• No results found

Afgifte kantoor Oostende X ISSN IZWO-VZW. Victorialaan 3 B-8400 Oostende

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Afgifte kantoor Oostende X ISSN IZWO-VZW. Victorialaan 3 B-8400 Oostende"

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

D e Strand

I Z W O - V Z W

Victorialaan 3 B-8400 Oostende

D rie m a a n d e lijks Tijdschrift

van De S tra n d w e rk g ro e p België J a a rg a n g 1 3 nr. 2 - 3

S e p te m b e r 1 9 9 3

(2)

Periodiek van "De Strandwerkgroep", vereniging voor manene biologie.

Verschijnt driemaandelijks.

Voorzitter: Francis KERCKHOF. Muscarstraat 14. 8400 Oostende Tel. 059/50.72.94

Penningmeester, ledenadministratie & verkoop oude nrs. van De Strandvlo. Bart VERHAEGHE, Zuidbroekstraat 1T, 8600 Woumen. Tel. 051/50.23.46

Secretaris: Dirk WOUTERS, Balansstraat 167 (bus 4), 2018 Antwerpen. Tel. 03/248.29.37 Redacteur: Emmanuel DUMOULIN, H. Consciencestraat 67. 8301 Knokke-Heist.

Tel 050/51.08.41

Natuurhistorisch Archivaris: Jean-Paul VANDERPERREN. Hoogstraat 137, 1980Zemst.

Tel. 015/61.07 81

Public Relations: Marie-Thérèse PANNEELS-VANHAELEN. Lindegaarde 3, 1830 Machelen.

Tel 02/251.86.56

Bestuurslid: Guido RAPPE. Kapelstraat 3, 9910 Ursel. Tel. 093/74.39.68

Abonnementsprijs: 250,- BEF. Te storten op rek. 001-1091291-20, t.n.v. "De Strandwerkgroep"

p/a B VERHAEGHE (zie hoger). Buitenlandse leden gebruiken postrek 000-1493424-12.

In Nederland kan gestort worden op postgiro 5802906 t.n.v, G. RAPPE (zie hoger).

Je kunt steunlid worden door storting van minimum 500 - BEF

INHOUD.

Woord Vooraf. Excursiekalender. 40

Wouters, D. Bescherming van rnarine ongewervelden: inleiding tot een problematiek. 42

¡ g tj.£j Faasse, M. Enkele diersoorten uít het diepere water van de Golf van Biscaje. 48

<) j "ijrî.Severijns N. & S, Gilles. Waarnemingen van Ensis directus (CONRAD, 1843) tussen Boulogne-

fc ’ i T f Sur-Mer en Le Touquet. 56

Udekem d'Acoz, C. d' & G. Rappé. Verslag SWG-weekend in de Boulonnais (17-20 april 1992). 68 Vanhaelen, M.-Th. In het voorjaar van 1992 te Koksijde aangespoelde Rechtsgestreepte Platschelpen

Tellina fabula (GMELIN, 1791) met streepjes op de iinkerklep. 76

Kerckhof, F. Verslag van de strandexcursie van 5 mei 1993 tussen Klemskerke (Vosseslag) en

De Haan. 81

Wouters, D Petricola pholadiformis LAMARCK, 1818 en Scrobicularia plana (DA COSTA, 1778)

verdwenen uit de Deense Waddenzee. 84

TiSeverijns, N. Een rijke vloedlijn te Oostduinkerke op 5 maart 1993. 86

Korte Mededelingen. 89

Boekbesprekingen. 97

i

(3)

V*CT/A;;M*'< .. ? . 0 - 0 ; Hvi

s ÄS . ^ \ r

Woord Vooraf

Hier n u mmer 2 en 3 van deze jaargang samen in één aflevering. We hebben hiertoe (voor de eerste maal sinds het bestaan van De Strandvlo) besloten o m ­ dat er te w einig kopij was voor nr. 2 en tevens omdat er al een extra nummer (het schelpenboekje) in juni is verschenen. U i t eindelijk zul je toch vier boekjes van jaargang 13 in je bezit hebben.

In dit nummer hebben we het over de bescherming van mariene ongewervelden, de niet te stuiten opmars van Ensis directus in Frankrijk, v e rdere aberraties bij de R e c h t s gestreepte Platschelp, dieren uit de diepten van de Golf van Biscaje, Petricola en Scrobicularia in de Deense Waddenzee, de vloed l i j n van Oostduinker- ke, een uitgebreid v e rslag van het SWG-weekeinde in de Boulonnais en een rapport over de strandexcursie van 5 mei jongstleden. Verder Korte M e dedelingen over het Wenteltrapje, de G evlochten Fuikhoren, het opgespoten strand van De Haan en Ensis-etende m e e u ­ wen. Om af te sluiten nog drie boekbesprekingen.

Excursiekalender

Zaterdag 23 o k t o b e r : excursie met paardevisser naar het strand van O o s t d u i n k e r k e .

Afspraak :

# vanaf 11.00 u is er mogeli j k h e i d om uw picknick te gebruiken in "De Zoete Inval" (Nieuwpoortsteen- weg 183, Oostduinkerke. Dicht bij de watertoren en het v a k antiedorp Groenendijk).

# rond 12.00 u tot ± 14.00 u: garnaalvangst op het strand te Groenendijk (ter hoogte van het Elisa- b e t h - i n s t i t u u t ).

# vanaf ± 15.00 u: verlezen van de garnaal en b e ­ kijken van de b i jvangsten op de binnenkoer van

(4)

Periodiek van "De Strandwerkgroep", vereniging voor manene biologie.

Verschijnt driemaandelijks.

Voorzitter: Francis KERCKHOF, Muscarstraat 14, 8400 Oostende. Tel. 059/50.72.94

Penningmeester, ledenadministratie & verkoop oude nrs. van De Strandvlo Bart VERHAEGHE, Zuidbroekstraat 11, 8600 Woumen. Tel. 051/50.23.46

Secretaris: Dirk WOUTERS, Balansstraat 167 (bus 4), 2018 Antwerpen. Tel 03/248.29.37 Redacteur: Emmanuel DUMOULIN, H. Consciencestraat 67, 8301 Knokke-Heist.

Tel. 050/51 08.41

Natuurhistorisch Archivaris: Jean-Paul VANDERPERREN. Hoogstraat 137, 1980Zemst.

Tel. 015/61.07.81

Public Relations: Marie-Thérèse PANNEELS-VANHAELEN, Lindegaarde 3, 1830 Machelen.

Tel. 02/251.86.56

Bestuurslid: Guido RAPPE, Kapelstraat 3. 9910 Ursel. Tel. 093/74.39.68

Abonnementsprijs: 250,- BEF. Te storten op rek. 001-1091291-20, t.n.v. "De Strandwerkgroep"

p/a B. VERHAEGHE (zie hoger). Buitenlandse leden gebruiken postrek. 000-1493424-12.

In Nederland kan gestort worden op postgiro 5802906 t.n.v. G. RAPPE (zie hoger).

Je kunt steunlid worden door storting van minimum 500,- BEF

IN H O U D .

Woord Vooraf. Excursiekalender. 40

Wouters, D. Bescherming van marine ongewervelden: Inleiding tot een problematiek 42 l|> t j i / Faasse, M. Enkele diersoorten uit het diepere water van de Golf van Biscaje. 48 I ÿ n ( p Severijns N. & S. Gilles. Waarnemingen van Ensis directus (CONRAD, 1843) tussen Boulogne-

Sur-Mer en Le Touquet. 56

Udekem d'Acoz, C. d' & G. Rappé. Verslag SWG-weekend in de Boulonnais (17-20 april 1992). 68 j > 'j 1 / Vanhaelen, M.-Th. In het voorjaar van 1992 te Koksijde aangespoelde Rechtsgestreepte Platschelpen

Tellina fabula (GMELIN, 1791 ) met streepjes op de linkerklep. 76

Kerckhof, F. Verslag van de strandexcursie van 5 mei 1993 tussen Klemskerke (Vosseslag) en

De Haan. 81

j y . Wouters, D. Petricola pholadiformis LAMARCK, 1818 en Scrobicularia plana (DA COSTA, 1778)

verdwenen uit de Deense Waddenzee. 84

Severijns, N. Een rijke vloedlijn te Oostduinkerke op 5 maart 1993. 86

Korte Mededelingen. 89

Boekbesprekingen. 97

(5)

VrOOiO A4' 3 B rcc CC'iTtNDSBElGiUM I á +32-iö?53 32ui i5~Fox;+32-l&iS*.$1'!SS

Woord Vooraf

Hier n ummer 2 en 3 van deze jaargang samen in één aflevering. We hebben hiertoe (voor de eerste maal sinds het bestaan van De Strandvlo) besloten o m ­ dat er te w einig kopij was voor n r . 2 en tevens omdat er al een extra nummer (het schelpenboekje) in juni is verschenen. Uiteindelijk zul je toch vier boekjes van jaargang 13 in je bezit hebben.

In dit nummer hebben we het over de bescherming van mariene ongewervelden, de niet te stuiten opmars van Ensis directus in Frankrijk, verdere aberraties bij de R echtsgestreepte Platschelp, dieren uit de diepten van de Golf van Biscaje, Petricola en Scrobicularia in de Deense Waddenzee, de v l o e dlijn van O o s t d u i n k e r ­ ke, een uitgebreid v e rslag van het SWG-weekeinde in de Boulonnais en een rapport over de strandexcursie van 5 mei jongstleden. Verder Korte Medede l i n g e n over het Wenteltrapje, de G evlochten Fuikhoren, het opgespoten strand van De Haan en E n sis-etende m e e u ­ wen. Om af te sluiten nog drie boekbesprekingen.

Excursiekalender

Zaterdag 23 o k t o b e r : excursie met paardevisser naar het strand van Oostduinkerke.

A fspraak :

# vanaf 11.00 u is er mogeli j k h e i d om uw picknick te gebruiken in "De Zoete Inval" (Nieuwpoortsteen- weg 183, Oostduinkerke. Dicht bij de watertoren en het v a k antiedorp Groenendijk).

# rond 12.00 u tot ± 14.00 u: garnaalvangst op het strand te Groenendijk (ter hoogte van het Elisa- b e t h - i n s t i t u u t ).

# vanaf ± 15.00 u: v e r lezen van de garnaal en b e ­ kijken van de b ijvangsten op de binnenkoer van

(6)

café "De Zoete Inval".

Leiding: M . -Th, V a n h a e l e n (bijgestaan door M a n g en Roland V a n b i 1l e m o n t ).

Zondag 19 d e c e m b e r : traditionele e indejaars-strandex- cursie te De Panne.

Afspraak: om 10.00 u aan het L eopoldmonument op de zeedi j k .

Leiding: nader te bepalen.

(7)

De Strandvlo. 13(2-3): 42-47 (1993)

Bescherming van mariene ongewervelden: inleiding tot een problematiek

D. Wouters

V a ndaag betwist haast niemand meer de noodzaak van wetten die de instandhouding van de inheemse v o ­ gel fauna tot doei hebben. Door de groeiende b e l a n g ­ stelling van de mensen voor al wat leeft en bloeit werden later ook in binnen- en buitenland w etten g e ­ stemd die ook oog hadden voor andere diergroepen.

Alhoewel bepaalde groepen ongewervelden mee p r o f i ­ teerden van de ecologische "boom", werden er op w e t ­ telijk vlak w e i n i g m a atregelen genomen om bedreigde soorten voor ondergang te behoeden. Ofschoon 90% van alle d iersoorten ongewervelden zijn, zijn er n a u w e ­ lijks enkele soorten die bescherming genieten.

Maar de vraag dient ook gesteld: zijn er wel wettelijke besche r m i n g s m a a t r e g e l e n vereist voor b e ­ paalde ongewervelde d i ersoorten ? Het zal wellicht geen v e r wondering w ekken dat de meeste w e e r s t a n d t e ­ gen het invoeren van beschermin g s m a a t r e g e l e n komt uit kringen van verzamelaars (hoofdzakelijk s c h e l p e n v e r ­ zamelaars). Zo schrijft A. Delsaerdt in het Medede- lingsblad van de Belgische Vereni g i n g voor C o n c h y l i o ­ logie (DELSAERDT, 1992) het volgende: "Elke wet in het kader van natuur b e s c h e r m i n g die verzamelen aan de vloedlijn verbiedt is zinloos (en toch is die er in A ustralië voor het Groot B a r r i è r e r i f ) " . Volgens hem en vele andere verzamelaars heeft het v a n g e n en doden van schelpdieren voor v e r z a m e l doeleinden geen n e g a ­ tieve invloed op de levensvatbaarheid van de week- d i e r p o p u l a t i e s . Ais alle verzamelaars zich een b e ­ paalde g edragscode zouden opleggen, zou er inderdaad geen p r o bleem zijn. Helaas zijn er ook bepaalde lie­

den die er niet voor terugdeinzen een hele kolonie van een bepaalde schelpdiersoort te vernie t i g e n om

(8)

andere v e rzamelaars geen exemplaar te gunnen (nvdr:

kwestie van de m a r k t w a a r d e hoog te houden?). De b e ­ scherming van l andslakken vindt dhr. Delsaerdt zelfs helemaal dwaas. Hij illustreert dit aan de hand van de B e l g ische wetgeving, die volgens hem het v e r z a m e ­ len van de W i j n g a a r d s l a k Helix pomatia en de Segrijn- slak Helix aspersa zou verbieden. Dhr. Delsaerdt slaat hier de bai wel even mis. Het Koninklijk B e ­ sluit van 22-IX-1980 b etreffende in het wild levende d i ersoorten die niet onder toepassing v a llen van de w etten en besluiten op de jacht, riviervisserij en vogelbescherming, verbiedt (in artikel 4) enkel het vangen van H. pomatia voor consumptie en andere d o e l ­ einden. Voor zover ik heb kunnen n a gaan wordt de Se- grijnslak nergens b e s c hermd (het gaat hier immers om een soort die plaats e l i j k algemeen voorkomt).

Dat niet iedereen in m a l a c o l o g i s c h e kringen de visie van de B V C - v o o r z i t t e r deelt, blijkt uit een artikel van Dr. H . E . Coomans van het Zoölogisch M u ­ seum van A m s t e r d a m (COOMANS, 1993). Dhr. Coomans is wél een voorst a n d e r van besche r m i n g s m a a t r e g e l e n voor b epaalde soorten. V o o r de D o o p v o n t s c h e l p e n Tridacnidae drongen zich b.v. b e s c h e r m i n g s m a a t r e g e l e n op omdat vele v e rzamelaars wel graag een reuzegroot exemplaar van ± 1 meter in hun collectie w i llen hebben. Ook stelt dhr. Coomans dat er soorten zijn die een dusdanig beperkt g e o g r a f i s c h v e r s p r e i d i n g s g e b i e d h e b ­ ben (b.v. één eiland) dat het w e g v a n g e n van teveel exempl a r e n nefast kan zijn voor de voortplantingskan- sen van de soort. Het is n atuurlijk wel zo dat het niet de v e rzamelaars zijn die de grootste b edreiging uitma k e n voor het v o o r t b e s t a a n van bepaalde soorten.

B edreiging n ummer één blijft de w a t e r v e r o n t r e i n i g i n g door zware metalen, b e s t r i j d i n g s m i d d e l e n en P C B 's .

In e s t uaria en w a d g e b i e d e n zijn m a riene o r g a n i s ­ men extra g e v oelig voor eutrofiëring. Ook het u i t ­ v oeren van w a t e r b o u w k u n d i g e w erken kan plaatselijk nefaste g e v olgen h ebben voor sommige soorten. Het gebruik van asfalt op z e eweringen kan een a a n z i e n l i j ­ ke v e r a rming inluiden. Een m inder gekende bedreiging is de garnalenvangst zoals deze v a n daag g e p raktiseerd

(9)

wordt. Het onderzoek naar de mogelijke schade veroorzaakt door g a r n aalvissers is nog maar pas begonnen (althans in Nederland), maar nu wordt reeds gesproken over grote schade aan tai van zeeorganismen die op de z e e bodem vastzitten, zoals sponzen, pijppo- liepen, anemonen, mosdiertjes, oesters en mossels.

Terug naar mijn uitgangspunt: hoe staat het met de w e t t e l i j k e b e s c h e r m i n g van m a riene o n g e wervelden ? Op internationaal vlak is er allereerst de Conventie van W a s h i n g t o n (CITES), die beperk i n g e n oplegt aan de handel in bepaalde diersoorten. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen dierso o r t e n waarvoor een totaal hande l s v e r b o d geldt, en deze die een beperkte b escherming genieten. Op de lijst van de volledig beschermde, komt niet één enkele m a riene ongewervelde voor. In- en u i t v o e r b e p e r k i n g e n zijn er wel voor de m eeste koralen: Bladk o r a l e n Pectinia sp., Blauwe K o r a ­

len Heliospora sp., B l a u w k o r a l e n Coenothecaha sp., Bloem- koralen Euphylia sp., Z o u t m utskoralen Halomitra sp..

H e r s e n k o r a l e n Platygyra sp. en Lobophylia sp., Honing- raatkoralen Favia sp., Geweik o r a l e n Acropora sp.. K l e i ­ ne W a a i e r k o r a l e n Pavona sp., V o g e l n e s t k o r a l e n Seriatopo­

ra sp., Steenkoralen uit de orde Scleratina, Stekelkora- len Stylophora sp., Doornk o r a l e n Anthipatharia sp., Veerko- ralen Polyphylla sp., B r a n d k o r a l e n van de familie Millepo­

ridae, Orgelpi jpkoralen van de familie Tubiporidae en tenslotte koralen van het genus Pocillopora. Slechts één enkele m a riene gastropode v inden we op deze lijst terug: de welbek e n d e Strombus gigas uit de Caraïben.

Bij de bivalven g e n ieten alleen enkele soorten van de familie Tridacnidae van een beperkte bescherming:

Tridacna gigas, T. crocea, T. maxima, T. derasa, T. squamosa, Hippopus hippopus en H. porcellanus. De reden van deze b e ­ s chermingsm a a t r e g e l e n is duidelijk. De grote T r i d a c ­ na' s , en zeker ook alle genoemde koralen, w o rden op commerciële schaal gevangen voor de toeristische in­

dustrie (souvenirwinkels, e.a.).

Toch stellen deze beperkte b e s c h e r m i n g s m a a t r e g e ­ len w e i n i g voor: het gaat immers maar om een r egis­

tratie; er is geen sprake van een v a n g s t v e r b o d . Het

(10)

dient gezegd dat sommige land- en z o e t watermollusken veel beter w o r d e n beschermd. Zo genieten niet minder dan 42 soorten agaat s lakken van het genus Achatinella een volledige bescherming, alsook alle zoetwatermos- sels die parels bevatten. B e l angrijker dan de CITES- overeenkomst is de recente "Richtlijn 92/43/EEG" van de Raad van Europa inzake de instandhouding van de n a tuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, welke van kracht werd op 21 mei 1992. De algemene principes van deze E E G - r i c h t 1 i jn zijn de volgende.

Ik citeer (EEG-Commissie, 1992): "De h a b i t a t r i c h t 1 ijn vormt het sluitstuk van de c o m m unautaire w e t g eving inzake natuurbehoud, w a a rtoe de 'Vogel r i c h t 1 ij n ' de aanzet heeft gevormd. In de Richtlijn wordt een g e ­ m e e n s c h a p p e l i j k kader vastge s t e l d voor de instan d h o u ­ ding van p l anten en andere dieren dan vogels, alsmede van habitats ais natuur l i j k e milieus. Daarbij is vo o r z i e n in het o p z e t t e n van 'Natura 2000', een net van 'speciale beschermingszones', hetwelk de i n stand­

houding van de n a t u u r l i j k e habitats en de soorten van communautair belang moet garanderen". Tot daar de principes. Laat ik me verder beperken tot wat voor ons van t oepassing is.

In bijlage 1 van de Richtlijn w orden de n a t u u r ­ lijke habitats o p g esomd die b escherming vereisen. De punten die voor onze kust belangrijk zijn, zijn "per­

manent met zeewater v a n geringe diepte overstroomde zandbanken", "estuaria" en "bij eb d r o ogvallende slikwadden en zandplaten". V erder w orden de habitats be s c hermd van bepaalde dier- en p l a n t ensoorten van c o mmunautair belang. H i e r onder b e v inden zich 20 soorten landslakken (w.o. de ook in ons land voorko m e n d e Vertigo angustior en Vertigo m oulinsiana) en 2 z o etwatermossels (de ook in België levende Margaritifera margaritifera en Unio crassus) . Geen enkele m a riene soort dus. Onder de soorten die een volledige bescherming genieten, v inden we wel 3 m a riene m o l l u s k e n s o o r t e n : Patella feruginea, Lithophaga lithophaga en Pinna nobilis.

Tenslotte v inden we in deze lijst ook één stekel- huidige terug: Centrostephanus longispinus. In de t oelichting van de Richtlijn wordt verduidelijkt

(11)

w aarom relatief w einig ongewervelde diersoorten onder de besche r m i n g s m a a t r e g e l e n ressorteren. Ik citeer:

"enerzijds vertoont onze kennis van ongewervelde d i e ­ ren nog enorme lacunes, met name wat grootschalige overzichten van het gehele communautaire grondgebied betreft; anderzijds zijn vele soorten ongewervelde dieren gebonden aan specifieke natuurlijke milieus, waarvan de b escherming de facto het voortbestaan van de betrokken soorten ten goede komt". Alhoewel onze kennis van o n g e w e r v e l d e n allicht beperkter is dan deze van zoogdieren, vogels e.a., durf ik toch deze bemerking in vraag stellen. M.i. heeft het meer te maken met het feit dat ongewervelde dieren over het algemeen m i nder "populair" zijn. De politici zullen er allicht niet wakker van liggen ais her en der een slakken-, libel- of vlindersoort dreigt uit te sterven. Wat wel een feit is, is dat de bescherming van een bepaalde habitat het bestaan van de meeste soorten ongewe r v e l d e n kan verzekeren. In die zin is men b.v. bij het Bestuur N a t uurbehoud van Aminal (Ad­

m inistratie Milieu, Natuur & Landinrichting) ook e e r ­ der v oorstander van habitatbescherming, dan van s o o r ­ tenbescherming. Toch is h a b i tatbescherming m.i. niet voldoende om bepaalde soorten slakken uit de g e t i j ­ denzone voor plaatselijk uitsterven te behoeden. Bij het Nederlandse "Rijksinstituut voor Natuurbeheer" is men dezelfde m ening toegedaan (RIN, 1983).

De meest kwetsbare soorten aan onze en de N e d e r ­ landse kust zijn m.i. de Schaalhoren Patella vulgata, de Purperslak Nucella lapillus en verder alle k e v e r s l a k k e n . Wat Patella vulgata betreft zou men kunnen o p m erken dat deze op sommige plaatsen langs onze kust niet zo zeldzaam is. Inderdaad, maar een plotse overmatige belangstelling v a n w e g e verzamelaars (Patella's zijn nu eenmaal gewilde verzamelobjecten) kan het einde van een volledige populatie betekenen. Dezelfde redenering geldt voor de veel zeldzamere k e v e r s l a k ­ ken. Wat de Purperslak betreft, ligt de zaak iets anders. De laatste jaren werden de populaties Pur- p erslakken geheel of gedeeltelijk uitger o e i d door v e r giftiging met tributyltin (aanwezig in verven

(12)

waarmee scheep s r o m p e n van o.a. p l e z i e r v a a r t u i g e n w o r ­ den ingesmeerd om begroe i i n g tegen te gaan). Deze soort kan geen extra belasting van verzamelaars meer aan, en verdient m.i. algehele bescherming. In D u i t sland staat men al een heel eind verder met de b escherming van m a r i e n e mollusken. De volgende 3 soorten genie t e n daar een volledige bescherming:

Lepidochitona cinerea, Helcion pellucidum en Nucella lapillus.

Verder g e n ieten alle dier- en plante n s o o r t e n van het eiland H e l g o l a n d een volledige bescherming. Er mag op H e l g oland dus helemaal niet v e r z ameld worden, wat vele v e rzamelaars blijkbaar nog niet weten.

Er is dus nog heel wat werk aan de winkel willen we bepaalde soorten voor uitroe i i n g behoeden. R e a c ­ ties en suggesties van lezers zijn u i t e raard welkom.

Naschrift

Dr. Wiese, v o o r z i t t e r van de "Deutsche Malako- zoologische Gesellschaft", deelde mij recentelijk mede dat de S egrijnslak Helix aspersa in D u i t s l a n d wel degelijk b e s c hermd is. Ze wordt daar, net ais de Wi jngaardslak Helix pom atia, ais delicatesse gegeten, en

is dus om dezelfde reden beschermd.

Literatuur

ANONYMUS, 1993. Garnalenvisserij wellicht schadelijk voor bodemfauna.- Boomblad, 2:4 -6 . ANONYMUS, 1993. Helgoland: beschermd gebied - Corr. bl. Ned Malacol. Ver., 273: 94.

CITES, 1992. Alfabetische lijst van de beschermde diersoorten.- Ministerie van Landbouw, Brussel. 157 p.

COOMANS, H.E., 1993. Mariene mollusken en het milieu.- Zeegeluiden, 2: 26-27.

DELSAERDT, A., 1992. Verzamelaars of zeerovers ?- Mededelingsblad Belg. Ver. Conch., 4: 14-15.

EEG-COMMISSIE, 1992. De Richtlijn Fauna, Fiora en Habitats.- Brussel (vouwblad), 6 p.

RAAD VAN EUROPA, 1992. Richtlijn 92/43/EEG van de Raad inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna - Publicatieblad Europese Gemeenschappen, L.206, 43 p.

R.I.N., 1983. Natuurbeheer in Nederland, deel 2, Dieren.- Wageningen: Pudoc, 423 p.

R.I.N., 1984. Natuurbeheer in Nederland, deel 1, Levensgemeenschappen.-Wageningen: Pudoc, 391 p.

Balansstraat, 167 (bus 4) 2018 A n t w erpen

(13)

De Strandvlo. 13(2-3): 48-55 (1993)

Enkele diersoorten uit het diepere water van de Golf van Biscaje.

M.Faasse

Tijdens een verblijf te Bretagne in maart 1992 bleek het mogelijk een bezoek aan de haven van Le Guilvinec in te lassen in het programma. Vanuit deze haven wordt door een aantal kotters gevist met een bordentrawl in diep water in de Golf van Biscaje.

Tegen vier uur komen de kotters de haven binnen.

Sommige hiervan hebben een vuil dek, dat wil zeggen dat een deel van de bijvangst nog niet overboord is gespoeld. Op dergelijke dekken zijn allerlei inte­

ressante diersoorten te vinden, die anders voor ons niet bereikbaar zijn. Voor wat betreft de Decapoda is daarover al eerder in "De Strandvlo" gepubliceerd (d'UDEKEM d'ACOZ, 1985; 1988). H i e r onder zal een aantal van de gevonden d i e p w a t ersoorten besproken w o r d e n .

Zeeanemonen

Actinauge richardi (MARION, 1906) - Duikelaar

Van deze anemoon werden twee levende exemplaren gevonden. De mondschijf vertoont een apart, g e ­ streept k l e u r p a t r o o n . Bij één ex. w aren de strepen chocoladebruin, bij het andere meer oranjebruin. Een ander kenmerk is nog meer afwijkend van de soorten die bij ons voorkomen. Bij zeeanemonen denken we meestal aan dieren, die met een voetschijf stevig

(14)

vastgehecht zitten aan een harde ondergrond. Enkele groepen z e e a n e m o n e n w i j k e n af van dit geijkte p a ­ troon. Zo ook de Duikelaar, die in zijn holle voet een h o e v e e l h e i d substraat (b.v. zand, m odder of steentjes) verzamelt. Hierdoor blijft hij ook op een zachte b o d e m k e urig rechtop staan (fig. 1). Deze soort is niet erg bekend, maar heeft toch een t a m e ­ lijk ruime verspreiding, van N o o r wegen tot Senegal.

Komt ook voor in de Golf van Biscaje en de Noordzee.

De d i c h t s t b i j z i j n d e v i n d p l a a t s e n liggen in de C e n t r a ­ le Noordzee. Het lijkt erop dat ondiepe kusten g e m e ­ den worden. De m e l d i n g e n van buiten de N o o rdzee h e b ­ ben betrek k i n g op v o n d s t e n van 50 tot 1200 m diepte.

Informatie over deze anemoon is slechts s p a a r z a m e l i jk te vinden. G e r a a d p l e e g d werd ATES (1983).

Fig. 1 (naar ATES, 1983)

Decapoden

Solenocera membranacea (RISSO, 1816) (fig. 2)

De g a r nalen w o r d e n v e r deeld in drie groepen: Ca­

ridea, Stenopodidea en Penaeidea. Alle garnal e n s o o r t e n die bij ons v o o r k o m e n behoren tot de C aridea. Een kenmerk van deze groep is dat alleen de voorste twee paren looppoten scharen kunnen bezitten. S. membrana­

cea behoort tot de Penaeidea, waarbij de eerste drie paar looppoten v o o rzien zijn van ongeveer even grote scharen. In de Zuidelijke N o o rdzee komen deze voor zover ik weet niet voor. S. membranacea heeft nog meer bijzondere kenmerken. De binnenste flagellen van het eerste antenn e p a a r zijn voorzien van een dunne zoom (vgl. de soort n a a m m em branacea), die een functie heeft

(15)

bij de ademhaling (fig. 2<~>). De garnaal leeft in­

gegraven in de bodem. Met behulp van de antennes wordt een adembuis gevormd, zoals dat ook bekend is van de Helmkrab Corystes cassivelaunus. Van S. membranacea werd één dood ex. verzameld. De overige garnalen op de kotter verkee r d e n in een zeer slechte staat, zodat niet meer materiaal verzameld werd. Waarschijnlijk waren nog meer e xemplaren van S. membranacea aanwezig en misschien zelfs nog andere interessante soorten.

Fig. 2

Atelecyclus rotundatus OLIVI, 1792 - Cirkelronde Krab Twee levende exemplaren werden verzameld.

Macropipus tuberculatus ( R O U X , 1830)

Van deze zwemkrab werd één dood ex. a a n g e t r o f ­ fen. Het viel op door de felrode kleur van de laat­

ste leden van de zwempoten. Een andere eigenschap w aarin het dier afwijkt van de bij ons algemene zwem-

(16)

krabben is de naar opzij verlengde achterste tand op de rand van het rugschild (fig. 3). Tot voor kort w erden de m eeste Europese zwemkrabben tot het genus M acropipus gerekend. Nu is M. tuberculatus de enige E u r o ­ pese soort van het genus. Hij leeft op dieptes van minstens 140 m (ADEMA, 1991) en is dus niet bij ons te verwachten.

Fig. 3

M unida rugosa (FABRICIUS, 1775) (fig. 4)

Dit was de meest talrijke Decapode op het dek van het kottertje. Enige tientallen levende e x e m p l a ­ ren w e rden er aangetroffen. Twee ervan w e r d e n g e p a ­ rasiteerd door een isopode. Het rugschild vertoonde aan één kant een k a r a k t eristieke zwelling.

(17)

Fig. 4 (naarTESCH, 1920)

Nephrops norvegicus (LINNAEUS, 1758) - Noorse Kreeft of L angoustine (fig. 5)

Eén levend exemplaar werd gevonden.

Fig. 5 (naarTESCH. 1920)

(18)

Vissen

Capros a p e r LINNAEUS, 1758 - Evervis (fig. 6)

De Evervis werd met drie dode ex. aangetroffen.

Hij leeft bij v o o rkeur in water van 110-400 m diep.

Soms komen zij in grote aantallen voor en dan dringen zij tot in de Zuidelijke Noordzee door. Éénmaal werd een ex. in N e d e r l a n d gevangen (NIJSSEN & DE GROOT,

1987). Gegevens over de Belgische kust staan mij niet ter beschikking.

Fig. 6 (naar NIJSSEN & DE GROOT, 1987)

Lesueurigobius friessii ( COLLETT ) (fig. 7 )

Er w e r d e n twee dode ex. gevonden van een grondel van ca. 5 cm lengte met gele v l ekken op de flanken.

Hij lijkt sterk op de grondel die in CAMPBELL (1977) b eschr e v e n staat ais L. frie ssii. Deze zou voorkomen

(19)

vanaf 50 m diep en soms holen delen van de Noorse k r e e f t .

Fig. 7 (naar CAMPBELL, 1977)

De c o nsumptievissen werden niet nauwkeurig b e k e ­ ken. Een groot deel van de vangst bestond uit Z e e ­ duivels Lophius piscatorius en diverse roggensoorten.

Verder veel platvis, enkele nog levende bodemhaaien en een paar Zeebarbelen Mullus surm uletus.

Het doorzoeken van de geringe hoeveelheid b i j ­ vangst op slechts één v i skottertje leverde al een b e ­ hoorlijk aantal typische d i e p w a tersoorten op. Een uitgebreider onderzoek zou wellicht verrassende v o n d ­ sten kunnen opleveren. Hopelijk is dit verhaal een stimulans voor Bretagnegangers om aan de fauna van het diepere water ook eens wat aandacht te besteden.

Dankwoord

De exemplaren van Solenocera membranacea, Macropipus tuberculatus en Munida rugosa werden gedetermineerd door C.

d ' U dekem d 'A c o z . Daarvoor ben ik hem zeer e r k e n t e ­ lijk.

(20)

Literatuur

ATES, R.M.L., 1983. Een Duikelaar, maar niet zo'n heel slome - Het Zee-aquarium, 33(7): 182-187.

ADEMA, J.P.H.M., 1991. De krabben van Nederland en België (Crustacea, Decapoda, Brachyura).- Leiden:

Nationaal Natuurhistorisch Museum, xi, 244 p.

CAMPBELL, A.C., 1977. Elseviers gids van strand en kust - Amsterdam: Elsevier, 320 p.

NIJSSEN, H. & S.J. DE GROOT, 1987. De vissen van Nederland.- Natuurhistorische Bibliotheek KNNV, 43:

1-223.

TESCH, J.J, 1920. Het leven der zee.- Amsterdam: Maatschappij voor goede en goedkope literatuur, 512 p.

UDEKEM d'ACOZ, C. d’, 1985. Etude d'une collection de Crustacés Décapodes de Bretagne.- De Strandvlo.

5(4): 97-130.

UDEKEM d'ACOZ, C. d', 1988. Seconde note sur les Crustacés Décapodes de la Bretagne.- De Strandvlo, 8(4): 166-205.

S c h o r e r s t r a a t , 14 4341 GN Arnemuiden Nederland

(21)

De Strandvlo, 13(2-3): 56-67 (1993)

Waarnemingen van Ensis directus (CONRAD, 1843) tussen Boulogne-sur-Mer en Le Touquet.

N. Severijns & S. Gilles

Nadat E nsis directus in 1979 voor het eerst werd w aarge n o m e n in de Duitse Bocht -de introductie zou in 1978 gebeurd zijn- (VON COSEL et al., 1982) heeft de soort zich snel v e s preid zowel in noordelijke r i c h ­ ting, langs de kust van Denemarken, ais in westelijke richting, langs de N ederlandse kust (ESSINK, 1986).

Uit de vondst van twee lege juveniele doubletjes op 4-II-1987 in Hoek van Holland (VAN URK, 1987) bleek dat de soort toen reeds het zuiden van Nederland b e ­ reikt had. Kort nadien, op 2-IV-1987, w e r d e n twee lege maar verse doubletten aangetroffen te O o s t d u i n ­ kerke (KERCKHOF & DUMOULIN, 1987). Uit de lengte van 105 m m voor het grootste van deze doubletten, en de a anwezigheid van een groei lijn op 70 mm, kon w o rden afgeleid dat de soort zich waarschijnlijk reeds vroeger voor de Belgische kust gevestigd had (KERCK­

HOF & DUMOULIN, 1 9 8 8 a ) . Dit bleek ook duidelijk uit het feit dat de soort in de loop van datzelfde jaar reeds langs gans de Belgische kust werd gevonden, waarbij het regelmatig tweedejaars exemplaren betrof

(KERCKHOF & DUMOULIN, 1987; 1988a). Het lag dan voor de hand dat E. directus ook weldra op de Noordfranse stranden zou w o r d e n aangetroffen. Reeds op 13-1-1988 w erden inderdaad 1 levend en v e r s chillende verse d o u ­ bletten g e v onden ten w e s t e n van de camping van Bray- Dunes (KERCKHOF & DUMOULIN, 1988a).

Hierna werd het even stil rond E. d ire c tu s . Dat de soort haar o p gang intussen echter o n verminderd v o o r t ­ zette bleek onlangs uit de m e l ding (LUCZAK, 1993) dat in m a c r o b e n t h i s c h e monsters die w erden g e nomen op 8- VI-1991 voor de N o ordfranse kust (ongeveer halfweg

(22)

tussen D u i n kerke en Calais, gemiddelde geografische positie: 51° 01' N, 02° 05' E) larven van een Ensis- soort w e r d e n a a n g e t r o f f e n die in september 1991, toen de dieren een lengte van gemiddeld 35 m m bereikt h a d ­ den, g e d e t e r m i n e e r d k onden w orden ais E. directus. De meest zuidelijke w a a r n e m i n g tot hiertoe was de vondst van besch a d i g d e d o u b l e t t e n op het strand van S a n g a t ­ te, even ten zuiden van Calais, in november 1992

(mond. m e d e d e l i n g M.-Th. VANHAELEN, 1993).

Hier r apporteren we recente w a a r n e m i n g e n van E.

directus op de stranden van Boulogne, Equihen, Hardelot en Le Touquet, waaruit zal blijken dat de soort daar in ieder geval reeds in 1992 aanwezig was en zich mogelijk zelfs al in 1991 daar gevestigd heeft. Uit een v e r g e l i j k i n g met de bovenstaande samenvatting van de w a a r n e m i n g s g e g e v e n s rond de opmars van E. directus in zuidelijke richting, mogen we dan afleiden dat de Cap Griz-Nez geen n o e m e n s w a a r d i g e hindernis voor de u i t ­ breiding van het v e r s p r e i d i n g s g e b i e d van deze soort is geweest.

Bij het observ e r e n van P a a r d eanemonen tussen de rotsen hoog in het get i jdegebied voor de kust van Equihen (even ten zuiden van B o u l o g n e - s u r - M e r ), op 19-VII-1993, v onden we enkele fragmenten van Ensis- doubletten die aan de hand van het v o orste spier- indruksel o n middellijk konden gedete r m i n e e r d worden ais E. directus. Ve rmits deze soort nog nooit zover zuidelijk was a a n g e t r o f f e n besloten we hier dadelijk meer aandacht aan te besteden. Bij het verder a f ­ trekken van het water w e r d e n over een strook strand van ongeveer 100 m, w a a r veel schelpenmateriaal was aangespoeld, alle v o n d s t e n van E n s i s - s o o r t e n (enkel Ensis arcuatus en E. directus bleken voor te komen) en van Solen marginatus verzameld. De gegevens over aantallen en afmeti n g e n van het gevonden materiaal w o r d e n in detail w e e r g e g e v e n in Tabel 1 en 2. Onder de 25 v e r ­ zamelde exempl a r e n w a r e n er slechts 2 S. marginatus, tegen 9 E. arcuatus en 14 E. directus. Alle v o n d s t e n van E directus waren bovendien vers en met glanzend perio-

(23)

bij E. arcuatus betreft het echter altijd enkel resten van het periostracum.

Boulogne Equihen Hardelot Le Touquet

E. directus Doubln. voll. 0 1fi , r 6(6,6) 2(2,2)

besch. 2(2,2) 4 '4,4s 5(5.5 2(2,2

fragm. 0 9 9,9 7(7,7) 5(5,5)

L.Klep. voll. 0 0 0 0

besch. 0 0 0 0

fragm. 0 0 1(1.1) 0

Totaal 2(2,2) 14(14,14) 19(19,19) 9(9,9)

E. arcuatus Doubln. voll. 0 0 0 0

besch. 0 1(1,1' 0 8(7,3)

fragm. 0 6 5,2 5(5,3) 15(14,3)

L.Klep. voll. 0 0 0 1(0,0)

besch. 0 0 0 2(1,1)

fragm. 0 2(1,0) 6(5,1) 17(4,0)

Totaal 0(0,0) 9(7,3) 11(10,4) 43(26,7)

S.marginatus Doubln. voll. 0 0 0 0

besch. 0 0 0 0

fragm. 0 0 0 0

L.Klep. voll. 0 1(0,0) 0 1(0,1)

besch. 0 0 0 0

fragm. 0 1(0,0) 1(0,0) 5(0,0)

Totaal 0(0,0) 2(0,0) 1(0,0) 6(0,1)

(24)

stracum, terwijl slechts 3 verse ex. van E. arcuatus werden gevonden. A a n g e z i e n E. directus in Eguihen dus blijkbaar reeds algem e e n voorkomt (en mogelijk zelfs talrijker dan E. a rc u a tu s ), besloten we nog meer z u i d e ­ lijker te gaan zien.

Tijdens de avond van 19-VII-1993 bezochten we d a a r o m het strand van Hardelot. Op een strook strand van ongeveer 300 m, b e zaaid met s t r andpoelen met een diameter van t y pisch 1 m, w erden hier in en rond deze poelen 31 ex. Ensis e n Solen verzameld, waaro n d e r 19 E.

directus (alle vers met glanzend periostracum), 11 E.

arcuatus (waarvan 4 vers en 10 met resten van het periostracum) en 1 S marginatus. E. directus blijkt dus ook in Hardelot al een algemene v e r s c h i j n i n g te zijn, en bovendien reeds tai rijker voor te komen dan E. arcu­

atus.

De v o l gende morgen, op 20-VII-1993, besloten we o m nog meer zuidelijk, op het strand van Le Touguet hetzelfde onderzoek te doen. Hier w e r d e n over een afstand van ongeveer 400 m, o p nieuw op een strook strand met vele stran d p o e l e n w aarin en w a a r r o n d een redelijke hoevee l h e i d schelpenmateriaal werd aangetroffen, in totaal 58 ex. Ensis en Solen v e r z a ­ meld. Hieronder w a r e n 9 E. directus (opnieuw u i t s l u i ­ tend verse exemplaren), 43 E. arcuatus (waaronder 7 v e r ­ se en 26 met resten van het periostracum) en 6 S. mar­

ginatus (waarvan 1 ex. vrij vers). Voor de kust van Le Touguet is E. arcuatus dus nog duidelijk in de m e e r ­ derheid, maar we m o g e n toch stellen dat E. directus reeds een algemene soort is.

Bij het t erugkeren naar huis, nog diezelfde dag, hielden we even halt in B o u l o g n e - s u r - M e r , waar we een kijkje zijn gaan n emen op het strand voor het N a u s i c a - g e b o u w . In een secundaire vloedlijn, waarin vooral klein materiaal werd aangetroffen, vonden we slechts 2 ex. Ensis, n l . 2 licht beschadigde verse double t t e n E. directus.

E. directus heeft zijn verspreidingsgebied in zui­

delijke richting dus reeds minstens tot Le Touguet

(25)

uitgebreid. Een overzicht van de afmetingen van het verzamelde materiaal wordt gegeven in Tabel 2. De lengte van de ex. met minstens één intakte klep v a ­ rieert tussen 83 en 119 mm. Uit de tabel blijkt v e r ­ der dat de overgrote meerde r h e i d van de kleppen m i n ­ stens 17 m m hoog is, wat gezien de lengte/hoogte v e r ­ houding van ongeveer 6:1 voor E. directus (ESSINK &

VISSER, 1988), een lengte van ongeveer 100 m m en gro-

Tabel 2.

Overzicht van de afmetingen van het verzamelde E. directus-materiaal. De gegevens in de twee eerste rijen hebben enkel betrekking op de exemplaren met minstens één vollidige klep.

Boulogne Equihen Hardelot Le Touquet

Lengte (mm)

Afmetingen grootste ex.(mm) Hoogte (mm)

Fraktie met hoogte >17 mm

83 >88

>88 X 18 15 -> 18

1/2

94 - 112 112 X 19

18 -> 20 11/14

83 - 119 119 X 20

15 - 20 17/19

94 - 114 114 X 19

13 - 20 6/9

ter impliceert. Een aantal exemplaren toont een d u i ­ delijke groeilijn, doorgaans tussen 65 en 70 m m van de voorrand. Bij de grotere ex. is ook een tweede groeilijn aanwezig, meestal tussen 80 en 105 mm. De meeste ex. zijn dus duidelijk tweedejaars, terwijl de grotere reeds derdejaars zijn, wat inhoudt dat ze geboren zijn in de lente van 1991 (het v r i j k o m e n van de larven gebeurt volgens MUEHLENHAR D T - S I E G E L et al.

(1983) w a a r schijnlijk in maart en april). Bij een tiental bezoeken aan verschillende stranden verspreid tussen Wissant (een 5-tal km ten noorden van Cap Griz-Nez) en Ste Cécile (ongeveer halfweg tussen H a r ­ delot en Le Touquet ) in augustus 1992 is de a a n w e ­ zigheid van E. directus ons nochtans niet opgevallen.

Bij een nieuw onderzoek van het toen v erzamelde m a t e ­ riaal bleken echter twee beschadigde doubletten, verzameld op het strand van Hardelot op 12-VIII-1992, é é n d uidig ais E. directus te kunnen g e d e termineerd w o r ­ den (deze d e terminatie werd bevestigd door M.-Th.

(26)

Vanhaelen) . De hoogte van deze e xemplaren is 11 m m resp. 12,5 mm, terwijl de lengte van de gevonden stukken 57 m m resp. 71 m m is. Op grond van de lengte/hoogte v e r h o u d i n g van 6:1 kunnen we afschatten dat de o o r s p r o n k e l i j k e lengte van deze doubletten ongeveer 66 mm, resp. 75 m m geweest moet zijn. Op één klep van het grootste doublet is duidelijk de volledige mante l b o c h t zichtbaar. Verder is op geen van beide ex. een d o minerende groei lijn zichtbaar.

Deze twee gegevens, samen met het feit dat ze in a u ­ gustus w e r d e n gevonden, betekenen waarsc h i j n l i j k dat het om e erstejaars ex. gaat die in de lente van 1992 w erden geboren. Ook al zijn deze beschadigde d o u ­ bletten mogelijk verspoeld, toch is het zo ver z u i ­ delijk v o o r k o m e n van £ directus in de zomer van 1992, samen met de bovens t a a n d e b espreking van het dit jaar v erzamelde materiaal een duidelijk bewijs dat £. direc­

tus in ieder geval reeds in 1992 de omgeving van Hardelot bereikt moet hebben.

S amenv a t t e n d k unnen we stellen dat uit b o v e n ­ staande gegevens blijkt dat £ directus reeds in 1992 voor de k usten ten zuiden van Boulogne, tot Le Touquet voorkwam, en zich daar w a a r s c h i j n l i j k in 1991 gevestigd heeft. Op dit ogenblik komt de soort daar reeds algemeen voor. Op grond van het materiaal dat in Le Touquet v e r z a m e l d werd is het verder zeer w a a r ­ schijnlijk dat het v e r s p r e i d i n g s g e b i e d van £. directus zich op dit ogenblik al verder naar het zuiden uitstrekt, maar hiero v e r bestaan momenteel nog geen concrete gegevens. Reeds vroeger (KERCKHOF & D U M O U ­ LIN, 1988b) w e r d a angetoond dat £ directus duidelijk de m o g e l i j k h e i d heeft om zich snel in zuidelijke r i c h ­

ting, en dus tegen de normale (in noordelijke richting verlopende) residuele stroming in, het deel van de Noordzee ter hoogte van de N o ordfranse kust te verspreiden. De lange duur van het p elagische s t a ­ dium (2 tot 4 weken) werd hierbij ais een zeer b e langrijke factor naar voren geschoven. Dit laatste kan verkl a r e n w a a r o m Cap Griz-Nez geen n o e m e n s w a a r ­ dige hindernis voor de verspr e i d i n g naar het zuiden

(27)

heeft gevormd. We w i l l e n er tenslotte nog op wijzen dat aangezien uit het hier besproken materiaal blijkt dat E. directus reeds in 1991 de Noordzee ten zuiden van Boulogne-sur-Mer bereikt had, de soort zeker reeds geriume tijd moet aanwezig geweest zijn in de streek van Calais en Duinkerke toen LUCZAC et al. (1993) daar in juni 1991 larven van E directus vonden in ma- crobenthische monsters.

Met dank aan F. Kerckhof en M.-Th. Vanhaelen.

Summary

On 19-VI1-1993 fresh specimens of Ensis directus (CONRAD, 1843) were found on the beach of Equihen, about 6 km south of Boulogne-sur-Mer, in France. A study of Ensis-material collected on 19-VII-1993 on the beaches of Equihen and Hardelot, and on 20-VII- 1993 on the b e a c h of Le Touquet (about 22 k m south of Boulogne-sur-Mer), showed that £. directus is a common species there already. In Equihen, 14 of the 23 collected Ensis-shells belonged to E. directus, the rest to Ensis arcuatus. In Hardelot 19 of the 30 c o l l e c ­ ted Ensis-shells were from £. directus and in Le Touquet 9 out of 52. All collected shells of £. directus are fresh and have a g lossy periostracum. About two- third or more are more than one year old, while the large specimens are clearly more than two years old, indicating that £ directus arrived in this region already in 1991. Its presence in 1992 is u ndoubtedly confirmed by the finding of two damaged doublets (the largest being 71 m m long and showing at the damaged end a complete palliai sinus) in material collected on the beach of Hardelot on 1 2 - V I I I - 1 9 9 2 . No shells w i t h living or dead animals or w i t h fleshy parts have been found y e t .

(28)

The observ a t i o n s reported here constitute the most southern findings of E. directus in Europe up to now and show that even the Cap Griz-Nez did not form a serious obstacle for the rapid spread of this species. The nature of the material collected in Le Touquet m o r eover suggests that it is p r o bably present already more south than Le Touquet.

Literatuur

COSEL, R.J. VON, J. DOERTJES, U. MUEHLENHARDT-SIEGEL, 1982. Die amerikanische Schwertmuschel Ensis directus (CONRAD) in der Deutschen Bucht. I. Zoogeographie und Taxonomie im Vergleich met den einheimischen Schwertmuschel-arten.- Senckenbergiana marit., 14(3-4): 147-173.

ESSINK, K., 1986. Note on the distribution of the American jack-knife clam Ensis directus (CONRAD, 1843) in N.W- Europe (Bivalvia, Cultellidae).- Basteria, 50(1-3): 33-34.

ESSINK, K. & W. VISSER, 1988. Ensis directus [(syn. E. americanus (BINNEY)] in de "landaanwinnings- werken" in de Waddenzee.- Het Zeepaard, 48: 99-101.

KERCKHOF, F. & E. DUMOULIN, 1987. Eerste vondsten van de Amerikaanse zwaardschede Ensis directus (CONRAD, 1843) langs de Belgische kust.- De Strandvlo, 7(2). 51-52.

KERCKHOF, F. & E. DUMOULIN, 1988a. Het voorkomen van Ensis directus (CONRAD, 1843) langs de Belgische en Noordfranse kust - De Strandvlo, 8(2): 102-105.

KERCKHOF, F. & E. DUMOULIN, 1988b. Opmerkingen naar aanleiding van de introductie van Ensis Directus (CONRAD, 1843) in de Belgische fauna - De Strandvlo, 8(2): 117-136.

LUCZAK, C., J.-M. DEWARUMEZ & K. ESSINK, 1993. First record of the American jack-knife clam Ensis directus on the French coast of the North Sea - J. mar. biol. Ass. U.K., 73: 233-235.

MUEHLENHARDT-SIEGEL, U, J. DOERJES & R. VON COSEL, 1983. Die amerikanische Schwertmuschel Ensis directus (CONRAD) in der Deutschen Bucht. II. Populations-dynamik.- Senckenbergiana marit., 15(4-6): 93-110.

URK, R.M. VAN, 1987. Ensis americanus (BINNEY) (syn. E. directus auct. non CONRAD), a recent introduc­

tion from atlantic North-America.- J. Conch., 32: 329-333.

Naschrift

Op 5 en 6 augustus 1993 hebben we de stranden van Le Touquet, Berck- p l a g e (13 km ten zuiden van Le Touquet) en Q u e n d - p l a g e (22 km ten Z van Le Touquet) bezocht, om het v o o r k o m e n van Ensis directus aan de z u i d ­ grens van haar v e r s p r e i d i n g s g e b i e d te onderzoeken.

Op de drie stranden samen werden in totaal 376 exem-

(29)

piaren van E n s i s-soorten (£. arcuatus, £. directus en £.

ensis) en van So/en marginatus verzameld. Een overzicht van het materiaal wordt gegeven in tabel 3. Hierin wordt, voor elk van de drie vindplaatsen en voor elk van de vier vermelde soorten, telkens eerst het totaal aantal verzamelde ex. vermeld, gevolgd door drie cijfers tussen haakjes, w a arvan het eerste het aantal doubletten of fragmenten van doubletten a a n ­ geeft, het tweede het aantal ex. met een p e r iostracum of resten ervan en het derde tenslotte het aantal verse ex.

Al de 17 specimens van E. directus die op deze drie stranden werden verzameld zijn vers en hebben een glanzend periostracum. Op één losse klep na gaat het bovendien steeds om d oubletten of fragmenten van d o u ­ bletten. Het v o o r komen van £. directus neemt duidelijk af naar het zuiden toe; terwijl in Le Touquet E. direc­

tus nog 27% van de verzamelde Ensis- en Solen-speci- mens uitmaakt, is dit in Berck-plage reeds gedaald tot ongeveer 6% en in Q uend-plage tot amper 0,6%. Te Quend-plage werd slechts één ex. £. directus gevonden, een licht beschadigd doublet met de afmetingen 110 x 18 mm. Voor de ex. die in Berck-plage w e rden v e r ­ zameld varieert de lengte van 40 tot 117 m m en de breedte van 7 tot 19,5 mm. Drie van de tien ex. zijn minder dan 70 m m lang. Het kleinste is een o n b eschadigd doubletje met ais afmetingen 40 x 7 mm.

De lengte en de breedte van de ex. die in Le Touquet verzameld w erden v a r iëren resp. tussen 68 en 118 mm en tussen 10,5 en 21 mm. Slechts één van de zes gevonden specimens is m inder dan 100 mm lang.

Tabel 4 en figuur 1 vatten het Ensis- en S o l e n ­ materiaal dat op 19 en 20 juli en op 5 en 6 augustus verzameld werd in Equihen, Hardelot, Le Touquet, Berck-plage en Quend- p l a g e samen. Het betreft in t o ­ taal 490 exemplaren. De sterke afname in het v o o r ­ komen van E. directus ten zuiden van Hardelot valt duidelijk op. Verder kunnen we uit deze tabel, a a n ­ gevuld met de bovenvermelde gegevens, afleiden dat £ directus zich zeker reeds gevestigd heeft voor de kust van Berck-plage, maar w a a r schijnlijk nog niet z u i d e ­

(30)

lijker. Het ene ex. dat in Q uend-plage w e r d gevonden zou k unnen d u i d e n op een kleine populatie die daar voorkomt, maar meer waarsc h i j n l i j k is dat het hier om een v e r s poeld ex. gaat dat dan afkomstig is uit de p opulatie die ter hoogte van Berck- p l a g e leeft.

Tot besluit kan dus gesteld w o r d e n dat terwijl Quend- p l a g e voor zover bekend de tot hiertoe meest zuidelijke Europese vindplaats van E. directus is, Berck- p l a g e meer dan waars c h i j n l i j k de meest z u i d e ­

lijke Europese localiteit is waar E. directus op dit ogenblik levend voorkomt.

Overzicht van het Ensis- en Solen-materiaal verzameld op de stranden van Quend-plage (5-VIII-'93), Berck- plage (6-VI11-‘93) en Le Touquet (6-VIII-'93). Voor een verklaring van de tabel zij verwezen naar de tekst.

Tabel 3.

Q u en d-p la ge B e rck-p la g e Le T ou qu e t

E n s is d ire c tu s 1 (1,1,1) 10 (10,10,10) 6 (5,6,6)

E n sis a rc u a tu s 164 (111,1 3 9,4 2) 1 4 4 (9 5 ,1 1 7 ,2 1 ) 15 (7,13,3)

E n sis ensis 3 (0,0,0) 7 (0,0,0) 0 (0,0,0) S olen m a rg in a tu s 1 1 (1 ,0 ,0 ) 14 (0,0,0) 1 (0,0,0)

Totaal 179 175 22

(31)

Tabel 4.

Relatieve voorkomen van E. directus, E. arcuatus, E. ensis en S. marginatus op de stranden van Equihen, Hardelot, Le Touquet, Berck-plage en Quend-plage, zoals waargenomen op 19 en 20 juli '93 en 5 en 6 augustus '93.

Q u en d-p la ge B e ck-p la g e Le T o u q u e t H arde lot Equihen 5-VIII-93 6-VIII-93 20-VII-93 19-VII-93 19-VII-93

6-VIII-93

E n sis d irectus 0,6 % 5 ,7 % 2 1 ,4 % 6 1 ,3 % 5 6 ,0 %

E n sis a rcu atu s 91,6 % 8 2 ,3 % 7 1 ,2 % 35,5 % 36,0 %

E n s is e n s is 1 ,7 % 4 ,0 % 0 ,0 % 0 ,0 % 0,0 %

Solen m a rg in a tu s 6,1 % 8 ,0 % 7,4 % 3,2 % 8 ,0 %

Totaal aantal 179 175 80 31 25

Figuur 1.

Relatieve voorkomen van E. directus, E. arcuatus en S marginatus te Quend-plage (1), Berck-plage (2), Le Touquet (3), Hardelot (4) en Equihen (5), zoals waargenomen op 19 en 20 juli en 5 en 6 augustus 1993.

I E. directus

m

E. arcuatus

EU S. marginatus

1 2 3 4 5

(32)

Summary

On 5 and 6 August 1993 we collected specimens of Ensis directus, Ensis arcuatus, Ensis ensis and Solen marginatus on the beaches of Q u e n d - p l a g e (22 km south of Le T o u ­ quet) and B e r c k - p l a g e (13 k m south of Le Touquet) respectively. In Berck- p l a g e 10 out of 175 collected shells were from E. directus, the smallest one being a complete, jevenile doublet (40 x 7 mm). In Quend- plage only one out of 179 collected shells was from E. directus. This suggests that Berck- p l a g e is very proba b l y the most southern European location where E.

directus lives at this moment.

Buizegemlei, 90 (bus 6) 2650 E degem

(33)

De Strandvlo, 13(2-3): 68-75 (1993)

Verslag SWG-weekend in de Boulonnais (17-20 april 1992).

C. d'U dekem d'Acoz & G. Rappé

Tijdens het paasverlof 1992 bezocht De Strand- werkgroep de Boulonnais in Noord Frankrijk. Ten o p ­ zichte van een reis naar Bretagne biedt de Boulonnais het grote voordeel van de nabijheid. De mariene fauna en flora mag dan m inder rijk -biologisch divers- zijn, vergel e k e n met onze Noordzeekust is ze nog altijd e x treem boeiend. Er is de grote v e r s c h e i ­ denheid aan biotopen: zandstrand, rotskust, schorre, slikke, duinen, . . . B innen het type rotskust is er ook een grote variatie: geëxposeerd, meer beschut, platform, veel of w einig rotspoelen, grote o n r e g e l ­ matige blokken, ...

In de o n d erstaande tabel vind je de lijst van de w a argenomen soorten. De bezochte v i ndplaatsen zijn:

Cap Griz-Nez (19-IV) - G; Pointe du Nid de Corbet te Audresselles (17-IV) - A; Slack estua r i u m (18-IV) - S; Pointe aux Oies, halfweg tussen Wimereux en Audresselles (20-IV) - O; Pointe de la Crèche, te Boulogne bij de Digue Nord (18-IV) - B. Het aantal e xemplaren is vermeld, indien gekend; indien niet g e ­ kend werden de volgende schattingen gebruikt: massaal - M; algemeen - A; enkele - E. De toestand van de organismen is ais volgt voorgesteld: in situ levend - SL; levend aangespoeld - LA; dood aangespoeld - DA.

Rhodophyta Roodwieren G A S O B

Ahnfeltia plicata

Ceramium flabelligerum Ceramium rubrum Chondrus crispus

Rood Hoorntjeswier Iers Mos

. 1 ---

- - - A - E M - M M - A - A A

SL SL SL SL

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Orde van de Gulden Sporen werd in 1 986 in Oostende gesticht door Willy BOSSCHEM, Dries DE KEYSER, Ronny KYNDT, Herman MOERMAN, Joël NIEUWENHUYSE en Jan

Dat ook grote mantel, in de keuken beter gekend ais sint-jakobsschelp, gegeten wordt, moet niet onder die soort gezocht worden, maar in de tekst van zijn kleine

Het is zeer onwaarschijnlijk dat de tongen die gevangen werden ter hoogte van de Buitenratel zandbank exemplaren zouden zijn die door het Departement Zeevisserij

Tabel 1 geeft een overzicht van de waarnemingen die de voorbije jaren verricht werden. Ongeveer een half jaar later, in maart 2002, werden in de vloedlijn te

Microporella ciliata (Pallas) - Te St-Lunaire op een aangespoeld roodwiertje, te Erquy op een Mytilus galloprovincialis op de kaaimuur en 2 kolonies in kamschelpen

Niet zo ver van Perros-Guirec passeerden we daarbij het huis dat Eiffel (de ontwerper van de beroemde toren) daar hoog boven op de granietrotsen heeft gebouwd en

Gezien met name de kinderboerderij en hoeve Cobbaert in gebruik en het stadsrandbos in beheer wordt gegeven aan EVA Buitengoed, en het dus vaststaat dat EVA Buitengoed de

grote aantal levend en dood aangespoelde helmkrabben Corystes cassivelaunus, enkele tientallen verse eikapsels en levende exemplaren van de glanzende tepelhoren