• No results found

Verslaggevingsfraude: een probleem in Nederland?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verslaggevingsfraude: een probleem in Nederland?"

Copied!
100
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Verslaggevingsfraude: een probleem in Nederland? Verkennend onderzoek naar vervolging en organisatiekenmerken van verslaggevingsfraude in Nederland..

(2) 2.

(3) “The cost of fraud is the equivalent of a financial iceberg; Some of the direct losses are plainly visible, but there is a huge mass of hidden harm that we cannot see”, (ACFE, 2014). Voorkant: financial iceberg, Getekend door illustrator Elder Pinto, mijn clubgenoot bij atletiekvereniging Impala in Drachten. Drachten, 9 juli 2015 Masterthesis, Masteropleiding Accountancy & Controlling Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Economie en Bedrijfskunde Begeleider en beoordelaar: Dr. K.G.B. Linke Tweede beoordelaar: Prof. Dr. H.J. ter Bogt Elisabeth M. Bremer Studentnummer: S0862959 Email: e.m.bremer@student.rug.nl of elisabeth.bremer@politie.nl 3.

(4) 4.

(5) Voorwoord Voor u ligt de masterthesis ‘Verslaggevingsfraude, een probleem in Nederland?’ die de afsluiting vormt van mijn Masteropleiding Accountancy en Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het studieonderzoek is gehouden binnen de strafrechtketen in Nederland. Het onderzoek heeft geleid tot een reële kijk van ‘strafrecht Nederland’ naar deze fraudesoort, de vervolging en de berechting en de organisatiekenmerken hiervan. Het afgelopen studiejaar was een pittig jaar, om naast de hectiek van mijn onderzoekswerk in de financiële recherche bij de politie, een wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Het was ook een ontzettend boeiend en leerzaam jaar. Dit begon al bij het concreet maken van mijn onderzoeksonderwerp op basis van het bestuderen van de vele beschikbare literatuur over verslaggevingsfraude. Wat een verrijking en het smaakt naar meer! In de eerste plaats wil ik mijn werkgever de Bovenregionale Recherche Noord en Oost Nederland bedanken voor de mogelijkheid om mijn Mastertitel te behalen. Super, dank u wel! Verder wil ik graag personen bedanken die hebben bijdragen aan de totstandkoming van deze masterthesis. Een bijzonder speciaal woord van dank gaat uit naar mijn onderzoeksbegeleider vanuit de Rijksuniversiteit Groningen, Dr. Kristina Linke. Wat een leuke, inspirerende, kritische, positieve, boeiende maar ook hele praktische gesprekken heb ik met haar gehad. Altijd enthousiast en meedenkend tot het laatst toe. Mijn dank is groot! Mijn onderzoek heb ik niet kunnen uitvoeren, zonder medewerking van collega’s van de politie, FIOD, NVWA, ILT-IOD, Inspectie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Openbaar Ministerie en ten slotte de Rechterlijke Macht. Vol passie en enthousiasme hebben we met elkaar gesproken over verslaggevingsfraude, het dossieronderzoek en het werk in de strafrechtketen en wat dat nu zo bijzonder maakt. Een drietal personen ben ik zeer erkentelijk, Luitzen Nijboer van de FIOD, Mr. Geke Bruins Slot MBA van het Openbaar Ministerie en Drs. Erik Monnikhof van de politie. Luitzen ben ik zeer erkentelijk omdat hij mij in contact heeft gebracht met zijn collega’s die al meerdere keren met verslaggevingsfraude te maken hebben gehad. Met deze collega’s heb ik uitgebreid over verslaggevingsfraude gesproken en heb hun onderzoeksdossiers mogen bestuderen. Geke, vanwege haar hulp bij het verkrijgen van toestemming tot inzage van strafrechtdossiers bij het College van procureurs-generaal. En Erik, vanwege zijn vele adviezen en begeleiding vanuit de politieorganisatie waarin hij als gepassioneerd onderzoeker werkt. Dank jullie wel! Ook wil ik de collega’s van de Mediatheek van de Politieacademie in Apeldoorn bedanken voor het meedenken in het zoeken naar geschikte strafrechtliteratuur. Dit geldt eveneens voor de medewerkers van de bibliotheek Zernikepark Rijksuniversiteit Groningen, die mij wegwijs hebben gemaakt in de vele zoekmethoden naar wetenschappelijke literatuur. Rest mij nog mijn vrienden, mede-atleten, familie, echtgenoot en kinderen te bedanken. De vele dagen, avonden en weekenden dat ik aan het lezen en schrijven was om dit onderzoek te doen, en niet aan jullie heb kunnen besteden. Ik dank mijn lieve man, Eduard, die mij vele zorgtaken voor onze drie kinderen uit handen heeft genomen, zodat ik vooral verder kon werken aan mijn studieonderzoek. Ik kijk uit naar de vakantie om met Eduard, Ruben, Hannah en Simon te genieten van een heerlijke tijd samen. Bedankt! Drachten, 9 juli 2015, Elisabeth Bremer. 5.

(6) 6.

(7) Inhoudsopgave VOORWOORD............................................................................................................................................... 5 HOOFDSTUK 1 INLEIDING ......................................................................................................................... 9 1.1 1.2. AANLEIDING........................................................................................................................................... 9 ONDERZOEKSVRAGEN ........................................................................................................................ 11. HOOFDSTUK 2 THEORETISCH KADER................................................................................................. 13 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6. INLEIDING............................................................................................................................................. 13 DEFINITIE VERSLAGGEVINGSFRAUDE ................................................................................................. 13 INTERNATIONALE VERSCHILLEN IN VERSLAGGEVING ......................................................................... 14 OPSPORING EN VERVOLGING VERSLAGGEVINGSFRAUDE IN DE VERENIGDE STATEN ....................... 16 REGISTRATIE VAN VERSLAGGEVINGSFRAUDE IN DE VERENIGDE STATEN ........................................ 19 FRAUDEDRIEHOEK ............................................................................................................................... 21. HOOFDSTUK 3 METHODOLOGIE ........................................................................................................... 27 3.1 INLEIDING............................................................................................................................................. 27 3.2 ONDERZOEKSTYPE .............................................................................................................................. 27 3.3 DATABRONNEN ................................................................................................................................... 27 3.3.1 Wettelijk kader Verslaggevingsfraude in Nederland.................................................................. 27 3.3.2 Opsporings- en vervolgingsinstanties in Nederland .................................................................. 31 3.3.3 Frauderegistratie in Nederland .................................................................................................... 32 3.4 INTERVIEWS......................................................................................................................................... 32 3.5 DOSSIERREVIEW ................................................................................................................................. 32 3.6 BETROUWBAARHEID EN VALIDITEIT .................................................................................................... 34 HOOFDSTUK 4 RESULTATEN ONDERZOEK........................................................................................ 37 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5. INLEIDING............................................................................................................................................. 37 KENNIS, ONDERZOEK, VERVOLGING EN BERECHTING VERSLAGGEVINGSFRAUDE ............................ 37 REGISTRATIE EN TOEGANKELIJKHEID INFORMATIE VERSLAGGEVINGSFRAUDE IN NEDERLAND ....... 46 HET PROBLEEM VERSLAGGEVINGSFRAUDE IN NEDERLAND .............................................................. 50 ORGANISATIEKENMERKEN EN VERSLAGGEVINGSFRAUDE IN NEDERLAND ........................................ 52. HOOFDSTUK 5 SAMENVATTING, CONCLUSIES, BEPERKINGEN EN VERVOLGONDERZOEK . 59 5.1 INLEIDING .............................................................................................................................................. 59 5.2 ONDERZOEKSRESULTATEN EN CONCLUSIES ....................................................................................... 59 5.2.1 Onderzoeksvragen ......................................................................................................................... 59 5.2.2 Centrale vraagstelling .................................................................................................................... 64 5.3 BEPERKINGEN ONDERZOEK EN AANBEVELINGEN VERVOLGONDERZOEK ........................................... 65 AFKORTINGENLIJST................................................................................................................................. 69 LITERATUURLIJST .................................................................................................................................... 71 BIJLAGE 1 ORGANISATIEKENMERKEN ............................................................................................... 87 BIJLAGE 2 OPSPORINGSINSTANTIES IN NEDERLAND .................................................................... 89 BIJLAGE 3 FRAUDEREGISTRATIE IN NEDERLAND ........................................................................... 91 BIJLAGE 4 INTERVIEWSCHEMA............................................................................................................. 93 BIJLAGE 5 VRAGENLIJST INTERVIEW ................................................................................................. 95 BIJLAGE 6 SCHEMA DOSSIERREVIEW................................................................................................. 99. 7.

(8) 8.

(9) Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1. Aanleiding. “ ‘Jullie zullen helemaal niet sterven’, zei de slang in het Paradijs. Met deze leugen verleidde hij Eva om van de verboden vrucht te eten (Genesis hoofdstuk 3). Dit is het oudst bekende voorbeeld van het opzettelijk bieden van een valse voorstelling van zaken om een eigen voordeel na te jagen. Fraude dus.” (Justitiële Verkenningen, 2014). De bijbel kent vele fraudeverhalen, waaronder een hele bekende namelijk het bedrog van Jacob. Hij leidde zijn vader listig om de tuin, zodat hij het eerst geboorterecht van zijn broer Ezau kon afpakken (Genesis hoofdstuk 25) (Justitiële verkenningen 2014). In In Focus vraagt Love (2012) zich af of fraude ooit wel zal verdwijnen. Circa 393 voor Christus, vertelt de Griekse geschiedenis, was er een Atheense bankier die deposito’s verduisterde, bedroog en anderen omkocht. Fraude is er volgens Love (2012) altijd al geweest en zal altijd blijven, ongeacht de economische omstandigheden, omdat hebzucht een deel is van het menselijk bestaan en de menselijke vindingrijkheid geen grenzen kent. Fraude is dus van alle tijden. ‘‘Mogelijke boekhoudfraude bij filmtak Alibaba” (www.accountant.nl, 2014), “Kroymansdochter fraudeert bij import” (www.accountant.nl, 2014), “Het land waar Imtech over struikelde” (NRC, 2014), allemaal zeer recente voorbeelden van boekhoudfraude. Uit het verleden kennen we de meer bekende boekhoudschandalen van zowel nationale als internationale ondernemingen als Enron, Ahold, Shell, Parmelat, maar ook Baan, Lernhout & Hauspie, Worldcom en KPN-QWest (Van der Hof, 2007). Allemaal op nieuwe eigentijdse wijze. “En misschien behoort het wel tot de mensheid dat ze bedrogen wil worden, als gevolg van naïviteit of hebzucht, waarmee men zich laat verleiden door vage beloften van beleggingsadviseurs of Nigeriaanse prinsen” (Justitiële verkenningen, 2014). De golf van boekhoudschandalen in de Verenigde Staten en in de Europese Unie hebben met name in de jaren 2000-2002 veel schade toegebracht. Wetgeving en veel regels waren nodig om het vertrouwen te herstellen zodat de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de financiële rapportages hersteld konden worden. In de Verenigde Staten werd in 2002 de Sarbanes-Oxley Act (SOx) uitgebracht. Deze wet legde in de Verenigde Staten veel nieuwe eisen op aan bestuurders, leden van auditcomités en externe auditors van beursgenoteerde ondernemingen. In Nederland is in 2003 naar aanleiding van de vele boekschandalen door de toenmalige Commissie Tabaksblat de Nederlandse Corporate Governance code vastgesteld. In 2008 is deze code door de Monitoring Commissie Corporate Governance aangepast. Hierbij is vooral ingestoken op sturing van behoorlijk gedrag van bestuurders, commissarissen en aandeelhouders (www.commissiecorporategovernance.nl). Internationaal en nationaal gezien doen de grote accountantskantoren als Deloitte, KPMG, EY en PWC de nodige onderzoeken op het gebied van financieel economische criminaliteit, als fraude, corruptie, witwassen, integriteit en risicomanagement (PWC: 2011, 2012a, 2012b, 2013, 2014a en 2014b), (KPMG: 2013a, 2013b), (EY: 2013, 2014), (Deloitte: 2008, 2008, 2014). In 2014 heeft PWC, onder ruim 5.000 respondenten, in meer dan 95 landen onderzoek gedaan naar economische criminaliteit. Volgens dit Economic Crime Survey 2014 onderzoek maakt “accounting fraud” 22% uit van de economische criminaliteit in de wereld, ondanks de sterke toename van corruptie en omkoping (27% in 2014). Diefstal wordt echter volgens de 9.

(10) respondenten nog steeds als de grootste economische criminaliteit gezien. Volgens het onderzoek van de ACFE (2014), Report to the Nations, is 85% van de ondernemingsfraude diefstal met een gemiddelde verlies van $ 130.000 per geval. Daar en tegen bedraagt het gemiddelde verlies door verslaggevingsfraude (9% van de casussen) $ 1 miljoen per casus. PWC (2013) heeft in haar onderzoek naar fraudebestrijding en preventie een schatting gemaakt van de fraudeomvang in ons land. De totale fraudesom wordt geschat op 11 miljard euro. Hiervan bedraagt de horizontale fraude (burger-burger) 3,7 miljard en de verticale fraude (burger-overheid) circa 7,1 miljard. Verslaggevingsfraude (horizontale fraude) maakt in Nederland onderdeel uit van de totale som van overige fraudes ter grootte van circa 395 miljoen (PWC, 2013). Ondanks dat in het verleden wereldwijd wetten en regels zijn geïntroduceerd om boekhoudfraude zoveel mogelijk te voorkomen, blijkt uit het tweejaarlijks Fraud Survey van Ernst & Young (2013) gehouden in 36 landen van Europa, het MiddenOosten, India en Afrika (EMEIA), dat 38% van de respondenten (directeuren, managers en overige medewerkers) gelooft dat organisaties hun financiële resultaten nog steeds beter presenteren dan ze in feite zijn. Een van de redenen is dat de druk om goede financiële resultaten te laten zien groot is, terwijl geen verbeterde marktomstandigheden worden verwacht. Verder werken Compliance-programma’s, maar niet goed genoeg. Bijna een kwart van de Nederlandse medewerkers van grote ondernemingen geeft aan dat bedrijven in hun land de cijfers manipuleren (Accountant.nl, 2013). Nederland is de laatste jaren meer aandacht gaan schenken aan onderzoek op het gebied van fraudepreventie en fraudedetectie (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2006 en 2007), (Justitiële Verkenningen, 2014). Het onderzoek Fraude in Beeld (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2007) heeft in beeld gebracht op welke gebieden de komende jaren fraude zich met name zal voordoen en welke aangrijpingspunten er voor de handhaving zijn om deze toekomstige fraude het hoofd te kunnen bieden. Verslaggevingsfraude is slechts een zeer kleine speler in het domein van de 32 genoemde fraudevormen in het rapport. Een van de aanbevelingen van het onderzoek is dat er veel meer fraudeonderzoek in Nederland gedaan moet worden door gebruik te maken van controle- en opsporingsdossiers. Het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) heeft in augustus 2014, recente wetenschappelijke onderzoeken op fraudegebied gebundeld. Deze onderzoeken hebben betrekking op de mens achter de fraude, patronen van fraudeurs, faillissementsfraude, wetenschapsfraude, oorzaken van fraude in de zorgsector en de bestrijding van uitkeringsfraude. Ondanks de stijgende tendens naar fraudeonderzoeken in Nederland, blijkt dat wetenschappelijk onderzoek naar verslaggevingsfraude aan de hand van opsporingsdossiers tot op heden niet is uitgevoerd. Vervolging naar aanleiding van valselijk opgemaakte en of gebruikte jaarrekeningen vindt in Nederland in zeer beperkte mate plaats dit in tegenstelling tot in de Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk en Canada. Wynsen Faber (2011) gaf op 18 november 2011 in zijn Openbare les ten behoeve van zijn lectoraat Financieel-economische Criminaliteit bij de Politieacademie over “Financieeleconomische criminaliteit? We kunnen niet zonder” aan, dat het administratieve karakter van fraudeonderzoeken het merendeel van de (politie)medewerkers niet aanspreekt, deels omdat men er geen ervaring mee heeft. De aanpak van diefstal en drugs roept volgens Faber een veel dynamischer beeld op met veel actiemomenten, doortrapte criminelen en grote maatschappelijke aandacht. Deze beeldvorming wordt verstrekt door het beperkte succes van vervolging in een aantal grote fraudezaken, de relatief lage straffen die in andere, referente fraudezaken worden opgelegd en de hoge schikkingsbereidheid bij het Openbaar Ministerie. 10.

(11) De maximale aandacht voor fraude is beperkt. Ook de Fiscale inlichtingen en opsporingsdienst (FIOD) in Nederland geeft aan kennis en capaciteitstekorten te hebben om deze specifieke vorm van fraude op te kunnen pakken, aldus Lamp in zijn bijdrage op www.bijzonderstrafrecht.nl (Bijzonder Strafrecht, 2014; PWC, 2012). In het onderzoek 2014 van de Association of Certified Fraud Examiners (ACFE) in Amerika zijn 1.483 fraudecasussen over meer dan 100 landen geanalyseerd. 5% van de opbrengsten is verloren gegaan aan fraude. Geprojecteerd op 2013 blijkt dat het verlies door fraude voor dat jaar ingeschat wordt op $ 3.7 triljoen. Het gemiddelde verlies wordt geschat op $ 145.000, terwijl 22% van de casussen een verlies heeft van ten minste $ 1 miljoen. Zoals eerder aangegeven maakt verslaggevingsfraude 9% uit van de onderzochte casussen met een gemiddeld verlies van $ 1 miljoen per casus. In het COSO-onderzoek van Beasley et al. (2010) zijn in de periode 1998-2007 347 fraudegevallen met betrekking tot de verslaggeving geanalyseerd. In totaal bedraagt het fraudebedrag $ 120 biljoen over 300 fraudecasussen, met een gemiddelde van $ 400 miljoen per casus. Het onderzoek levert meerdere factoren op die de fraude hebben veroorzaakt en organisatiekarakteristieken die kenmerkend zijn voor deze fraude. Geconcludeerd kan worden dat er in Nederland tot op heden nagenoeg geen wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar verslaggevingsfraude, dit in tegenstelling tot in de Verenigde Staten. Mogelijk dat het wettelijk systeem van de betreffende landen hier debet aan is. Zowel de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk als Canada zijn Common-law landen, dit in tegenstelling tot Nederland wat gekenmerkt wordt als een Civil-law land. In landen waar een hoge investeerdersbescherming is, de zogenaamde Common-law landen, zijn investeerders en spaarders meer geneigd om hun kapitaal/spaargeld in beursgenoteerde bedrijven te investeren (La Porta et al., 1998 en 2000). In deze landen wordt het benodigde bedrijfskapitaal van beursgenoteerde bedrijven met name door investeerders en veel (kleine) spaarders bijeen gebracht. Individuele personen beleggen in (beursgenoteerde) bedrijven om op deze manier hun pensioen bijeen te sparen. Aangezien het pensioen van veel individuele beleggers afhankelijk is van de resultaten van beursgenoteerde bedrijven, kunnen bedrijven onder druk staan om goede resultaten te behalen. Een mogelijk gevolg hiervan is dat met de bedrijfsresultaten wordt gemanipuleerd, om alsnog te voldoen aan de verwachtingen van de beleggers (La Porta et al., 1998 en 2000; Doupnik & Perera, 2007 en 2012; Lindahl & Schádewitz, 2013). De Securities and Exchange Commission (SEC) is in de Verenigde Staten een soort ‘waakhond’ ten aanzien van verslaggevingsfraude bij beursgenoteerde bedrijven. Zij voert veel administratieve en civielrechtelijke procedures bij gebleken onjuist opgemaakte en gerapporteerde bedrijfsresultaten (http://www.sec.gov/).. 1.2. Onderzoeksvragen. Naar aanleiding van voorgaande wetenschappelijke onderzoeken, met name in Amerika, maar ook in de Verenigd Koninkrijk en Canada luidt de centrale vraagstelling van dit onderzoek in Nederland: Is verslaggevingsfraude in Nederland een probleem en organisatiekenmerken van frauderende organisaties in Nederland?. wat. zijn. de. 11.

(12) De volgende deelvragen zullen hierbij behandeld worden: 1. Hoe wordt verslaggevingsfraude in Nederland gedefinieerd en vervolgd? 2. Hoe wordt verslaggevingsfraude in Nederland geregistreerd en (hoe) is deze informatie toegankelijk? 3. Welke (kwetsbare) organisatiekenmerken van frauderende organisaties in Nederland zijn te onderkennen zodat deze een bijdrage kunnen leveren aan een betere herkenning, preventie, detectie, opsporing en vervolging van verslaggevingsfraude? De eerste deelvraag gaat over het definiëren van verslaggevingsfraude en hoe verslaggevingsfraude in Nederland wordt vervolgd. Onderzocht is welke juridische kwalificatie ‘strafrecht Nederland’ aan verslaggevingsfraude heeft gekoppeld. Daarnaast is gekeken naar welke opsporingsinstanties zich in Nederland met verslaggevingsfraude bezighouden, welke kennis nodig is en welke rol justitie1 en de rechterlijke macht hierbij heeft. De tweede deelvraag heeft betrekking op de wijze waarop verslaggevingsfraude in Nederland wordt geregistreerd. Dit kan zijn vanaf de eerste melding van (het vermoeden van) verslaggevingsfraude tot en met de rechtelijke uitspraken. De toegankelijkheid van deze bronnen is ook onderzocht. Van belang hierbij is om te weten of het openbare bronnen dan wel afgeschermde bronnen bestemd voor bepaalde doelgroepen zijn. Ook is onderzocht wat de omvang van verslaggevingsfraude in Nederland is. Ten slotte heeft de laatste deelvraag betrekking op het in beeld brengen van organisatiekenmerken van frauderende organisaties in Nederland. Hierbij is aandacht geschonken aan de modus operandi van het strafbaar feit verslaggevingsfraude. Ingegaan is op onder meer de betrokken actoren (daders, mededaders, overige personen), hoe deze personen te werk zijn gegaan (totstandkoming en uitvoering van de fraude), hoe de fraude ontdekt is en of er sprake is van een toezichtsfunctie. Het in beeld brengen van mogelijke kwetsbare organisatiekenmerken (red flags) kunnen aanknopingspunten zijn of een bijdrage leveren aan een vroege fraudesignalering, preventie, detectie, opsporing en vervolging. Het onderzoek richt zich naast het in beeld brengen van de omvang van het probleem verslaggevingsfraude ook op de aard van verslaggevingsfraude in Nederland. Net als in het onderzoek Georganiseerde Criminaliteit in Nederland van Kruisbergen et al. (2012) zijn antwoorden op bovenstaande vragen van groot belang voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit in Nederland.. 1. Bedoeld wordt het Openbaar Ministerie (OM).. 12.

(13) Hoofdstuk 2 Theoretisch Kader 2.1 Inleiding Het literatuuronderzoek is gestart met het omschrijven van het begrip verslaggevingsfraude, bekeken vanuit internationaal perspectief. Vervolgens zijn de oorzaken van de verschillen in internationale verslaggeving beschreven en wordt ingegaan op het onderscheid tussen Common-Law en Civil-Law landen en de relatie met verslaggevingsfraude. Aangezien in veel wetenschappelijke onderzoeken naar verslaggevingsfraude de ‘Accounting and Auditing Enforcement Releases (AAER’s)’ van de Securities and Exchange Commission (SEC) als dataset is gehanteerd, is de rol en de mogelijkheid van ‘vervolging’ naar verslaggevingsfraude door de SEC toegelicht. Ten slotte wordt de fraudedriehoek toegelicht en wordt vanuit deze theorie een beeld geschetst van organisatiekenmerken van frauderende organisaties.. 2.2. Definitie verslaggevingsfraude. Er zijn meerdere indelingen van fraude mogelijk. Onderscheid kan gemaakt worden tussen verticale (fiscale fraude, sociale zekerheidsfraude), horizontale (hypotheekfraude, merkenfraude) of diagonale fraude (faillissementsfraude) (Kabki, 2014; Verlaan & Heideman, 2011; Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2007; Scharenborg, 2015). Het betreft hier een slachtoffergerichte indeling waarbij naar het soort slachtoffer wordt gekeken. Van verticale fraude is sprake als de overheid slachtoffer is geworden. Bij horizontale fraude zijn burgers of bedrijven slachtoffer van fraude geworden en ten slotte bij diagonale fraude zijn zowel overheden als burgers en of bedrijven slachtoffer geworden (Kabki, 2014). Bij verslaggevingsfraude kunnen we spreken van diagonale fraude: burgers, bedrijven en de overheid kunnen benadeelden zijn. Verslaggevingsfraude, in de volksmond boekhoudfraude genoemd waarbij de bedrijfsleiding van de onderneming opzettelijk misleidende financiële informatie in de jaarrekening heeft opgenomen, wordt ook wel managementfraude (naast werknemersfraude) genoemd (Van de Voorde et al., 2003). Het begrip verslaggevingsfraude wordt in wetenschappelijke literatuur en vakliteratuur divers gedefinieerd. De American Institute of Certified Public Accountants (AICPA) (AICPA, 2004), Rezaee (2005), het PWC’s Global Economic Crime Survey (2014), Instituut der Bedrijfsrevisoren in België (IBR) (Van de Voorde et al., 2003), de Association of Certified Fraud Examiners (ACFE, 2007) en Deloitte (De Groot et al., 2007) omschrijven verslaggevingsfraude, internationaal gedefinieerd als financial statement fraud, allemaal net even anders. Toch komt het allemaal op hetzelfde neer: het publiceren van opzettelijk onjuiste financiële overzichten dan wel onjuiste toelichtingen op deze financiële overzichten, veroorzaakt door bijvoorbeeld vervalsing van documenten en foutieve waarderingen, waardoor bijvoorbeeld investeerders en crediteuren de dupe worden. In dit studieonderzoek volg ik de definitie van Beasley et al. (1999) als definitie van financiële rapportagefraude (financial statement fraud), hetgeen door Linke & Emanuels (2009) als volgt vertaald is: “Het opzettelijk foutief opstellen van een externe financiële rapportage of toelichting bij een financiële rapportage, of het plegen van een illegale handeling die een direct materieel effect heeft op een op te stellen financiële rapportage of toelichting bij een financiële rapportage.”. 13.

(14) Verslaggevingsfraude heeft niet vaak als einddoel de vervalste jaarrekening, aldus Scharenborg (2015) in zijn nieuwste boek over fraude. Verslaggevingsfraude is een faciliterende fraudevorm, waarbij het einddoel vaak is het misleiden van de curator bij faillissementsfraude, of het misleiden van de belastingdienst inzake te betalen belastingen dan wel het misleiden van een kredietverstrekker in verband met het verkrijgen of verlengen van kredieten. (Scharenborg, 2015). Mogelijk dat verslaggevingsfraude ook nog als middel ingezet kan worden voor het witwassen van crimineel verkregen middelen dan wel ten behoeve van het verkrijgen van een hoge opbrengst bij de verkoop van een onderneming.. 2.3. Internationale verschillen in verslaggeving. Wat veroorzaakt dat er verschillen zijn in boekhoudkundige regels, welke factoren hebben invloed op het accountingsysteem en kunnen deze factoren ook invloed hebben op de situatie dat in het ene land meer fouten in de jaarrekening voorkomen dan in het andere land. Meerdere onderzoekers (Ball et al., 2000; Bauwhede et al., 2003; Joos & Lang, 1994; Nobes, 1998; Nobes, 2006; Nobes & Schwenke, 2006; La Porta et al., 1997 en 1998; Doupnik & Salter., 1995; Doupnik & Perera, 2012) hebben onderzocht dat culturele en institutionele factoren invloed hebben op het internationale accountingsysteem en dat deze factoren (waaronder financiers, eigenaarschap, corporate governance, belastingen & inflatie, politiek en economisch klimaat, taal, geschiedenis, cultuur en het wetssysteem,) kunnen leiden tot verschillen in accountingsystemen. Veel onderzoeken hebben betrekking op de relatie tussen het wettelijk systeem en de kwaliteit van de verslaggeving (Lindahl & Schadéwitz, 2013; La Porta et al., 1997; La Porta et al., 1998 en La Porta et al., 2000). In de wereld zijn met name twee typen wettelijke systemen, genaamd Common-law (Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Australië) en Code-law, ook wel Civil-law genoemd (Duitsland, Frankrijk en Nederland), object van onderzoek geweest. Common-law landen hebben een beperkte hoeveelheid wetten, die door de court (rechter) zijn geïnterpreteerd. Hierdoor ontwikkelt zich jurisprudentie en ontstaat veel wetgeving door het accountantsberoep, in de Verenigde Staten bijvoorbeeld door de Financial Accounting Standards Board (FASB). Daarnaast ontwikkelen regels doordat niet overheidslichamen verslaggevingsregels uitbrengen en actualiseren. Bij Code-law landen wordt veel in wetten vastgelegd, waardoor het accountantsberoep minder invloed heeft op de ontwikkelingen van de wetgeving en de juiste toepassing van deze regels. De regelgeving is over het algemeen vrij algemeen en bevat niet veel details over specifieke accountingproblemen (Doupnik & Salter, 1995; Doupnik & Perera, 2012; Nobes, 2006; La Porta et al, 1998). Lindahl (2013) geeft in zijn onderzoek aan dat de kwaliteit van verslaggeving afhankelijk is van meer dan alleen het wettelijk systeem. Holthousen (2009), geciteerd in Lindahl & Schadéwitz (2013), geeft aan dat er nog meer factoren zijn die invloed hebben op de diversiteit in verslaggeving, namelijk managers incentives, kwaliteit van de accountant, incentives van de accountant, regelgeving, handhaving, eigendomsstructuur en andere institutionele factoren. Het onderzoek van La Porta et al. (1998), ‘Law and Finance’, toont aan dat de wettelijke bescherming van investeerders invloed heeft op de wijze waarop organisaties gefinancierd zijn en het aandelenbezit verdeeld is. Civil-law landen hebben de laagste investeerdersbescherming bij een klein aantal aandeelhouders (d.w.z. een hoog aandelenbezit per aandeelhouder). In deze landen zal de investeerder genoodzaakt zijn om zelf veel invloed uit te oefenen waardoor het risico op frauduleus gedrag door managers wordt geminimaliseerd. De investeerders (stakeholders) hebben meer invloed op het management en maken soms ook deel uit van het management, waardoor het risico op ongewenst gedrag wordt verlaagd (Ball et al, 2000). Ball et al. (2000) noemen dit ook wel de ‘stakeholder 14.

(15) corporate governance model’. La Porta et al. (1998) geven aan dat slechte investeerdersbescherming en geconcentreerd eigenaarschap het substituut is voor wetsbescherming, omdat alleen grote aandeelhouders de hoop hebben dat zij hun rendement krijgen op hun bezittingen. In Common-law landen genieten investeerders c.q. aandeelhouders (banken, investeringsmaatschappijen en veel kleine spaarders) de grootste bescherming, hebben veel aandeelhouders een laag aandelenbezit en hebben een gemiddeld tot hoge kwaliteit van handhavingswetgeving ten aanzien van verslaggevingsregels (La Porta et al., 1998; Van Oost, onbekend). Investeerdersbescherming verhoogt de waarde van de onderneming, omdat investeerders hierdoor meer willen betalen met als resultante een vaak hogere winst en meer dividend. Bij frauduleus gedrag kan de schade vaker verhaald worden op de manager (La Porta et al., 2002). Ball et al. (2000) noemt dit de ‘shareholder corporate governance model’, waarbij de aandeelhouders de boardleden kiezen en het publiekelijk openbaar maken van de bedrijfsresultaten de oplossing is voor het probleem van informatieasymmetrie. In landen met een hoge investeerdersbescherming, de Common-law landen, zijn meer investeerders en spaarders geneigd om hun kapitaal/spaargeld in beursgenoteerde bedrijven te investeren (La Porta et al., 2000). Hierdoor ontstaat voor deze ondernemingen een hoge mate van liquiditeit. In de Verenigde Staten, een Common-law land, is het zeer gebruikelijk dat spaarders hun geld beleggen in beursgenoteerde ondernemingen, om in de toekomst de eigen woning af kunnen betalen dan wel de studie van de kinderen te kunnen bekostigen. Dit in tegenstelling tot het spaargeld van spaarders in Civil-law landen, waar het spaargeld op een bankrekening wordt gestort. Ondanks de hoge investeerdersbescherming door middel van betere accountingregelgeving (in Common-law landen) hebben zich in de begin jaren 2000 in met name de Verenigde Staten veel boekhoudfraudes voorgedaan. Investeerders en spaarders zijn miljoenen bezittingen kwijtgeraakt. De staatsrechtelijke bescherming schoot destijds tekort. De federale overheid heeft als reactie op de vele boekhoudschandalen de Sarbanes Oxley Act of 2002 (SOx) ingevoerd, waardoor de positie van de aandeelhouders van Amerikaanse beursgenoteerde bedrijven is versterkt (Hijink, 2010). Door invoering van SOx zijn tal van regels opgelegd aan Amerikaanse beursgenoteerde bedrijven en buitenlandse bedrijven met een vestiging in de Verenigde Staten (Daugherty, 2013; http://nl.wikipedia.org/wiki/Sarbanes-Oxley, http://www.sec.gov/). De wet is bedoeld om meer transparantie in de financiële verslaggeving te krijgen en om fraude te verminderen. In de wet is geregeld dat alle beursgenoteerde bedrijven in de Verenigde Staten aan strengere eisen moeten voldoen en directeuren meer persoonlijke verantwoordelijkheden krijgen waarbij ze aansprakelijk kunnen worden gesteld voor eventuele fraude (www.sec.gov/shtml; Wagner & Dittmar, 2006; SOx, 2002; Rassaerts, 2011). De wet legt regels op aan beursgenoteerde bedrijven, om nieuwe schandalen te voorkomen. Een van de belangrijkste bepalingen zijn de artikelen 302 en 404. Artikel 302 heeft betrekking op controle op informatievrijgave, waarbij het bestuur periodiek rapporteert over de effectiviteit van de controle. Artikel 404 legt de onderneming op om jaarlijks een expliciete verklaring af te leggen over de betrouwbaarheid van de interne controles van het bedrijf (Visée, 2008; Van Wichelen & Van Oevelen, 2012; Emanuels et al., 2004). Het niet naleven van deze regels, zijnde een deugdelijk bestuur, kan resulteren in geldboeten of gevangenisstraffen. De accountant legt vervolgens een verklaring af of zij het met de uitspraak van het management eens is. Om uitvoering aan SOx te geven is de Public Company Accounting Oversight Board (PCAOB) opgericht (Francis, 2004). Het PCAOB stelt regels op over de wijze waarop er gecontroleerd moet worden en controleert de. 15.

(16) accountancy-bedrijven op de uitvoering van hun audit-werkzaamheden. Bij overtredingen is het PCAOB gemachtigd om boetes op te leggen (http://pcaobus.org.) . Als reactie op de SOx wetgeving in de Verenigde Staten, is in Nederland per eind 2004 de Code Tabaksblat ingevoerd. Deze Code wordt later de Nederlandse Corporate Governance Code genoemd. Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen moeten in hun jaarverslag een verklaring afleggen over de effectiviteit van de werking van het interne controle- en beheersingssysteem met name met betrekking tot de financiële risico’s (Visée, 2008; Monitoring Commissie, 2013; Emanuels et al., 2004). “Het bestuur moet verklaren dat de risicobeheersings- en controlesystemen een redelijke mate van zekerheid geven dat de financiële verslaggeving geen onjuistheden van materieel belang bevat, dat systemen in het verslagjaar naar behoren hebben gewerkt en dat er geen indicaties zijn dat de systemen in het lopende jaar niet naar behoren zullen werken. Ook zullen tekortkomingen die materiële gevolgen kunnen hebben in het verslagjaar of het lopende boekjaar worden gemeld. Verbeteringen zullen ook worden aangegeven.”, aldus Visée (2008). In 2007 heeft de Monitoring Commissie Corporate Governance Code aanbevolen dat de beschrijving van het risicoprofiel betrekking heeft op alle soorten risico’s van de onderneming (Visée, 2008). In 2010 is in de Verenigde Staten als vervolg op de SOx wet de Dodd-Frank Wall Street Reform and Consumer Protection Act ingevoerd. De wet heeft als doel om opnieuw aandacht te besteden aan onder meer de bescherming van de consument, aan kredietratings, aan een deugdelijk bestuur, aan openbaarmaking en transparantie (http://www.sec.gov/; SEC, 2012; Van Wichelen & Van Oevelen, 2012). Conclusie In de Verenigde Staten is, ondanks de Common-lawwetgeving wat moest zorgen voor veel investeerdersbescherming en een lage mate van ‘fraudulent reporting’, aan het begin van de eenentwintigste eeuw frequent geconfronteerd met fraudes in de jaarverslaggeving. De staatsrechtelijke bescherming schoot daarbij te kort. Dit heeft geleid tot invoering van de SOxwetgeving (2002) en de Dodd-Frank Wall Street Reform and Consumer Protection Act (2010) met veel aandacht voor het extern afleggen van verantwoordelijkheden over de financiële risico’s binnen organisaties. In reactie op de Verenigde Staten is in Nederland, een Civil-law land met een lage investeerdersbescherming, geprobeerd door versnelde invoering van de Code Tabaksblat (2004) de investeerders meer bescherming te bieden. Onduidelijk is of door een versnelde invoering van deze Code heeft geresulteerd in een gunstig effect op verslaggevingsfraude in Nederland. Hiervoor is meer onderzoek vereist.. 2.4 Opsporing en vervolging verslaggevingsfraude in de Verenigde Staten De start van een onderzoek naar verslaggevingsfraude vindt in de Verenigde Staten op verschillende manieren plaats. Onderzoeken naar vermeende verslaggevingsfraude kunnen door de Securities and Exchange Commission (SEC) worden gestart dan wel door de Federal Bureau of Investigation (FBI).. 16.

(17) Securities and Exchange Commission (SEC) De Securities and Exchange Commission2 is namens de Amerikaanse overheid de toezichthouder op alle beursgenoteerde bedrijven. De SEC is opgericht naar aanleiding van het in werking treden van de Amerikaanse Securities Exchange Act of 1934. Deze wetgeving is destijds ingevoerd naar aanleiding van fraude met aandelen van beursgenoteerde ondernemingen. Veel aandelen bleken na ‘the Great Crash of 1929’ niets meer waard te zijn. Een van de belangrijkste doelen van de oprichting van de SEC was om de beleggers van de beursgenoteerde ondernemingen te beschermen: het herstellen van het vertrouwen van beleggers in de kapitaalmarkten door het verstrekken van heldere en duidelijke informatie over de aandelen. De SEC heeft een meer administratieve handhavende rol in het kader van uitvoering van regelgeving. Zij kan verboden gedragingen opsporen en bestraffen. De SEC kan boetes opleggen, maar kan ook eisen dat de betrokken personen stopt met de verboden handeling, dan wel de rechtbank verzoeken dat bepaalde handelingen worden beperkt of worden verboden, dan wel dat de vergunning wordt ingetrokken. De SEC heeft verder als taak om de informatie van foutieve gedragingen naar buiten te brengen, zodat het maatschappelijk verkeer hiervan op de hoogte is. Elk jaar brengt de SEC honderden civiele handhavingsacties uit tegen personen en bedrijven in het kader van overtreding van de ‘Securities Laws’. De overtredingen omvatten handel met voorkennis, boekhoudkundige fraude en het verstrekken van valse of misleidende informatie over effecten van de bedrijven die ze uitgeven (http://www.sec.gov/). De SEC heeft verschillende afdelingen waaronder de Division of Enforcement. De Division of Enforcement houdt zich bezig met wetshandhaving. Deze handhavingsafdeling helpt de Commissie bij de uitvoering van haar rechtshandhavingfunctie door het aandragen van onderzoeken met wetschendingen ten aanzien van effecten en jaarrekeningfraude. Ook door het aandragen van civiele procedures bij de federale rechtbank (zogenaamde litigations) of administratieve procedures bij de administratieve rechter dan wel door het aandragen van dossiers in verband met vervolging namens de Commissie door de Department of Justice (DOJ) bij de federale rechtbank (Kedia & Rajgopol, 2011). De gevolgen voor de fraudeur kunnen een verbod zijn op verdere handelingen, het teruggeven van winsten, het opleggen van boetes dan wel dat een gevangenisstraf volgt (http://www.justice.gov/; http://www.sec.gov/; http://www.uscourts.gov/). De SEC krijgt de info ten behoeve van verder onderzoek en wetshandhaving van diverse bronnen waaronder investeerders, verschillende toezichthouders, bronnen uit de sector waarin het bedrijf actief is en van de media (http://www.sec.gov/). Federal Bureau of Investigation (FBI) Ook onderzoekt de Federal Bureau of Investigation (FBI)3 fraude (http://www.fbi.gov/). Dit doet zij naast de onderzoeken met betrekking tot diefstal en verduistering. De kwesties spelen zich af binnen of tegen de nationale en internationale financiële gemeenschap. De misdaden hebben met name betrekking op bedrog, verzwijging of schending van vertrouwen. De financiële onderzoeken van de FBI richten zich met name op zakelijke fraude, effecten en goederenfraude, fraude in de gezondheidszorg, hypotheekfraude, verzekeringsfraude, witwassen en financiële instellingfraude. Dit zijn de probleemgebieden van de Financial 2. Securities and Exchange Act of 1934, zie hiervoor: http://www.sec.gov/about/laws.shtml. Alle informatie over de SEC is vooral afkomstig van de website van de SEC. 3. Informatie mbt de FBI is afkomstig van het internet van de website van de FBI: http://www.fbi.gov/about-us. 17.

(18) Crimes Section (FCS) van de FBI. Onder zakelijke delicten valt ook de fraude met de jaarrekening om beleggers, accountants en analisten te misleiden over de werkelijke financiële toestand van de onderneming. De FBI werkt met name op het gebied van financiële onderzoeken veel samen met andere overheidsinstanties zoals de SEC. Daarnaast werkt ze ook samen met private partijen als de PCAOB en ACFE. Deze organisaties zijn met name geschikt om getuigen-deskundigen en andere technische bijstand te bieden met betrekking tot bijvoorbeeld boekhoudkundige zaken en effectenonderzoeken (http://www.fbi.gov/). Department of Justice (DOJ): Attorneys Nadat de SEC of de FBI de onderzoeken naar verslaggevingsfraude hebben afgerond, heeft de Department of Justice (DOJ) in de Verenigde Staten de exclusieve bevoegdheid tot strafrechtelijk vervolging wegens overtreding van de veiligheidswetten (zoals SOx). Zowel de SEC als de FBI bieden hiervoor hun strafrechtelijke dossiers aan bij de DOJ. De DOJ zal op basis van de aangedragen stukken bepalen of tot vervolging zal worden overgegaan. De DOJ maakt gebruik van de US Attorney’s Offices, de zogenaamde aanklagers. Zij zijn de landsadvocaten van de overheid (in Nederland ook wel officier van justitie genoemd) (http://www.justice.gov/usao/priority-areas/financial-fraud). Court De Verenigde Staten bestaat uit 50 deels onafhankelijke staten ten opzichte van de federale overheid. Hierdoor ontstaat een scheiding tussen federale overheid en de deels zelfstandige staten. De federale overheid heeft zijn eigen strafrecht en strafvordering, wat ook geldt voor de staten. De FBI valt onder de federale overheid, als rechtshandhavingsinstantie, hetgeen ook geldt voor de SEC. Een delict is pas een federale zaak als het om een staten overschrijdend misdrijf gaat, om het nationale belang. De gang naar de federale rechter is als volgt: US Supreme Court (Hooggerechtshof in Washington D.C.), US Court of Appeal (federale gerechtshof) en US District Court (district rechtbank). In de Verenigde Staten is sprake van juryrechtspraak, behalve bij de US Surpreme Court. Verslaggevingsfraude, financial statement fraud, is een misdrijf dat via het federale rechtbanksysteem behandeld wordt (Hogan, 2010; diverse websites4). Conclusie De Verenigde Staten biedt investeerders in bedrijven een hoge mate van bescherming door wetten als de SOx en de Dodd Frank Act. Daarnaast oefent de SEC in haar gerichte aanpak naar verslaggevingsfraude een sterke handhavende rol uit en kan verboden gedragingen bestraffen. Er is een duidelijke taakverdeling in opsporing en vervolging tussen de SEC, FBI en de DOJ. Ten opzichte van de Verenigde Staten heeft Nederland in de basis duidelijk systeemverschillen, waarover helderheid wenselijk is. Hiervoor is het relevant om te weten hoe verslaggevingsfraude juridisch in Nederland gedefinieerd wordt en hoe de vervolging in Nederland eruit ziet. Dit leidt dan tot de eerste onderzoeksvraag.. 4. Alle informatie met betrekking tot deze alinea is afkomstig van de nu genoemde websites en rapporten: http://www.uscourts.gov/FederalCourts/PublicationsAndReports.aspx; http://www.uscourts.gov/uscourts/FederalCourts/Publications/English.pdf http://wetenschap.infonu.nl/recht-en-wet/34978-beginselen-van-het-amerikaanse-strafrecht.html; http://www.uscourts.gov/FederalCourts.aspx). 18.

(19) Onderzoeksvraag 1: Hoe wordt verslaggevingsfraude in Nederland gedefinieerd en vervolgd?. 2.5. Registratie van verslaggevingsfraude in de Verenigde Staten. Een van de doelstellingen van de SEC in de Verenigde Staten is de beleggers te beschermen, het op een eenvoudige wijze kunnen investeren door beleggers en het bevorderen van een transparante markt (SEC, 2012; http://www.sec.gov/). De SEC heeft hiertoe als toezichthoudend orgaan op beursgenoteerde bedrijven een rol. Zij kan beursgenoteerde bedrijven dwingen handelingen na te komen dan wel te laten. De SEC kan hiertoe aanklachten indienen, ook wel Accounting and Auditing Enforcement Releases (AAER’s) genoemd. De AAER’s verschaffen een overzicht van civiele aanklachten van de SEC en van mededelingen en aanwijzingen van sancties en of schikkingen op basis van het onderzoek dat door de SEC is uitgevoerd (Dechow et al., 1996; Linke & Emanuels, 2009; SEC, 2012; http://www.sec.gov/). Daarnaast publiceert de SEC ook de litigation releases. Dit zijn aanklachten die betrekking hebben op alle door de SEC ingediende civiele rechtszaken ten aanzien van handel met voorkennis, overtredingen door financiële marktpartijen, corruptie en financiële rapportagefraude (Linke & Emanuels, 2009; SEC, 2012; http://www.sec.gov/). In de Verenigde Staten moeten volgens wetten en regels alle investeerders toegang hebben tot specifieke informatie, waardoor de SEC vereist dat belangrijke financiële informatie vrijelijke beschikbaar is voor alle beleggers ten behoeve van het maken van investeringsbeslissingen (SEC, 2012; http://www.sec.gov/). Deze AAER’s en de litigation releases zijn voor een ieder toegankelijk (http://www.sec.gov/). In met name de Verenigde Staten, maar ook in andere landen, zijn zowel bij wetenschappelijke en maatschappelijk onderzoeken naar verslaggevingsfraude als dataset of als onderzoeksmateriaal de Accounting and Auditing Enforcement Releases (AAER)5, de litigation releases6 en de EDGAR database7 van het SEC gebruikt (Beasley,1996; Beasley et al.,1999; Beasley et al., 1999; Bonner et al., 1998; Carcello & Nagy, 2004; Dechow et al., 1996; Dunn, 2004; Deloitte, 2008; Linke, 2012; Linke & Emanuels, 2009; Loebbecke et al. 1989; Rijsenbelt et al., 2011; Suyanto, 2009). Daarnaast zijn ook andere bronnen als de Wall Street Journal Index (WSJ index) (Beasley, 1996; Mc Mullen; 1996), de Disclosure database (Mc Mullen, 1996), de GAO (Dechow et al., 2010; http://www.gao.gov/) en het openbare documentatiesysteem van de Amerikaanse rechtbanken, het Pacer Service Center8 (Linke & Emanuels, 2009; https://www.pacer.gov/), gebruikt. Uit de onderzoeken blijken verder dat in de Verenigde Staten telefonische surveys onder werknemers en online vragenlijsten wereldwijd (ACFE, 2014) als databronnen ten behoeve van fraudeonderzoeken zijn ingezet. Beasley et al. (1999) geeft ten slotte aan dat de litigation releases van de SEC het beste inzicht geven in verslaggevingsfraude en dat veel andere bronnen niet gemakkelijk beschikbaar zijn (Linke & Emanuels, 2009). In Nederland is de laatste jaren meer een meer onderzoek gedaan naar fraude. Dit blijkt uit de diverse rapportages op het gebied van faillissementsfraude, verzekeringsfraude, beleggingsfraude, acquisitiefraude, bankfraude, identiteitsfraude, hypotheekfraude en PGB-. 5. https://www.sec.gov/divisions/enforce/friactions.shtml https://www.sec.gov/litigation/litreleases.shtml https://www.sec.gov/edgar/searchedgar/companysearch.html 8 In PACER, het administratieve elektronische verwerkingssysteem van alle rechtszaken in de Verenigde Staten met betrekking tot de U.S. Distrcit, Bankruptcy en Appelate courts (https://www.pacer.gov/findcase.html) 6 7. 19.

(20) fraude, echter niet naar verslaggevingsfraude. Recente onderzoeksrapporten als Fraude, stand van zaken 2004 (Algemene Rekenkamer, 2004)9, Studierapport fraude 2010 (Algemene Rekenkamer, 2010)10, Fraude in Beeld II (2007)11, Nationaal dreigingsbeeld, onderzoek naar horizontale fraude (Bloem & Harteveld, 2012)12, Fraude en ICT (Van Geldrop & De Vries, 2011)13, Preventieve maatregelen horizontale fraude (Tromp et al., 2010)14, de bundel fraudeonderzoeken van het WODC (Justitiële Verkenningen, 2014)15 en het meest recente onderzoek van Alan Kabki (2014)16, Fraude ontrafeld, zijn hier voorbeelden van. In veel onderzoeksrapportages is beperkt gebruik gemaakt van openbare bronnen als www.rechtspraak.nl17. Er is met name gebruikt gemaakt van aangiften bij de politie, meldingen bij Fraudemeldpunten18, Fraudehelpdesk, Meldpunt Internetoplichting en diverse overige meldpunten. Daarnaast zijn systeemgegevens van de Financial Intelligence Unit (FIU), het Openbaar Ministerie (OM-data19 en COMPAS20) en de politie (Bleuview) gebruikt, zijn strafrechtelijke dossiers van Politie en de Bijzondere Opsporingsdiensten (BOD’n)21 geanalyseerd, zijn interviews en enquêtes met veroordeelden, ondernemers, slachtoffers en fraudeonderzoekers afgenomen en zijn vragenlijsten door medewerkers van de opsporingsinstanties ingevuld. Ook zijn cijfers en gegevens gebruikt uit interne systemen van overheidsorganisaties als de SZW, de SVB22, de belastingdienst en FIOD23, het CBS24 en de Lisv25. Daarnaast wordt (aanvullende) informatie gebruikt afkomstig van resultaten van andere onderzoeken, informatie op het internet (krantenartikelen, persberichten, onderzoeksrapporten) en openbare beleidsnotities. Tenslotte hebben (inter)nationale advies en accountancykantoren als PWC, Deloitte, EY en KPMG de nodige onderzoeken naar fraude gedaan. Wereldwijd, maar ook in Nederland. Het gaat hierbij om fenomeenonderzoeken, die niet wetenschappelijk onderbouwd zijn. PWC (2011, 2013, 2014) heeft regelmatig op basis van enquêtes (onder werknemers bij Nederlandse bedrijven) over fraude in Nederland gepubliceerd, echter niet specifiek toegespitst op verslaggevingsfraude. Geen van de zojuist eerder genoemde onderzoeken is 9. Onderzoek uitgevoerd door de Algemene Rekenkamer in opdracht van vier ministers (Justitie, Financiën, Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties en Sociale Zaken en Werkgelegenheid) waarbij onderzoek is gedaan naar de fraudebestrijding in Nederland, als reactie op het eerdere onderzoek in 2000. 10 Initiatief is van de Algemene Rekenkamer waarbij gekeken is naar de detectie van fraude in de publieke sector en in het bijzonder de vroegsignalering van fraude. 11 Het Platform Bijzondere Opsporingsdiensten nam het initiatief de ontwikkelingen op het terrein van fraude waarop de bijzondere opsporingsdiensten taken en rollen vervullen te onderzoeken. Het onderzoek is uitgevoerd door een projectteam bestaande uit onderzoekers die bij deze diensten werkten. 12 In opdracht van het College van procureurs-generaal in Den Haag is aan de Dienst IPOL in samenwerking met het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) gevraagd om de stand van zaken rondom de georganiseerde criminaliteit in Nederland in beeld te brengen. 13 Betreft een Quick Scan, een voorverkenning bedoeld als ondersteuning bij de conferentie ‘Fraude en ICT’ bij de Universiteit Twente en Stichting Toekomstbeeld en Techniek, met als doel een globaal overzicht te krijgen van fraude en fraudebeheersing, en de huidige en toekomstige rol van ICT hierin. 14 In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie heeft het Onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL een onderzoek uitgevoerd naar preventieve maatregelen tegen horizontale fraude. 15 Betreft diverse onderzoeken uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks en Documentatie Centrum (WODC) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. 16 Promotieonderzoek in opdracht van Tilburg University, de Vrije Universiteit van Amsterdam en de Politieacademie. 17 Via www.rechtspraak.nl zijn uitspraken van rechters in eerste aanleg en in hoger beroep te raadplegen. Op deze website is echter aangegeven dat slechts 2% van alle uitspraken in Nederland hierop worden gepubliceerd. 18 Meldpunt Internetoplichting, acquisitiefraude, faillementsfraude. 19 Het beleidsinformatiesysteem van het Openbaar Ministerie. 20 Het communicatiesysteem Openbaar Ministerie Parket AminiStratie.. 21 Bijzondere Opsporingsdiensten betreffen de ; FIOD, SIO, NVWA en ILT. 22 Interne cijfers Sociale Verzekerings Bank. 23 Fiscale Inlichtingen en Opsporings Dienst. 24 Centraal Bureau voor de Statistiek. 25 Landelijk instituut sociale verzekeringen.. 20.

(21) ingegaan op het analyseren van meerdere casussen waarbij een beeld (van de modus operandi) van verslaggevingsfraude in Nederland is verkregen. Publicaties die over verslaggevingsfraude zijn verschenen hebben met name betrekking op de analyse van een enkele casus, zoals de vele bestuderingen van de boekhoudfraude bij Koninklijke Ahold (De Jong et al., 2007; Van der Hof, 2007, Pruijm, 2010; Jeroen Smit, 2009; Kat, 2010). Conclusie In de Verenigde Staten is middels publiek toegankelijke bronnen bij de SEC informatie beschikbaar over vermeende fraudes bij beursgenoteerde bedrijven. De in Nederland gebruikte databronnen bij fraudeonderzoeken zijn in de meeste gevallen niet van openbare bronnen afkomstig. In verband met het empirisch onderzoek naar verslaggevingsfraude in Nederland is het belangrijk om te weten hoe en op welke wijze deze strafrechtelijke onderzoeken in Nederland worden geregistreerd en of informatie voor derden toegankelijk is. Vandaar de tweede onderzoeksvraag: Onderzoeksvraag 2: Hoe wordt verslaggevingsfraude in Nederland geregistreerd en is deze informatie toegankelijk?. 2.6. Fraudedriehoek. In 1950 heeft Cressey de theorie van de fraudedriehoek ontwikkeld. Hij heeft zijn theorie ontwikkeld naar aanleiding van het afnemen van een reeks interviews bij werknemers die ‘fraudulent gedrag’ vertoonden. Cressey had interesse in de omstandigheden waarin werknemers toegaven aan de verleiding van fraude en noemde deze later dan ook ‘trust violators’ (Cressey, 1950). De theorie geeft aan dat drie factoren in een organisatie aanwezig moeten zijn voordat er gefraudeerd gaat worden. De drie factoren (condities) zijn: (1) de gelegenheid om te frauderen; (2) de druk die aanwezig is om te frauderen en (3) de mogelijkheid om de fraude te rationaliseren (Cressey, 1950; Scharenborg, 2015; Skousen et al., 2008). De aanwezigheid van alle drie factoren is overigens niet noodzakelijk een indicatie voor het bestaan van fraude, echter ze zijn wel vaak aanwezig in omstandigheden wanneer fraude ontstaat. Als de fraudeur er zich van bewust is, kan fraude ontstaan (AICPA, 2002; Scharenborg, 2015). De hoeken hangen sterk met elkaar samen en worden in meerdere studies als een samenwerkend verband gezien. Fraude wordt meestal verhuld, waardoor het moeilijk is om deze te signaleren. Om de fraude te ontdekken, zullen de omstandigheden moeten worden beoordeeld of er sprake is van fraude. De ‘fraud risk theory’ van Cressey uit 1953 is verder in ISA 240 (2009) en in SAS 99 (AICPA, 2002) uitgewerkt naar de zogenaamde ‘fraud risk factors’, waardoor fraude mogelijk sneller herkend kan worden. Accountants gebruiken dit ‘framework’ bij het opstellen en uitvoeren van hun controleaanpak.. 21.

(22) Figuur: 2.1. Fraudedriehoek (Cressey, 1953).. De potentiële fraudeur moet zich bewust zijn van de gelegenheid dat hij kan frauderen, hij moet weten dat hij kan frauderen. (Scharenborg, 2015). De gelegenheid is hierbij de mogelijkheid die de organisatie openlaat (en niet met beheersmaatregelen heeft afgedekt) te frauderen (De Groot et al., 2007). Deze gelegenheid kan worden beïnvloed door verschillende factoren. SAS no. 99 maakt hierbij een onderverdeling in drie categorieën (Skousen et al, 2008; AICPA, 2002), namelijk industriesector, ineffectieve monitoring en organisatiestructuur. Hogan et al. (2008) geeft aan dat effectieve monitoring het meest effectieve is om verslaggevingsfraude te voorkomen. Wat betreft de industriesector toont SAS no.99 aan dat als een bedrijf belangrijke activiteiten in verschillende landen heeft de kans op fraude toeneemt. Volgens Dechow (1996) en Bell & Carcello (2000) komt financial statement fraud meer voor bij technologische bedrijven, in de biotechnologie en in de financiële dienstverleningssector. Skousen et al. (2008) geeft aan dat Corporate Governance is gelinkt aan ‘fraudulent financial reporting’ en dus iets zegt over ineffectieve monitoring. Verschillende studies hebben de relatie tussen ‘Board of Director’ kenmerken en ‘fraudulent financial reporting’ onderzocht (Beasley, 1996; Beasley et al. 1999; Dechow et al., 1996). Het onderzoek van Dechow et al. (1996) laat zien dat fraude het meest voorkomt bij bedrijven met een zwak corporate governance systeem26. Dechow et al. (1996) tonen aan dat van de 92 ondernemingen die hun inkomsten kunstmatig hadden gemanipuleerd (en door de SEC veroordeeld zijn) meer neiging hebben tot een hoog aandelenbezit door ‘insiders’ in vergelijking met bedrijven die niet veroordeeld zijn van verslaggevingsfraude. Deze studie toont aan dat een concentratie van eigendom in de handen van insiders kan leiden tot afwijkende managementbeslissingen. Andere bestuurders kunnen deze beslissingen niet overrulen, omdat hun aandelenbezit te klein is waardoor er onvoldoende power is om de wil van het management te herroepen. Ook laat Dechow et al. (1996) zien dat bij bedrijven waar fraude wordt gepleegd minder auditcomités aanwezig zijn. De meer ‘onafhankelijke’ leden van de ‘board’ en de onafhankelijke auditcomités zijn normaliter beter in staat om het management te controleren, waardoor er minder fraude wordt gepleegd. Beasley et al. (2000) toont aan dat de fraude daalt bij bedrijven die een auditcomité hebben. Verder daalt ‘financial statement fraud’ als het aantal onafhankelijke leden in de auditcomité en de ambtstermijn toeneemt 26. Corporate governance heeft te maken met het op een efficiënte en juiste wijze leiden van een onderneming en het hierover verantwoording afleggen aan het maatschappelijk verkeer.. 22.

(23) (Beasley, 1996; Beasley et al., 2000; Abbott & Parker, 2000). Skousen et al. (2008) definiëren een onafhankelijke auditcomitélid als “een lid die niet is een (voormalig) werknemer, een (voormalig) manager van het bedrijf of een daaraan gelieerd bedrijf, een relatie van het management, adviseur van het bedrijf, huidige of vroegere toeleverancier van het bedrijf, klant, directeur, of iemand die een significante transactie met het bedrijf doet”. Dunn (2004) onderzocht de relatie tussen het bezetten van een dubbele positie in de top van het bedrijf, zowel zitting in het management als in de ‘board’ en het rapporteren van valse informatie. Zijn conclusie is dat concentratie van macht in handen van ‘insiders’ tot meer illegaal gedrag leidt. Farber (2005) ervaart ook dat bedrijven waar verslaggevingsfraude is gesignaleerd minder auditcomitéleden van buiten zijn, minder auditcomitévergadering zijn, minder financiële experts zitting nemen in de auditcomité en minder bedrijven een Big 4 accountantskantoor de controle van de jaarrekening laat uitvoeren. Een onafhankelijk corporate governance systeem zou bijdragen in een effectievere monitoring functie. Ten slotte concluderen Loebbecke et al. (1989), Beasley (1996), Beasley et al. (1999) en Dunn (2004) wat betreft de organisatiestructuurkenmerken dat de CEO op basis van zijn titel de positie heeft om besluitvorming in het bedrijf te sterk te beïnvloeden, waardoor de kans op fraude toeneemt. Hoe langer de CEO in het bedrijf werkt, hoe groter zijn invloed is op de besluitvorming van de board (Beasley, 1996). Farber (2005) ziet bij frauderende organisaties een hoger percentage CEO’s die ook voorzitter van de board zijn. Uit het onderzoek van Loebbecke et al. (1989) blijkt dat in 75% van de fraudecasussen de financiële en operationele beslissingen worden gedomineerd door één persoon, wat een omgeving creëert voor fraude. Ook blijkt dat de CFO en het Finance Middle Manager (FMM) vaak samen betrokken zijn bij verslaggevingsfraude, hetgeen ook geldt voor de FMM en andere bestuurders op directieniveau. Het gaat hierbij om samenspanning om fraude te plegen, omdat gedetailleerde kennis om fraude te plegen op hoog niveau ontbreekt (Linke, 2012). Bovenstaande theorie heeft geleid tot de volgende te onderzoeken organisatiekenmerken in relatie tot de factor gelegenheid in de casestudy van de strafrechtelijke dossiers waarbij sprake is van verslaggevingsfraude: (6), (7) bedrijfsindeling/branche, (10) aantal fraudeurs, (11) functies fraudeurs, Gorporate Governance kenmerken (20, 21, 23, 25, 27, 31) als omvang, samenstelling, leeftijd, expertise, aandelenbezit en salaris directie/Raad van Bestuur; (33, 34, 35, 39, 41) omvang, samenstelling, achtergrond, expertise, aandelenbezit, aantal vergaderingen Raad van Commissarissen en (45, 47, 48, 46) omvang, expertise, aantal vergaderingen en onafhankelijkheid van de auditcommissie(leden); (50) aandacht voor interne beheersing in jaarrekening en (53) de controle door Big-4 accountant. Zie voor de totaal te onderzoeken organisatiekenmerken de tabel opgenomen in bijlage 1. De potentiële fraudeur moet naast het weten (is gelegenheid hebben) dat hij kan frauderen ook druk voelen dat hij moet frauderen. Hij moet prikkels hebben die leiden tot de fraude (Scharenborg, 2015). Deze druk kan beïnvloed worden door verschillende factoren. Factoren als het voldoen aan de voorspellingen van analisten, de beloningsstructuur van het management, het voldoen aan kredietafspraken ten behoeve van het behoud van financieringen, het verkrijgen van externe financieringen of het voldoen aan financiële doelstellingen door het verbloemen van slechte prestaties, zijn hierbij van relevant belang (Hogan et al., 2008; AICPA, 2000; SAS No.99; Beasley et al., 2010). Managers voelen druk tot verslaggevingsfraude doordat hun te behalen doelen worden bedreigd door algemeen economische, bedrijfstak of bedrijfsgebonden bedreigingen (Skousen et al., 2008). Volgens 23.

(24) Dechow et al. (1996) is het verkrijgen van een financiering tegen lage kosten het belangrijkste drukmiddel tot het doen van verslaggevingsfraude. Bedrijven waarbij die groei onder het gemiddelde in de branche ligt, zijn eerder geneigd tot verslaggevingsfraude (Loebbecke et al, 1989). Net als na een periode van snelle groei, neemt het management ook toevlucht tot manipulatie van de cijfers om een periode van stabiele cijfers te laten zien (Skousen et al.; 2008). Bestaande en toekomstige contracten tussen het bedrijf en belanghebbenden kunnen er toe leiden dat managers zich begeven in winstmanipulatie (Jiambalvo, 1996). Op moment dat bedrijven worden geconfronteerd met het niet voldoen aan de kredietverplichtingen, zijn deze meer geneigd om overlopende posten op de balans op te nemen (Vermeer (2003), geciteerd in Skousen, 2008). Managers voelen druk om additionele financieringen te krijgen om zo voldoende competitie te kunnen bieden. Hierdoor kan de onderneming belangrijke onderzoeken en ontwikkelingen doen om nieuwe fabrieken te openen en producten op de markt te brengen (Skousen et al., 2008). Beasley (1996), Beasley et al. (1999) en Dunn (2004) tonen aan dat bij managers met grote financiële ondernemingsbelangen, de persoonlijke financiële situatie beïnvloed kan worden door behaalde resultaten van de onderneming. Hierdoor kan de manager geneigd zijn tot winstmanipulatie. Het onderzoek van Linke (2012) toont aan dat bij ondernemingen met een agressief bonusbeleid het management sneller geneigd is om met de financiële resultaten te frauderen. Prestatiebeloning is een gevaarlijk wapen en is vaak de oorzaak dat de kans op fraude toeneemt, zeker in combinatie met uitdagende targets (Cools; 2009). “Bij bedrijven die afstevenen op ethisch verval hebben de cijferdruk en beloningssystemen vaak kwalijke vormen aangenomen” aldus Jennings (2007). De cijfers moeten gehaald worden, mogelijk resulterend in de ondergang van het bedrijf. Er ontwikkelt zich dan een cultuur van ‘alles doen wat nodig is’ om de cijfers te behalen. Prestatiebeloning kan gevaarlijk zijn, targets kunnen dat ook zijn, aldus Cools (2009). De belangrijkste doelstelling van een target (financiële incentive) is dat mensen worden gemotiveerd tot betere prestaties. Maar als er te veel geld op het spel staat, wordt de verleiding te groot om te gaan rommelen (Cools, 2009). Uit het onderzoek van Cools (2009) blijkt verder dat frauderende bedrijven bijna acht keer hogere jaarlijkse groeitargets van 10% en hoger afgaven dan de controlegroep. Vaak zijn deze targets irrealistisch. De studie van Schweitzer et al. (2004) op basis van gedragsexperimenten leidt tot de conclusie dat het gebruik van targets leidt tot onethisch en frauduleus gedrag. De neiging om te frauderen wordt groter op het moment dat het gat tussen de werkelijke prestatie en de target kleiner is. De onderzoekers geven aan dat in extreme gevallen het stellen van doelen tot een ongezonde organisatiecultuur kan leiden, waarbij onethisch gedrag kan worden aangemoedigd om gestelde targets te halen. Ordenez et al. (2009) besteedt naast de positieve kanten van targets (bevorderen performance van medewerkers) ook veel aandacht aan de negatieve kanten. De performance kan ook afnemen, doordat alleen aandacht wordt besteed aan die doelstellingen welke beloond worden. Dit kan risicovol gedrag uitlokken, wat kan leiden tot fraude. Met name de onethische cultuur is volgens de onderzoekers bepalend voor het vertonen van onethisch gedrag bij het realiseren van targets. Naast de meer ondernemingsgebonden factoren kan er ook sprake zijn van druk waardoor bepaalde behoeften worden bevredigd. Het bekostigen van seksuele behoeften, drank en gokverslaving kunnen ook oorzaken van fraude zijn (Duffield & Grabosky, 2001). Naast geld, in de vorm van aandelen of opties, stonden volgens Cools (2009) ook de persoonlijke reputaties van topbestuurders, waaronder CEO’s, op het spel. Deze reputatie kan ongekende vormen aannemen. ‘Het succes is het bewijs van hun gelijk en geeft hen macht, veel macht, de macht van een zonnekoning’, aldus Cools (2009). Uit het onderzoek van Cools blijkt dat bij frauderende ondernemingen buitensporig veel zonnekoningen werken. “Sjoemelende CEO’s worden ruim drie keer vaker in de media geciteerd, ze hebben een hang 24.

(25) naar glorie, roem en heldenverering. Het nadeel is echter dat de ‘checks and balances’ verdwijnen, wordt de macht van de zonnekoning niet langer gecontroleerd, werkt arrogantie in de hand en maakt hem ten slotte blind en doof”, aldus Cools (209). Fraude behoort tot de mogelijkheden om de status te behouden. De hoog narcistische27 bestuursvoorzitter wordt bewonderd en blindelings gevolgd. Des te groter het succes, des te groter de macht en des te kleiner de tegenmacht, aldus Commendeur et al. (2011). Gebleken is dat narcistische bestuursvoorzitters een grotere kans hebben om fraude te plegen. Bovenstaande theorie heeft geleid tot onder meer de volgende te onderzoeken organisatiekenmerken in relatie tot de factor druk in de casestudy van de strafrechtelijke dossiers waarbij sprake is van verslaggevingsfraude: (1 + 2) Beursnotering, (3) totaal bezittingen, (4) totaal omzet, (5) totale winst, (12) motivatie/reden voor fraude, (13) beloningscomponenten fraudeur, (14) bedrag beloning fraudeur, (31) salaris lid Managementteam, en (42) het salaris lid raad van commissarissen. Zie voor de totaal te onderzoeken organisatiekenmerken de tabel opgenomen in bijlage 1. Ten slotte is het weten en de druk niet voldoende. Mensen hebben volgens Scharenborg (2015) een geweten, dat uitgeschakeld moet worden, voordat er gefraudeerd wordt. De fraudeur moet zijn frauduleus handelen rationaliseren. Goed voorbeeldgedrag van de leiding van een organisatie is zeer belangrijk, zodat er geen voedingsbodem bestaat voor rationalisatie (Deloitte, 2007). Rationalisatie kan beïnvloed worden door verschillende factoren. Overigens is rationalisatie het meest moeilijke te meten (Skousen et al., 2008). Hogan et al. (2008) geven aan dat heldere verslaggevingsregels bij kunnen dragen aan het reduceren van de gelegenheid en de motivatie /rationalisatie van verslaggevingsfraude. Op moment dat deze regels niet helder zijn, zijn managers meer genegen tot earnings manipulation. Francis & Krishnan (1999) geven aan dat het gebruik van overlopende posten een beslissing is van het management en dat dit een bepaalde mate van rationalisatie van het financiële rapportageproces geeft. Cohen et al. (2010) geven aan dat de houding van managers om fraude te rationaliseren bepalend is voor het plegen van fraude (Kabki, 2014). Psychologische kenmerken bepalen dat een fraudeur de fraude kan rationaliseren. Het hangt uiteindelijk van de integriteit van de fraudeur af hoe snel de te verrichten handelingen gerationaliseerd worden. Dit kan snel zijn als de werknemer een promotie misloopt of ziet dat de leidinggevende dan wel het management het ook niet zo nauw met de regels neemt (Scharenborg, 2015). Om een beeld te geven van de organisatiekenmerken die in Nederland kenmerkend zijn voor de factor rationalisatie is ‘psychologisch’ onderzoek bij verdachten of veroordeelden nodig. Dit is echter te vergaand voor dit onderzoek. Internationaal gezien zijn veel onderzoeken naar verslaggevingsfraude uitgevoerd (Beasley et al., 1999; Beasley et al., 2000; Beasley et al. 2010 ; SAS no. 99). De fraudedriehoek is hierbij vaak als uitgangspunt genomen en gebruikt als tool om de oorzaken van verslaggevingsfraude te verklaren. In dit empirisch onderzoek wordt de fraudedriehoek als uitgangspunt genomen in het analyseren van strafrechtelijke onderzoeken naar de organisatiekenmerken waarbij sprake. 27. Een hoog narcistische bestuursvoorzitter wordt bewonderd en blindelings gevolgd. Hij zal het succes aan zichzelf toeschrijven, d.w.z. interne attributie.. 25.

(26) is van verslaggevingsfraude in Nederland. Hierbij worden met name organisatiekenmerken onderzocht in relatie tot de factoren gelegenheid en druk, aangevuld met kenmerken die mogelijk een algemene preventieve werking hebben. Dit resulteert in de derde onderzoekvraag: Onderzoeksvraag 3: Welke (kwetsbare) organisatiekenmerken van frauderende organisaties in Nederland zijn te onderkennen zodat deze een bijdragen kunnen leveren aan een betere herkenning, preventie, detectie, opsporing en vervolging van verslaggevingsfraude?. .. 26.

(27) Hoofdstuk 3 Methodologie 3.1. Inleiding. In het methodologie hoofdstuk is de opzet van het empirisch onderzoek toegelicht. Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn drie deelvragen geformuleerd die via een tweetal onderzoeksinstrumenten worden beantwoord. De eerste twee deelvragen zijn middels interviews onderzocht en beantwoord. De derde deelvraag is via dossierreview van strafrechtelijke onderzoeken waar sprake is van verslaggevingsfraude onderzocht en beantwoord. Om de juiste dossiers te verkrijgen is inzicht nodig in de juridische definitie van verslaggevingsfraude in Nederland, vandaar een toelichting in dit hoofdstuk. Ten slotte volgt een toelichting op de opsporingsinstanties in Nederland, de registratie van strafbare feiten en de strafrechtelijke onderzoeken en de uitspraken van de rechter.. 3.2. Onderzoekstype. Onderzoeken zijn in te delen in fundamentele en praktijkgerichte onderzoeken. Wetenschappelijk onderzoek is te kwalificeren als een fundamenteel onderzoek. Een ander onderscheid dat vervolgens wordt gemaakt is dat van een kwalitatief of een kwantitatief onderzoek (Verhoeven, 2011). Gezien de vraagstelling is gekozen voor een kwalitatief onderzoek, waarbij het onderwerp in het ‘veld’ nader wordt onderzocht. Bij kwalitatieve onderzoeken gaat het meestal om onderzoeksvragen met een open karakter (Baarda et al., 2005 en 2013). Dit in tegenstelling tot het kwantitatieve onderzoek waarbij vaak cijfermatige gegevens worden gebruikt om verwachtingen over de resultaten te toetsen (Verhoeven, 2011). Dit onderzoek wordt gebruikt om het onderwerp nader te verkennen en kan mogelijk leiden tot nieuwe inzichten en theorieën. De aard en de kenmerken van de onderzoekverschijnselen worden beschreven (Baarda et al. 2005, Yin, 2013). Het probleem wordt nader onderzocht en er wordt geprobeerd om een totaalbeeld van het fenomeen te krijgen om het daarna mogelijk te generaliseren naar vergelijkbare situaties of gevallen (Baarda et al., 2013; Braster, 2000). Kwalitatief onderzoek kan bovendien meer diepgang bieden dan cijfers, omdat numerieke gegevens het verhaal achter de cijfers niet kennen (Verhoeven, 2011).. 3.3. Databronnen. 3.3.1 Wettelijk kader Verslaggevingsfraude in Nederland Fraude in de financiële verslaggeving: een inventarisatie van begrippen en feiten28 “Begripsmatig neemt men deze (bovenstaande) titel gemakkelijk in de mond”, aldus Kuijl & Langendijk (2001) in hun artikel, in het Dossier Fraude. Onder financiële verslaggeving wordt verstaan de jaarverslaggeving in de zin van artikel 2:361 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW), te weten de (vennootschappelijke) jaarrekening: balans, de winst en verliesrekening met toelichting en de geconsolideerde jaarrekening indien de rechtspersoon een geconsolideerde jaarrekening opstelt. Dé jaarrekening in juridische zin is die uit het eerdergenoemde artikel 361 BW (Kuijl et al., 2001). Kuijl en Langendijk (2001) vatten fraude op in de betekenis van het juridische begrip valsheid in geschrifte ex artikel 225 Wetboek van Strafrecht (WvSr.). Fraude in de financiële verslaggeving zien zij niet ontstaan door bijvoorbeeld omvangrijke diefstal van hoogwaardige en kostbare apparatuur wat zijn weerslag heeft op de jaarrekening in de vorm 28. Conform titel van artikel van Kuijl en Langendijk in Dossier 45 over Fraude.. 27.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

These findings imply that there might be opportunities for developing a blue print or good practice for optimizing the knowledge transfer function in this specific country, at

According to the White Paper on Local Government, the purpose of integrated development planning, in line with the new international paradigm on development planning, was to provide

The purpose of this research project is to review of the current structure and content of Community Service Learning (CSL) undergraduate education in

Alhoewel daar reeds ‘n hoeveelheid pastorale modelle en metodes bestaan waarmee pastorale terapie toegepas kan word, is teologiese komponente egter indringend deur

& Ferreira, S., 2011, ‘Advances and challenges in the implementation of strategic adaptive management beyond the Kruger National Park – Making link- ages between science

De Cuyper, Bernhard-Oettel, Berntson, Witte, and Alarco (2008) found that job insecurity was a statistically significant factor that is negatively related to employee

116 Table 1: Changes in dominant conceptions of space over time in variationist sociolinguistics Research paradigm Dominant spatial conception employed in

Model 3 obtained the largest overall score and is, therefore, recommended as the final Section 12L modelling option according to the methodology for case study A.. Figure 3: