Vraag nr. 32
van 21 oktober 1997
van de heer FILIP DEWINTER
Nieuwe mestproducerende bedrijven in zwarte zones – Beleid
Een Noord-Kempisch college van burgemeester en schepenen gaf in de loop van dit jaar een vergun-ning voor de verandering van een bestaand land-b o u w land-b e d r i j f. Dit land-bedrijf land-bevindt zich in de zoge-naamde "zwarte zone", waar er reeds een mesto-verschot bestaat. Het werd gemachtigd zijn oude varkensstallen af te breken en een nieuwe stal voor 550 varkens en 120 biggen ouder dan 10 weken, een nieuwe stal voor 10 runderen, een stookolie-tank en een opslagplaats voor 625 m3mest te
bou-wen.
Op klacht van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) weigerde de bestendige deputatie de ver-g u n n i n ver-g, vermits het hier ver-gaat om een niet-bestaan-de inrichting (in niet-bestaan-de jaren 1993, 1994 en 1995 werd er geen aangifte gedaan bij de mestbank) en er dus van een verandering geen sprake kan zijn. E e n afwijking hierop kan slechts op aanvraag door de minister worden toegekend.
Recentelijk leverde het betrokken college van bur-gemeester en schepenen een nieuwe vergunning af, die het betrokken landbouwbedrijf beschouwt als nieuw bedrijf. Tegen deze gang van zaken tekende de Vlaamse Landmaatschappij opnieuw beroep aan bij de bestendige deputatie. De omwonenden hopen dat de bestendige deputatie voor een twee-de maal twee-de vergunning zal vernietigen.
Wat is het beleid van de minister ten opzichte van nieuwe landbouwbedrijven die bijkomende mest produceren in zwarte zones ?
Antwoord
De bepalingen van het mestdecreet en van V l a r e m titel II omtrent nieuwe veeteeltinrichtingen zijn duidelijk : er kan geen vergunning meer worden verleend voor een nieuwe veeteeltinrichting, en dit ongeacht de ligging van deze veeteeltinrichting. D i t kan dus niet in een zogenaamde "zwarte" gemeen-t e, maar kan evengoed niegemeen-t in een zogenaamde "witte" gemeente. Enige uitzondering op deze algemene regel is de verplaatsing van "ongelukkig gelegen" veeteeltinrichtingen. Dergelijke verblijfs-verplaatsing blijft, binnen bepaalde grenzen, m o g e-lijk.
Het aangehaalde voorbeeld, waarbij de Mestbank, de administratie bevoegd voor het adviseren van milieuvergunningsaanvragen op basis van het m e s t d e c r e e t , tweemaal in beroep gegaan is tegen een beslissing van een college van burgemeester en schepenen die niet conform het mestdecreet was, toont aan dat in ieder geval de administratie poogt de regels van het mestdecreet, binnen de haar toe-bedeelde wettelijke middelen, te doen naleven. I k ondersteun in deze aangelegenheid vanzelfspre-kend de houding van de Mestbank.