag, zoals een verhoogd zelfvertrouwen, een gevoel van verantwoordelijkheid en het gevoel controle te hebben over bepaalde aspecten in het leven, zaken die bij een gebrek eraan vaak juist leiden tot het gebruik van bijvoorbeeld alcohol (Davey, 2008b, pp. 299–301). 3.4 Conclusie Uit dit hoofdstuk blijkt dat er vele vormen van begeleiding mogelijk zijn om de eventuele ontwikkeling van psychische stoornissen door het vak oorlogsjournalistiek te voorkomen, te beperken en te behandelen.

Aan de basis van een goede veiligheid van journalisten voordat zij afreizen naar oorlogs- en conflictgebieden, staat de INSI Safety Code. Het veiligheidsconvenant stelt de een veiligheidstraining verplicht, net als vertrouwelijke counseling voor journalisten en redactiemedewerkers. Daarnaast kunnen een aantal algemene aspecten de psychische risico’s van de oorlogsjournalistiek verminderen. Zo kan leren over de gevolgen van trauma door journalisten en het management bijdragen aan een snelle herkenning van symptomen en kan een open en ondersteunend klimaat zorgen voor een lage drempel tot het zoeken van hulp en een vermindering van de machocultuur. Ook een goede balans tussen werk en privé en het aanbieden van psychische en sociale hulp de ontwikkeling van psychische stoornissen bij oorlogsjournalisten voorkomen.

(29)

werkgeheugen, kan hen sociale hulp worden aangeboden in de vorm van contact met mensen om hen heen en kunnen ze worden herinnerd aan de optie tot psychische hulp.

Na de reis naar oorlogs- of conflictgebied is het van belang om zo snel mogelijk psychische hulp aan te bieden wanneer een journalist een traumatische ervaring heeft meegemaakt. Een vroege psychotherapie zoals cognitieve therapie of exposure-therapie kan de ontwikkeling van symptomen tegengaan en psychisch lijden verminderen. Medicatie kan helpen om de gevolgen van een gegeneraliseerde angststoornis of depressie te behandelen, al dan niet in combinatie met een gedragstherapie. Bij de behandeling van het misbruik alcohol of andere middelen is inzicht in eigen gedrag en de gevolgen van het gebruik voornamelijk van belang. Dit inzicht kan via sociale wegen, door aansluiting bij zelfhulpgroepen of door preventieprogramma’s te volgen bereikt worden.

(30)

Hoofdstuk 4 Methode

Uit de vorige hoofdstukken is gebleken dat oorlogsjournalisten risico lopen op psychische stoornissen, waardoor het belangrijk is hen op psychisch vlak goed te begeleiden. Zo kunnen zij hun werk blijven uitvoeren en kan de kans op psychische schade in de toekomst geminimaliseerd wordt. Dit onderzoek probeert in kaart te brengen hoe het op dit moment staat met de psychische begeleiding van oorlogsjournalisten bij de twee grootste nieuwsorganisaties voor de Nederlandse televisie. Dit leidt tot de volgende hoofdvraag:

Hoe ziet de psychische begeleiding van oorlogsjournalisten van de NOS en RTL eruit en hoe verhoudt die zich tot de psychologische kennis om de ontwikkeling van psychische stoornissen door traumatische ervaringen te voorkomen of te beperken, dan wel te behandelen? In dit hoofdstuk wordt de precieze invulling behandeld van de onderzoeksmethode om antwoord te zoeken op deze hoofdvraag.

4.1 Onderzoekspopulatie

Om in kaart te brengen hoe de huidige begeleiding van oorlogsjournalisten eruit ziet, zijn de twee grootste nieuwsorganisaties van de Nederlandse televisie onderwerp van onderzoek: NOS en RTL. Door deze twee organisaties te onderzoeken, is het mogelijk om zowel verslaggevers, correspondenten, radiomakers en cameramensen te interviewen, waardoor de ervaringen binnen het vak van oorlogsjournalistiek vanuit meerdere hoeken onderzocht kunnen worden.

4.1.1 Beleid

(31)

achten, de chefs aanspreekpunt zijn op dit gebied. Door eerst met de buitenlandchefs in gesprek te gaan, kunnen deze verwachtingen getoetst worden en kan er in kaart worden gebracht hoe de psychische begeleiding van oorlogsjournalisten institutioneel georganiseerd is.

De buitenlandchefs zijn op basis van hun functie via persoonlijk contact benaderd om mee te werken. De buitenlandchef van NOS die geïnterviewd is, is Jaap Leemeijer. Hij werkt sinds 1988 bij de NOS en was van maart 2013 tot april 2017 chef buitenland. Daarvoor was hij ook redacteur, verslaggever en eindredacteur bij de NOS. De geïnterviewde buitenlandchef van RTL is Brechtje van de Moosdijk. Zij werkt sinds 1999 onder andere als redacteur voor RTL en is van 2003 tot op heden buitenlandchef.

Door de buitenlandchefs te interviewen kan het huidige beleid van beide nieuwsorganisaties rondom de psychische begeleiding van oorlogsjournalisten in kaart worden gebracht. Zo wordt er onderzocht wat er gebeurt rondom de voorbereiding van journalisten die naar oorlogsgebied gaan, hoe de begeleiding is terwijl een journalist terplekke is en hoe de zorg er achteraf uitziet.

4.1.2 Selectie journalisten

Om een zo compleet mogelijk beeld te creëren van zowel de opzet als de uitvoering van de psychische begeleiding van oorlogsjournalisten, worden de journalisten zelf ook geïnterviewd. De journalisten die binnen de onderzoeksgroep vallen, zijn journalisten van NOS en RTL die tussen januari 2000 en juli 2017 verslag hebben gedaan van oorlogen en op dit moment ook werkzaam zijn bij een van de organisaties. Daarbij wordt beoogd om zowel correspondenten, verslaggevers als cameramensen te interviewen.

(32)

inkomen als arbeidsvoorwaarden zoals vaste werknemers die hebben. Verslaggevers van zowel NOS als RTL zijn altijd in vaste dienst van de nieuwsorganisatie.

Met het gekozen tijdsframe van januari 2000 tot juli 2017 is het mogelijk om te vragen naar recente ervaringen, maar ook naar eerdere ervaringen waarbij de al dan niet aanwezige psychische begeleiding achteraf in kaart kan worden gebracht. Ook bestaat er zo de kans dat een geïnterviewde te maken heeft gehad met een psychische stoornis als PTSS, angststoornis, depressie of middelenmisbruik. Daarnaast kan met dit tijdsframe gekeken worden welk effect eventuele veranderingen in het beleid rondom de psychische begeleiding bij de nieuwsorganisaties hebben gehad op de journalisten. Eventuele cultuurveranderingen in de journalistieke wereld zoals Keats en Buchanan (2013) noemen, kunnen binnen dit tijdsframe ook naar voren komen.

Door de journalisten te interviewen, wordt er onderzocht hoe zij de psychische begeleiding van hun organisatie ervaren. Daarbij worden verschillende onderwerpen behandeld, waaronder hoe de voorbereiding is rondom het verslag doen vanuit oorlogs- of crisisgebied en hoe het contact verloopt tijdens het verslag doen en direct na het meemaken van een potentieel traumatische gebeurtenis vanuit een oorlogs- of crisisgebied. Daarnaast zal ook behandeld worden hoe de nazorg is, vanaf het moment van terugkomst in woonplaats voor een correspondent of in Nederland. Ook wordt er aan de journalisten gevraagd hoe zij zelf bezig zijn met hun eigen psychische gezondheid, hoe zij de aandacht van hun opdrachtgever of werkgever hiervoor ervaren en hoe zij de verdeling van de verantwoordelijkheid zien. De ervaring, mening en eventuele verbeteringen rondom het beleid van de psychische begeleiding komen ook aan bod.

(33)

de reeds bestaande groep. Ook zijn er door de buitenlandchefs suggesties gedaan voor cameramensen die vaak voor hen naar oorlogs- en conflictgebieden gaan.

Uit deze lijst is vervolgens een selectie gemaakt, waarbij uiteindelijk een combinatie van verschillende functies en geslacht mede bepalend is geweest voor de selectie van de respondenten. Omdat het uitvoeren en analyseren van interviews een tijdrovende klus is en dit onderzoek binnen een beperkte omvang uitgevoerd moet worden, heeft ook dit meegespeeld bij de omvang van de steekproef. Uiteindelijk heeft de selectie ertoe geleid dat de groep bij de NOS bestaat uit zes journalisten, waaronder twee mannelijke en een vrouwelijke correspondent, twee cameramannen en een mannelijke verslaggever. Bij RTL bestaat de groep van zeven journalisten uit drie mannelijke correspondenten, één vrouwelijke oud-correspondente, een cameraman en twee mannelijke verslaggevers. Op deze manier worden de ervaringen van een zo divers mogelijke groep meegenomen in het onderzoek, om een zo breed en compleet mogelijk beeld te krijgen. Met deze diverse groep van journalisten is getracht zo dicht mogelijk te komen tot een representatieve groep. Toch zitten lang niet alle journalisten die in het tijdsframe van januari 2000 tot juli 2017 voor de NOS en RTL verslag hebben gedaan van oorlogen en conflicten in het onderzoek. Ondanks dit, lijkt het wel mogelijk om met het huidig opgezette onderzoek een goed beeld te kunnen schetsen van het huidige beleid van de psychische begeleiding van oorlogsjournalisten bij NOS en RTL.

4.2 Procedure

(34)

Door deze semigestructureerde opzet van de interviews worden de genoemde vier onderwerpen behandeld, waardoor de gesprekken er globaal hetzelfde uit zullen zien, wat bijdraagt aan de consistentie van het gehele onderzoek. Daarnaast biedt deze opzet ook ruimte om dieper op bepaalde onderwerpen en antwoorden in te gaan, wat de inhoudelijke kwaliteit van de gesprekken stimuleert en daarmee ook de algehele kwaliteit van het onderzoek verhoogt.

Alle gesprekken zullen door beperkte tijd en bereikbaarheid via Skype of telefoon gevoerd worden en zullen tussen een half uur en uur duren. De opzet van het semigestructureerd interview met de buitenlandchefs is in bijlage 1 te vinden. In bijlage 2 is de opzet van de semigestructureerde interviews met de journalisten te vinden. 4.3 Analyseplan De interviews zijn allemaal opgenomen en uitgewerkt in transcripten, welke in bijlage 3 tot en met bijlage 18 terug te vinden zijn. De transcripten zullen gebruikt worden voor een analyse van de antwoorden van de buitenlandchefs en de journalisten. Deze analyse zal gedaan worden aan de hand van de vier verschillende onderwerpen: de algemene aandacht voor de psychische gezondheid binnen de nieuwsorganisatie en de psychische begeleiding voor, tijdens en na de reis naar oorlogs- of conflictgebied. Door analyse van de antwoorden zullen de algemene bevindingen, overeenkomsten en verschillen tussen NOS en RTL en een conclusie per onderwerp worden gegeven. Uiteindelijk zal in het laatste hoofdstuk een antwoord gegeven worden op de hoofdvraag.

(35)

Hoofdstuk 5 Resultaten

In dit hoofdstuk zullen de interviews met twee buitenlandchefs en met dertien journalisten geanalyseerd worden. Dit zal aan de hand van verschillende onderwerpen gebeuren. Allereerst wordt er geanalyseerd hoe de begeleiding van oorlogsjournalisten eruit ziet voordat zij op reis gaan naar het oorlogs-of conflictgebied. Vervolgens wordt gekeken hoe de begeleiding is als de journalist in het oorlogs- of conflictgebied zit. Als laatste wordt geanalyseerd hoe de psychische begeleiding is na de reis van de oorlogsjournalist. Elke keer zullen de bevindingen over het beleid bij NOS en RTL en de uitvoering van het onderwerp worden behandeld, gevolgd door een conclusie.

5.1 Begeleiding voorafgaand aan de reis

Zoals in hoofdstuk 3 is geconcludeerd, kunnen verschillende voorwaarden de risico’s van psychische stoornissen bij oorlogsjournalisten voorkomen of beperken: leren over de gevolgen van trauma door journalisten en het management voor een snelle herkenning van symptomen, een open en ondersteunend klimaat met een lage drempel tot het zoeken van hulp en een vermindering van de machocultuur, een goede balans tussen werk en privé en het aanbieden van psychische en sociale hulp. Bij zowel de analyse van het beleid als de analyse van de uitvoering worden deze onderwerpen behandeld.

5.1.1 Beleid

(36)

gesteld. Ook wordt er eens in de zoveel tijd een opfriscursus van de HEST aangeboden bij de nieuwsorganisaties. Hoewel deze niet verplicht is, zijn de meeste journalisten die vaak in crisisgebieden werken daar wel naartoe geweest.

Door te leren over de gevolgen van trauma door zowel journalisten als het management, kunnen symptomen snel herkend worden. In de verplichte HEST training die journalisten van NOS en RTL volgen, is de fysieke veiligheid hoofdonderwerp. Wel is er ook aandacht om gevolgen van traumatische ervaringen te herkennen. Naast de journalisten, dient ook het management getraind te worden in het herkennen van symptomen. Bij de NOS hebben zowel de gehele buitenlandleiding, dit zijn de buitenlandchefs en plaatsvervangende chefs, als de coördinatoren en binnenlandchefs de HEST gevolgd. De coördinatoren staan in dagelijks contact met de journalisten in het oorlogs- of conflictgebied. Dit maakt het voor hen allen mogelijk om te herkennen wanneer een oorlogsjournalist bepaalde ervaringen niet goed verwerkt en het functioneren minder wordt. Leemeijer (bijlage 3): “In de training wordt er gesproken over de signalen waaraan je kan herkennen dat je ergens last van hebt. Dat kan een maand later, twee jaar of vijf jaar later zijn. Die mogelijkheid wordt wel besproken, hoe je die signalen kunt herkennen en ook hoe ik die signalen bij anderen kan herkennen.” Bij RTL is het voor de buitenlandchefs niet verplicht om de HEST te volgen, met als reden dat zij zelf niet naar deze gebieden gaan. Zowel bij de NOS als RTL worden er geen andere cursussen gevolgd om kennis over de gevolgen van trauma op te doen. Een open en ondersteunend klimaat waarin een lage drempel is tot het zoeken van hulp en een vermindering van de machocultuur in de hand wordt gewerkt, kan de ontwikkeling van psychische stoornissen beperken. Vanuit de NOS wordt hierop ingespeeld door middel van lidmaatschap van een buitenlandcoördinator van het veiligheidsnetwerk binnen de EBU (European Broadcasting Union), waar in een contactgroep twee keer per jaar ervaringen worden gedeeld. Daarnaast is het koppelen van een journalist aan iemand in Hilversum ook opgenomen in het veiligheidsbeleid.

(37)

Leemeijer (bijlage 3): “Het is niet zozeer dat wij het aanmoedigen, zo van je moet het doen, maar we zeggen altijd van ‘hé, weet dat dit mogelijk is’. Dat het ook niet iets is waar je je voor moet schamen ofzo. En dat het puur vertrouwelijk is.” Deze psycholoog kan via de werkgever worden benaderd, maar er kan ook een afspraak zonder tussenkomst van de NOS of RTL worden gemaakt door de journalist zelf. Op deze manier wordt een eventuele drempel om hulp te zoeken verlaagd, omdat een journalist zich niet hoeft te melden bij een leidinggevende op het moment dat hij of zij last heeft van traumatische ervaringen. Toch lijkt er een goed klimaat te zijn om over heftige of traumatische ervaringen te praten en lijkt de machocultuur steeds minder van deze tijd. Van de Moosdijk (bijlage 4): “Wat vroeger was van ‘ik zou het er niet over willen hebben, we zijn stoer’ dat is volgens mij niet meer van deze tijd. Tenminste, dat ken ik niet. […] Niemand vind het raar als je daar over praat.” Daarbij lijkt er ook een beter bewustzijn bij de buitenlandleiding waar journalisten heen gaan en de psychische impact die dat kan hebben. Leemeijer (bijlage 3): “Ik denk wel dat er nog meer over gesproken wordt [dan vroeger], nog meer. Omdat het vak gewoon gevaarlijker is geworden, […] is het ook belangrijker dan ooit om te realiseren waar je mensen heen stuurt. Vroeger deed je dat denk ik minder, nu zijn er meer mensen, ook met de Oekraïne enzo, die weken en weken in crisisgebied zitten. Monique van Hoogstraten, zij zat twee keer geloof ik drie weken in Gaza, met elke dag bommen om je heen, ja dat vergt wat van zo’n persoon.”

Een goede balans tussen werk en privé is ook van belang voor de psychische gezondheid van oorlogsjouranalisten. Bij zowel de NOS als RTL lijkt wordt hier in beleid op twee fronten expliciet rekening mee gehouden. Allereerst wordt er gekeken naar de persoonlijke situatie van de journalist, zeker wanneer deze bijzondere privéomstandigheden heeft. Deze omstandigheden wegen mee in de beslissing om een journalist al dan niet naar oorlogs- of conflictgebied te sturen.

(38)

Leemeijer (bijlage 3): “[Stel iemand] is net gescheiden en we hebben het idee van die zit heel slecht in z'n vel. Dat kan een reden zijn om, ook al wil die naar een crisisgebied, te zeggen nee nu even niet.”

Een tweede punt dat wijst op een balans tussen werk en privé blijkt uit de mogelijkheid voor journalisten om na een reis naar oorlogs- of conflictgebied een aantal dagen vrij te krijgen. De lengte hiervan verschilt per persoon en is afhankelijk van hoe lang en zwaar de afgelopen reis is geweest.

Hoewel er weinig direct beleid over is, lijkt er bij zowel de NOS als RTL een goede balans te zijn tussen werk en privé. Dit blijkt uit de rust die journalisten krijgen nadat zij terugkomen uit een oorlogs- of conflictgebied. Ze krijgen de tijd om een aantal dagen thuis te zijn, alvorens ze weer naar het werk komen. Van de Moosdijk (bijlage 4): “Het is persoonlijk verschillend. Als mensen tien dagen lang non stop hebben gewerkt, dan geef je ze gewoon een week vrij en als ze wat rustiger hebben gedaan en aan het einde een paar dagen hebben kunnen uitrusten, dan is dat wat minder nodig. Dat ligt erg aan de situatie.”

Door het aanbieden van sociale en psychische hulp kan een werkgever ook de psychische risico’s van het vak op de oorlogsjournalist beperken. Journalisten worden, voornamelijk na een reis naar oorlogs- of conflictgebied, gewezen op de mogelijkheid om een gesprek te hebben met de psycholoog van Artsen zonder Grenzen. Hoewel iemand niet verplicht kan worden dit gesprek te voeren, worden de journalisten van RTL onder het mom ‘baat het niet, dan schaadt het niet’ sterk aangeraden om dat te doen. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan een face-to-face gesprek, maar wanneer dit niet mogelijk is wordt er gevraagd een belafspraak te maken. Van de Moosdijk (bijlage 4): “Ze [Artsen zonder Grenzen] hebben steeds een vast aanspreekpunt die zelf ook veel heeft meegemaakt. Die kan je toch er op wijzen wat normaal is, dat je weken later nog iets kunt krijgen. Die wijst je dus op wat gezond of normaal is, of wanneer je moet denken ‘het gaat nu niet goed met me’.”

(39)

en wordt dit op een ontspannen manier aangepakt, zonder journalisten het gevoel te geven dat ze ‘gemedicaliseerd’ worden. Leemeijer (bijlage 3): “We hebben ook besloten we dwingen niet af ‘je moet praten met iemand van Artsen zonder Grenzen’, nee dat werkt niet. Maar we bieden het wel voortdurend aan. ‘Hé, denk er eens aan, als je die behoefte hebt, je weet die gelegenheid is er.” Toch ziet Leemeijer dat het ‘een beetje in de mottenballen is geraakt’ en er ook nog ruimte voor verbetering is, bijvoorbeeld bij andere redacties dan de buitenlandredactie. Leemeijer (bijlage 3): “[…], want je gaat met Jeroen de Jager [binnenlandverslaggever] praten. Als je in crisisgebied bent, weet ik niet of er bij de binnenlandredactie elke dag contact met je is, dat durf ik niet te zeggen.”

Bij RTL zijn gesprekken voor het eerst ook aangeboden aan redacteuren na de MH17 ramp, in 2014. Dit werd gedaan omdat bleek dat mensen op de redactie ook onder de indruk waren van het verhaal en van de vele nare en heftige beelden die ze te zien kregen. De redacteuren vonden het prettig dat dit werd aangeboden. Van de Moosdijk (bijlage 4): “Mensen vonden het fijn dat de mogelijkheid er was, zeiden ze. Ik denk dat uiteindelijk maar twee of drie er gebruik van hebben gemaakt.”

(40)

5.1.2 Uitvoering Direct bij het benaderen van de journalisten en aan het begin van veel gesprekken, blijkt dat journalisten zichzelf vaak niet zien als ‘oorlogsjournalist’. Dat je als journalist in die gebieden werkt, maakt iemand volgens hen geen oorlogsjournalist. De Jager (bijlage 6): “Ik zie mezelf niet als oorlogsverslaggever, maar meer als verslaggever van risicogebieden. Ik ga namelijk niet echt heel veel naar oorlogsgebieden. Wel ben ik in Irak, Libanon, Afghanistan, Israël geweest.”

Respondent A (bijlage 13): “Ik ben gewoon journalist, correspondent, nu hier in het Midden-Oosten. Ik moet me bezighouden met alles wat hier gebeurt en een significant deel daarvan is oorlog. Maar het is niet dat ik me daar alleen mee maar bezig houdt. Van het predicaat oorlogsjournalist wil ik zelf altijd het liefst zoveel mogelijk vanaf zijn.”

(41)

van het vak. Daarbij geven de journalisten vaak ook aan dat ze het idee hebben hier niet op voorbereid te kunnen worden. Van Hoorn (bijlage 9): “Dat is natuurlijk nooit de werkelijkheid, maar een goed rollenspel, daar hebben ze natuurlijk echt wel in geïnvesteerd. En als je je daar aan overgeeft, ja dan kun je in elk geval de stress en de paniek en de onzekerheid benaderen. Wat je daar wel leert, is zicht te krijgen in wat je tekortkomingen zijn in dat soort situaties. Dat bereid je niet voor op de daadwerkelijke situatie maar wel zo veel mogelijk.”

(42)

Wel herkennen de journalisten vaak de symptomen bij collega’s in het vak wanneer het gaat over het misbruik van middelen, zoals overmatig drinken of veel roken. Toch blijkt het ook op dit vlak moeilijk om goed inzicht in het eigen gedrag te hebben. Zo geven veel journalisten aan graag een borrel te drinken na een heftige reis, om op die manier bij te komen van de gebeurtenissen. Hoewel niemand zegt dat dit een goede manier is om daarmee om te gaan, houden maar weinig van hen zich bezig met de risico’s die daarbij komen.

(43)

niet terug dat iemand geweest is. Dat vind ik een hele goede afspraak, maar het is inmiddels eigenlijk wel zo ik heb het gevoel dat het bijna een soort vergeten afspraak is. Als ik ergens van iets heftigs terug kom dan ze vragen het niet meer op het werk, ze bieden het niet meer aan. En dat is een soort van laksheid of routine of vergeetachtigheid.”

De journalisten voelen zich bij beide organisaties gesteund wanneer ze zouden aankaarten ergens problemen mee te hebben en zijn zich bewust van de risico’s van het vak. Ook geven alle journalisten aan geen drempel te voelen om over eventuele psychische problemen te praten binnen de organisatie. Hoewel ook hier verbetering in zit, lijkt de algemene oorlogsjournalistieke cultuur hier nog niet volledig hetzelfde in te zijn. Van Hoorn (bijlage 9): “Het is wel een probleem denk ik binnen de beroepsgroep, dat er een soort van tegen elkaar opbieden is en een soort van angst om je emoties te laten zien. Het is allemaal maar normaal dat er bommen vallen en dat er geschoten wordt. Als jij daar mee zit, dan ben je eigenlijk een watje. Dat is eigenlijk een beetje waar het op neer komt.”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

pagina 2 van 3 Het aantal actieve clusters gerelateerd aan de (gezondheids)zorg daalt van 5 in week 23 naar 2 in week 24; één cluster in de langdurige zorg (intramuraal) en

‘Ik vind die boom zo veel architectonische kwa- liteiten hebben en tegelijkertijd zo goed kunnen in de stad, dat ik niet begrijp dat hij zo weinig wordt toegepast’, zegt Frans van

De kostennor- men in het Normenboek zijn berekend door de vastgestelde tijdnormen te combineren met de uurtarieven voor arbeid en materieel die daarbij worden ingezet..

2) Enkele grondwetsbepalingen staan delegatie niet toe; dan is dus experimenteren bij lager voorschrift niet toegestaan. 3) Is delegatie in concreto mogelijk, dan is, als niet aan

PWC, Omvang van identiteitsfraude & maatschappelijke schade in Nederland (Amsterdam 2012). Dit rapport is een eerste aanzet om de omvang van identiteitsfraude en alle

Deze resultaten betekenen dat als jongeren chronisch eenzaam worden de wens naar herstel van sociale relaties afneemt, er minder voldoening wordt gehaald uit situaties van

In hun eigen praktijk kunnen werk- gevers uit de regio Noord-Holland Noord gebruikmaken van onder meer het programma ‘Harrie Helpt’, een laagdrempelige training op de

Daarom regelden zijn zussen voor hem een opname in het woonzorgcentrum Sint-Vincentius in Avelgem, waar ze twee kamers hebben voor terminaal zieken die nog thuis wonen, maar daar