• No results found

Verkorte samenvatting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verkorte samenvatting"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier 2016-1 | 5

Verkorte samenvatting

Op verzoek van de Directie Sanctietoepassing en Jeugd (DS&J) van het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) brengt het Wetenschappelijk Onderzoek- en Docu-mentatiecentrum (WODC) in samenwerking met Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) periodiek de ontwikkelingen in jeugdcriminaliteit in kaart in deze Monitor Jeugdcriminaliteit (MJC). Hierbij gaat het specifiek om een beschrijving en inter-pretatie van de ontwikkelingen in jeugdige daders en verdachten. Deze verkorte samenvatting is een zeer beknopte beschrijving van de vraagstelling en methode en een bullitgewijze weergave van de meest in het oog springende bevindingen. In het hoofdstuk ‘Samenvatting en conclusie’ worden de bevindingen uitgebreider en in samenhang samengevat en wordt een nadere duiding gegeven aan de ontwikkelin-gen. Ook begint ieder hoofdstuk met een box met de belangrijkste bevindinontwikkelin-gen. De geïnteresseerde lezer verwijzen we naar de betreffende hoofdstukken.

Vraagstelling

De centrale vraagstelling is ‘Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode 1997 tot 2015?’. In deze rapportage ligt de nadruk op de ontwikkelingen in de laatste vijf jaren, 2010 tot 2015.

Methode

De ontwikkelingen in de jeugdcriminaliteit zijn gemeten aan de hand van meerdere van elkaar onafhankelijke bronnen: zelfrapportage van daderschap, verdachten van een misdrijf volgens de politie en strafrechtelijke daders waarbij het Openbaar Ministerie (OM) of de rechter (de zittende magistratuur afgekort met ZM) een jon-gere schuldig heeft bevonden. De ontwikkelingen die zich voordoen in de jeugd-criminaliteit zijn gemeten aan de hand van de aandelen zelfgerapporteerde daders, verdachten of strafrechtelijke daders onder de Nederlandse jeugdigen. Aan de orde komen de ontwikkelingen die zich binnen subgroepen voordoen en bij diverse mis-drijven, waaronder naast de traditionele offlinecriminaliteit ook cybercriminaliteit en gedigitaliseerde criminaliteit.

Bij jeugd gaat het in dit rapport over jongeren in de leeftijd 10 tot en met 22 jaar. We onderscheiden twaalfminners (10- en 11-jarigen), (strafrechtelijk) minderjari- gen (12- tot en met 17-jarigen) en jongvolwassenen (18- tot en met 22-jarigen). Het aantal jeugdigen in Nederland fluctueert over de jaren. Dit heeft gevolgen voor de criminaliteitscijfers. Daarom wordt rekening gehouden met de bevolkingsontwik-keling.

(2)

moge-6 | Cahier 201moge-6-1 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum lijkheden en beperkingen hebben, bieden ze in combinatie op dit moment de best mogelijke informatie om ontwikkelingen in daderschap van criminaliteit onder jeug-digen in beeld te brengen.

Belangrijkste bevindingen Algemeen

 Het aandeel geregistreerde verdachten en strafrechtelijke daders in de algemene bevolking piekt rond 2007 en daalt sinds 2008 jaarlijks. Er is sprake van een afname van het aandeel verdachten onder alle leeftijdsgroepen, dus zowel bij de minderjarigen, de jongvolwassenen als de volwassenen van 23 jaar en ouder.  De afname in het aandeel aangehouden verdachten is onder de minderjarigen

en jongvolwassenen sterker dan onder de oudere volwassenen. Ten opzichte van het piekjaar 2007 is de procentuele daling per 1.000 leeftijdgenoten onder de minderjarigen 64%, onder de jongvolwassenen 45% en onder de volwassenen van 23 jaar en ouder 32%.

Twaalfminners (10 en 11 jaar)

Over twaalfminners zijn landelijk enkel gegevens beschikbaar op basis van zelfrap-portage.

 Het percentage zelfgerapporteerd daderschap bij 10- en 11-jarigen verandert niet in de periode 2010 tot 2015. In 2015 zegt 20% van de 10- en 11-jarigen betrok-ken te zijn bij regelovertredend gedrag in het voorafgaande jaar.

 De prevalenties van daderschap uitgesplitst naar verschillende typen delicten zijn stabiel in de tijd; alleen zelfgerapporteerde kleine winkeldiefstal neemt bij meisjes en autochtonen toe.

 Bij de twaalfminners wordt het verschil in zelfgerapporteerd daderschap tussen jongens en meisjes kleiner.

 De prevalenties van zelfgerapporteerd daderschap onder autochtone en alloch-tone twaalfminners verschillen niet van elkaar.

Minderjarigen (12 tot en met 17 jaar)

Voor minderjarigen zijn trendgegevens beschikbaar op basis van zelfrapportage-cijfers en politie- en justitiestatistieken. De ontwikkelingen in de jaren 2010 tot 2015 zijn als volgt:

 Er is sprake van een daling in zelfgerapporteerd (offline) daderschap, geregis-treerde verdachten en strafrechtelijke daders. In 2015 zegt 35% van de minder-jarigen in het voorafgaande jaar een (of meerdere) delict(en) te hebben gepleegd en in 2014 zijn er 19 geregistreerde verdachten per 1.000 leeftijdgenoten en 8 strafrechtelijke daders per 1.000.

 De sterkte van de daling verschilt per bron en is op basis van zelfrapportage veel minder sterk dan blijkt uit politie- en justitiestatistieken. De procentuele daling bij zelfgerapporteerd daderschap is 9%, bij geregistreerde verdachten 39% en bij strafrechtelijke daders 48%.

 De daling doet zich voor in alle delictcategorieën behalve drugsdelicten, maar die komen nauwelijks voor onder minderjarigen.

 De daling doet zich voor bij jongens (ongeacht type databron); bij meisjes nemen alleen de relatieve aantallen geregistreerde verdachten en strafrechtelijke daders af.

 De daling doet zich voor bij autochtone minderjarigen (ongeacht type databron); uit politiestatistieken blijkt ook een daling bij allochtone herkomstgroepen.  De afname in geregistreerde verdachten onder minderjarigen is ongeacht

indivi-duele- of gezinskenmerken (met uitzondering van jongeren in instellingen) en doet zich voor in alle onderscheiden gemeenten.

(3)

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier 2016-1 | 7 totale aantal (absolute en relatieve) afdoeningen bij het OM afneemt, zijn er verhoudingsgewijs in deze periode meer strafbeschikkingen, beleidssepots en voorwaardelijke sepots. Ook de daling in het (absolute en relatieve) aantal afdoeningen met een sanctie door de ZM continueert; verhoudingsgewijs zijn er meer afdoeningen zonder sanctie (technische uitspraken en vrijspraken). Jongvolwassenen (18 tot en met 22 jaar)

Voor jongvolwassenen zijn er trendgegevens beschikbaar op basis van politie- en justitiestatistieken. Voor 2015 zijn er voor het eerst ook zelfrapportagecijfers be-schikbaar. De ontwikkelingen in de jaren 2010 tot 2015 zijn als volgt:

 De daling in geregistreerde verdachten en strafrechtelijke daders onder jongvol-wassenen die in 2008 is ingezet continueert, ongeacht de achtergrondkenmerken van de jongvolwassenen (met uitzondering van de hoogst gevolgde opleiding). In 2014 zijn er 30 per 1.000 jongvolwassenen geregistreerd als verdachte en 25 per 1.000 jongvolwassenen geregistreerd als strafrechtelijke dader (respectievelijk een afname van 31% en 15%).

 Onder jongvolwassenen neemt het relatieve aantal verdachten en strafrechtelijke daders onder mannen sterker af dan onder vrouwen: het verschil in het aandeel geregistreerde verdachten en strafrechtelijke daders onder jongvolwassen man-nen en vrouwen blijft afnemen.

 De relatieve aantallen OM- en ZM-afdoeningen tegen jongvolwassenen halveren in deze periode. De OM-afdoeningen laten na een initiële toename sinds 2013 weer een daling zien, met uitzondering van (technische en beleids-) sepots. In 2014 zijn er 20 zaken per 1.000 jongvolwassenen afgedaan door het OM. De ZM-afdoeningen tegen jongvolwassenen laten van 2010 tot 2015 jaarlijks een afname zien tot 17 afgedane zaken per 1.000 jongvolwassenen in 2014.

 In 2015 zegt 37% van de jongvolwassenen in het voorafgaande jaar een (of meerdere) delict(en) te hebben gepleegd. Als we specifieke volwassenendelicten (rijden onder invloed en economische delicten) ook meetellen dan gaat het om 44% van de jongvolwassenen.

Onlinecriminaliteit

Onlinedelicten kunnen worden onderscheiden in cyber- en gedigitaliseerde delicten. In het eerste geval gaat het om feiten waarbij de ICT doelwit is, zoals hacken of het versturen van DDoS-aanvallen. In het tweede geval gaat het om traditionele delic-ten die online worden gepleegd, zoals onlinebedreiging of het niet leveren van spul-len die via een webwinkel zijn gekocht maar wel betaald. In deze MJC is voor het eerst ook uitgebreid onderzoek gedaan naar de mate waarin jongeren betrokken zijn bij onlinedelicten (cyber- en gedigitaliseerde delicten).

 Politie- en justitiestatistieken bieden weinig informatie over het aantal jeugdige verdachten en strafrechtelijke daders van onlinecriminaliteit. De informatie die beschikbaar is, geeft geen goed landelijk beeld van het aantal jeugdigen dat onlinedelicten pleegt.

 Op basis van zelfrapportage is er wel informatie over onlinedaderschap. Het percentage jongeren dat zegt onlinedelicten te plegen, is het hoogst onder de minderjarigen en het laagst onder de twaalfminners. Van de minderjarigen in 2015 zegt 31% in het voorafgaande jaar een (of meerdere) onlinedelict(en) te hebben gepleegd, bij de jongvolwassenen is dit 28% en bij de twaalfminners 10%. Deze percentages kunnen niet worden opgeteld bij de prevalenties van offlinedaderschap in 2015.

(4)

min-8 | Cahier 2016-1 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum derjarigen (in 2015 rapporteert respectievelijk 22% en 17% betrokkenheid bij cyberdelicten in het voorafgaande jaar).

Zeven signaleringen over de jeugdcriminaliteit in Nederland

 De algemene daling in de jeugdcriminaliteit die is ingezet in 2008 continueert tot 2015. Jeugdcriminaliteit is hierbij gemeten in termen van het aandeel zelfgerap-porteerde daders, verdachten of strafrechtelijke daders onder de Nederlandse jongeren, en afdoeningen door politie, OM en ZM.

 De daling in jeugdcriminaliteit op basis van zelfrapportage is minder sterk dan blijkt uit politie- en justitiestatistieken; mogelijk is er een verschil in daling naar ernst en frequentie van delictgedrag.

 Het verschil tussen de seksen wordt kleiner bij jongvolwassenen, niet bij straf-rechtelijk minderjarigen.

 Verschillen tussen herkomstgroepen zijn nauwelijks aanwezig in zelfrapportage-cijfers en groot in politiestatistiek. Wel is onder alle herkomstgroepen sprake van een afname in aandelen verdachten, ook onder de groepen die zijn oververtegen-woordigd in de politiestatistiek.

 Het (absolute en relatieve) aantal zaken dat wordt afgedaan door OM en ZM is van 2010 tot 2015 sterk afgenomen. Opvallend bij de OM-afdoeningen is dat er verhoudingsgewijs in de loop van de jaren meer zaken zijn afgedaan met straf-beschikkingen, beleidssepots en voorwaardelijke sepots. Opvallend bij ZM-afdoe-ningen is dat ZM-afdoeZM-afdoe-ningen zonder sancties (technische uitspraken, vrijspra-ken) verhoudingsgewijs toenemen.

 De beperkte registratie van cyber- en gedigitaliseerde delicten in politie- en justi-tiestatistieken maakt uitspraken over trends in jeugdig daderschap van cyber- en gedigitaliseerde criminaliteit niet mogelijk.

Referenties