• No results found

View of L. de Jong, The Collapse of a Colonial Society. The Dutch in Indonesia during the Second World War

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "View of L. de Jong, The Collapse of a Colonial Society. The Dutch in Indonesia during the Second World War"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

om gouvernantes in hun reis en carrière te volgen: gingen de gouvernantes van het ene gezin naar het andere, bleven ze hun hele leven bij een familie of trouwden ze, in weer-wil van de beeldvorming, uiteindelijk toch?

Huisman heeft een onderwerp behandeld dat tot dusver door pedagogen en histo-rici was genegeerd. Het boek van Huisman is een aanzet tot verder onderzoek. Studies naar de arbeid van vrouwen hebben zich over het algemeen gericht op de arbeiders-klasse. Vrouwen in andere sociale klassen deden echter ook betaald werk, zij het min-der opvallend en op minmin-der grote schaal. Studies naar arbeid van vrouwen in de mid-den- en hogere klasse in de negentiende eeuw, bieden nog mooie mogelijkheden voor de toekomst.

Marlou Schrover Leiden

L. de Jong, The Collapse of a Colonial Society. The Dutch in Indonesia during the Second World War (Verhandelingen van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Vol-kenkunde, 206) (Leiden: kitlv Press, 2002) 570 pp. isbn 90-6718-203-6 Dit boek maakt het lot van de Nederlanders in Nederlands-Indië tijdens de Japanse bezetting in de Tweede Wereldoorlog toegankelijk voor een breder internationaal pu-bliek. Het is de Engelse vertaling van delen uit De Jongs Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, met name Deel 11b Nederlands-IndiëIIuit 1985. Achterwege gelaten zijn de hoofdstukken uit dit deel die gaan over de oorlogshandelingen in het al-gemeen, de Japanse bezettingspolitiek, de rol van Sukarno en de opkomst van de Indo-nesische republiek. De initiatiefnemers van deze vertaling hebben ervoor gekozen om vooral de lijdensweg van zowel Nederlanders en de zogenaamde ‘Indo-Europeanen’, mensen van gemengde Indonesische en Europese afkomst, onder de Japanse bezet-ting onder het voetlicht te plaatsen. Met deze publicatie beogen zij dus een lacune op te vullen voor de internationale markt, vermits er al meer over de Nederlandse kolonisa-tiepolitiek in het algemeen en over de oorlog tegen Japan in het Engels is verschenen.

Dit boek is in zekere zin de bekendmaking voor een internationaal publiek van de reeks van Lou De Jong. Dat er voor het bekende deel 11 – onderverdeeld in 3 sets, en be-staande uit 5 volumes – werd gekozen, mag geen verwondering wekken. Lou de Jongs opus magnum geldt als een standaardwerk, zonder dat het evenwel van vaak heftige kri-tiek gespaard bleef. Binnen het geheel van Het Koninkrijk der Nederlanden waren het vooral de delen die over Nederlands-Indië handelden, die zo veel stof hebben doen opwaaien. Deel 11a (1984) kwam onder vuur te liggen van diegenen die vonden dat De Jong zich in zijn bespreking van de Nederlandse aanwezigheid in Indië te sterk had laten leiden door een principieel antikolonialistische opstelling. Die kritiek verstomde evenwel bij het verschijnen van het daaropvolgende deel 11b (1985), waarin De Jong zwaar uitviel naar de collaboratie van de Indonesische nationalisten met de Japanse bezetter. Daarbij dient opgemerkt te worden dat De Jong wellicht te sterk vanuit zijn Nederlandse ervaring met de Duitse bezetting had geschreven over een volgens hem verfoeilijke collaboratie met een As-mogendheid. In Indonesië zelf is deze collaboratie nauwelijks voorwerp van een publieke discussie, of wordt ze beschouwd als een aan-loop naar de nationale onafhankelijkheid en het uitroepen van de Republiek. Deel 11c (1986) gaat over de Nederlandse bijdrage aan de geallieerde oorlogsvoering en de

(2)

terugkeer van het koloniale bestuur. In deel 12 tenslotte kwamen aspecten van de dekolonisatie en de onafhankelijkheidsstrijd ter sprake.

Wellicht nergens in Europa meer als in Nederland lopen de gemoederen zo hoogt op als het gaat om de oorlogsslachtoffers in de voormalige kolonie. Daarbij gaat het zowel om krijgsgevangenen als over burgers die in kampen werden opgesloten. Dat heeft ook te maken met het zeer groot aantal getroffenen, wanneer men daar bijvoor-beeld de relatief geringe cijfers uit de Britse en Franse kolonies tegenover plaatst. Deze lijdensweg van Europese burgers staat centraal in dit boek. Jeroen Kemperman ver-zorgde een uitgebreide inleiding voor wie niet zo thuis is in de context van de Neder-landse aanwezigheid in Indië. Deze gaat terug tot de komst van de voc tot de capitula-tie van de Nederlanders in maart 1942. Dan pas komt Lou de Jong zelf aan het woord over het slachtofferschap van Nederlanders en Indo-Europeanen. Omdat het thema het karakter heeft van een enigszins uitzonderlijke casus, dachten de uitgevers er goed aan te doen om ook een Engelse vertaling aan te bieden. Op deze manier kan het debat dat zo lang in Nederland werd gevoerd – over de verwerking van zowel het oorlogs- als het koloniale verleden – ook in het buitenland gevolgd worden.

Georgi Verbeeck

P.W. Klein, J. van de Kamp, Het Philips-Kommando in Kamp Vught (Amsterdam/ Antwerpen: Uitgeverij Contact, 2003) 351 pp. isbn 90-2541-586-5

In januari 1943 openden de Duitse bezetters een nieuw concentratiekamp bij Vught. Het was vooral bedoeld voor strafgevallen, maar fungeerde voor kleinere aantallen joden ook als doorgangskamp. Daarnaast zagen sommigen mogelijkheden om de kampbevolking te laten werken voor de Duitse oorlogsindustrie. Daarvoor werd de medewerking van Philips gevraagd. De Nederlandse directie, onder leiding van F.J. (Frits) Philips, weigerde eerst. Maar zij bedacht al snel dat hier wellicht een mogelijk-heid lag om iets ten behoeve van de gevangenen te doen. Het Duitse toezicht op Philips – de Verwaltung – stemde eveneens toe. In februari 1943 opende Philips in het kamp Vught een werkplaats waar uiteindelijk ongeveer 3000 gevangenen voor langere of kortere tijd zouden werken. Dat was tien procent van de in totaal 30.000 personen die in het kamp verbleven. Voor de gevangenen – na mei 1943 ook joodse gevangenen – bleek het Philips-Kommando een zegen. Het werk stelde weinig voor. Wie voor Phi-lips werkte, werd relatief goed verzorgd. Daarnaast gaf het veelal uitstel van gevangen-schap in Duitsland of deportatie. Geen afstel. Maar toen het Kommando tussen mei en september 1944 in groepen alsnog werd weggevoerd, zou de oorlog nog maar hoog-stens een jaar duren. Dit gaf vermoedelijk al velen een extra kans om te overleven. Daarnaast bleek dat delen van het Kommando buiten Vught een relatief beschermde status behielden. Van de meest bedreigde groep, 496 gedeporteerde ‘Philips-joden’, overleefde uiteindelijk een betrekkelijk groot aantal – 382 – de oorlog.

Het verhaal van het Philips-Kommando is deels bedrijfsgeschiedenis, deels oorlogs-en bezettingsgeschiedoorlogs-enis. De auteurs – in feite hoofdzakelijk Klein – schetsoorlogs-en met veel detail en goede nuance hoe de Nederlandse leiding van Philips een Spiel met de bezetters trachtte te spelen, maar in feite al vrijwel meteen de controle over het spel gro-tendeels verloor. Binnen de onderneming had de Duitse Verwaltung beslissende be-voegdheden. Buiten de onderneming was het Philips-Kommando van het begin tot het

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

langrik. Kicmand moet dooierig lyk of frons nie. toegclaat word nic, bchalwc by sahlC'ring. Diesclfde deelnemors kan aan <tlbci koro dee!-..

on the activity of the Hippo core kinase complex, as increased Hippo activity induces phosphorylation of YAP and concomitantly reduces levels of β-catenin in the nucleus..

A B Cell-Driven Autoimmune Pathway Leading to Pathological Hallmarks of Progressive Multiple Sclerosis in the Marmoset Experimental Autoimmune Encephalomyelitis Model 't Hart, Bert

Om de specificiteit vast te stellen , werd een reeks verbindingen die mogelijk met de DES antisera zouden kunnen kruisreageren in opklimmen- de concentratie

Samenvatting van de beoordelingen in procenten hoger dan of gelijk aan het cijfer van het standaardras door de couissie.. baienvatting van de beoordelingen in procenten hoger dan

Concentratieverschillen in gehalten aan metalen in biota (Fucus vesiculosus, Mytilus edulis en Crassostrea gigas) in de Oosterschelde betreffen maximaal een factor 5.4 tussen

Pratylenchus penetrans Na oogst zwart, resistente groenbemester of groenbemester die geen waardplant is -50% -30% -10% Na oogst inzaai van groenbemester +50% +20% 0% Meloidogyne

Voor de stationaire situatie kan een analytische oplossing afgeleid worden voor de luchtverzadiging als functie van de afstand tot het injectiefilter en voor de invloedsstraal