• No results found

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. G.W. Boogaard

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. G.W. Boogaard"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

109409: Beroep tegen overplaatsing ongegrond. Er is sprake van een conflictsituatie waarbij overplaatsing noodzakelijk is om tot werkbare verhoudingen te komen.

UITSPRAAK in het geding tussen:

[appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant]

gemachtigde: de heer mr. G.W. Boogaard en

[verweerder], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. S.E.H. van Thoor

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij beroepschrift van 23 juli 2020, ingekomen op 24 juli 2020 en aangevuld op 13 augustus en 13 oktober 2020, heeft [appellant] beroep ingesteld tegen de mededeling van de werkgever van 18 juni 2020 dat hij niet meer kan terugkeren op [school] en hij op een andere werkplek zal worden ingezet na zijn re-integratie. Deze beslissing wordt door [appellant] aangemerkt als een besluit tot overplaatsing.

De werkgever heeft op 24 september 2020 een verweerschrift ingediend.

De hoorzitting ter behandeling van het beroep vond plaats op 26 oktober 2020 te Utrecht.

[appellant] verscheen in persoon en werd bijgestaan door zijn gemachtigde.

De werkgever werd vertegenwoordigd [lid centrale directie van verweerder], daartoe bijgestaan door de gemachtigde.

Beide partijen hebben een pleitnotitie overgelegd.

2. DE FEITEN

[appellant], geboren [geboortedatum] 1974, is sinds 1 augustus 2015 in dienst van de werkgever, per 1 augustus 2017 in een vast dienstverband met een betrekkingsomvang van 0,8 fte.

Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao vo.

[appellant] was, totdat hij op 14 januari 2019 arbeidsongeschikt werd, werkzaam als docent Beeldende Vorming op [school] te [vestigingsplaats].

Vanaf de zomervakantie 2020 is [appellant], in het kader van zijn re-integratie, werkzaam op [school 2] te [vestigingsplaats].

In 2016 is er een conflict ontstaan tussen [appellant] en zijn directe collega docent Beeldende Vorming, onder meer over het niet (goed) opruimen van het klaslokaal.

In oktober 2018 vindt er een incident plaats in de klas waarbij [appellant] in een spijker stapt.

[appellant] kaart bij de werkgever aan dat de werkdruk enorm is, dat hij niet is gehoord in zijn ideeën over de inrichting van een nieuw klaslokaal ([school] is met ingang van het schooljaar 2018-2019 in een nieuw gebouw gevestigd) en dat er een gebrek is aan professionele

(2)

ondersteuning bij het vak Beeldende Vorming. Er vinden vervolgens diverse gesprekken plaats tussen [appellant] en zijn direct leidinggevende en/of de rector van de school. De werkgever biedt coaching aan om [appellant] te helpen in zijn wijze van communiceren, maar [appellant]

wijst dat af. [appellant] meldt zich vervolgens op 14 januari 2019 ziek. In maart 2019 heeft de werkgever een mediationtraject ingezet, dat op 10 juli 2019 is beëindigd zonder dat dit tot een oplossing heeft geleid. Op 18 mei 2020 is [appellant] gestart met re-integratiewerkzaamheden op [school 2].

Per e-mailbericht van 18 juni 2020 heeft de werkgever [appellant] meegedeeld dat hij na zijn ziekte niet kan terugkeren op [school] en dat hij op een andere werkplek zal worden ingezet.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Op 16 juli 2019 stuurt [appellant] zijn collega’s een WhatsApp-bericht waarin hij aangeeft dat hij is ontslagen door [school].

Bij brief van 14 september 2020 heeft de werkgever [appellant] bevestigd dat hij als gevolg van de ontstane conflictsituatie binnen [school] met ingang van het schooljaar 2020-2021 op grond van artikel 17.4 lid 2 sub b cao vo zal worden overgeplaatst naar [school 2] om aldaar weer tot een werkbare situatie te komen.

3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN [appellant]

[appellant] heeft altijd positieve (tussentijdse) beoordelingen gehad en heeft hard gewerkt en veel geïnvesteerd in zijn werk. Het is zijn eerste vaste baan en hij geeft graag les op een vwo, waar hij meer affiniteit heeft met de leerlingen en meer met de inhoud van de lesstof bezig kan zijn dan bijvoorbeeld op een mavo. Het is hem veel waard om zijn werk op [school] onder sociaal en fysiek veilige omstandigheden te behouden. Er is, tot aan de mail van de directeur van 18 juni 2020, nooit gesproken over verstoorde verhoudingen. Wel voelde [appellant] zich onveilig op het werk maar dat heeft hij altijd op correcte wijze aangegeven. Op [school] is sprake van institutioneel pestgedrag dat door de leidinggevenden onder het tapijt wordt geveegd. De problemen werden geweten aan de slechte samenwerking en de beweerde slechte communicatie van [appellant]. Hij moest het altijd maar zelf uitzoeken en werd niet gehoord hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot ziekte. Een werkgever hoort een werknemer te beschermen tegen pestgedrag en fysieke onveiligheid. Dat er sprake is van een onveilige werksituatie is ook door andere collega’s gesignaleerd. De werkgever had op basis van deze signalen zelf een onderzoek moeten instellen. [appellant] wil samen met de werkgever werken aan een veilige schoolomgeving en is bereid het verleden daarvoor te laten rusten. De inhoud van het WhatsApp-bericht van 16 juli 2019 was wellicht ongelukkig maar geeft wel aan hoe wanhopig [appellant] was. Het kan niet zo zijn dat het probleem nu wordt opgelost door een klagende werknemer op een oneigenlijke wijze over te plaatsen. Aldus is sprake van een ongemotiveerde beslissing die op geen enkele wijze blijk geeft van de overweging van alternatieven, waardoor de beslissing niet in stand kan blijven.

De werkgever

Een groot deel van de inhoud van het beroepschrift dient buiten beschouwing te worden gelaten omdat dit ziet op het vermeende pestgedrag waarvoor de procedure bij de Landelijke

(3)

werkvloer. In geen enkel advies van de bedrijfsarts wordt pesten genoemd als oorzaak voor het uitvallen. [appellant] verwijst naar een e-mail van 22 november 2017, waarin hij de pestgedragingen aan de orde zou hebben gesteld, maar in deze e-mail wordt nergens het woord “pesten” genoemd. Het feit dat niet alle wensen van [appellant] over bijvoorbeeld de inrichting van de nieuwbouw zijn ingewilligd, kan niet worden gekwalificeerd als pesten. Een medewerker dient nu eenmaal soms te berusten in bepaalde beslissingen van de werkgever.

Het conflict speelt al sinds 2017 en de werkgever heeft vervolgens voortdurend getracht om tot een oplossing te komen door diverse gesprekken te voeren met [appellant], waarbij ook de desbetreffende collega soms aanwezig was, het inzetten van een coach en een

mediationtraject.

Het voortdurende wantrouwen van [appellant] in [school], het zwartmaken van collega’s zonder enige mate van zelfreflectie in acht te nemen, en de mate van intensiteit van het sturen van e-mailberichten aan de werkgever, maakt het echter heel lastig om de conflictsituatie op te lossen. [appellant] heeft zich inmiddels zo in het vermeende pestgedrag vastgebeten dat hij enkel nog in staat is om alle voorvallen en gebeurtenissen in het kader van het vermeende pestgedrag te plaatsen. Er is teveel voorgevallen om de arbeidsrelatie op [school] verder voort te zetten. Omdat [appellant] een bestuursaanstelling heeft mag de werkgever hem

overplaatsen om zo weer tot een werkbare situatie te komen. Er is gekozen voor [school 2]

omdat [appellant] daar al werkzaam was in het kader van re-integratie. Daarbij is rekening gehouden met het belang van [appellant] omdat [school 2] het meest lijkt op de situatie op [school]. Er is geen andere vwo-school binnen het bestuur.

4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid

Hetgeen appellant stelt is bepalend voor de bevoegdheid van de Commissie. [appellant] stelt dat de mededeling van de werkgever van 18 juni 2020, dat hij na zijn ziekte niet kan

terugkeren naar [school], is te kwalificeren als een besluit tot overplaatsing. In zoverre is de Commissie bevoegd. De Commissie merkt het bestreden besluit aan als een besluit tot overplaatsing, temeer nu dat besluit op 14 september 2020 is geformaliseerd. Tegen een dergelijk besluit staat ingevolge het bepaalde in artikel 19 lid 1 cao vo beroep bij de Commissie open. Nu het beroep binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is [appellant]

ontvankelijk in zijn beroep.

De overplaatsing

Vaststaat dat de arbeidsverhoudingen tussen [appellant] en de werkgever al langere tijd verstoord zijn. Een conflict dat zich aanvankelijk, in 2017, vooral leek af te spelen tussen [appellant] en zijn directe collega, is uitgegroeid tussen een conflict over samenwerking en communicatie tussen [appellant] en de werkgever. Of sprake is (geweest) van een onveilige werksituatie dan wel van pesten, is niet ter beoordeling aan de Commissie.

De Commissie kan zich uitsluitend buigen over de vraag of de werkgever [appellant] in redelijkheid heeft kunnen overplaatsen naar [school 2].

(4)

De werkgever heeft [appellant] onvrijwillig overgeplaatst vanwege een conflictsituatie als bedoeld in artikel 17.4 lid 2 sub b cao vo. Om weer tot een werkbare situatie te komen, mag een werknemer worden overgeplaatst. De werkgever dient op grond van het bepaalde in lid 3 van voornoemd artikel in overleg te treden met de werknemer over het voornemen tot overplaatsing, alsook in zijn besluit aan te geven op welke wijze hij de belangen van de werknemer en de belangen van de organisatie tegen elkaar heeft afgewogen.

Het bedoelde overleg geldt als waarborg voor de werknemer dat zijn of haar belangen bekend zijn en kunnen worden meegewogen in de definitieve beslissing.

Uit de overgelegde stukken is gebleken dat de werkgever zich in de afgelopen jaren meerdere inspanningen heeft getroost om te komen tot een normalisering van de werkverhoudingen. Zo zijn er meerdere gesprekken met [appellant] gevoerd, door zowel de direct leidinggevende, de rector en de bestuurder. Deze gesprekken alsook de tussen partijen gemaakte afspraken zijn evenwel niet altijd schriftelijk vastgelegd. Ook is niet duidelijk op welke wijze de werkgever heeft geborgd dat de gemaakte afspraken werden nagekomen. De Commissie sluit daarom niet uit dat dit niet vastleggen van afspraken en het niet monitoren daarvan heeft bijgedragen aan een verdere escalatie van het conflict. [appellant] voelde, zoals hij zelf aangeeft, ingegeven vanuit een sterk rechtvaardigheidsgevoel, de noodzaak om bepaalde situaties veelvuldig in e- mailberichten aan te kaarten omdat hij geen gehoor vond in zijn klachten over zijn directe collega en de werkomstandigheden. Hierdoor is het conflict mogelijk verder geëscaleerd.

Uiteindelijk heeft dit geleid tot een vertrouwensbreuk aan de zijde van de werkgever, zodanig dat sprake is van een conflictsituatie tussen [appellant] en de werkgever.

Nadat de door de werkgever aangeboden coaching niet van de grond kwam en het mediationtraject is beëindigd zonder dat tot een oplossing van het conflict was gekomen, heeft de werkgever zich op het standpunt gesteld dat het heel moeilijk zou worden om

[appellant] na zijn ziekte te laten terugkeren op [school]. In ieder geval blijkt dat standpunt van de werkgever uit de rapportage arbeidskundig onderzoek en advies d.d. 4 maart 2020 alsook uit de diverse gespreksverslagen, waaronder het bestreden besluit, het e-mail-bericht van 18 juni 2020. Het in de cao vo voorgeschreven overleg over het voornemen tot overplaatsing heeft hiermee naar het oordeel van de Commissie voldoende plaatsgevonden.

Het is, ondanks de door de werkgever gedane inspanningen, niet gelukt om weer tot een werkbare situatie te komen. Daarom acht de Commissie het niet onredelijk dat de werkgever, na weging van de wederzijdse belangen, waarbij het belang van de werkgever is om tot werkbare verhoudingen te komen en het belang van [appellant] tot behoud van zijn werkplek, besloten heeft dat [appellant] niet meer kan terugkeren op [school] en om hem over te plaatsen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Uit de gemaakte belangenafweging is echter onvoldoende kenbaar dat een overplaatsing naar [school 2] voor [appellant] het meest passend is. Hoewel de werkgever maar één vwo-school onder zich heeft, had hij zich ervan moeten vergewissen of [appellant] met zijn

(ziekte)achtergrond wel op zijn plek is op [school 2]. Omdat [appellant] nu nog aan het re- integreren is op [school 2], geeft de Commissie de werkgever in overweging om aandacht te besteden aan de vraag of dit een passende nieuwe werkplek voor hem is. Wellicht is een

(5)

5. OORDEEL

Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep ongegrond.

Vastgesteld te Utrecht op 4 december 2020 door mr. L.C.J. Sprengers, voorzitter,

mr. M.J. van Dasselaar en mr. D. Vergunst, leden, in aanwezigheid van mr. R.M. de Bekker, secretaris.

mr. L.C.J. Sprengers mr. R.M. de Bekker

voorzitter secretaris

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vorig jaar september schreef ik in Nieuwsbrief 12 uitgebreid over het Choëphore-project: mijn voor- stel aan de Gemeente Dordrecht voor een monumentaal, ruim 21 m hoog

Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 2 2 maart 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond

Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie dat de werkgever artikel 3.2 lid 1 cao mbo niet juist heeft toegepast doordat hij een regeling heeft vastgesteld dat alle

Alle geïnteresseerden buiten onze eigen ouders om, kunnen de nieuwsbrief nalezen op onze website.. De nieuwsbrief zal dus niet meer via de mail aan u verstuurd

Appellant voert tegen de beslissing van het College van Toezicht als grief aan, dat verweerster mogelijk inderdaad contact met moeder heeft opgenomen naar aanleiding van

Dit omdat gedurende meer dan drie jaar voor een gedeelte van de vergunning geen gebruik is gemaakt door het ontbreken van een bouwvergunning en het feitelijk kleiner gerealiseerd

Het College verklaart het beroep van appellant gegrond, vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat appellant uiterlijk op 15 augustus 2020 moet voldoen aan de door

portefeuille met een neutraal risicoprofiel, ligt in die uitlating voldoende kenbaar voor Stroeve en voor de Commissie van Beroep het standpunt van [appellant 2] besloten dat zij