• No results found

RAPPORT A I Archeologisch onderzoek Tracé 50 kv kabel Alblasserdam-Wijngaarden (gemeenten Alblasserdam, Papendrecht en Graafstroom)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAPPORT A I Archeologisch onderzoek Tracé 50 kv kabel Alblasserdam-Wijngaarden (gemeenten Alblasserdam, Papendrecht en Graafstroom)"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RAPPORT A09-002-I

50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden

Bureauonderzoek en inventariserend

Archeologisch onderzoek Tracé

(gemeenten Alblasserdam, Papendrecht en Graafstroom)

veldonderzoek met boringen

(2)

ArcheoMedia BV, Postbus 333, 2910 AH Nieuwerkerk aan den IJssel, tel.: 010-2582 360; fax: 010-2582 325

RAPPORT A09–002–I

Archeologisch onderzoek Tracé

50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden

(gemeenten Alblasserdam, Papendrecht en Graafstroom)

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen

Opdrachtgever: Visser & Smit Hanab bv Afdeling TDM

Postbus 305

3350 AH Papendrecht tel.: 078 – 64 17 478

contactpersoon: dhr. J. Looijaard

(3)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden

COLOFON

Projectcode: A09–002–I

Bestandsnaam: Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam–

Wijngaarden (gemeenten Alblasserdam, Papendrecht en Graafstroom). Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen.

Datum: 27 februari 2009

Auteurs: drs. R.D. van Weenen en M. van Dasselaar Redactie: drs. N.H. van der Ham en ing. A.J. Vermeulen Bureauonderzoek: drs. R.D. van Weenen

Veldonderzoek: M. van Dasselaar, ir. R.H. Nijdam, E.G. Noels en drs. R.D. van Weenen

Digitale uitwerking tekeningen: ir. R.H. Nijdam

Archeologische interpretatie: drs. R.D. van Weenen en M. van Dasselaar Advisering: drs. R.D. van Weenen en drs. A. Wagner Autorisatie:

drs. A. Wagner

senior KNA–archeoloog ArcheoMedia BV e-mail: wagner@arnicon.nl

©ArcheoMedia BV, archeologisch onderzoeks- en adviesbureau, 2009, Capelle aan den IJssel ISBN/EAN: 978–90–5970–560–9

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

Betrouwbaarheid van archeologisch booronderzoek

Het onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en richtlijnen, zoals vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (versie 3.1) van het Centraal College van Deskundigen Archeologie.

Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren zijn gekomen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals grafvelden en steentijdvindplaatsen, zich lastig ontdekken met behulp van grondboringen.

Indien andere methoden, zoals geofysisch onderzoek of het graven van proefsleuven, betere resultaten leveren, kan tot de uitvoering daarvan in overleg besloten worden. In dat geval zal een aanvullende offerte worden uitgebracht. ArcheoMedia BV acht zich niet aansprakelijk voor de eventueel uit bovengenoemde afwijkingen voortvloeiende schade of gevolgen.

Certificering

ArcheoMedia BV heeft sinds 1994 een veiligheidsbeheerssysteem dat voldoet aan de eisen van de VCA. Sinds 1996 voldoet het kwaliteitssysteem van ArcheoMedia BV aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001. Sinds 2003 voldoet het kwaliteitssysteem aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001:2000.

ArcheoMedia BV is door het College voor de Archeologische Kwaliteit en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geschikt bevonden voor het verrichten van vergunningsgebonden opgravingswerkzaamheden.

(4)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING... 1

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS... 4

2 AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER... 5

3 ONDERZOEKSVRAGEN ... 6

4 BUREAUONDERZOEK... 7

5 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ...18

6 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN ...23

7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ...25

GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR...26

BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN...28

OVERZICHT VAN GEOLOGISCHE EN ARCHEOLOGISCHE PERIODEN ...29

BIJLAGE 1: BOORSTATEN VINDPLAATS EDISONWEG (ARCHEOMEDIA ONDERZOEK A07-511-I) BIJLAGE 2: BOORPUNTENKAART BIJLAGE 3: BOORSTATEN

(5)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 1

SAMENVATTING

Naar aanleiding van de voorgenomen aanleg van een 50 kV kabel tussen Alblasserdam en Wijngaarden (gemeenten Alblasserdam, Papendrecht en Graafstroom) heeft ArcheoMedia BV, in opdracht van Visser & Smit Hanab bv, een bureauonderzoek en een inventariserend

veldonderzoek, in de vorm van een karterend booronderzoek, uitgevoerd.

Op basis van het bureauonderzoek wordt geconcludeerd dat:

- er binnen de onderzoekslocatie geen waarnemingen of vondstmeldingen in ARCHIS2 geregistreerd staan;

- volgens de IKAW en de CHS Zuid-Holland delen van het tracé een (middel)hoge trefkans hebben op archeologische sporen;

- deze algemene archeologische verwachting voor de 6 onderscheiden deelgebieden gespecificeerd is, te weten:

- het meest westelijke deel van de onderzoekslocatie (deelgebied 1) volgens de Archeologische Monumentenkaart deel uitmaakt van een gebied met een vastgestelde archeologische

waarde. Het betreft een monument waarbij nederzettingssporen en een graf (crematieresten) uit de Romeinse tijd zijn aangetroffen (ARCHIS-monumentnummer 6443). In dit deelgebied zal op last van de bevoegde overheid een proefsleuf worden aangelegd;

- deelgebied 2 een bekende vindplaats is. Hier zijn in het verleden brandkuilen uit de Romeinse tijd opgetekend (vindplaats Edisonweg);

- de deelgebieden 3 en 4 een middelhoge tot hoge archeologische verwachting hebben voor vondsten en sporen uit de ijzertijd en Romeinse tijd. De middelhoge verwachting geldt voor de komgebieden, de hoge verwachting voor de stroomgordels en crevasse-afzettingen;

- in deelgebied 5 de verwachting op grondsporen en vondsten uit de periode Neolithicum – bronstijd middelhoog is, omdat in dit gebied de Wijngaarden-stroomgordel in de ondergrond loopt;

- in deelgebied 6 de verwachting op grondsporen en vondsten uit het Mesolithicum en Neolithicum middelhoog is, omdat in dit gebied verspreid donken in de ondergrond voorkomen;

- voor het gehele tracé een lage tot middelhoge verwachting geldt met betrekking tot grondsporen en vondsten uit de Nieuwe tijd. Uit deze periode kunnen binnen de

onderzoekslocatie huisterpen en dijken worden aangetroffen. Op basis van oude kaarten is de kans op het aantreffen van bebouwing voorafgaand aan de 20e eeuw en infrastructuur vanaf de late 19e eeuw laag. De kans op het aantreffen van bouwland (ploegsporen, akkerlagen) en perceleringsgreppels uit Nieuwe tijd is middelhoog tot hoog.

Op basis van het booronderzoek wordt geconcludeerd dat:

- de in het veld aangetroffen bodemopbouw met de volgens het bureauonderzoek te verwachten bodemopbouw overeenstemt;

- de archeologische verwachting voor de deelgebieden A en E op grond van de resultaten van het booronderzoek, naar boven dient te worden bijgesteld. Vanwege het feit dat hier

crevasse-afzettingen zijn aangetroffen, geldt in deze gebieden een hoge verwachting op archeologische resten uit de ijzertijd of de Romeinse tijd. De andere deelgebieden behouden hun in het bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting.

- in de boringen 024 (deelgebied B) en 053 (deelgebied E) mogelijk aanwijzingen zijn

aangetroffen voor intacte archeologische vindplaatsen. Boring 024 bevat grindjes en mogelijk

(6)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 2

aardewerk/natuursteen, hetgeen kan wijzen op een vindplaats uit de ijzertijd of de Romeinse tijd. Vanwege de vrij diepe stratigrafische ligging (1,6-1,8 m-mv) in de afzettingen van de Papendrechtse stroomrug kan wellicht worden gedacht aan vondsten in een restgeul. Het houtskool in boring 053, de top van een donkje, kan zowel van natuurlijke oorsprong zijn, als antropogeen.

- de te verwachten archeologische resten zich vrijwel allemaal vrij ondiep onder het maaiveld en dus binnen de te verstoren diepte van 1,5 m-mv bevinden. Ter plaatse van de vindplaats Edisonweg (deelgebied 2) en in de deelgebieden A t/m E worden de eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de voorgenomen plannen bedreigd. De mogelijke archeologische resten op de top van de donk (2,6 m-mv t.p.v. boring 053) worden door de huidige graafwerkzaamheden niet verstoord.

Conclusies

Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat het geplande tracédeel aan de Edisonweg (deelgebied 2) een vindplaats doorkruist met resten van brandkuilen uit met name de ijzertijd en Romeinse tijd.

Ook kunnen andere sporen van kortstondig gebruik aanwezig zijn die een beperkte omvang hebben en slechts een dunne ‘archeologische laag’ laten zien. In deelgebied 4 (B, Papendrechtse Stroomgordel) is mogelijk de periferie van het AMK–terrein 6445 aangeboord.

De deelgebieden A, C, D en E met crevasse-afzettingen van de Papendrechtse stroomgordel hebben op grond van de geologische ligging een hoge verwachting, maar hier zijn geen indicatoren voor een archeologische vindplaats aangetoond.

Aanbevelingen

Ervan uitgaande dat behoud in situ niet mogelijk is wordt m.b.t. de deelgebieden 2 (vindplaats Edisonweg) en B (Papendrechtse Stroomgordel) geadviseerd deze delen van het tracé

voorafgaand aan de werkzaamheden archeologisch op te graven. In overleg met de

opdrachtgever en de bevoegde overheid dient bepaald te worden of de opgraving gecombineerd met de reguliere werkzaamheden mag worden uitgevoerd. Met betrekking tot de deelgebieden A, C, D en E wordt geadviseerd de op de geologische ondergrond gebaseerde hoge verwachting door middel van enkele proefputten nader te toetsen. De randvoorwaarden voor beide vormen van onderzoek dienen te worden vastgelegd in een Programma van Eisen.

Met betrekking tot deze aanbeveling dient contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid.

Booronderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals vuursteenvindplaatsen, grafvelden, water- en/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken.

Daarom is de kans aanwezig dat (vondstarme) archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van toekomstige bodemingrepen aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg. Bij

graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. De opdrachtgever verplicht de aannemer(s) om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de

werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.

(7)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 3 Afbeelding 1: overzichtskaart Alblasserdam-Wijngaarden met de ligging van de onderzoekslocatie

(deelgebieden 1 t/m 6).

(8)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 4

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS

Projectnaam: Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden Provincie: Zuid-Holland Gemeenten: Alblasserdam, Papendrecht en Graafstroom

Plaatsen: Alblasserdam en Papendrecht

Straatnamen: Van Hennaertweg, Molenpad, Wilgenpad, Andoornlaan, Oostpad, Matenasche Scheidkade

Datum bureauonderzoek: januari 2009 ARCHIS–onderzoeksmeldingsnr.: 33038

Soort onderzoek: bureauonderzoek en karterend booronderzoek Datum veldwerk: 2, 4 en 5 februari 2009

Lengte tracé: 6,5 km, waarvan 3,5 km gegraven

RD-coördinaten: Van west naar oost:

x = 106.026, y = 429.104 x = 107.117, y = 428.602 x = 108.466, y = 427.983 x = 109.826, y = 427.575 x = 110.094, y = 428.380 x = 110.083, y = 429.203 Bevoegde overheid: Gemeente Alblasserdam

Cortgene 2

2951 ED Alblasserdam

contactpersoon: de heer M. van de Graaf tel: 078-6921267

email: m.van.de.graaf@alblasserdam.nl Gemeente Papendrecht

Markt 22

3351 PB Papendrecht Tel.: 078-6418911

contactpersoon: dhr. D. Docter tel: 078-6418821

email: d.docter@papendrecht.nl Gemeente Graafstroom

Kerkstraat 8

2970 AA Bleskensgraaf contactpersoon: dhr. S. Gerats tel: 0184-698400

email: sebastiaan.gerats@graafstroom.nl Adviseur van, en beoordelaar namens

de opdrachtgever: Provincie Zuid-Holland

Directie Strategie, Zorg en Cultuur, Bureau Cultuur Provinciaal archeoloog drs. R.H.P. Proos

Postbus 90602 2509 LP Den Haag tel: 070–4418445 e-mail: rhp.proos@pzh.nl Beheer en plaats van documentatie en

vondsten: Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Zuid-Holland Kalkovenweg 23

2401 LJ Alphen aan den Rijn contactpersoon: dhr. F. Kleinhuis e-mail: kleinhuis@pzh.nl

(9)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 5

2 AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER

Aanleiding onderzoek: De opdrachtgever is voornemens een 50 kV kabel aan te leggen vanaf de zuiveringsinstallatie aan de Van Hennaertweg te Alblasserdam en verder ten zuiden van de Rijksweg A15. Na circa 4 km buigt het tracé af richting de westzijde van het dorp Wijngaarden en loopt tot circa 1 km ten noorden van de kruising Matenasche Scheidkade, Matenaweg en Peilkade (zie afbeelding 1).1 Door bovengenoemde bodemingreep zullen mogelijke aanwezige archeologische resten worden bedreigd.

De archeologische aanleiding voor het onderzoek volgt uit de ligging van de huidige onderzoekslocatie in een gebied met een, volgens de CHS, afwisselend hoge, middelhoge en lage trefkans op archeologische resten en de ligging nabij en langs monumenten van hoge tot zeer hoge

archeologische waarde (afbeelding 3 en bijlage 2). In gebieden met een (middel)hoge trefkans (CHS) is archeologisch vooronderzoek verplicht voorafgaand aan de planontwikkeling.

Toekomstige verstoringen:

Op de onderzoekslocatie zal een 50 kV kabel worden aangelegd. Voor een deel zal de kabel door middel van een gestuurde boring op ca. 20 m diepte worden aangelegd (doorspuiting) en voor een deel zal voor de aanleg van de genoemde kabel een open ontgraving noodzakelijk zijn. De ontgraving zal tot maximaal 1,5 m–mv reiken.

Beleidskader: Op basis van het Verdrag van Valletta (Malta) is besloten dat archeologisch onderzoek een onderdeel vormt van bestemmingsplan- voorbereidingen en/of uit te voeren projecten waarbij ingrepen in de bodem plaatsvinden. Het verdrag is uitgewerkt in de aangepaste Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische

monumentenzorg (in werking getreden per 1-9-2007). Het uitgangspunt ten aanzien van de aanwezige archeologische waarden in de planvorming is volgens rijks- en provinciaal beleid, behoud in situ.2 De provincie Zuid- Holland onderschrijft deze stelling in de Nota Regels voor Ruimte, 2007.3 De gemeenten Alblasserdam en Papendrecht onderschrijven deze stelling in hun eigen archeologiebeleid.4 Door archeologie tijdig in de planvorming te betrekken, kunnen de archeologische waarden hierin eventueel

worden ingepast. Pas na de uitvoering van archeologisch vooronderzoek is het mogelijk een integrale afweging te maken, waarbij de

nieuwverkregen archeologische gegevens betrokken dienen te worden.

De bevoegde overheid zal de resultaten van het onderzoek toetsen. Op basis van dit onderzoek zal de bevoegde overheid een selectiebesluit nemen. De resultaten van het onderzoek dienen in de planvorming betrokken te worden. Het onderzoek en de adviezen hebben betrekking op archeologische vindplaatsen binnen het plangebied. Het onderzoek is afgestemd op het toekomstige grondverzet en de daarmee

samenhangende verstoring van het bodemarchief met de daarin opgeslagen archeologische resten en waarden.

1 In overleg met de adviseur van de bevoegde overheden, de provinciaal archeoloog van Zuid-Holland, drs. R.H.P. Proos, is bepaald dat alleen de te graven delen van het tracé met een middelhoge of hoge verwachting door middel van booronderzoek onderzocht dienden te worden (mond. med. drs. R.H.P. Proos d.d. 27-11-2008. In het binnen het

monument gelegen deel van het tracé [AMK- monumentnr. 6443, deelgebied 1], zal een proefsleuf worden aangelegd. Zie voor de verdere uitvoering van dit onderzoek Depuydt 2009.). Voor de leesbaarheid van het rapport zijn de verschillende onderzochte deelgebieden van het geplande tracé genummerd van 1 t/m 6 (zie afbeelding 1).

2 Zie Begrippen en afkortingen.

(10)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 6

3 ONDERZOEKSVRAGEN

Ten aanzien van het uit te voeren onderzoek kunnen de volgende onderzoeksvragen worden gesteld:

1. Worden archeologische resten in het plangebied verwacht (is op de onderzoekslocatie nog een bodemarchief aanwezig)? Zo ja, wat is de verwachting voor de

onderzoekslocatie wat betreft aard, datering, omvang en ligging van de archeologische resten?

2. Verschilt de in het veld aangetroffen bodemopbouw van de onderzoekslocatie met de volgens het bureauonderzoek te verwachten bodemopbouw? Zo ja, in welke mate?

3. Wat is de mate van verstoring van de bodemopbouw op de onderzoekslocatie?

4. Zijn er aanwijzingen voor intacte archeologische vindplaatsen?

5. Dient de archeologische verwachting te worden aangepast?

6. In welke mate worden eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de voorgenomen plannen bedreigd?

7. Hoe kan een verstoring als gevolg van de geplande activiteiten door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

Afbeelding 2: uitvoering boring in deelgebied 3.

3 Provincie Zuid–Holland 2007.

4 De gemeente Alblasserdam hanteert hiervoor de Monumentenkaart Alblasserdam 2009 (geraadpleegd via http://www.alblasserdam.nl/ - januari 2009), de gemeente Papendrecht het ‘Archeologisch beleidsplan gemeente Papendrecht’ (Ras 2008), de gemeente Graafstroom beschikt (nog) niet over een vastgesteld archeologiebeleid (Mond.

med. dhr. S. Gerats [gemeente Graafstroom] dd. 3-2-2009).

(11)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 7

4 BUREAUONDERZOEK

Doel: Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte

archeologische waarden binnen een omschreven gebied. Dit omvat de aan- of afwezigheid, het karakter en de omvang, de datering, de gaafheid en de conservering en de relatieve kwaliteit van de

archeologische waarden. Aan de hand van deze gegevens wordt een specifieke archeologische verwachting opgesteld.

Onderzoeksopzet: Het onderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen van de provincie en voldoet aan de KNA. Binnen het bureauonderzoek zijn drie

deelprocessen te onderscheiden:

Bepalen onderzoekskader

Het vaststellen van de kaders waarbinnen het onderzoek dient plaats te vinden, bijvoorbeeld het afbakenen van het onderzoeksgebied. Tevens dienen het mogelijke toekomstige gebruik van het terrein en de consequenties daarvan voor het archeologische erfgoed te worden aangegeven.

Verzamelen bekende gegevens

Het verzamelen van gegevens die inzicht geven in het huidige gebruik van het terrein, het historische gebruik en de bekende archeologische waarden. Daartoe worden diverse bronnen geraadpleegd zoals oude kaarten en bodemkaarten. In ieder geval wordt gebruik gemaakt van ARCHIS, het AHN, de AMK, de IKAW, de CHS Zuid-Holland, de monumentenkaart van de gemeente Alblasserdam5 en het Archeologisch beleidsplan van de gemeente Papendrecht.6 Opstellen archeologische verwachting

Door alle uit voorgaande stappen verkregen informatie te analyseren en te interpreteren, wordt een verwachtingsmodel opgesteld voor het betreffende plangebied. Daarin wordt aangegeven welke delen van het terrein een hoge, middelhoge, dan wel lage archeologische

verwachtingswaarde hebben. Op basis van dit model wordt een advies gegeven over het te volgen vervolgtraject: geen verdere actie,

beschermen of aanvullend onderzoek.

Bodemkundige gegevens

Geologie: Het westelijke deel van de Alblasserwaard, waar het tracé van de 50 kV kabel is gepland, bestaat uit een veengebied (Hollandveen, Formatie van Nieuwkoop), waarbinnen verschillende rivierafzettingen zijn

gevormd. De rivierafzettingen, die zijn onder te verdelen in geul-, oever- en komafzettingen, worden in de nieuwe geologische nomenclatuur gerekend tot de Formatie van Echteld.7

5 Monumentenkaart Alblasserdam, geraadpleegd via http://www.alblasserdam.nl/ - geraadpleegd januari 2009.

6 Ras 2008.

7 Geologische overzichtskaart van Nederland 2008.

(12)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 8

De grote stroomgordels binnen het veengebied zijn beschreven door Berendsen en Stouthamer.8 In deelgebied 4 (zie afbeelding 3 en bijlage 2) gaat het tracé door de Papendrechtse stroomgordel (actief van ca.

2200-1700 v.Chr.). Bij deze stroomrug bevindt de top van het zand zich tussen circa 3,9 en 6,0 m –NAP.9 Uit het fysisch geografisch onderzoek dat is uitgevoerd naar aanleiding van het archeologische onderzoek in de Betuweroute blijkt de opmerkelijke opbouw van de Papendrechtse stroomrug.10 De beddingafzettingen zijn relatief smal en dik, de oeverafzettingen zijn nauwelijks op het veen afgezet en in het komgebied is slechts een dun pakket komafzettingen afgezet. Hieruit kan worden afgeleid dat de Papendrechtse stroomrug zich lateraal nauwelijks heeft verplaatst en pas in een later stadium oever- en komafzettingen heeft kunnen afzetten. Het zandlichaam van de beddingafzettingen is vlak onder het maaiveld ongeveer 125 meter breed en op 10 m –mv circa 55 meter.

Op verschillende locaties doorkruist het tracé crevasse-afzettingen van de Papendrechtse stroomgordel. Dit zijn de afzettingen die gevormd zijn in kleine afwateringsstroompjes van het veen waarin de Papendrechtse stroomgordel ligt. Het meest gedetailleerde beeld van de Papendrechtse stroomgordel en de crevasse-afzettingen wordt gegeven door Van de Linde (afbeelding 3, in groen de rivierafzettingen, in paars de

veengebieden).11

Afbeelding 3: detail van de bodemkaart van de Alblasserwaard (Bron: Van de Linde 1955) met het onderzoekstracé. Geprojecteerd zijn de Archeologische monumententerreinen (Bron: Archis 2009).

8 Berendsen en Stouthamer 2001, 229, 244.

9 Berendsen en Stouthamer 2001, 229.

10 Dijkstra et al. 1999, 32.

11 Van de Linde, 1955.

(13)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 9

In deelgebied 5 gaat het tracé door de Wijngaarden-stroomgordel (zie bijlage 2). Deze stroomgordel is gevormd door een rivier die actief was tussen circa 6515-5590 v.Chr. Nabij Wijngaarden bevindt de top van het zand zich tussen circa 6,5 en 8,0 m –mv.12

Binnen de Alblasserwaard komen ook donken voor. Deze rivierduinen (Formatie van Boxtel, laagpakket van Delwijnen) zijn in de laatste IJstijd gevormd en liggen onder de afwisseling van Hollandveen met

rivierafzettingen. Op een bijkaart van de geologische kaart is in het meest noordelijke deel van het tracé (deelgebied 6) een klein rivierduin weergegeven.13 Deze donk maakt deel uit van een rij van rivierduinen, waarvan de grootste ten noordwesten van het onderzoekstracé ligt. Op de CHS van Zuid-Holland is dit donkje niet opgenomen.

Geomorfologie:14 De geomorfologie bestaat in deelgebied 1 t/m 4 grotendeels uit

‘welvingen in getij-afzettingen’ (code 3L20). Afwijkende delen zijn de plaats waar het tracé de Papendrechtse stroomrug doorkruist (getij- inversierug, code 3K33). Ook zijn enkele delen van deelgebied 3 en 4 aangegeven als bebouwd gebied (code B; de noordelijke bebouwing van Papendrecht).

De deelgebieden 5 en 6 liggen grotendeels binnen een

veenweidegebied met dunne komafzettingen. De geomorfologische kaart beschrijft deze ondergrond als een ‘vlakte van getij-afzettingen’

(code 2M35). Alleen in het meest noordoostelijke deel van het tracé, dat onder invloed staat van een crevasse van de Papendrechtse stroomgordel, bestaat de geomorfologische ondergrond uit ‘welvingen in getij-afzettingen’ (code 3L20).

Bodem:15 De bodem bestaat in de deelgebieden 1 t/m 5 uit kalkrijke

poldervaaggronden, die bestaan uit zware klei met profielverloop 5 (code Mn45A), respectievelijk kalkarme drechtvaaggronden, bestaande uit zware klei met profielverloop 1 (code Mv41C).16 Een deel staat als bebouwd gebied weergegeven (code B). In deelgebied 6 wordt de bodem gekarakteriseerd als waardveengronden op bosveen (of eutroof broekveen) (code kVb).

Archeologische gegevens

Status

onderzoekslocatie: Aan het begin van het onderzoekstracé bevindt zich een terrein van hoge archeologische waarde (ARCHIS-monumentnummer 6443, afbeelding 1, deelgebied 1). Het betreft een nederzettingsterrein en begravingen uit de Romeinse tijd. Op het deel van het tracé dat door het monument gaat, is de aanleg van de 50kV kabel via een proefsleuf gepland.17 Binnen het monument heeft in 2006 een archeologisch onderzoek plaatsgevonden.

12 Berendsen en Stouthamer 2001, 244. Niet zichtbaar op Van de Linde 1955 (afb. 3), omdat de stroomgordel diep in de ondergrond ligt.

13 Geologische kaart 38 W, bijkaart: top van de pleistocene zandafzettingen.

14 Geomorfologische kaart - geraadpleegd via ARCHIS, januari 2009.

15 Bodemkaart van Nederland 2009 - geraadpleegd via ARCHIS, januari 2009.

16 In tegenstelling tot de geologische kaart worden de kleiafzettingen op de bodemkaart als zeeklei-afzettingen benoemd.

Het onderzoeksgebeid bevindt zich ongeveer op de grens tot waar de zee-invloed merkbaar is geweest.

17 Zie Depuydt 2009.

(14)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 10

Het betreft een beperkte opgraving aan de straat ‘Grote Beer’ op het Bedrijventerrein Hoogendijk te Alblasserdam.18 Met name in de meest noordelijke werkputten werden bewonings- en nederzettingssporen aangetroffen in de vorm van houtskoolconcentraties en ondiepe restanten van paalsporen.19

AMK-terreinen in de omgeving (zie afbeelding 3):

Ten noorden van het begin van het geplande tracé (deelgebieden 1 en 2) bevinden zich vier beschermde monumenten van zeer hoge

archeologische waarde (ARCHIS-monument-nummers 163, 773, 775 en 776) en één monument van hoge archeologische waarde (ARCHIS- monumentnummer 15933). Het zijn nederzettingsterreinen uit de Romeinse tijd, die alle op de fossiele Oud-Alblas stroomrug liggen.

Volgens Henderikx kan gesteld worden dat de bewoning ter plaatse tegen het einde van de 3e eeuw na Chr. ten einde kwam.20

Ten noorden van het middendeel van het geplande tracé (deelgebied 4) bevindt zich een monument van hoge archeologische waarde (ARCHIS- monumentnummer 6445). Het betreft een nederzetting uit de periode ijzertijd-Romeinse tijd. Dit monument ligt op de Papendrechtse

stroomrug.21 Het gebied tussen het monument en de A15 is onderzocht voorafgaand aan de aanleg van de Betuweroute.22 De bij dat onderzoek aangetroffen vondsten (houtskoolconcentraties met ijzertijd aardewerk) bevinden zich in de noordelijke oeverafzettingen van de stroomrug op circa 1,45 m –NAP. Het betreft waarschijnlijk brandplaatsen die aan de hand van het aardewerk in de late ijzertijd worden gedateerd. De overige aangetroffen houtskoolconcentraties bevinden zich op de helling van de oeverwal naar het komgebied op respectievelijk 1,65 m en 1,85 m –NAP en dateren waarschijnlijk uit de midden-ijzertijd. Ook zijn er sporen van menselijke activiteit in de Romeinse tijd vastgesteld. In de oever- en geulafzettingen van de Papendrechtse stroomrug, op 0,5-0,7 m –mv (2,0-1,25 m –NAP), is een vondstlaag met Romeins aardewerk en houtskool aangetroffen. De top van de oeverafzettingen ligt nu op circa 1,2 m –NAP, maar zal in de Romeinse tijd (vóór de vastgestelde latere afgraving) ten hoogste op ongeveer 0,7-0,8 m–NAP hebben gelegen.

Ten westen van het einde van het geplande tracé (deelgebied 6) bevindt zich een monument van hoge archeologische waarde (ARCHIS-

monument-nummer 6457). Het is een op een rivierduin gelegen terrein met sporen van bewoning uit het Mesolithicum/Neolithicum en de late middeleeuwen. Het heeft door de hoge trefkans op sporen van een hoge zeldzaamheid en kwaliteit een zeer hoge archeologische waarde. Verder is sprake van een hoge gaafheid, een hoge conservering en daardoor een hoge informatiewaarde. De donk maakt deel uit van een cluster van donken ten oosten ervan, gelegen in de polder Wijngaarden.

Ten noordoosten van deelgebied 6 bevindt zich een beschermd monument van zeer hoge archeologische waarde (ARCHIS-

monumentnummer 778). Het is een terrein met sporen van bewoning uit de Romeinse tijd. De nederzetting ligt op een kreekrug.

18 Diependaele/Tump 2008.

19 Diependaele/Tump 2008, 59.

20 Henderikx 1986, 478.

21 Informatie afkomstig uit ARCHIS 2009, geraadpleegd januari 2009.

22 Dijkstra et al. 1999, 30-31.

(15)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 11

Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW):

De IKAW geeft de bovenbeschreven komafzettingen in het gehele tracé een middelhoge trefkans op archeologische sporen. De stroomgordels hebben een hoge archeologische verwachting.23

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid- Holland (bijlage 2):

Kaartblad 1a van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland is als ondergrond gebruikt bij het opstellen van het boorplan (zie bijlage 2), daar de op de CHS aangegeven trefkans de dichtheid van de boringen bepaalt. 24 In de deelgebieden ;1 t/m 4 wordt aan de komafzettingen een middelhoge archeologische trefkans toegekend en een redelijke tot grote kans op archeologische sporen uit de ijzertijd en Romeinse tijd. Op de Papendrechtse stroomrug en de daarmee verbonden naamloze

stroomgordel (beide worden doorsneden in deelgebied 4) geldt een hoge archeologische trefkans en een zeer grote kans op archeologische sporen uit de ijzertijd en de Romeinse tijd. Aan de Wijngaarden stroomgordel (deelgebied 5) wordt een middelhoge archeologische trefkans en een redelijke tot grote kans op archeologische sporen toegekend met sporen van bewoning vanaf de bronstijd of ijzertijd of Romeinse tijd en

plaatselijk vanaf het Neolithicum. De komafzettingen ten weerszijden (en over) de Wijngaarden stroomgordel hebben een lage trefkans, met kans op bewoning vanaf de middeleeuwen.

Deelgebied 6 ligt in een gebied met een middelhoge archeologische trefkans. Vanwege de verspreiding van donken in de ondergrond geldt deze verwachting voor sporen van bewoning vanaf het Mesolithicum.

Het zuidelijke deel van deelgebied 6 wordt doorsneden door de naamloze stroomgordel die in verbinding staat met de Papendrechtse stroomgordel (zie deelgebied 4). Daar geldt een hoge archeologische trefkans en een zeer grote kans op archeologische sporen uit ijzertijd en Romeinse tijd.

ARCHIS- waarnemingen/

onderzoeken op de onderzoekslocatie:

Vindplaats Edisonweg te Alblasserdam (deelgebied 2, zie bijlage 2) In maart 1990 zijn bij de aanleg van de Edisonweg, tussen Papendrecht- Alblasserdam, in de taluds van nieuw gegraven scheidingssloten, ten zuiden van de A15, door de AWN Lek- en Merwestreek op drie plaatsen brandsporen aangetroffen (ARCHIS-waarnemingen 22018 en 27779).25 Deze waarnemingen werden niet op een specifiek nederzettingsterrein gedaan. De sporen bevonden zich op een diepte tussen 0,43 en 0,82 m –mv. De brandplekken bevinden zich onder in een lichtbruine kleilaag en hebben een roodbruine kleur met in de kern brokjes houtskool. De randen zijn zwart verkleurd. Het profiel vertoonde geen sporen van ingraving. De diepte en de dikte van de laag komt vrijwel overeen met die van de in 1986 ten noordwesten hiervan aangetroffen Romeinse crematieresten.

Hierdoor is een datering in de Romeinse tijd het meest aannemelijk.

Nader onderzoek leert dat zich geen menselijke crematieresten in de brandsporen bevonden.26

In 2007 is op dezelfde locatie, Edisonweg (Hoogendijk VII) een

booronderzoek uitgevoerd waarna in 2008 in opdracht van de gemeente Alblasserdam een proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd.27 In werkput 2 van het proefsleufonderzoek werden onder andere twee brandkuilen en een houtskoolconcentratie aangetroffen. Tijdens dit onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een (crematie)grafveld

23 IKAW2: ARCHIS 2009, geraadpleegd januari 2009; IKAW3: Deeben (red.) 2008.

24 CHS Zuid-Holland 2009, kaartblad 1a. http://www.chs.zuid-holland.nl/- geraadpleegd januari 2009. Gecombineerd met kaart 1b: archeologische waarden.

25 Koorevaar 1990.

26 Dijkstra, Brinkkemper en Koot (red.) 1999, 13, noot 11.

27 De Koning/Kruijthof 2008; Timmers 2008. De relevante boorstaten van het booronderzoek zijn in onderhavig onderzoek opgenomen als bijlage 1.

(16)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 12

uit de ijzertijd/Romeinse tijd. Ook zijn de aangetroffen sporen niet toe te wijzen aan een nederzetting. De betekenis van de brandkuilen/-sporen is nog onduidelijk. De resultaten van de eerder uitgevoerde onderzoeken aan de Edisonweg zijn weergegeven in afbeelding 4. De relevante

boorstaten (de boringen 01 t/m 12) uit het booronderzoek A07-511-I zijn opgenomen als bijlage 1.

Afbeelding 4: onderzoeken Edisonweg.

Waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen in de omgeving:

De oudste sporen van menselijke activiteit in de Alblasserwaard zijn afkomstig van ‘donken’, pleistocene rivierduinen, die als hoogste delen van het landschap zeer geschikte vestigingsplaatsen waren. Eind jaren

’90 werd het door de aanleg van de Betuweroute mogelijk om in de Alblasserwaard nabij Hardinxveld- Giessendam twee donken voor een deel grootschalig op te graven. De conserveringsomstandigheden waren door de grote diepte en hoge grondwaterstand dermate hoog, dat een goed beeld van de menselijke activiteiten en landschapsgenese in de periode tussen 5500 en 4450 v.Chr. geconstrueerd kon worden. Bij recent booronderzoek zijn in het centrale rivierengebied op 20 van de 25 donken bewoningssporen aangetroffen die dateren tussen 5500 en 2000 v.Chr. Deze verhogingen in het landschap waren semi-permanent

bewoond.28 In de Romeinse tijd vormde het stelsel van kleine, sterk vertakte stroomruggen en stroomgordels, vooral op de Papendrechtse en Oud-Alblas stroomruggen, met de verschillende riviertjes in Alblasserdam en omstreken, goede locaties om zich te vestigen. Er waren eenvoudige agrarische nederzettingen, die tussen de 2e en 3e eeuw na Chr. waren bewoond (zie de monumenten op de Oud-Ablas en Papendrechtse stroomrug, afbeelding 3).29

De meeste archeologische waarnemingen en vondstmeldingen in de

28 Engelse/Van Dasselaar 2006, 10.

29 Dijkstra et al. 1999, 12.

(17)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 13

omgeving van het onderzoekstracé hebben betrekking op de eerder genoemde monumenten. Deze waarnemingen en vondstmeldingen worden hier niet nader behandeld. Enkele losse waarnemingen uit

ARCHIS, die niet direct te koppelen zijn aan één van de eerder genoemde monumenten worden kort genoemd.

Ten zuiden van deelgebied 2, nabij ‘Nieuwland Parc’, zijn een fibula uit de Romeinse tijd, een fibula uit de vroege middeleeuwen, houtskool uit de periode Romeinse tijd-middeleeuwen, alsook een dijk en een huisterp uit de late middeleeuwen aangetroffen (ARCHIS-waarnemingsnummer 49373). Uit het onderzoek in de polder Nieuwland volgen ook

vondstmeldingen. Het betreft een huisterp uit de late middeleeuwen (ARCHIS-vondstmeldingsnummer 408952) en een nederzetting uit de late middeleeuwen (ARCHIS-vondstmeldingsnummer 408959). Ook zijn uit deze omgeving meldingen van een put en een veenstrookpad uit de late middeleeuwen (ARCHIS-vondstmeldingsnummer 409092),

huisterpen uit de late middeleeuwen (ARCHIS-vondstmeldingsnummers 408960 en 408961), een nederzetting uit de late middeleeuwen

(ARCHIS-vondstmeldingsnummer 408962) en een dijk uit de Nieuwe tijd (ARCHIS-vondstmeldingsnummer 408951).

Direct ten noorden van de A15 (tussen de deelgebieden 3 en 4) bevindt zich een melding van aardewerk uit de Romeinse tijd en late

middeleeuwen (ARCHIS-vondstmeldingsnummer 408070).

Net ten zuiden van deelgebied 6 kruist het tracé het middeleeuwse bewoningslint van het dorp Wijngaarden. Ten oosten van het tracé zijn enkele waarnemingen verricht, die met name te maken hebben met de oorspronkelijke laatmiddeleeuwse bewoning van het dorp Wijngaarden.

Naast enkele huisterpen uit de late middeleeuwen (ARCHIS-

waarnemingsnummers 35502, 35503, 35504, 35509) betreft het de restanten van een middeleeuwse woonheuvel waarop de bewoning in de 13e eeuw startte en in de 15e eeuw eindigde (ARCHIS-waarnemings- nummer 28675). Ook zijn er verschillende vondstmeldingen. Het betreft een cultuurlaag uit de late middeleeuwen (ARCHIS-

vondstmeldingsnummer 406070) en een huisterp uit de Nieuwe tijd (ARCHIS-vondstmeldingsnummer 408068). Op dit deel van het geplande tracé wordt de 50 kV kabel door middel van een gestuurde boring aangelegd.

Ten noorden en ten oosten van het einde van het tracé (deelgebied 6) bevinden zich enkele waarnemingen, die mogelijk verband houden met de nederzettingen uit de monumenten ten westen (6457) of ten oosten (778), maar wellicht ook een aparte vindplaats betreffen. Tussen de beide monumenten bevond zich nog een monument, dat in 2007 is afgeschreven.30 Het betreft een terrein dat is gelegen op een zijtak van een stroomrug, waarop zich in de bovenste 60 cm diverse laagjes en lagen bestaande uit puimsteengruis bevinden. Deze

puimsteengruislaagjes komen ook voor in het gebied direct ten noorden

30 ARCHIS waarneming 24882: de aanwijzing van het terrein berust op waarnemingen van een onduidelijke vondstconcentratie en een cultuurlaag, met middeleeuwse scherven (kogelpot sterk gemagerd met kwartsgruis) aangetroffen in profiel en slootkanten. Bij een kartering in 1987 werden diverse laagjes en lagen waargenomen, bestaande uit een soort puimsteengruis. Aan het oppervlak werden vondsten verzameld. Aangetroffen werden 1 scherf Andenne, 1 scherf Paffrath en een brok tefriet. De bodem is sterk verstoord. Mogelijk betreft het een verspoelingslaag, van een verderop gelegen donk. Het terrein is deels opgegraven, deels beplant met bomen en het archeologisch niveau is deels opgenomen in de bouwvoor. Het monument maakt onderdeel uit van een vondstenrijk lint langs de Achterdijk.

Wegens de sterke verstoring en de onduidelijke context wordt het terrein van de AMK afgevoerd (d.d. 2007).

(18)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 14

van deze locatie (ARCHIS-waarnemingsnummer 27805). Iets oostelijker zijn tussen 0,7-0,8 m –mv kleine brokjes houtskool aangetroffen (ARCHIS-waarnemingsnummer 27800).

Historische gegevens

Bewoningsgeschiedenis

Alblasserwaard: Na de Romeinse tijd bleef de Alblasserwaard vermoedelijk zes eeuwen lang onbewoond. De bewoning kwam in het westen van de

Alblasserwaard gedurende de 9e-10e eeuw weer op gang.31 Vanaf de 10e eeuw werd begonnen met de veenontginning: er werden

langgerekte kavels ontgonnen. Dit gebeurde volgens het ‘cope’- systeem, waarin de ontginningen georganiseerd en volgens overeenkomsten verliepen. De ontginningen vonden plaats vanaf bestaande of nieuw gegraven waterwegen en dorpen groeiden als linten van boerderijen, die op de kop van kavels werden gebouwd. De oude huisplaatsen liggen vaak aan de Tiendwegen of langs de rivier, in dit geval de Alblas.

Papendrecht is één van de oudste namen die uit de Alblasserwaard bekend is. De naam komt vóór het jaar 1200 al voor in de bronnen.32 De naam wordt in het jaar 1105 voor het eerst genoemd en is

afkomstig van de Papen (rooms-katholieken) die op een doorwaadbare plek in de rivier (de ‘tricht’ of de ‘drecht’) overstaken naar de

Alblasserwaard.33 De inpoldering van het gebied rond Papendrecht heeft na het jaar 1277 plaatsgevonden.34

De ontginning van de Alblasserwaard was in 1270 voltooid.35 De ringdijk om de waard werd in 1277 aangelegd. De ontginningen en afwatering van het veen veroorzaakten een daling van het maaiveld. De rivieren de Alblas en de Giessen werden afgedamd en bij deze dammen ontstonden nederzettingen, zoals Alblasserdam (gesticht tussen 1280 en 1299).36 Bij de dam van de Alblas vond overslag van goederen plaats.37 De dammen bleken niet afdoende, zodat huisterpjes werden opgeworpen om de boerderijen droog te houden. Deze ophogingen begonnen in de 12e eeuw en eindigden in de 14e eeuw. Veel van deze terphoeven hebben 16e- en 17e-eeuwse opvolgers. Een bebouwingslint van deze oorspronkelijke boerderijen is nog in het huidige

cultuurlandschap langs de Alblas te zien en in de gemeente Graafstroom ten noordoosten van het einde van het tracé (de Elzenweg).38

Alblasserdam en Papendrecht groeiden sterk na de Tweede

Wereldoorlog. Dit gebeurde landinwaarts, omdat de ruimte buitendijks toen inmiddels was volgebouwd. Deze groei houdt verband met de functie van overloop uit Rotterdam en Dordrecht. De gemeente Alblasserdam maakt, dankzij zijn gunstige ligging, een grote

31 Van der Ham 2007, 11.

32 Brienen-Moolenaar/De Koning 2003, 12.

33 Gemeente Papendrecht 2009. http://www.papendrecht.com/ - januari 2009.

34 Gemeente Papendrecht 2009. http://www.papendrecht.com/ - januari 2009.

35 Van der Ham 2007, 11.

36 Van der Ham 2007, 11.

37 Engelse/Van Dasselaar 2006, 10.

38 Van der Ham 2007, 12.

(19)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 15

economische groei door, waarbij behalve uitbreidingen ook oude bedrijfsterreinen geherstructureerd worden.39 De A15, die grotendeels ten noorden van het tracé loopt en die ter hoogte van de ‘Matenasche Scheidkade’ door het tracé wordt doorsneden, is in de jaren ’60 van de vorige eeuw aangelegd.40

Historische geografie: Op de kadastrale kaarten wordt langs het gehele tracé geen bebouwing weergegeven. In het gehele gebied liggen weilanden, gescheiden door sloten.41 In de Grote Historische Atlas van Nederland, West-Nederland, 1839-1859 42 en de Historische Atlas Zuid-Holland d.d. 1889, herzien in 1905 tonen hetzelfde landschappelijke beeld van het

veenweidegebied.43 Op de overige kaarten wordt binnen het geplande tracé c.q. het onderzoekstraject geen bebouwing weergegeven.44

Overige gegevens

Actueel

Hoogtebestand Nederland:

Raadpleging van het AHN laat zien dat het geplande tracé, van het begin in het westen tot aan het einde in het oosten, een gebied doorkruist met een hoogte die varieert tussen 0,5 en 2,5 m –NAP. Vanwege de hoge mate van bebouwing en ophoging ten behoeve van wegen (met name de A15), is er voor de deelgebieden 1 t/m 5 uit het AHN geen relevante informatie af te lezen. In deelgebied 6 is de kreekrug in het meest noordelijke deel van het tracé te herkennen aan een lichte verhoging (ca.

1,4 m –NAP) t.o.v. de directe omgeving, die op circa 1,7/1,8 m –NAP ligt.45

Huidig of recent

gebruik: Op de topografische kaarten uit 1969 en 1981 worden ten noorden van de A15 twee woningen weergegeven aan de Matenasche Scheidkade.46 Het geplande tracé doorkruist nu verhardingen (o.a. autowegen,

fietspaden en parkeerterreinen), begroeiingen (zoals bomen en struiken), waterlopen (zoals sloten) en weilanden.47

39 Hanemaaijer 2008, 12.

40 De Koning/Kruijthof 2008, 29.

41 Kadastrale kaart (Minuutplan), Alblasserdam 1811-1832, Zuid-Holland, Sectie B, blad 02, 1811-1832; Kadastrale kaart (Minuutplan), Oud-Alblas, Zuid-Holland, Sectie B, blad 01, 1811-1832; Kadastrale kaart (Minuutplan), Oud-Alblas, Zuid- Holland, Sectie B, blad 02, 1811-1832; Kadastrale kaart (Minuutplan), Oud-Alblas, Zuid-Holland, Sectie B, blad 03, 1811- 1832; Kadastrale kaart (Minuutplan), Papendrecht, Zuid-Holland, Sectie B, blad 01, 1811-1832; Kadastrale kaart (Minuutplan), Papendrecht, Zuid-Holland, Sectie C, blad 01, 1811-1832; Kadastrale kaart (Minuutplan), Papendrecht, Zuid-Holland, Sectie C, blad 02, 1811-1832; http://watwaswaar.nl/ - geraadpleegd januari 2009.

42 Grote Historische Atlas van Nederland 2009. West-Nederland (deel 1), 1839-1859, kaartbladen 82-83: Krimpen op de Lek, Papendrecht, Sliedrecht – geraadpleegd januari 2009.

43 Historische Atlas Zuid-Holland 2009. kaartblad 525: Alblasserdam, kaartblad 546: Dordrecht - geraadpleegd januari 2009.

44 Topografische Militaire Kaarten Alblasserdam uit 1881, 1898, 1911 en 1922; Topografisch Militaire kaart (Bonneblad;

zwart-wit), 1850-1864; Topografisch Militaire kaart (Nettekening), 1830-1850, Topografisch Militaire kaart (Veldminuut), Hendrik-Ido-Ambacht/Zwijndrecht, 1849, tekenaar: J.F.A. van Panhuijs; http://watwaswaar.nl/ – geraadpleegd januari 2009.

45 AHN 2009. http://www.ahn.nl/kaart/ - geraadpleegd januari 2009.

46 Topografische kaarten uit 1969, 1981, 1995, Alblasserdam/ Dordrecht/ Hendrik-Ido-Ambacht/ Krimpen aan den IJssel/

Papendrecht/ Ridderkerk, kaartnummer 38C; http://watwaswaar.nl/ – geraadpleegd januari 2009. Op de overige topografische kaarten (1936, 1958, 1969, 1981, 1989, 1995 Alblasserdam/Dordrecht/Hendrik-Ido-Ambacht/Krimpen aan den IJssel/Papendrecht/Ridderkerk) wordt binnen het geplande tracé c.q. het onderzoekstraject geen bebouwing weergegeven.

47 Luchtfoto-atlas Zuid-Holland 2005, kaartbladen 166 (2003), 167 (2003), 189 (2003), http://maps.google.com/ - geraadpleegd januari 2009.

(20)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 16

Specifieke archeologische verwachting:

Op basis van de geologische en archeologische gegevens geldt voor het onderzoekstraject een lage tot hoge archeologische verwachting (bijlage 2).

Deelgebied 1: hoge archeologische waarde (ARCHIS monumentnr. 6443) Voor deelgebied 1 geldt een hoge archeologische verwachting voor vondsten en sporen uit de Romeinse tijd. Het bevoegd gezag heeft bepaald dat in dit deelgebied een proefsleuf dient te worden wordt aangelegd.48

Deelgebied 2: bekende vindplaats Edisonweg

Op grond van de eerder uitgevoerde onderzoeken op dit terrein (zie bureauonderzoek), bestaat er binnen het geplande tracé een hoge archeologische verwachting op de aanwezigheid van brandkuilen of andere archeologische vondsten en sporen uit de Romeinse tijd.

Deelgebieden 3 en 4 (middelhoge tot hoge verwachting) In de deelgebieden 3 en 4 geldt een middelhoge archeologische verwachting voor de komgebieden en een hoge archeologische verwachting voor stroomgordels en crevasse-afzettingen. Deze verwachting geldt voor archeologische resten uit de ijzertijd (en dan specifiek voor de late ijzertijd) en de Romeinse tijd. Er bestaat vooral een kans op het aantreffen van nederzettingen uit de midden-Romeinse tijd, rond 200 n. Chr.

Deelgebied 5 (hoge verwachting)

De hoge archeologische verwachting binnen deelgebied 5 komt voort uit de ligging van de Wijngaarden stroomgordel binnen dit deel van het tracé. Vanwege de ouderdom van de rivierafzettingen bestaat er een hoge archeologische verwachting op archeologische vondsten en sporen uit de periode Neolithicum-bronstijd. De stroomgordel wordt verwacht op een diepte van circa 6,5- 8,0 m–NAP (= ca. 5,0-6,5 m-mv).

Deelgebied 6 (middelhoge tot hoge verwachting)

De middelhoge archeologische verwachting voor dit deel van het tracé volgt uit de ligging binnen een gebied waarin verspreid in de ondergrond donken voorkomen. Op donken is menselijke aanwezigheid mogelijk vanaf het Mesolithicum. Er kunnen bewoningssporen worden

aangetroffen uit de periode Mesolithicum t/m de Nieuwe tijd. Een hoge verwachting geldt voor het zuidelijke deel van het deelgebied. Hier bevindt zich in de ondergrond een stroomgordel, die in verbinding stond met de Papendrechtse stroomgordel. Op deze stroomgordel kunnen, om vergelijkbare reden als de stroomgordels in de deelgebieden 3 en 4, sporen en vondsten uit ijzertijd en Romeinse tijd worden aangetroffen.

Beschrijving indicatoren

De oudste aan te treffen archeologische sporen en vondsten dateren uit het Mesolithicum. Voor deze periode kunnen met name sporen en resten van jacht- en extractiekampjes eventueel met haardkuilen worden verwacht. De vondsten kunnen bestaan uit vuurstenen voorwerpen (afslagen en klingen), natuursteen (kooksteen), benen of houten (sier-) voorwerpen en organische en ecologische resten (pollen en zaden).

Daarnaast kunnen off–site fenomenen zoals grafcomplexen worden verwacht. De bijbehorende vondsten zijn onder andere menselijk en/of dierlijk (on)verbrand botmateriaal, benen en houten gebruiksvoorwerpen.

48 Zie verder Depuydt 2009.

(21)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 17

Vanaf het Neolithicum kunnen sporen en resten van landelijke agrarische nederzettingen worden verwacht in de vorm van houtbouw (palen en vlechtwerkwanden, evt. standgreppels), water– en afvalputten,

akkerlagen, ploegsporen, erfafscheidingen en wegen (infrastructuur). Het spectrum aan vondsten zal hoofdzakelijk bestaan uit de voor landelijke nederzettingen gebruikelijke materialen zoals vuurstenen voorwerpen, handgevormd aardewerk (vaatwerk, weefgewichten, spinklosjes), natuurstenen alsook metalen (sier-) voorwerpen en werktuigen, (hutte-) leem, (on)verbrand (dierlijk en/of menselijk) botmateriaal, houten bouwmateriaal, voorwerpen of werktuigen, houtskool, organische en ecologische resten (pollen en zaden).

Voor de periode ijzertijd/Romeinse tijd tot in de vroege middeleeuwen kunnen in beginsel sporen en resten van rurale nederzettingen met o.a.

waterputten, afvalkuilen, erfafscheidingen, akkers/cultuurlagen,

veekralen en off-site fenomenen zoals infrastructuur (wegen) verwacht worden. Het vondstenspectrum kan bestaan uit o.a. (verbrand)

botmateriaal, houtskool, (verbrande) houten werktuigen,

constructiedelen en voorwerpen, handgevormd (en vanaf de Romeinse tijd gedraaid) aardewerk, leer, metalen werktuigen en (sier)voorwerpen, alsook organische en ecologische resten. Daarnaast kunnen ook resten van glazen (sier)voorwerpen en natuurstenen of keramisch

bouwmateriaal worden aangetroffen.

Voor de late middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd kan aan de onderzoekslocatie een lage tot middelhoge archeologische verwachting worden toegekend. Uit deze periode kunnen binnen de onderzoekslocatie huisterpen en dijken worden aangetroffen. Op basis van oude kaarten is de kans op het aantreffen van bebouwing voorafgaand aan de 20e eeuw en infrastructuur vanaf de late 19e eeuw laag. De kans op het aantreffen van bouwland (ploegsporen, akkerlagen) en perceleringsgreppels uit Nieuwe tijd is middelhoog tot hoog. Te verwachten vondsten kunnen onder andere bestaan uit mogelijk op het bouwland achtergelaten houten en metalen werktuigen.

De kans op het aantreffen van vondsten van organisch materiaal en van paleo–ecologische resten is sterk afhankelijk van de bodemgesteldheid ter plaatse. Onverbrande vondsten van organisch materiaal en paleo–

ecologische resten zullen over het algemeen slechts beneden de grondwaterspiegel kunnen worden aangetroffen. Verbrande vondsten van organisch materiaal en paleo–ecologische resten kunnen daarnaast ook in grondsporen worden aangetroffen.

(22)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 18

5 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK

Doel: Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel dat gebaseerd is op het bureauonderzoek. Dit gebeurt met behulp van waarnemingen in het veld, waarbij (extra) informatie wordt verkregen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied. Het bepalen van de aan- of afwezigheid, de aard, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de relatieve kwaliteit van de archeolo- gische waarden staan hierbij voorop. Veel gebruikte onderzoeksmetho- den zijn oppervlaktekarteringen, booronderzoek, geofysisch onderzoek en het graven van proefsleuven en proefputten. Het resultaat is een rapport met een waardering en een (selectie-) advies aan de hand waarvan een beleidsbeslissing (meestal een selectiebesluit) genomen kan worden.

Onderzoeksopzet: Conform de KNA is gekozen voor een inventariserend veldonderzoek door middel van een oppervlaktekartering en een karterend booronder- zoek. Ter plaatse zal gelet worden op mogelijk bewaard gebleven bodem- en bewoningslagen vanaf het Mesolithicum t/m de Nieuwe tijd en in welke conditie deze zich bevinden. Het inventariserend veldonder- zoek zal zodanig uitgevoerd worden dat een archeologische beoordeling gegeven kan worden ten aanzien van het (toekomstige) gebruik van de locatie.

Verantwoording gekozen

onderzoeksmethode:

Booronderzoek is de minst destructieve methode om de archeologische verwachting te toetsen. Met een booronderzoek is het relatief

eenvoudig mogelijk om de bodemopbouw te bepalen, alsmede de mate van verstoring van de bodem. De verwachting is dat de archeologische indicatoren die volgens het bureauonderzoek aanwezig kunnen zijn, in de boringen herkend zullen worden. Aan de hand van de resultaten van de boringen kan de archeologische verwachting, indien noodzakelijk, worden bijgesteld.

Oppervlaktekartering: Voorafgaand aan het uitvoeren van de boringen wordt een oppervlakte- kartering uitgevoerd. Bij een oppervlaktekartering wordt het terrein visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van eventuele archeologi- sche indicatoren, zoals aardewerk, metaal, (verbrande) leem, (verbrand) bot en houtskool. Tijdens een terreinverkenning wordt vooral aandacht besteed aan geploegde akkers, molshopen, geschoonde slootkanten en andere bodemontsluitingen voor het doen van oppervlaktevondsten.

Ook wordt gelet op hoogteverschillen, verkavelingspatronen en perceelsvormen, die aanwijzingen kunnen zijn voor bewoning.

Karterend booronderzoek:

Boringen worden binnen het tracé lineair uitgevoerd. De onderlinge afstand tussen de boringen is afhankelijk van de archeologische verwachting.In gebieden met een hoge archeologische verwachting dient om de 25 meter een boring te worden uitgevoerd, in gebieden met een middelhoge verwachting om de 50 meter.49 Van de boringen zijn beschrijvingen gemaakt en de opgeboorde grond is geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Daarnaast is gelet op de aanwezigheid van fosfaten (uitgespoelde en neergeslagen organische resten) en cultuurlagen (donkergekleurde bodemlagen, die

49 Mond. med. drs. R.H.P. Proos d.d. 27-11-2008

(23)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 19

vaak archeologische indicatoren bevatten). Op basis van de aldus verkregen gegevens kan een verspreidingskaart van de archeologische waarden in een gebied gemaakt worden. Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is echter gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal

archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals grafvelden, water- en/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken.

Positie boorpunten: Bijlage 2 toont de uitgevoerde boringen.50 Met name in deelgebied 4 bleek de daadwerkelijke plaats van de geul- en oeverafzettingen iets af te wijken van de verwachting op de CHS. Op de plekken waar het tracé door een komgebied gaat (veen binnen circa 1 m-mv) zijn de boringen om de 50 meter uitgevoerd (zie bijlage 2 en afbeelding 5).

Waar de stroomgordels en crevasse-afzettingen daadwerkelijk zijn aangetroffen, is om de 25 m geboord.

Boormateriaal: Voor het zetten van de boringen is gebruik gemaakt van een

Edelmanboor met een diameter van 10 cm. Vanaf een diepte van ca.

2 m –mv is een guts gebruikt met een diameter van 3 cm.

Boordiepte: De minimale boordiepte bedroeg ca. 0,3 m –mv (boring 037). De maximale boordiepte bedroeg ca. 6,0 m –mv (boring 045).

x-,/y-coördinaten: De boringen zijn ingemeten met een meetlint (afwijkingsmarge maximaal ca. 1 m) ten opzichte van de locale topografie.

z-coördinaten: De maaiveldhoogte van het terrein is afgeleid van het AHN.

Boorbeschrijving: Conform NEN 5104 (zie bijlage 3).

Monsters: Er zijn vijf monsters genomen van archeologisch kansrijke lagen. De monsters zijn nat gezeefd zijn over een zeef met een maaswijdte van 2 mm om eventuele kleine indicatoren op te sporen.

Resultaten

Resultaten

oppervlaktekartering: Gezien de slechte vondstzichtbaarheid op een groot deel van het onderzoekstraject, binnen de bebouwde kom van Papendrecht (grasveld en struikgewas, opgehoogd terrein, zie afb. 2), is in de deelgebieden 1 t/m 5 geen oppervlaktekartering uitgevoerd. Op het deel van het tracé van de A15 naar het noorden (deelgebied 6, afb. 7) was de vondstzichtbaarheid redelijk (weiland, kort gras), maar zijn geen oppervlaktevondsten waargenomen.

Resultaten

booronderzoek (zie afbeelding 5):

Bodemopbouw

De normale bodemopbouw binnen het gehele tracé bestaat uit komklei op veen, waarbij het kleidek in het westelijke deel van het

50 Daar het deelgebied 2 door de eerder uitgevoerde onderzoeken voldoende is gedocumenteerd om de archeologische verwachting voor het tracé op te stellen (zie bureauonderzoek), behoeft in dit deelgebied geen nieuw booronderzoek te worden uitgevoerd. De aanbevelingen voor dit gebied kunnen volledig worden gedaan op grond van de resultaten van de voorgaande onderzoeken.

(24)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 20

onderzoekstracé iets dikker is dan in het oosten (zie de bijlagen 2 en 3).

Bodemopbouw algemeen:

0,0–0,5 m -mv klei, matig zandig, matig tot sterk

humeus, grijsbruin, bouwvoor

0,5–0,7/0,8 m -mv klei (komklei), matig siltig, lichtbruingrijs 0,7/0,8–4,0 m -mv veen, mineraalarm, matig houthoudend, bruin

Binnen het tracé bevindt zich een aantal deelgebieden met een

afwijkende bodemopbouw (de deelgebieden A t/m E en boring 053). De belangrijkste hiervan, deelgebied B, betreft de Papendrechtse

stroomrug. De rivierafzettingen van deze fossiele stroomgordel zijn aangetroffen in de boringen 020 t/m 037. Een profiel door de

stroomrug is weergegeven in afbeelding 6 (zie verder bij interpretatie van de boringen). In de deelgebieden A en C t/m E is klei en licht zandige klei aangeboord tot een variërende diepte. In boring 053 is op een diepte van 2,6 m-mv donkzand aangeboord (zie afbeelding 5 tussen de deelgebieden D en E).

Afbeelding 5: boorpuntenkaart, detail zie bijlage 2.

Evaluatie en

interpretatie van de boringen (zie de afbeeldingen 5 en 6):

Papendrechtse stroomrug en crevasses

Het beeld dat uit de boringen naar voren komt, klopt zeer goed met het beeld op de bodemkaart van 1955 (vergelijk het profiel in afbeelding 6 met afbeelding 3). De interpretatie van de boringen staat boven het profiel). Waar het tracé de Papendrechtse stroomgordel snijdt, mondt een crevasse-geul vanuit het westen uit in de hoofdstroom. Deze grote crevassegeul is aangetroffen in boring 020 (siltige en zwak zandige klei tot ruim 3,5 m-mv). Een zandige geulvulling binnen de stroomrug, is in boring 023 op 1,7 m –mv te herkennen als matig zandige, fijn

(25)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 21

gelaagde, grijze klei en in boring 024 op 2,4 m–mv als zwak zandige, fijn gelaagde, grijze klei. Midden in de stroomrug (boring 025) bevindt zich een homogene kleiige geulvulling (restgeul), meer naar het oosten (de boringen 025 en 026) komen meer afwisselende oeverafzettingen voor. Met name in boring 026 is een duidelijk vegetatieniveau (laklaag) te herkennen, dat als het oude loopniveau kan worden bestempeld.

In de deelgebieden A (de boringen 008 en 009), C (de boringen 034 t/m 039), D (de boringen 061 t/m 064) en E (de boringen 051 en 052, zie afbeelding 5 en bijlage 2) is direct onder de bouwvoor een dikker (soms licht zandig) kleipakket aangetroffen dat is gevormd door crevasses van de Papendrechtse stroomrug. De ligging van deze deelgebieden komt goed overeen met de op de bodemkaart van 1955 aangegeven ligging van de crevasse-geultjes (zie afbeelding 3).

Afbeelding 6: profiel door de Papendrechtse stroomrug (deelgebied B).

Wijngaarden-stroomgordel

Bij de boringen 042-046 bestond een hoge archeologische verwachting vanwege de ligging op de Wijngaarden-stroomgordel. De (zandige) geul- of oeverafzettingen van deze stroomgordel zijn tot de geboorde

einddiepten niet aangetroffen. In boring 045 is op een diepte van circa 5 m-mv wel komklei aangetroffen, die met de Wijngaarden-

stroomgordel kan worden geassocieerd.

Donk

In boring 053 werd, in overeenstemming met de verwachting, op een diepte van 2,6 m -mv de top van een donk aangeboord. In de boringen 054 en 055, die op 25 m aan weerszijden van boring 053 in het tracé werden uitgevoerd, is tot een diepte van 5 m -mv, resp. 4 m -mv geen donkzand aangetroffen.

Archeologie

Uit vijf boringen zijn monster genomen (zie tabel 1). Het monster uit boring 024 (bijlage 2: deelgebied 4/B) bevat grindjes (mogelijk magering van aardewerk?) en een fragmentje aardewerk of natuursteen. Deze indicatoren zouden kunnen duiden op een vindplaats uit de ijzertijd of Romeinse tijd. Mogelijk is hier de periferie van AMK–terrein 6445 aangeboord. De stratigrafische ligging binnen de

(26)

Rapport A09–002–I / Archeologisch onderzoek Tracé 50 kV kabel Alblasserdam-Wijngaarden 22 Tabel 1: monsterlijst.

monster: boring: diepte in m -mv: bodemlaag: archeologische indicatoren: datering:

001 020 2,0-2,2 klei geen (veel hout) -

002 024 0,7-0,9 klei 6x kwartsgrindjes (ca. 5 mm), 1x

aardewerk/natuursteen (5 mm) IJZ-ROM?

003 035 0,5-0,7 klei geen -

004 036 0,5-0,7 klei roodbakkend aardewerk met glazuur NT

005 053 2,6-3,0 zand zeer fijn houtskool (<5 mm) prehistorie?

IJZ: ijzertijd (800 - 12 v.Chr.); ROM: Romeinse tijd (12 v.Chr. - 450 n.Chr.); NT: Nieuwe tijd (1500 - heden)

stroomgordelafzettingen is vrij diep (1,6-1,8 m-mv, zie afbeelding 5).

Mogelijk is er sprake van vondsten in een restgeul.

Het monster uit boring 036 (deelgebied 4/C) bevat enkele fragmentjes roodbakkend geglazuurd aardewerk uit de Nieuwe tijd.

In boring 053, de top van het donkje in deelgebied 6, is een kleine hoeveelheid houtskool aangetroffen, geen andere indicatoren.

Houtskool kan zowel van natuurlijke als van antropogene oorsprong zijn.

Verstoringen

In de boringen 001, 002, 013 t/m 016 en 037 is de bodemopbouw verstoord. De boringen 001 en 002 vertonen tot een diepte van resp.

1,7 en 2,0 m-mv (recent) vergraven zandige kleilagen (naast een fietspad, mogelijk betreft het een gedempte sloot). De boringen 013 en 016 (resp. tot 1,0 m-mv en1,2 m -mv) zijn gestuit op recent

baksteenpuin. De boringen 014 en 015 vertonen tot een diepte van resp. 1,5 m-mv en 1,8 m-mv vergraven zandige kleilagen met (recent) baksteenpuin. Boring 037 is gestuit op een sterk grindhoudende verstoring.

Afbeelding 7: impressie van deelgebied 6 ten tijde van het onderhavige onderzoek.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied hooguit een middelhoge archeologische verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van resten

Daarom kan de hoge verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen aan te treffen en de middelhoge verwachting

1) Op basis van het bureauonderzoek is vastgesteld dat voor het plangebied een middelhoge verwachting geldt op de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode Romeinse

De Archeologische Beleidsadvieskaart van de gemeente IJsselstein (afbeelding 2.4) kent aan het gebied een middelhoge verwachting toe voor resten uit het neolithicum-Romeinse tijd

Onder de kade, de steiger, gedeeltelijk onder gebouw A en B en geheel onder gebouw C zijn alle bergingen en in totaal 70 parkeerplaatsen gesitueerd.. Daarmee kan het hele gebied

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied hooguit een middelhoge archeologische verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van resten

Daarnaast geldt er voor deze zone een middelhoge verwachting op het aantreffen van vondsten en sporen behorende bij een Romeinse nederzetting, die zich tot in dit deel van het

Aan de hand van het uitgevoerde bureauonderzoek is vastgesteld dat er binnen het plangebied een middelhoge verwachting voor archeologische vondsten en sporen uit de IJzertijd