• No results found

MEDEDELING AAN DE LEDEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "MEDEDELING AAN DE LEDEN"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CM\1154881NL.docx PE600.970v05-00

NL

In verscheidenheid verenigd

NL

Europees Parlement

2014-2019

Commissie verzoekschriften

30.5.2018

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Betreft: Verzoekschrift nr. 0226/2016, ingediend door Anneli Fuchs (Duitse nationaliteit), over een vermeende schending van het recht op gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid

Verzoekschrift nr. 0409/2016, ingediend door N.S. (Duitse nationaliteit), over discriminatie van echtgenoten van Duitse ambtenaren wat betreft de

ziektekostenverzekering

Verzoekschrift nr. 0488/2016, ingediend door Angelika Breucker (Duitse nationaliteit), over een vermeende schending van het recht op gelijke behandeling van echtgenoten van ambtenaren op het gebied van sociale zekerheid in Duitsland

Verzoekschrift nr. 0585/2016, ingediend door G.C. (Duitse nationaliteit), over de wettelijke ziektekostenverzekering in Duitsland

Verzoekschrift nr. 0586/2016, ingediend door F.A. (Duitse nationaliteit), over de wettelijke ziektekostenverzekering in Duitsland

Verzoekschrift nr. 0613/2016, ingediend door E.S. (Duitse nationaliteit), over een vermeende schending van het recht op gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid

Verzoekschrift nr. 1076/2016, ingediend door M.M. (Duitse nationaliteit), over de vermeende discriminatie inzake socialezekerheidsstelsels in Duitsland Verzoekschrift nr. 1106/2016, ingediend door E.R. (Duitse nationaliteit), over een vermeende schending van het recht op gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid

Verzoekschrift nr. 1415/2016, ingediend door P-F.B. (Duitse nationaliteit), over de 9/10-regel inzake de socialezekerheidsregelingen in Duitsland

(2)

PE600.970v05-00 2/20 CM\1154881NL.docx

NL

Verzoekschrift nr. 1430/2016, ingediend door M.H. (Duitse nationaliteit), over een vermeende schending van het recht op gelijke behandeling op het gebied van sociale zekerheid

Verzoekschrift nr. 1431/2016, ingediend door G.O. (Duitse nationaliteit), over een vermeende schending van het recht op gelijke behandeling op het gebied van sociale zekerheid

Verzoekschrift nr. 1507/2016, ingediend door B.M. (Duitse nationaliteit), over een vermeende schending van het recht op gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid in Duitsland en de 9/10-regel

Verzoekschrift nr. 1517/2016, ingediend door R.S. (Duitse nationaliteit), over een vermeende schending van het recht op gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid

Verzoekschrift nr. 1535/2016, ingediend door M.B. (Duitse nationaliteit), over een vermeende schending van het recht op gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid

Verzoekschrift nr. 0288/2017, ingediend door M.P. (Duitse nationaliteit), over een vermeende schending van het beginsel van gelijke behandeling van

mannen en vrouwen in verband met de dekking van de sociale zekerheid in Duitsland en de 9/10-regel

Verzoekschrift nr. 0348/2017, ingediend door V.H. (Duitse nationaliteit), over een vermeende schending van het recht op gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid ("Wet 9/10")

Verzoekschrift nr. 0469/2017, ingediend door R.N. (Duitse nationaliteit), over een vermeende schending van het recht op gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid (9/10-regel)

Verzoekschrift nr. 0479/2017, ingediend door E.H. (Duitse nationaliteit), over een vermeende schending van het recht op gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid

Verzoekschrift nr. 1249/2017, ingediend door B.S. (Duitse nationaliteit), over een vermeende schending van het recht op gelijke behandeling op het gebied van sociale zekerheid

1. Samenvatting van verzoekschrift 0226/2016

Indienster is van mening dat de Duitse staat in strijd handelt met het recht op gelijke behandeling zoals bepaald is in Richtlijn 79/7/EEG betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid. Indienster is echtgenote van een ambtenaar. Zij en haar echtgenoot zijn allebei gepensioneerd. Toen indienster werkte was zij verplicht verzekerd.

(3)

CM\1154881NL.docx 3/20 PE600.970v05-00

NL

Gedurende de tijd dat ze haar kinderen grootbracht, was ze niet werkzaam, maar ontving ze wel een toelage omdat haar echtgenoot ambtenaar was. Toen ze echter met pensioen ging, kon ze niet worden opgenomen in het ziekenfonds voor gepensioneerden (Rentnerkrankenkasse), aangezien de periode waarin ze haar kinderen opvoedde niet meetelde om in aanmerking te komen voor deze verzekeringsregeling. Indienster beweert dat deze voorwaarde niet voor echtgenoten van niet-ambtenaren geldt, zodat deze echtgenoten dus wel gebruik kunnen maken van de Rentnerkrankenkasse. Ze is nu gedwongen om een dure particuliere ziektekostenverzekering af te sluiten die bijna de helft van haar pensioen opslokt. Indienster meent dat er sprake is van een verschil in behandeling en een onjuiste omzetting van Richtlijn 79/7/EEG door de Duitse regering. Indienster is van mening dat de overheid enkel ambtenarenhuishoudens en verzekeringsplichtigen beschermt, terwijl "gemengde" huishoudens – bestaande uit een ambtenaar en een partner die in een andere sector werkt – gediscrimineerd en financieel benadeeld worden. Zij verzoekt het Europees Parlement om een onderzoek.

Samenvatting van verzoekschrift 0409/2016

Indienster is echtgenote van een ambtenaar. Zij heeft vijftien jaar lang gewerkt en moest zich in die tijd verplicht verzekeren. Daarna onderbrak zij haar loopbaan voor een periode van 15 jaar om haar kinderen op te voeden. Gedurende die tijd werkte zij niet, maar ontving zij een uitkering op grond van het feit dat haar echtgenoot ambtenaar was. Zij heeft berekend dat zij, als zij met pensioen gaat, niet kan worden opgenomen in het ziekenfonds voor gepensioneerden (Rentnerkrankenkasse) omdat de periode waarin zij met de opvoeding van haar kinderen was belast, niet meetelt voor de opbouw van pensioenaanspraken, terwijl het aantal jaren dat zij heeft gewerkt evenmin voldoende is. Indienster beweert dat deze voorwaarde niet voor echtgenoten van niet-ambtenaren geldt, zodat deze echtgenoten dus wel gebruik kunnen maken van de Rentnerkrankenkasse. Zij stelt dat echtgenoten van ambtenaren ernstig worden benadeeld wanneer zij met pensioen gaan en ten opzichte van echtgenoten van werknemers in de particuliere sector worden gediscrimineerd, vooral ook gezien het feit dat eerstgenoemden veel hogere sociale premies moeten betalen. Indienster verzoekt het EP tussenbeide te komen om een eind te maken aan deze onrechtvaardige behandeling.

Samenvatting van verzoekschrift 0488/2016

Indienster meent dat Duitsland inbreuk maakt op het recht op gelijke behandeling, zoals bepaald in Richtlijn 79/7/EEG van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid. Indienster is echtgenote van een ambtenaar. Zij en haar echtgenoot zijn allebei gepensioneerd. Toen indienster werkte was zij verplicht verzekerd. Gedurende de tijd dat ze haar kinderen grootbracht, was ze niet werkzaam, maar ontving ze wel een toelage omdat haar echtgenoot ambtenaar was. Toen ze echter met pensioen ging, kon ze niet worden opgenomen in het ziekenfonds voor gepensioneerden (Rentnerkrankenkasse), aangezien de periode waarin ze haar kinderen opvoedde niet meetelde om in aanmerking te komen voor deze verzekeringsregeling. Indienster beweert dat deze voorwaarde niet voor echtgenoten van niet- ambtenaren geldt, zodat deze echtgenoten dus wel gebruik kunnen maken van de Rentnerkrankenkasse. Ze is nu gedwongen om een dure particuliere ziektekostenverzekering af te sluiten die bijna de helft van haar pensioen opslokt. Indienster meent dat er sprake is van een verschil in behandeling en een onjuiste omzetting van Richtlijn 79/7/EEG door de Duitse regering. Indienster is van mening dat de overheid enkel ambtenarenhuishoudens en verzekeringsplichtigen beschermt, terwijl "gemengde" huishoudens – bestaande uit een ambtenaar en een partner die in een andere sector werkt – gediscrimineerd en financieel

(4)

PE600.970v05-00 4/20 CM\1154881NL.docx

NL

benadeeld worden. Zij stelt dat zij, toen zij met pensioen ging, niet is geïnformeerd over de gevolgen van deze specifieke regeling, en al helemaal niet dat deze met terugwerkende kracht van toepassing is. Zij vraagt het Europees Parlement tussenbeide te komen om de ongelijke behandeling van gepensioneerde echtgenoten van Duitse ambtenaren ongedaan te maken.

Samenvatting van de verzoekschriften nrs. 0585/2016 en 0586/2016

Indiensters bekritiseren de Duitse autoriteiten wegens de onjuiste tenuitvoerlegging van een deel van de EU-wetgeving, met name Richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid, Richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden en Protocol nr. 12 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Als gevolg van de vermeende situatie stellen indiensters dat zij schade hebben geleden door de manier waarop verzekeringspremies en gezondheidszorg worden berekend.

Samenvatting van verzoekschrift 0613/2016

Indienster is van mening dat de Duitse staat in strijd handelt met het recht op gelijke behandeling zoals bepaald is in Richtlijn 79/7/EEG betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid. Toen indienster werkte was zij verplicht verzekerd. Haar echtgenoot was in die tijd aangesloten bij een particuliere ziektekostenverzekering. Tijdens de periode waarin zij haar kinderen opvoedde, werkte indienster niet. Toen zij met pensioen ging, bleek echter dat zij niet kon worden opgenomen in de ziektekostenregeling voor gepensioneerden (Rentnerkrankenkasse) omdat de periode waarin zij haar kinderen opvoedde niet meetelt voor aanspraak op deze regeling. Zij is nu verplicht een dure particuliere ziektekostenverzekering te nemen. Indienster is van mening dat dit een situatie van ongelijke behandeling is en een onjuiste omzetting van Richtlijn 79/7/EEG door de Duitse overheid.

Volgens haar beschermt de staat alleen verplicht verzekerde gezinnen en ambtenarengezinnen, terwijl "gemengde" gezinnen gediscrimineerd en financieel benadeeld worden. Zij verzoekt het Europees Parlement om een onderzoek.

Samenvatting van verzoekschrift 1076/2016

Indienster is bezorgd over het bestaan van verschillende socialezekerheidsstelsels in Duitsland.

Zij stelt dat volgens de Duitse wetgeving alleen die personen onder de wettelijke verzekering vallen die voldoen aan de voorwaarden voor het recht op een pensioen van het wettelijke pensioenverzekeringsstelsel en die dit pensioen hebben aangevraagd wanneer zij gedurende minstens negen tiende van de tweede helft van de periode vanaf het begin van hun eerste werkzaamheden tot de pensioenaanvraag aangesloten zijn geweest. Als gepensioneerden niet voldoen aan de zogenaamde "negentiendevereiste", moeten zij zich aanmelden bij een duurdere particuliere verzekering. Indienster kon niet intekenen voor het wettelijke pensioenverzekeringsstelsel omdat zij niet aan de negentiendevereiste voldoet. Ze had gemakkelijk aan deze vereiste kunnen voldoen, maar was niet naar behoren geïnformeerd over

(5)

CM\1154881NL.docx 5/20 PE600.970v05-00

NL

de gevolgen van vervroegde pensionering. Ze klaagt nu dat de echtgenote van een persoon die is aangesloten bij het wettelijke pensioenverzekeringsstelsel de tijdvakken waarin zij voor de kinderen zorgde, kan laten meetellen voor de berekening van de periode van de negentiendevereiste. Ook verlaat gerepatrieerden (Spätaussiedler) en vluchtelingen genieten gunstiger regels. Volgens indienster vormen deze praktijken een onrechtvaardige discriminatie.

Ze vraagt het Europees Parlement dan ook de Duitse wetgeving te betwisten.

Samenvatting van verzoekschrift 1106/2016

Indienster meent dat de Duitse overheid inbreuk pleegt op het recht op gelijke behandeling, zoals neergelegd in Richtlijn 79/7/EEG betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid. Ze beweert dat het voor haar als gepensioneerde, overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt 11 van het vijfde boek van de Code inzake sociale zekerheid (SGB V), niet mogelijk is om haar verzekeringsstatus van verplicht lid van de wettelijke ziektekostenverzekering te behouden, hoewel ze tijdens haar werkende leven het grootste deel van de tijd als verplicht lid verzekerd is geweest. Volgens indienster is de 9/10-regeling discriminerend, omdat ze op grond ervan geen verplicht lid kan blijven. Ook beweert ze dat, overeenkomstig afdeling 240 van de SGB V, alle inkomstenbronnen worden meegenomen bij de berekening van haar ziektekostenpremie, niet alleen haar pensioeninkomen. Verder heeft men haar verteld dat ze zichzelf niet kan onderhouden en dat haar eigen middelen en de financiële middelen van haar man daarom worden samengenomen voor de berekening van de premie, waarbij beide partners gelijkwaardig aan elkaar zijn. Bijgevolg moet indienster een premie betalen die op de helft van hun gezamenlijk inkomen is gebaseerd, en dat terwijl ze minder pensioen ontvangt dan haar man. Toen ze nog werkte, werden hun inkomens ook bij elkaar opgeteld, maar toen betaalde indienster de premie van haar salaris. Ze beweert dat er in die tijd wel sprake was van gendergelijkheid omdat de premies op basis van hun respectieve salarissen werden berekend.

Indienster stelt dat de partner met het laagste inkomen onder extra financiële druk komt te staan door de manier waarop zorgverzekeraars de ziektekostenpremies berekenen. Om deze redenen stelt indienster dat artikel 4, lid 1, en artikel 14, lid 1, van Richtlijn 79/7/EEG van de Raad betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid, Protocol nr. 12 bij het EVRM betreffende het verbod van discriminatie, en het beginsel van gelijkheid uit hoofde van artikel 3, lid 1, van de grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland worden geschonden.

Samenvatting van verzoekschrift 1415/2016

Indienster beklaagt zich over het feit dat de door het Duitse nationale ziekenfonds (GKV) toegepaste 9/10-regel een ernstige financiële belasting voor haar vormt. Indienster verklaart dat bijna 47 % van haar pensioen opgaat aan ziekteverzekeringsbijdragen. Ze beweert dat het Duitse parlement uit kostenoverwegingen heeft geweigerd haar individuele zaak te beoordelen.

Indienster verklaart ook dat de ziektekostenverzekeraar noch het Duitse pensioenfonds haar op de hoogte heeft gesteld van het automatische karakter van de regeling die nu op haar geval van toepassing is, noch van de financiële gevolgen hiervan.

Samenvatting van verzoekschrift 1430/2016

Indienster schrijft dat ze begin 2016 haar pensioen heeft aangevraagd. Ze verklaart dat het voor haar onmogelijk is om zich als gepensioneerde te verzekeren via de wettelijke zorgverzekering.

(6)

PE600.970v05-00 6/20 CM\1154881NL.docx

NL

Ze heeft geen wettelijke zorgverzekering meer nadat ze was bevallen en haar kinderen ging opvoeden en was gestopt met werken om voor haar moeder te zorgen. Daarom moest ze een particuliere verzekering afsluiten via haar man, een ambtenaar. Haar man was particulier verzekerd, omdat hij maar een bijdrage van 50 % hoefde te betalen en de andere 50 % werd gedekt door een subsidie. Ze is niet gewezen op het alternatief dat haar man en de rest van het gezin zich vrijwillig konden verzekeren bij de wettelijke zorgverzekering. Als gevolg van de besluiten die ze destijds heeft genomen, valt indienster nu onder de zogeheten "9/10 regel", waar ze indertijd niet over is geïnformeerd. Mannen en vrouwen kunnen ongelijk worden behandeld op basis van biologische verschillen (vrouwen kunnen kinderen krijgen, mannen niet), hetgeen van toepassing is bij de 9/10-regel. Vrouwen met kinderen worden benadeeld ten opzichte van mannen.

Samenvatting van verzoekschrift 1431/2016

Indienster, echtgenote van een ambtenaar, verklaart dat zij, nadat zij een aanvraag voor haar pensioen had ingediend, werd geïnformeerd over de 9/10-regel en de daarmee samenhangende belemmering voor gepensioneerden om toegang te krijgen tot de wettelijke zorgverzekering.

Daarom werd ze gedwongen om een vrijwillige wettelijke zorgverzekering af te sluiten, die een aanzienlijke financiële last vormt. Bovendien vormt deze situatie een geval van discriminatie op grond van het feit dat ze van 1971 tot 1986 was gestopt met werken om voor haar kinderen te zorgen. Toen ze voor de kinderen zorgde, bestonden er geen wettelijke bepalingen inzake de tijd die ouders aan de opvoeding van hun kinderen besteden, was er geen adequate kinderopvang en waren de mogelijkheden om in deeltijd te werken gering. Vrouwen van ambtenaren komen niet in aanmerking voor de vrijstelling van de 9/10-regel voor bepaalde groepen.

Samenvatting van verzoekschrift 1507/2016

Indienster maakt bezwaar tegen de Duitse socialezekerheidsregelingen ten aanzien van echtgenotes van ambtenaren. Zij stelt dat de regeling een schending inhoudt van Richtlijn 79/7/EEG van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid, en geeft een gedetailleerde argumentatie ter ondersteuning van deze stelling waarbij zij refereert aan bepalingen in de Duitse wet, evenals aan haar persoonlijke situatie. Zij licht toe dat haar destijds, na een carrière van 38 jaar als verpleegkundige, niet duidelijk is uitgelegd hoe de zogeheten 9/10-regel in zijn werk gaat, evenals het feit dat haar niet is verteld dat zij in het kader van deze regel een aanvullende verzekering had moeten afsluiten. Indienster stelt dat zij hier pas in een later stadium van in kennis werd gesteld, toen zij met pensioen ging, en dat zij toen aanvullende verzekering moest betalen van 700 EUR op een pensioen van 950 EUR. Zij stelt dat het ontwerp van de regeling erop is gericht de verzekeraars ten goede te komen in plaats van de verzekerden, en dat de regeling met name in het nadeel werkt van vrouwen die besluiten kinderen te nemen.

Indienster verzoekt het Europees Parlement haar in deze kwestie te steunen en maakt bezwaar tegen de verdere tenuitvoerlegging van de 9/10-regel in Duitsland. Zij vraagt met name dat terdege rekening wordt gehouden met de volledige duur van haar deelname aan de arbeidsmarkt, om de onafhankelijke verwerking van de salarissen van echtgenoten/echtgenotes bij de berekening van de verzekeringspremies, en stelt dat het opvoeden van kinderen als nuttige dienst voor de maatschappij dient te worden beschouwd.

(7)

CM\1154881NL.docx 7/20 PE600.970v05-00

NL

Samenvatting van verzoekschrift 1517/2016

Indienster meent dat de Duitse overheid inbreuk pleegt op het recht op gelijke behandeling, zoals neergelegd in Richtlijn 79/7/EEG betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid. Indienster is getrouwd met een gepensioneerde ambtenaar. Indienster is zelf tot februari 2021 nog werkzaam in loondienst. Tegen die tijd komt zij drie premiejaren te kort om in aanmerking te komen voor de verplichte pensioenverzekeringsregeling (KVdR). De reden hiervoor is dat ze tijd heeft genomen om haar drie kinderen groot te brengen. Tijdens deze periode heeft zij niet gewerkt. Indienster stelt dat deze voorwaarde niet geldt voor de echtgenotes van niet-ambtenaren, hetgeen inhoudt dat deze echtgenotes wel gebruik kunnen maken van de Duitse ziektekostenverzekering voor gepensioneerden (Rentnerkrankenkasse).

Ze is nu verplicht om een dure, particuliere ziekteverzekering af te sluiten die bijna de helft van haar pensioen bedraagt. Indienster meent dat er sprake is van een verschil in behandeling en een onjuiste tenuitvoerlegging van Richtlijn 79/7/EEG door de Duitse regering. Indienster is van mening dat de overheid enkel ambtenarenhuishoudens en verzekeringsplichtigen beschermt, terwijl "gemengde" huishoudens – bestaande uit een ambtenaar en een partner die in een andere sector werkt – gediscrimineerd en financieel benadeeld worden. Zij verzoekt het Europees Parlement om een onderzoek.

Samenvatting van verzoekschrift 1535/2016

Indienster meent dat de Duitse overheid inbreuk pleegt op het recht op gelijke behandeling, zoals neergelegd in Richtlijn 79/7/EEG betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid.

Indienster is gehuwd met een ambtenaar en was gedurende de volledige wachttermijn opgenomen in een verplichte verzekering. Tijdens de opvoeding van haar kinderen heeft ze echter niet gewerkt en in die jaren was ze verzekerd door de particuliere ziekteverzekering van haar echtgenoot. Ongeacht de periode waarin ze verzekerd was door een particuliere ziekteverzekering komt ze niet in aanmerking om opgenomen te worden in de verplichte ziektekostenregeling voor gepensioneerden (KVdR). Ze is nu gedwongen om een dure particuliere ziektekostenverzekering af te sluiten die bijna de helft van haar pensioen opslokt.

Indienster meent dat er sprake is van een verschil in behandeling en een onjuiste omzetting van Richtlijn 79/7/EEG door de Duitse regering. Indienster is van mening dat de overheid enkel ambtenarenhuishoudens en verzekeringsplichtigen beschermt, terwijl "gemengde" huishoudens – bestaande uit een ambtenaar en een partner die in een andere sector werkt – gediscrimineerd en financieel benadeeld worden. Zij verzoekt het Europees Parlement om een onderzoek.

Samenvatting van verzoekschrift 0288/2017

Indienster maakt bezwaar tegen de Duitse socialezekerheidsregelingen ten aanzien van echtgenotes van ambtenaren. Zij stelt dat de regeling een schending vormt van Richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid, evenals een aantal andere wettelijke bepalingen van zowel het EU-recht als het Duitse recht inzake gelijke behandeling. Indienster geeft een gedetailleerd overzicht van haar

(8)

PE600.970v05-00 8/20 CM\1154881NL.docx

NL

persoonlijke situatie en verwijst naar beslissingen van de Duitse rechtbanken waarin wordt bevestigd dat de regeling harde gevolgen heeft voor vrouwen die kinderen krijgen.

Samenvatting van verzoekschrift 0348/2017

Indienster meent dat de Duitse overheid inbreuk pleegt op het recht op gelijke behandeling, zoals neergelegd in Richtlijn 97/7/EEG betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid. Indienster is echtgenote van een ambtenaar. Zij en haar echtgenoot zijn beiden gepensioneerd. Toen indienster een bezoldigde beroepsbezigheid uitoefende, was zij verplicht verzekeringsbijdragen te betalen. Gedurende de tijd dat ze haar kinderen grootbracht, was ze niet werkzaam, maar ontving ze wel een toelage omdat haar echtgenoot ambtenaar was. Toen ze echter met pensioen ging, kon ze niet worden opgenomen in het ziekenfonds voor gepensioneerden (Rentnerkrankenkasse), aangezien de periode waarin ze haar kinderen opvoedde niet meetelde om in aanmerking te komen voor deze verzekeringsregeling. Indienster beweert dat deze voorwaarde niet voor echtgenoten van niet-ambtenaren geldt, zodat deze echtgenoten dus wel gebruik kunnen maken van de Rentnerkrankenkasse. Ze is nu verplicht om een dure, particuliere ziekteverzekering af te sluiten die bijna de helft van haar pensioen bedraagt. Indienster meent dat er sprake is van een verschil in behandeling en een onjuiste omzetting van Richtlijn 97/7/EEG door de Duitse regering. Indienster is van mening dat de overheid enkel ambtenarenhuishoudens en verzekeringsplichtigen beschermt, terwijl

"gemengde" huishoudens – bestaande uit een ambtenaar en een partner die in een andere sector werkt – gediscrimineerd en financieel benadeeld worden. Zij verzoekt het Europees Parlement om een onderzoek.

Samenvatting van verzoekschrift 0469/2017

Indienster is gepensioneerd en voldoet niet aan de 9/10-regel. Was ze op het moment van haar pensionering op de hoogte geweest van een dergelijke regel, zou ze haar aanvraag later hebben ingediend om te voldoen aan de eisen van de 9/10-regel. Ze is de vrouw van een ambtenaar en werd gedurende de opvoeding van haar twee kinderen uit financiële noodzaak gedekt door de particuliere ziektekostenverzekering van haar man. Voor vrouwen wier mannen een verplichte ziektekostenverzekering hebben, geldt dat de tijd die ze besteden aan de opvoeding van hun kinderen, wordt meegeteld voor de berekening van de 9/10-regel, maar niet voor de vrouwen en weduwen van ambtenaren. Indienster beschouwt dit als een ongelijke behandeling en hoopt dat de desbetreffende termijnen opnieuw kunnen worden beoordeeld.

Samenvatting van verzoekschrift 0479/2017

Indienster meent dat de Duitse overheid inbreuk pleegt op het recht op gelijke behandeling, zoals neergelegd in Richtlijn 79/7/EEG betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid. Als gevolg van de zogenaamde 9/10-regel is indienster niet in staat de verplichte verzekering af te sluiten via het staatsstelsel, wat volgens haar discriminerend is. Indienster is voornemens in de zomer van 2017 met pensioen te gaan. Als gepensioneerde zal zij echter niet in staat zijn de verplichte verzekering af te sluiten, omdat zij tijdens de tweede helft van haar loopbaan voor een pleegkind en een zoon uit het eerste huwelijk van haar man heeft moeten zorgen en om deze reden een particuliere verzekering heeft moeten afsluiten. Zij kon het zich

(9)

CM\1154881NL.docx 9/20 PE600.970v05-00

NL

in die periode niet veroorloven om vrijwillig een zorgverzekering af te sluiten via het staatsstelsel. Indienster is van mening dat de 9/10-regel discriminerend is, omdat deze haar belet de verplichte zorgverzekering af te sluiten en tot gevolg heeft dat het niet mogelijk is om haar premie alleen op basis van haar pensioen te laten berekenen, omdat deze volgens paragraaf 240 van het vijfde boek van de Code inzake sociale zekerheid (SGB V) berekend dient te worden op basis van haar totale inkomen. Indienster wil dat haar zorgverzekeringspremie alleen op haar pensioen wordt gebaseerd.

Samenvatting van verzoekschrift 1249/2017

Indiener doet een beroep op het Europees Parlement namens zijn gepensioneerde vrouw, die een vrijwillige ziekteverzekering moet afsluiten omdat ze niet voldeed aan de "9/10-regel" voor de ziektekostenverzekering. Hij zegt dat de verzekeringspremies een aanzienlijk deel van haar maandelijks pensioen innemen. Indiener is van mening dat de regel oneerlijk is en vraagt om het probleem aan te pakken.

2. Ontvankelijkheid

Verzoekschrift nr. 0226/2016 ontvankelijk verklaard op 13 juli 2016.

Verzoekschrift nr. 0409/2016 ontvankelijk verklaard op 31 augustus 2016.

Verzoekschrift nr. 0488/2016 ontvankelijk verklaard op 23 september 2016.

Verzoekschriften nrs. 0585/2016 en 0586/2016 ontvankelijk verklaard op 27 oktober 2016.

Verzoekschrift nr. 1076/2016 ontvankelijk verklaard op 11 januari 2017.

Verzoekschrift nr. 0613/2016 ontvankelijk verklaard op 7 november 2016.

Verzoekschrift nr. 1106/2016 ontvankelijk verklaard op 20 februari 2017.

Verzoekschriften nrs. 1415/2016, 1430/2016 en 1431/2016 ontvankelijk verklaard op 12 april 2017.

Verzoekschriften nrs. 1507/2016 en 1517/2016 ontvankelijk verklaard op 24 april 2017.

Verzoekschrift nr. 1535/2016 ontvankelijk verklaard op 25 april 2017.

Verzoekschrift nr. 0288/2017 ontvankelijk verklaard op 14 juli 2017.

Verzoekschrift nr. 0348/2017 ontvankelijk verklaard op 30 augustus 2017.

Verzoekschrift nr. 0469/2017 ontvankelijk verklaard op 31 augustus 2017.

Verzoekschrift nr. 0479/2017 ontvankelijk verklaard op 14 september 2017.

Verzoekschrift nr. 1249/2017 ontvankelijk verklaard op 4 april 2018.

De Commissie is om inlichtingen verzocht (artikel 216, lid 6, van het Reglement).

3. Antwoord van de Commissie, ontvangen op 28 februari 2017

Verzoekschriften nrs. 0226/2016, 0409/2016, 0488/2016, 0585/2016, 0586/2016, 0613/2016 en 1106/2016

De verzoekschriften

Indiensters1 betogen dat Richtlijn 79/7/EEG2, Richtlijn 76/207/EEG3 en Protocol nr. 12 bij het

1 In verzoekschrift nr. 0409/2016 wordt alleen betoogd dat Richtlijn 79/7/EEG wordt geschonden.

2 Richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid, PB L 6/24 van 10.1.1979.

3 Richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van

(10)

PE600.970v05-00 10/20 CM\1154881NL.docx

NL

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden1 zijn geschonden bij de invoering van strengere regels voor toegang tot de wettelijke ziektekostenverzekering voor gepensioneerden in 1989.

Alle indiensters zijn economisch actief geweest en zijn alleen gedurende een bepaalde periode om gezinsgerelateerde redenen tijdelijk gestopt met werken. Tijdens hun actieve carrière hebben indiensters verplichte bijdragen betaald aan de wettelijke ziektekostenverzekering (Gesetzliche Krankenversicherung - GKV) in overeenstemming met de regels uit hoofde van het vijfde boek van de Federale Code inzake sociale zekerheid2 en bijgedragen aan het wettelijke pensioenstelsel uit hoofde van het zesde boek van de Federale Code inzake sociale zekerheid3. Indiensters hebben voldoende premie betaald voor de laatste regeling en ontvangen derhalve een ouderdomspensioen via dit wettelijke pensioenstelsel.

De klacht betreft het feit dat vrouwen die zijn getrouwd met mannen die niet onder het GKV- systeem zijn verzekerd omdat zij ambtenaren waren (voor deze personen bestaan er op regionaal en federaal niveau andere regelingen voor pensioenen en gezondheidszorg) een minder gunstige behandeling krijgen dan vrouwen met een vergelijkbare loopbaan die vergelijkbare premies hebben betaald, maar zijn getrouwd met een man die wel is verzekerd via de GKV.

Dit komt doordat de zogeheten 9/10-regel voor deze groep anders wordt toegepast. Volgens deze regel is toegang tot de zogenaamde "verplichte dekking"4 van de ziekteverzekering voor gepensioneerden (Pflichtversicherung der Rentner) uit hoofde van de GKV afhankelijk van de betaling van verzekeringspremies tijdens een voorafgaand tijdvak (Vorversicherungszeit) zodat de inkomsten en uitgaven van de regeling met elkaar in evenwicht kunnen worden gebracht.

Tot 1988 bepaalde de toepasselijke wetgeving dat een persoon ten minste de helft van zijn of haar volledige werkende leven verzekerd moet zijn geweest via de GKV-regeling (Halbbelegung). In 1988 besloot de wetgever, gezien de grote verschillen tussen de inkomsten en uitgaven van de regeling, echter alleen personen toe te laten die gedurende 9/10 van de tweede helft van hun totale werkende leven verzekerd zijn geweest via de GKV-regeling.

Personen die de GKV-regeling voor sociale zekerheid tijdens de tweede helft van hun loopbaan tijdelijk verlaten, voldoen vaak niet aan de 9/10-regel voor toelating. Er wordt echter rekening gehouden met perioden waarin een echtgenoot in het systeem blijft, niet als onafhankelijke verzekerde, maar als afhankelijk gezinslid van een GKV-verzekerde.

Dit betekent dat, indien een vrouw die is getrouwd met een werknemer die is verzekerd via de GKV, tijdelijk stopt met werken om voor afhankelijke kinderen of oudere familieleden te zorgen, zij hiervan geen negatieve gevolgen ondervindt wanneer zij later wil worden toegelaten tot de verplichte ziektekostenverzekeringsregeling voor ouderen.

gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de

beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden PB L 39/40 van 13.2.1976 – ingetrokken bij Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking), PB L 304/23 van 26.7.2006.

1 https://www.coe.int/en/web/conventions/full-list/-/conventions/treaty/177

2 https://www.gesetze-im-internet.de/bundesrecht/sgb_5/gesamt.pdf

3 https://www.gesetze-im-internet.de/bundesrecht/sgb_6/gesamt.pdf

4 "Verplicht" in de zin dat de GKV verplicht is een persoon een verzekering aan te bieden.

(11)

CM\1154881NL.docx 11/20 PE600.970v05-00

NL

Dit is echter niet het geval bij indiensters, die getrouwd zijn of zijn geweest met ambtenaren die zijn verzekerd via specifieke overheidsregelingen voor pensioenen en ziektekostenverzekeringen (federale voor ambtenaren van de federale overheid en regionale voor ambtenaren van regionale instanties) die niet onder de Federale Code inzake sociale zekerheid vallen. Deze ambtenaren betalen geen GKV-premie.

Bovenstaand scenario geldt ook voor de indienster van verzoekschrift nr. 613/2016, die is getrouwd met een persoon die zich volledig particulier heeft verzekerd en ook geen GKV- premie heeft betaald. Alle indiensters hebben gemeen dat zij de GKV-regeling tijdens hun afwezigheid op de arbeidsmarkt tijdelijk hebben verlaten en hebben gekozen voor een verzekering via de specifieke ziektekostenverzekeringen van hun echtgenoten, die niet via de GKV waren verzekerd. Voor de berekening van de 9/10-regels tellen deze perioden dat zij niet via de GKV waren verzekerd, niet mee. Aangezien zij niet voldoen aan de 9/10-regel, hebben indiensters uit hoofde van het vijfde boek van de Code inzake sociale zekerheid alleen toegang tot de vrijwillige subregeling van de verplichte ziektekostenverzekering voor ouderen.

De premies voor de vrijwillige regeling worden echter niet berekend op basis van het individuele pensioeninkomen van de vrouwen. Bij het bepalen van de basis voor de premie wordt rekening gehouden met de algehele inkomenssituatie van het gezin, hetgeen betekent dat (delen van) het inkomen van hun echtgenoten bij de basis wordt/worden opgeteld. De premie komt daardoor veel hoger uit dan het geval zou zijn geweest indien zij zou worden bepaald op basis van alleen het individuele pensioen.

(12)

PE600.970v05-00 12/20 CM\1154881NL.docx

NL

Opmerkingen van de Commissie Richtlijn 79/7/EEG

Materieel toepassingsgebied van de richtlijn:

De richtlijn is van toepassing op wettelijke regelingen inzake sociale zekerheid die bescherming bieden tegen ziekte (artikel 3, lid 1, onder a), eerste streepje) en is daarom relevant in deze zaak, waarin het gaat om de toelatingsvoorwaarden voor de wettelijke ziektekostenverzekering voor gepensioneerden.

Wat het personele toepassingsgebied betreft, geldt de richtlijn voor werknemers. Alle vijf indiensters beweren tijdens delen van hun leven betaald werk te hebben gehad en hebben daarom recht op een ouderdomspensioen.

Deze kwestie valt onder het toepassingsgebied van de richtlijn.

Discriminatie op grond van geslacht:

Artikel 4, lid 1, eerste streepje, verbiedt discriminatie op grond van geslacht, hetzij direct, hetzij indirect door verwijzing naar onder meer echtelijke staat of gezinssituatie, wat betreft de voorwaarden voor toelating tot regelingen inzake sociale zekerheid.

De hierboven beschreven Duitse regel zou discriminerend zijn indien deze leidt tot een ongunstigere behandeling van een persoon op grond van geslacht. Indiensters, allen vrouw, klagen er echter over dat de wet gunstiger is voor een andere groep vrouwen met vergelijkbare loopbaanpatronen. De richtlijn bestrijdt discriminatie tussen personen van een verschillend geslacht en niet tussen vrouwen onderling. De verzoekschriften hebben betrekking op gelijkheid voor de wet en vallen dus buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 79/7/EEG.

Richtlijn 2006/54/EG

Indiensters verwijzen naar Richtlijn 76/207/EEG. Naar aanleiding van de herschikking van deze richtlijn en de intrekking ervan bij artikel 34 van Richtlijn 2006/54/EG, wordt deze verwijzing beschouwd als een verwijzing naar de herschikte Richtlijn 2006/54/EG. Deze richtlijn heeft echter alleen betrekking op de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling in verband met ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid (artikel 1, onder c)) en de toepassingsgebieden van Richtlijn 2006/54/EG en Richtlijn 79/7/EEG sluiten elkaar dus uit. Daarom kan er geen schending van Richtlijn 2006/54/EG worden vastgesteld, aangezien het hier gaat om de toelatingsvoorwaarden voor een wettelijke regeling inzake sociale zekerheid. Ook moeten indiensters zich krachtens deze richtlijn vergelijken met een persoon van een ander geslacht.

Protocol nr. 12 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden

Indiensters verwijzen naar artikel 1, lid 1 (in het verzoekschrift wordt verwezen naar artikel 14, hetgeen een vergissing lijkt te zijn) van dit protocol. Dit protocol maakt als zodanig geen deel uit van het recht van de Europese Unie en kan daarom niet het voorwerp uitmaken van een

(13)

CM\1154881NL.docx 13/20 PE600.970v05-00

NL

verzoekschrift krachtens de Verdragen. In de mate dat dit artikel identiek is aan artikel 21, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wat betreft het verbod van discriminatie op grond van geslacht, geldt bovenstaande redenering dat er, om discriminatie op grond van geslacht aan te tonen, een vergelijking moet worden gemaakt tussen personen van een verschillend geslacht.

Conclusie:

In het licht van bovenstaande overwegingen, wordt het verzoekschrift als ongegrond beschouwd.

4. Antwoord van de Commissie, ontvangen op 2 mei 2017

Verzoekschriften nrs. 0226/2016, 0409/2016, 0488/2016, 0585/2016, 0586/2016, 0613/2016 en 1106/2016

De Commissie verzoekschriften informeerde de Commissie onlangs over een persbericht van de Duitse pers over de in de bovenstaande verzoekschriften aan de orde gestelde kwestie.

(http://www.noz.de/deutschland-welt/gut-zu-wissen/artikel/840803/9-10-regelung-wird-fuer- rentnerinnen-entschaerft)

Na verificatie van deze persinformatie door de diensten van de Commissie lijkt het erop dat de onderliggende grief van het verzoekschrift (ongelijke behandeling bij de toegang tot de wettelijke zorgverzekering voor ouderen tussen vrouwen die getrouwd zijn met personen die niet zijn aangesloten bij het wettelijke zorgstelsel (d.w.z. echtgenoten van ambtenaren en zelfstandigen) en vrouwen die getrouwd zijn met personen die wel zijn aangesloten bij het wettelijke zorgstelsel) inmiddels is weggenomen door een nieuwe wet die het Duitse parlement in februari 2017 heeft aangenomen en die binnenkort in werking zal treden. Deze wet zal ertoe leiden dat tijdvakken waarin voor een kind wordt gezorgd (drie jaar per kind) zullen meetellen bij de berekening van de bijdrageperiode teneinde het gat te dichten dat wordt veroorzaakt door de – door de zorg voor het kind ingegeven – periode van economische inactiviteit, ongeacht de verzekeringssituatie van de echtgenoot/partner.

https://www.bundesgesundheitsministerium.de/ministerium/meldungen/2017/februar/hhvg.ht ml

De relevante passage van de nieuwe wet luidt als volgt:

"Er wordt een einde gemaakt aan een benadeling van echtgenoten en partners die kinderen opvoeden bij het in aanmerking nemen van de minimale periode dat de persoon in kwestie premie moet hebben betaald (Vorversicherungszeit) voor de ziektekostenverzekering voor ouderen (Krankenversicherung der Rentner – KVdR). In de toekomst kunnen per kind drie jaar worden meegeteld bij de Vorversicherungszeit voor de KVdR, ongeacht de ziektekostenverzekering van de echtgenoot of partner. Zo wordt de toegang tot de KVdR voor echtgenoten en partners verbeterd die in de tweede helft van hun werkende leven tijdelijk zijn gestopt met werken om voor kinderen te zorgen en in deze periode niet verplicht verzekerd waren. Zij voldoen in sommige gevallen niet aan de vereiste Vorversicherungszeit voor een normaal gesproken voordeligere verplichte verzekering binnen de KVdR (de zogeheten 9/10- regel)."

(14)

PE600.970v05-00 14/20 CM\1154881NL.docx

NL

Deze verandering heeft echter geen gevolgen voor het eerder door de Commissie aangenomen standpunt ten aanzien van deze verzoekschriften (zie het antwoord van de Commissie van 28 februari 2017), dat de kwestie geen betrekking had op de EU-wetgeving inzake discriminatie op grond van geslacht, aangezien de ongelijkheid in dit geval een vergelijking betrof tussen verschillende groepen vrouwen.

5. Antwoord van de Commissie, ontvangen op 20 december 2017

Verzoekschriften nrs. 0226/2016, 0409/2016, 0488/2016, 0585/2016, 0586/2016, 0613/2016, 1106/2016, 1415/2016, 1430/2016, 1431/2016, 1507/2016, 1517/2016, 1535/2016, 0288/2017, 0348/2017, 0469/2017 en 0479/2017

Opmerkingen van de Commissie

De beoordeling en conclusies van de Commissie betreffende de verzoekschriften 0226/2016, 0409/2016, 0488/2016, 0585/2016, 0586/2016, 0613/2016 en 1106/2016 die op 2 mei 2017 aan de Commissie verzoekschriften werden meegedeeld, gelden ook voor alle andere, hierboven vermelde verzoekschriften, aangezien ze allemaal handelen over dezelfde kwestie.

Wat betreft de nieuwe elementen die de auteur van verzoekschrift nr. 0226/2016 onlangs heeft verstrekt, zou de Commissie de volgende opmerkingen willen maken.

In haar brief van 18 april 2017 klaagt indienster erover dat de perioden die worden besteed aan de opvoeding van een kind (drie jaar per kind) weliswaar door de nieuwe wettelijke voorschriften worden erkend en in aanmerking worden genomen voor de berekening van de minimale periode dat de persoon in kwestie premie moet hebben betaald (de Vorversicherungszeit), maar dat deze nieuwe wettelijke voorschriften geen terugwerkende kracht hebben zodat het niet mogelijk is terugbetaling te vragen van de hogere premies die werden betaald voordat de wetswijzigingen van 2017 in werking traden.

Na een eerste beoordeling van het verzoekschrift, waarbij de Commissie geen schending van het EU-recht heeft vastgesteld, neemt de Commissie nota van de nieuwe wettelijke situatie die in zekere mate tegemoetkomt aan de oorspronkelijke grief van de indiensters, maar die in geen geval van invloed is op de oorspronkelijke beoordeling van de Commissie.

Indienster beoogt met haar brief van 25 juni 2017 het toepassingsgebied van haar oorspronkelijke bewering toe te lichten/aan te passen. Ze onderstreept dat het niet haar bedoeling was om haar bewering te baseren op een vergelijking tussen de toegang van (vrouwelijke) echtgenoten van ambtenaren tot de verplichte ziektekostenverzekering voor gepensioneerden ("Pflichtversicherung der Rentner") en die van de (vrouwelijke) echtgenoten van andere werknemers (wettelijke regeling).

De Commissie herinnert er echter aan dat het verschil tussen deze groepen erin bestond, zoals indienster zelf uitvoerig vermeldt in haar oorspronkelijke verzoekschrift, dat die laatste groep tijdvakken mocht meerekenen waarin ze economisch inactief waren en zonder zelf premies te betalen meeverzekerd waren met hun werkende echtgenoot in het kader van een

"meeverzekeringsregeling voor gezinnen" om toegang te krijgen tot de verplichte ziektekostenverzekering voor gepensioneerden, terwijl dit niet mogelijk was voor echtgenoten

(15)

CM\1154881NL.docx 15/20 PE600.970v05-00

NL

van ambtenaren die gedurende een bepaald tijdvak meeverzekerd waren in het kader van de verzekering voor gezinnen van de ambtenarenregeling ("Beihilfe") en de aanvullende particuliere verzekering. In haar oorspronkelijke verzoekschrift deelde indienster mee dat het behoud van haar eigen verzekering tijdens deze perioden van inactiviteit mogelijk maar duur zou zijn geweest, ook al omdat zij geen persoonlijk inkomen had.

Op grond van deze oorspronkelijke bewering vermeldde de Commissie haar overweging dat de ongunstige behandeling volgens Richtlijn 79/7/EEG, net zoals voor andere richtlijnen inzake discriminatie op grond van geslacht, moet worden vergeleken met de behandeling van personen van het andere geslacht. Dit was echter niet het geval voor het oorspronkelijke verzoekschrift dat duidelijk was gericht op een vergelijking tussen echtgenoten van ambtenaren ("Beamtenehefrauen")1 en een andere groep vrouwen, in verband met hun respectieve toegang tot de verplichte ziektekostenverzekering voor gepensioneerden.

In haar nieuwe brief beweert indienster dat de discriminatie eigenlijk eerder heeft plaatsgevonden, aangezien de particuliere verzekering van haar echtgenoot-ambtenaar (een man) "aan haar" als vrouw "werd opgedrongen" toen ze besloot economisch inactief te worden om haar kinderen op te voeden, hoewel ze toentertijd zelf geen ambtenaar was. Indienster stelt voorts dat haar echtgenoot de nadelen van deze situatie niet hoefde te ondergaan aangezien hij zijn ambtenarenstatuut behield, terwijl indienster, naar de Commissie begrepen heeft, in haar latere beroepsleven terugkeerde naar het statuut van een werknemer die onder de wettelijke algemene regeling valt. In dezelfde brief wijst indienster echter op de mogelijkheid dat vrijwillige ("freiwillig") verzekering als dusdanig beschikbaar was, waarbij ze ook verwijst naar de echtgenoten van "particulier verzekerden, zoals echtgenoten van ambtenaren", een groep waartoe zijzelf behoorde.

De Commissie is van oordeel dat de nieuwe grief evenmin valt onder het toepassingsgebied van het EU-acquis. Een schending van Richtlijn 79/7/EEG zou vereisen dat een man, in vergelijking met een vrouw, niet met dezelfde situatie zou worden geconfronteerd. Dit is door indienster niet vastgesteld. Indienster heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid om tijdens haar afwezigheid van de arbeidsmarkt meeverzekerd te zijn in het kader van de verzekering voor gezinnen op grond van de aansluiting van haar echtgenoot, die economisch actief was als ambtenaar. In de omgekeerde situatie zou dezelfde regeling van toepassing zijn. De Commissie ziet ook niet in hoe het gebruik van een premievrije meeverzekering (zowel in de particuliere als in de openbare sector) op zich een nadelige behandeling vormt in vergelijking met die van de echtgenoot van het andere geslacht.

Tot slot onderstreept indienster in deze brief (laatste paragraaf) dat de duurdere aansluiting bij de vrijwillige ziektekostenverzekering voor gepensioneerden een vorm van discriminatie is;

1 Zie de laatste paragraaf van de brief van 5.2.2016: "Dagegen ist die Ehefrau eines GKV-Versicherten in der komfortablen Lage […]" ("De echtgenote van een GKV-verzekerde bevindt zich daarentegen in de comfortabele positie [...]"), zie ook pagina 5, tweede paragraaf van deze brief: "Dagegen hat sich für die Ehefrau eines GKV- Mitglieds […] nichts verändert […]. Das ist eine erhebliche Benachteiligung von Beamtenehefrauen. Es sich auch keine besonderen rechtlichen Vorteile für die Beamtenehefrauen zu erkennen, die die Verschiedenbehandlung dieser beiden Gruppen in der Krankenversicherung rechtfertigen würden. " ("Voor de echtgenote van een GKV-aangeslotene [...] is er daarentegen niets veranderd [...]. Dit betekent dat echtgenotes van ambtenaren sterk benadeeld zijn. Echtgenotes van ambtenaren genieten ook geen bijzondere wettelijke voordelen die ter rechtvaardiging zouden kunnen dienen voor het verschil in behandeling van beide groepen in de ziekteverzekering").

(16)

PE600.970v05-00 16/20 CM\1154881NL.docx

NL

daarom vraagt ze compensatie voor de hogere premies die ze heeft betaald voordat de nieuwe wetgeving van kracht werd in 2017. De Commissie wijst erop dat de premie voor de vrijwillige regeling wordt vastgesteld op een grondslag die rekening houdt met gedeelten van het inkomen van de echtgenoot, terwijl de niet-vrijwillige ziektekostenverzekering voor gepensioneerden de premies baseert op het individuele inkomen van de aangeslotene. Bijgevolg kan het gebeuren dat een gepensioneerde die alleen toegang heeft tot de vrijwillige ziektekostenverzekering voor gepensioneerden omdat hij of zij niet heeft voldaan aan de Vorversicherungszeit om voor de

"verplichte" regeling in aanmerking te komen, een hogere premie moet betalen. Dit geldt voor vrouwen die echtgenote zijn van een ambtenaar, evenals voor mannen die echtgenoot zijn van een ambtenaar, en bovendien voor de respectieve echtgenoten van zelfstandigen met een particuliere verzekering. Zelfs met de redelijke aanname dat vrouwen vaker benadeeld werden door leemten in hun beroepsleven doordat ze een tijd voor hun kinderen zorgen, moet de berekeningsmethode op zich worden bekeken in de algemene context van de houdbaarheid van de socialezekerheidsstelsels. In Duitsland bieden zorgverzekeraars die de verplichte verzekering aanbieden personen die niet voldoen aan het voorafgaande tijdvak waarin premies moeten zijn betaald, de mogelijkheid om, onder specifieke voorwaarden, toch de wettelijke ziekteverzekering te genieten door zich vrijwillig aan te sluiten. Voordat indienster zich bij het wettelijke stelsel aansloot, had dit stelsel tijdens de periode waarin indienster niet op de arbeidsmarkt aanwezig was geen premies ontvangen van indienster, noch van haar echtgenoot aangezien deze (in zijn hoedanigheid van ambtenaar) premies betaalde voor een andere, niet- verplichte ziekteverzekering. Voor vrijwillige aansluitingen hanteren zorgverzekeraars die de verplichte ziekteverzekering aanbieden een berekeningsmethode waarbij is toegestaan dat van de persoon in kwestie mogelijk hogere premies worden ontvangen in overeenstemming met diens financiële draagkracht. De Commissie herinnert eraan dat een van de redenen voor de hervorming van 1989 het wegwerken was van een ernstig onevenwicht tussen inkomsten en uitgaven, aangezien veel mensen die gedurende een bepaalde periode geen premies voor de wettelijke regeling hadden betaald, op latere leeftijd probeerden opnieuw in deze regeling te stappen en daardoor hogere uitgaven voor de ziekteverzekering veroorzaakten. Het referentiepunt waarop in de Duitse wet de persoonlijke financiële draagkracht wordt vastgesteld, is een bepaling die, voor gehuwden, definieert welke economische verplichtingen zij ten aanzien van elkaar hebben.1 Teneinde de inactieve partner te beschermen, wordt volgens deze regel aangenomen dat deze haar/zijn plicht om het gezinsinkomen te verdienen vervult door de huishouding op zich te nemen. De economische draagkracht van een economisch inactieve, of minder verdienende huwelijkspartner, wordt daarom ook vastgesteld aan de hand van het aandeel van het inkomen van de andere huwelijkspartner dat de inactieve of minder verdienende huwelijkspartner mag eisen (als wettelijk standpunt, ook al blijft dit in het dagelijks leven een theoretisch punt) indien het inkomen van de andere huwelijkspartner hoger is.

Net zoals bij eerdere beweringen van indienster, is de Commissie daarom van mening dat deze regel, die de wederzijdse rechten en plichten tussen echtgenoten inzake financiële steun vaststelt, geen discriminatie inhoudt uit hoofde van de EU-wetgeving inzake de gelijkheid tussen mannen en vrouwen.

In haar recentste brief van 15 juli 2017 legt indienster twee grieven voor. Ten eerste, de kwestie

1 "§ 1360 Bijdrage in de lasten van het huwelijk:

de echtgenoten zijn aan elkaar verplicht het gezin op passende wijze te onderhouden met behulp van hun arbeid en hun vermogen. Indien de huishouding wordt overgelaten aan een van de echtgenoten, dan vervult deze zijn plicht door een bijdrage te leveren in het gezinsonderhoud, normaliter door de huishouding te doen.".

(17)

CM\1154881NL.docx 17/20 PE600.970v05-00

NL

dat een bepaalde zorgverzekeraar die de verplichte verzekering verstrekt, toestaat dat ook vaders de drie jaar per kind mogen meerekenen als Vorversicherungszeit voor de wettelijke ziektekostenverzekering om te komen tot de minimale periode van 9/10 van de tweede helft van hun loopbaan, ongeacht of ze tijdens die periode werkelijk hebben gewerkt. Volgens indienster geeft dit mannen een ongerechtvaardigd voordeel, terwijl de wet juist tot doel had de toegang te versterken van vrouwen die er niet in slaagden tot die minimale periode te komen omdat zij om gezinsgerelateerde redenen afwezig waren van de arbeidsmarkt. Ten tweede klaagt zij erover dat de wet in kwestie geen terugwerkende kracht heeft (soortgelijke grief als in de bovenvermelde brief van 18 april 2017).

Beide grieven hebben echter geen invloed op de beoordeling van de Commissie. Het loutere feit dat eenzelfde voordeel wordt verstrekt aan mensen van het andere geslacht vormt geen discriminatie – deze toepassing van de nieuwe voorschriften is, op dezelfde manier, ook gunstig voor vrouwen die zijn blijven werken terwijl ze om uiteenlopende redenen niet verzekerd waren in het wettelijke stelsel. De toepassing van de nieuwe voorschriften biedt zowel mannen als vrouwen de mogelijkheid om gemakkelijker gelijke toegang te krijgen tot de niet-verplichte tak van de ziektekostenverzekering voor gepensioneerden waarvoor ze niet aan de voorwaarden voldeden voordat de wet gewijzigd werd.

De Commissie ziet geen reden om commentaar te leveren op de tweede grief, aangezien zij geen schending van het EU-recht heeft vastgesteld in de situatie die bestond voordat de wet in 2017 gewijzigd werd. De kwestie van de toepassing met terugwerkende kracht behoort tot het domein van het Duitse recht.

Conclusie

In het licht van het bovenstaande besluit de Commissie dat de verstrekte nieuwe elementen geen gevolgen hebben voor de oorspronkelijke beoordeling van het verzoekschrift, namelijk dat het als ongegrond wordt beschouwd. De Commissie wenst er ook op te wijzen dat de Duitse wetgever deze toestand inmiddels heeft behandeld.

6. Antwoord van de Commissie op verzoekschrift 1076/2016, ontvangen op 2 mei 2017 Het verzoekschrift heeft betrekking op dezelfde onderliggende zaken als de volgende

verzoekschriften: 226/2016, 409/2016, 488/2016, 585/2016, 613/2016 en 1106/2016, waarop een afzonderlijk antwoord is gegeven.

Indienster verwijst naar Richtlijn 79/7/EEG1, Richtlijn 76/207/EEG2 en Protocol nr. 12 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden3 en naar de invoering in 1989 van strengere regels voor toegang tot de wettelijke ziektekostenverzekering

1 Richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid, PB L 6/24 van 10.1.1979.

2 Richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de

beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden PB L 39/40 van 13.2.1976 – ingetrokken bij Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking), PB L 304/23 van 26.7.2006.

3 https://www.coe.int/en/web/conventions/full-list/-/conventions/treaty/177

(18)

PE600.970v05-00 18/20 CM\1154881NL.docx

NL

voor gepensioneerden. De evaluatie door de Commissie van bovengenoemde verzoekschriften van 2016 (226, 409, 488, 585, 613) bevat achtergrondinformatie over de nationale context van deze nieuwe wetgeving, die ook geldt voor onderhavig verzoekschrift.

De onderliggende persoonlijke situatie van het verzoekschrift is echter anders dan die van de eerder genoemde verzoekschriften. Indienster van dit verzoekschrift heeft haar aansluiting bij het wettelijke ziektekostenverzekeringsstelsel (GKV) niet onderbroken voor medeverzekering met een echtgenoot omdat zij voor deze periode voor de kinderen zorgde. Ze heeft haar aansluiting bij het GKV-systeem verbroken om zich zelfstandig voor een bepaalde tijd aan te sluiten bij een particuliere ziektekostenverzekeringsregeling (PKV), waarna ze zich op vijftigjarige leeftijd opnieuw bij het GKV-systeem heeft aangesloten.

Indienster valt daarom niet onder de recente wetswijziging in Duitsland1, waarover het Parlement de Commissie heeft geïnformeerd, en waardoor de loopbaanonderbrekingen om voor de kinderen te zorgen nu meetellen (3 jaar per kind), dit teneinde de onderbrekingen van aansluiting op te vangen.

In de redenering van het verzoekschrift wordt een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel van de Duitse grondwet en kritiek geuit op het ontwerp van het Duitse nationale ziektekostenverzekeringsstelsel op zich. Indienster beweert dat de echtgenote van een persoon die is aangesloten bij het GKV meer privileges geniet dan zijzelf. Indienster beklaagt zich er ook over dat verlaat gerepatrieerden [Spätaussiedler – een specifieke regeling voor de integratie van immigranten uit Duitse minderheden in Oost-Europa en Rusland] en vluchtelingen niet hoeven te voldoen aan de eisen voor premietijdvakken waar zij als Duits staatsburger aan moet voldoen, en dat zij goedkopere toegang hebben tot ziektekostenverzekering dan zijzelf.

Opmerkingen van de Commissie (1) Richtlijn 79/7/EEG:

Materieel toepassingsgebied van de richtlijn:

De richtlijn is van toepassing op wettelijke regelingen inzake sociale zekerheid die bescherming bieden tegen ziekte (artikel 3, lid 1, onder a), eerste streepje) en is daarom relevant in deze zaak, waarin het gaat om de toelatingsvoorwaarden voor de wettelijke ziektekostenverzekering voor gepensioneerden.

Wat het personele toepassingsgebied betreft, geldt de richtlijn voor werknemers. Indienster beweert dat zij tijdens delen van haar leven werknemer was en daarom recht heeft op een ouderdomspensioen.

Deze kwestie valt daarom onder het toepassingsgebied van de richtlijn.

Discriminatie op grond van geslacht:

Volgens Artikel 4, lid 1, eerste streepje, van de richtlijn, is discriminatie op grond van geslacht verboden, hetzij direct, hetzij indirect door verwijzing naar onder meer echtelijke staat of

1 https://www.bundesgesundheitsministerium.de/ministerium/meldungen/2017/februar/hhvg.html

(19)

CM\1154881NL.docx 19/20 PE600.970v05-00

NL

gezinssituatie, wat betreft de voorwaarden voor toelating tot regelingen inzake sociale zekerheid.

De hierboven beschreven Duitse regels zouden discriminerend zijn indien deze leiden tot een ongunstigere behandeling van een persoon op grond van geslacht. Indienster, een vrouw, beklaagt zich er echter onder andere over dat volgens de wet een andere groep vrouwen (echtgenotes van bij de GKV aangesloten personen), vluchtelingen en verlaat gerepatrieerden (Spätaussiedler) gunstiger behandeld worden. De richtlijn bestrijdt discriminatie tussen personen van een verschillend geslacht en niet tussen vrouwen onderling of in vergelijking met andere groepen. Het verzoekschrift heeft betrekking op gelijkheid voor de wet en valt dus buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 79/7/EEG.

(2) Richtlijn 2006/54/EG

Indienster verwijst naar Richtlijn 76/207/EEG. Naar aanleiding van de herschikking van deze richtlijn en de intrekking ervan bij artikel 34 van Richtlijn 2006/54/EG, wordt deze verwijzing beschouwd als een verwijzing naar de herschikte Richtlijn 2006/54/EG. Deze richtlijn heeft echter alleen betrekking op de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling in verband met ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid (artikel 1, onder c)) en de hierboven genoemde toepassingsgebieden van Richtlijn 2006/54/EG en Richtlijn 79/7/EEG sluiten elkaar dus uit. Daarom kan er geen schending van Richtlijn 2006/54/EG worden vastgesteld, aangezien het hier gaat om de toelatingsvoorwaarden voor een wettelijke regeling inzake sociale zekerheid. Ook moet indienster zich krachtens deze richtlijn vergelijken met een persoon van een ander geslacht.

(3) Protocol nr. 12 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden

Indiensters verwijzen naar artikel 1, lid 1 (in het verzoekschrift wordt verwezen naar artikel 14, hetgeen een vergissing lijkt te zijn) van dit protocol. Dit protocol maakt als zodanig geen deel uit van het recht van de Europese Unie en kan daarom niet het voorwerp uitmaken van een verzoekschrift krachtens de Verdragen. In de mate dat dit artikel identiek is aan artikel 21, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wat betreft het verbod van discriminatie op grond van geslacht, geldt bovenstaande redenering dat er, om discriminatie op grond van geslacht aan te tonen, een vergelijking moet worden gemaakt tussen personen van een verschillend geslacht. Wat betreft haar beweringen over verlaat gerepatrieerden (Spätaussiedler) en vluchtelingen, heeft indienster onvoldoende gedetailleerd betoogd waarom er sprake zou zijn van discriminatie op een van de andere gronden die worden genoemd in artikel 21, lid 1.

Conclusie

In het licht van bovenstaande overwegingen, wordt het verzoekschrift als ongegrond beschouwd.

7. Antwoord van de Commissie (REV. III), ontvangen op 30 mei 2018

Verzoekschriften 0226/2016, 0409/2016, 0488/2016, 0585/2016, 0586/2016, 0613/2016,

(20)

PE600.970v05-00 20/20 CM\1154881NL.docx

NL

1076/2016, 1106/2016, 1415/2016, 1430/2016, 1431/2016, 1507/2016, 1517/2016, 1535/2016, 0288/2017, 0348/2017, 0469/2017, 0479/2017 en 1249/2017

In haar brief van 25 januari 2018 voert de indienster van verzoekschrift 0226/2016 geen nieuwe argumenten aan. Daarom leidt deze brief niet tot een andere beoordeling van de Commissie ten aanzien van alle bovenvermelde verzoekschriften. Indienster herhaalt slechts dat de indieners, en ook zij, op dezelfde manier wensen te worden behandeld als personen die gedekt worden door een ziektekostenverzekering, ongeacht of zij man of vrouw zijn. Zij is van mening dat het argument van de Commissie dat de bestaande wet uitsluitend in een andere behandeling voorziet van bepaalde groepen vrouwen, niet geldig is. Volgens haar is er sprake van discriminatie op grond van geslacht en zij is daarom van mening dat de

"antidiscriminatierichtlijnen" van toepassing zijn.

Zij betoogt bovendien dat de nieuwe wet in Duitsland die drie jaar Vorversicherungszeit per kind garandeert voor de Krankenversicherung der Rentner (KVdR), niet volstaat om deze discriminatie op te heffen, aangezien vrouwen die verzekerd zijn in het kader van een gezinsverzekering niet over een bepaalde termijn beschikken. De Commissie heeft dit probleem reeds aan de orde gesteld in haar Mededeling van 20 december 2017.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bezwaarschrift moet gemotiveerd zijn en te worden gericht aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, Postbus 200, 3940 AE Doorn. Het

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,

6.3. Transparante of lichtdoorlatende wanden en met name volledig glazen wanden in de ruimten of in de onmiddellijke omgeving van werkplek- ken en verkeersroutes, dienen duidelijk

Tegen elke beslissing over vergunningsaanvragen in eerste aanleg genomen door de deputatie van de provincieraad, kan beroep worden ingediend bij de Vlaamse Regering, die uitspraak

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bepaald 2 dat artikel 24, lid 6, van Richtlijn 2007/47/EU zo moet worden geïnterpreteerd dat de daarin bedoeld regels (d.w.z.

Voorstel betreft het vaststellen van de Regionale Energiestrategie (RES) 1.0 Noord- Holland Noord (voor grondgebied eigen

Teneinde zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen voor de inwoners van de gemeente en met alle raadsleden te bespreken welke keuzes gemaakt (kunnen) worden en waarom

De methode Duisenberg heeft er toe geleid dat de werkgroep met elkaar in gesprek is gegaan over de begroting- en rekeningcyclus en wat deze teksten, indicatoren en cijfers nu