• No results found

WATERTOETS HEIVELD TE LANDGRAAF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "WATERTOETS HEIVELD TE LANDGRAAF"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

WATERTOETS

HEIVELD

TE LANDGRAAF

(2)

9716.006

Rapportage watertoets Heiveld te Landgraaf

Opdrachtgever Van Wijnen Sittard Postbus 5110 6130 PC Sittard

Rapportnummer 9716.006 Versienummer D2

Status Eindrapportage Datum 24 september 2020

Vestiging Boxmeer

Opsteller ing. R. van den Berg Paraaf

Kwaliteitscontrole dr. ir. B.A. van de Pas Paraaf

Kwaliteitszorg

Voor het uitvoeren van doorlatendheidsonderzoek zijn geen wettelijke richtlijnen vastgesteld. Econsultancy voldoet voor haar overige dienstverlening ten aanzien van bodem aan alle wettelijke kwaliteitseisen. Tot aan het moment dat voor doorlatend- heidsonderzoek kan worden gewerkt volgens vastgestelde protocollen en richtlijnen wordt daar waar mogelijk aangesloten aan algemene kwaliteitseisen zoals deze voor bodemonderzoek gelden.

Econsultancy werkt volgens een dynamisch kwaliteits- en milieusysteem, zoals beschreven in het kwaliteits- en milieuhand- boek. Ons kwaliteits- en milieusysteem is gecertificeerd volgens de eisen in de NEN-EN-ISO 14001:2015.

Betrouwbaarheid

Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de algemeen geldende normen en met behulp van gespe- cialiseerde apparatuur. Het onderzoek betreft een momentopname in de tijd en is steekproefsgewijs uitgevoerd, waardoor een beeld van de geohydrologische situatie wordt verkregen. Econsultancy accepteert op voorhand geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Econsultancy uitgevoerde onder- zoek neemt.

(3)

9716.006

INHOUDSOPGAVE

1 INLEIDING ... 1

2 LOCATIEGEGEVENS ... 2

3 OMGEVINGSASPECTEN ... 3

3.1 Geohydrologie ... 3

3.2 Grondwater ... 3

3.3 Oppervlaktewater... 5

3.4 Ontwatering en drooglegging ... 5

3.5 Riolering ... 5

4 GEOHYDROLOGISCH VELDONDERZOEK ... 6

4.1 Uitvoering ... 6

4.2 Lokale bodemopbouw ... 6

4.3 Methodiek in-situ doorlatendheidsproeven ... 6

4.4 Resultaten ... 7

4.5 Beoordeling waterdoorlatendheid ... 7

5 WATERRELEVANT BELEID ... 8

5.1 Waterschap Limburg ... 8

5.2 Gemeente Landgraaf ... 10

6 TOEKOMSTIGE SITUATIE ... 11

6.1 Ontwikkeling ... 11

6.2 Verhard oppervlak ... 11

7 PLANUITWERKING ... 13

7.1 Randvoorwaarden en uitgangspunten ... 13

7.2 Hemelwater ... 13

7.2.1 Waterbergingsopgave ... 13

7.2.2 Hemelwatersysteem ... 14

7.2.3 Lediging ... 16

7.2.4 Calamiteit... 17

7.3 Riolering ... 17

7.4 Kwaliteit ... 17

8 CONCLUSIE ... 18

BIJLAGEN:

1. - Topografische ligging

2. - Gegevens verkennend bodemonderzoek, 2a - Positionering boorlocaties 2b - Boorprofielen

3. - Berekende k-waarden 4. - Toekomstige situatie

(4)

1 INLEIDING

Econsultancy heeft van Van Wijnen Sittard opdracht gekregen voor het opstellen van een watertoets voor ontwikkellocatie Heiveld te Landgraaf.

Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimte- gebruik. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten heb- ben op de waterhuishouding.

Binnen het wijkontwikkelingsplan “Nieuwenhagen-Lichtenberg” en de reeds gerealiseerde 30 sociale huurwoningen en een zorgcomplex resteren nog 2 ontwikkellocaties van respectievelijk 5 en 12 wo- ningen. Deze watertoets is heeft betrekking op de 17 nog te ontwikkelen en realiseren nieuwbouwwo- ningen. Als gevolg van de beoogde nieuwbouw zal het verhard oppervlak wijzigen. Bij nieuwe ontwik- kelingen dient water expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing te worden genomen. Concreet betekent dit dat onder andere onderzocht moet worden hoe in het toekomstige plan op een duurzame wijze kan worden omgegaan met water. Hierbij speelt vasthouden bergen en afvoeren van water in eigen gebied een belangrijke rol.

Wanneer voor bouwplannen een bestemmingsplanwijziging nodig is, zal als een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan of besluit, een waterparagraaf opgenomen moeten worden. De waterparagraaf beschrijft de invloed van het plan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of plan oplegt. De waterparagraaf omschrijft daarnaast de waterhuishoudkundige con- sequenties van het plan of besluit en omvat het wateradvies en de gemaakte afwegingen.

Om invulling te kunnen geven aan de waterparagraaf en de waterbelangen te waarborgen dient in deze situatie de watertoets-procedure te worden doorlopen. De watertoets bevat een onderbouwing voor de waterparagraaf die een onderdeel vormt van de ruimtelijke onderbouwing.

De watertoets is géén aparte procedure, maar is een traject dat geïntegreerd is in de procedure van het ruimtelijk plan of besluit. Uitgangspunt hierbij is dat een ruimtelijk besluit of plan geen slechtere waterhuishoudkundige situatie oplevert dan in het bestaande beleid is vastgelegd.

In deze rapportage is beschreven op welke wijze rekening is gehouden met de waterhuishoudkundige aspecten en het beleid van de waterbeheerders (waterschap Limburg en de gemeente Landgraaf).

De informatie over de planlocatie is onder andere gebaseerd op informatie uit het door Econsultancy uitgevoerd verkennend bodemonderzoek rapportnummer 9716.002.

(5)

2 LOCATIEGEGEVENS

Binnen de ontwikkellocatie Heiveld resteren nog 2 ontwikkellocaties van respectievelijk 5 woningen aan de Gatestraat en 12 woningen nultreden woningen gelegen aan het park tussen de Beatrixstraat, Laurastraat, Irenestraat en Caeciliahof. De 2 ontwikkellocaties zijn opgedeeld in een drietal deelloca- ties, te weten 1a, 1b en 2. Alle locaties zijn momenteel braakliggend, onbebouwd en onverhard.

In tabel 1 zijn de locatiegegevens van de betreffende deellocaties weergegeven.

Tabel 1. Locatiegegevens

locatie Coördinaten Perceel Oppervlak (m2) Maaiveld (m +NAP)

1a X= 200.500, Y= 324.130

NWH01, Sectie B, nummer 6987 1.080 162,5

1b X= 200.550, Y= 324.110

NWH01, Sectie B, nummer 6986 530 162,0

2 X= 200.680,

Y= 324.065

NWH01, Sectie B, nummer 6975 3.360 160,0

In figuur 1 is de ligging en begrenzing van de deellocaties weergegeven. De topografische ligging is opgenomen in bijlage 1.

Figuur 1. Ligging en begrenzing deellocaties

(6)

3 OMGEVINGSASPECTEN 3.1 Geohydrologie

Om inzicht te krijgen in de gelaagdheid van goed doorlatende en slecht doorlatende lagen (hydrogeo- logische eenheden) van de (diepe) bodem is gebruik gemaakt van het REGIS II model van TNO. Dit model geeft op een schematische wijze inzicht in de hydrogeologische opbouw en doorlatendheid van de ondergrond op een regionale schaal.

Op basis van de gegevens uit het model van TNO blijkt het eerste watervoerend pakket te worden gevormd door respectievelijk de formaties van Boxtel, Kiezeloӧliet en Breda. Het eerste watervoeren- de pakket heeft een dikte van >70 m. Op het eerste watervoerende pakket ligt een deklaag, behoren- de tot de Formatie van Boxtel-Laagpakket van Schimmert. Deze deklaag met een dikte van ± 3 m bestaat hoofdzakelijk uit leem Het eerste watervoerend pakket wordt aan de onderzijde begrensd door Rupel Formatie. Het bovenste deel van deze eenheid bestaat uit klei.

Tabel 2. Geohydrologie

Diepte m -mv Formatie Typering Bodem

0-3

Boxtel laagpakket van

Schimmert

DKL leem

3-4 Boxtel WVP zand

4-13 Kiezeloӧliet WVP zand

13-70 Breda WVP zand

70-78 Rupel WVP zand

78-88 Rupel SDL klei

DKL = deklaag WVP = watervoerend pakket SDL = slecht doorlatende laag

3.2 Grondwater

Veranderingen in de grondwaterstand (stijghoogte) worden voornamelijk veroorzaakt door neerslag en verdamping, maar ook door ingrepen in de waterhuishouding. De stijghoogte kan daardoor van dag tot dag verschillen. Het grondwater staat in de winter van nature hoog en in de zomer laag. In de winter is de temperatuur laag, waardoor de verdamping gering is en alle neerslag het grondwater kan aanvullen. In de zomer gebeurt het omgekeerde: de temperatuur is hoog en dus verdampt er veel neerslag en is de stijghoogte laag. Voor beleid, vergunningen en ontwateringsdieptes is het belangrijk om te weten wat de actuele karakteristieken zijn, zoals de GHG en GLG (Gemiddeld Hoogste Grond- waterstand en Gemiddelde Laagste Grondwaterstand).

TNO-NITG voert het databeheer van in de omgeving aanwezige grondwaterpeilputten waarin de grondwaterstandstand in het eerste watervoerende pakket wordt gemonitoord. Middels de interactie- ve grondwatertools ‘Isohypsen’ en ‘Grondwaterdynamiek’ van de Geologische Dienst Nederland wor- den de historische grondwatermeetreeksen uit het archief van TNO gesimuleerd met behulp van da- gelijkse metingen van neerslag en verdamping uit gegevens van het KNMI.

(7)

In het archief van TNO zijn in de directe nabijheid van de planlocatie zijn geen bruikbare grondwater- data beschikbaar. Voor de bepaling van de locatiespecifieke grondwaterkarakteristieken is gebruik gemaakt van grondwaterdata van grondwatermeetpunten uit de omgeving afkomstig van het primaire meetnet van de provincie Limburg. In tabel 3 zijn de gegevens van de grondwaterpeilputten opgeno- men. In figuur 2 is de situering van de grondwaterpeilputten weergegeven.

Tabel 3. Overzicht grondwaterpeilputten TNO

grondwaterpeilput windrichting t.o.v. locatie

afstand t.o.v. locatie

(m)

meetperiode GLG

(m +NAP)

GHG (m +NAP)

B62E0457 N 730 13-12-2010 tot 09-01-2019 137,8 139,0

B62B0996 W 1.425 13-12-2010 tot 09-01-2019 102,7 103,0

Iets ten noorden van de projectlocaties is de Feldbissbreuk gelegen. De Feldbissbreuk vormt de grens tussen het glooiende Heuvelland en het vlakke, lager gelegen gebied noordelijk ervan. Daar grondwaterpeilput aan de oostzijde van de breuklijn is gelegen kan deze niet zondermeer worden beschouwd als representatief en bruikbaar voor de projectlocaties.

Op basis van de gegevens van de beide grondwaterpeilputten alsmede de verwachtte grondwater- stromingsrichting kan worden gesteld dat de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) zich en- kele tientallen meters beneden maaiveld bevindt. Lokaal kunnen als gevolg van leemlagen in de bo- dem na of gedurende een periode van veel neerslag schijngrondwaterstanden optreden.

De projectlocaties ligt niet in een grondwaterbeschermings-, grondwaterwin-, attentiegebied of bo- ringsvrijezone.

Figuur 2. Situering grondwaterpeilputten

(8)

3.3 Oppervlaktewater

Voor het waterschap is de legger, samen met de keur, hèt instrument om te zorgen voor veilige dij- ken, droge voeten, voldoende en schoon water. De legger bestaat uit een set van kaarten. Daarop staat welke rivieren, beken, vennen en regenwaterbuffers, lijnvormige elementen, waterkeringen en kunstwerken (stuwen, sluisdeuren en kademuren) het waterschap in beheer heeft en waar ze liggen.

De legger bevat ook een register waarin staat wie waar en waarvoor het onderhoud moet doen. Tot slot bevat de legger zones (zoneringen) voor toekomstige ontwikkelingen en bescherming van het watersysteem.

Op basis van de leggerkaart van waterschap Limburg is in de directe omgeving van de planlocatie geen oppervlaktewater gelegen.

3.4 Ontwatering en drooglegging

Om grondwateroverlast te voorkomen dient bij het ontwerp rekening gehouden te worden met mini- male ontwateringsdiepten en droogleggingseisen. De ontwateringsdiepte is het verschil in hoogte tussen het maaiveld en de maximaal optredende grondwaterstand. Uitgangspunt hierbij is dat bij de inrichting van (nieuw) stedelijk gebied in principe wordt aangesloten bij de huidige grond- en opper- vlaktewaterpeilen, en dat er ten gevolge van de inrichting van het betreffende gebied geen negatieve effecten op de omgeving ontstaan (verdroging of vernatting). Met andere woorden, hydrologisch neu- traal ontwerpen.

Gangbare normen voor de ontwateringsdiepte zijn:

 Woningen met kruipruimte: 0,7 m -mv

 Woningen zonder kruiruimte: 0,3 m -mv (Vloerpeil van woningen 0,30 m + maaiveld)

 Tuinen en openbare groenvoorzieningen: 0,5 m -mv

 Primaire wegen: 1,0 m

 Secundaire wegen en woonstraten: 0,7 m

De ontwatering is ten aanzien van de (bouw)peilen in de toekomstige situatie voldoende. Geadvi- seerd wordt om de toekomstige bouwpeilen circa 20 cm hoger aan te leggen dan het naastgelegen wegpeil.

3.5 Riolering

In de rondom de projectlocaties gelegen wegen is een gemengd rioolstelsel gelegen.

(9)

4 GEOHYDROLOGISCH VELDONDERZOEK 4.1 Uitvoering

Voor het uitvoeren van een doorlatendheidsonderzoek gelden geen richtlijnen. De onderzoeksstrate- gie is in overleg met de opdrachtgever vastgesteld en betreft maatwerk. Ten aanzien van de uitvoe- ring is aangesloten op het verkennend bodemonderzoek (rapportnummer 9716.002) dat is uitgevoerd conform SIKB-protocol 2001 "Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvin- gen, nemen van grondmonsters en waterpassen".

Het veldwerk omvatte het zintuiglijk beoordelen van aanwezige bodemlagen door middel van het- handmatig opboren van bodemmateriaal. De aanwezige bodemlagen zijn hierbij nauwkeurig beschre- ven en de posities van de betreffende monstername-punten zijn op kaart vastgelegd. Van het opge- boorde materiaal is een boorbeschrijving conform de NEN 5104 gemaakt. De gegevens van het ver- kennend bodemonderzoek, positionering boorlocaties en boorprofielen, zijn opgenomen in bijlage 2.

Op basis van de bodemopbouw zijn vervolgens de te onderzoeken trajecten bepaald waarna op 7 februari 2020 op 4 locaties de doorlatendheid in het veld is gemeten.

4.2 Lokale bodemopbouw

De bodem blijkt tot de onderzochte diepte (5,0 m -mv) voornamelijk te bestaan uit leem. Ten tijde van het bodemonderzoek is tot op de onderzochte diepte geen grondwater aangetroffen.

4.3 Methodiek in-situ doorlatendheidsproeven

Op basis van de profielbeschrijvingen en de actuele grondwaterstand zijn de te onderzoeken bodem- lagen vastgesteld. Vervolgens is in de directe nabijheid van de referentieboring, per meting, een nieuwe boring verricht tot in de te onderzoeken homogene bodemlaag. Bij de keuze van de te onder- zoeken bodemlaag is rekening gehouden met de doelstelling van het onderzoek.

De doorlatendheid (k-waarde) van de bodem is bepaald met behulp van de Falling head-methode (omgekeerde Hooghoudt-methode). Bij de Falling head- methode wordt na eenmalig opbrengen van een waterkolom de zaksnelheid van het water gemeten. Om instorting van het boorgat te voorkomen, is in het boorgat een filterbuis aangebracht die aan de onderzijde over een lengte van 1 m is geperforeerd. Na plaatsen van de filterbuis is water opgebracht. Voor het meten van de waterstandsdaling is gebruik gemaakt van een digitale drukop- nemer (Diver). De doorlatendheidsmeting is een aantal malen herhaald ten- einde verzadigde doorlatendheid te verkrijgen en een gemiddelde te kunnen berekenen. Aan de hand van de zaksnelheid is vervolgens met behulp van de formule van Hooghoudt de gemiddelde doorlatendheid (k-waarde) berekend.

(10)

4.4 Resultaten

Tabel 4 geeft een overzicht van het uitgevoerde veldwerk en de bodemlaag waarin een in-situ doorlatendheidsmeting is uitgevoerd. Tevens zijn in de tabel de resultaten van de berekende k-waarden weergegeven en is de doorlatendheid van de bodem per boring en traject beoordeeld con- form de classificatie uit tabel 5. Bijlage 3 bevat de grafische uitwerking en de berekening van de k-waarden.

Tabel 4. Overzicht k-waarde per meting

Deellocatie Referentie boring

Aantal Metingen

(*A)

Onderzochte bodemlaag

(cm -mv)

Textuur K-waarde

(m/dag)

Beoordeling doorlatendheid

1A 1A-05 40-100 leem, sterk zandig, matig grindig 0,1 slecht tot matig

1B 1B-03 70-150 leem, vast 0,1 slecht tot matig

2

2-7 30-100 Leem 0,1 slecht tot matig

2-12 80-150 leem, vast 0,4 matig

(*A) De meest representatieve meting is gebruikt voor het berekenen van de (verzadigde) doorlatendheid.

Tabel 5. Classificatie doorlatendheid

4.5 Beoordeling waterdoorlatendheid

De haalbaarheid van hemelwaterinfiltratie is onder andere afhankelijk van de doorlatendheid van de bodem, de aanwezigheid van stoorlagen (klei en leem). Econsultancy acht bodemlagen met een mi- nimale doorlatendheid van 1,0 m/dag geschikt voor infiltratie van hemelwater.

De doorlatendheid van de bodem wordt over het algemeen geclassificeerd als slecht tot matig doorla- tend, waarbij k-waarden van 0,1 en 0,4 m/dag zijn aangetoond.

Op basis van de resultaten uit het waterdoorlatendheidsonderzoek wordt de bodem binnen de onder- zoekslocatie, mede op basis van de textuur, niet geschikt geacht voor de infiltratie van hemelwater.

K-waarde (m/dag) Classificatie (*A)

< 0,1 slecht doorlatend

0,1-0,5 matig doorlatend

0,5-1,0 vrij goed doorlatend

1,0-10 goed doorlatend

> 10 zeer goed doorlatend

(*A) Classificatie k-waarde (m/d) (bron: Cultuurtechnisch Vademecum, 2000)

(11)

5 WATERRELEVANT BELEID

De projectlocaties zijn gelegen binnen het beheersgebied van waterschap Limburg en de gemeente Landgraaf.

5.1 Waterschap Limburg

Waterbeheerplan 2016-2021

Het waterschap is binnen de provincie naast de waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheerder van het watersysteem tevens de beheerder van de waterkeringen. In het waterbeheerplan 2016-2021 zet het waterschap de koers uit voor het toekomstig waterbeheer in Limburg en geeft zij aan hoe zij invulling wil geven aan de taak om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten, en voldoende schoon water. In het plan is onder meer vastgelegd hoe men het watersysteem en de waterkeringen op orde wil bren- gen en behouden.

Keur

Om haar taak uit te kunnen voeren kent het waterschap naast haar beleid de keur als regelgeving. De keur is een verordening waar gedoogplichten, geboden en verboden in staan. De regels gelden voor handelingen, werkzaamheden en veranderingen die worden uitgevoerd of aangebracht in, op of in de nabijheid van waterkeringen, watergangen en kunstwerken. De keur bevat de ligging en maatvoering van waterstaatkundige werken en waterpartijen, alsmede de onderhoud- en beschermingszones. Dit is omsloten via de bij de keur behorende legger als kaart.

Ten gevolge van de verwachte klimaatverandering zal de neerslagintensiteit toenemen. Hierdoor neemt het risico op wateroverlast toe. Bij afvoer en lozing van hemelwater afkomstig van nieuw aan- gelegd verhard oppervlak wordt daarom het stand-still beginsel (waterneutraal bouwen) gehanteerd.

Dit wil zeggen dat er ten gevolge van de aanleg geen extra hemelwater mag worden geloosd ten op- zichte van een lozing die vanaf onverhard terrein plaatsvindt (2 l/s/ha).

Het lozen van hemelwater afkomstig van nieuwe verhard oppervlak is op grond van de uitvoeringsre- gel ‘lozen van hemelwater afkomstig van verhard oppervlak’ dan ook alleen toegestaan als deze niet leiden tot een versnelde afvoer van hemelwater. Bij een lozing als gevolg van de aanleg van nieuw verhard oppervlak dient de initiatiefnemer zodanige infiltratie- en bergingsvoorzieningen te treffen dat een toename van de afvoer op het watersysteem wordt vermeden. Daarnaast moet ook altijd aan de zorgplicht worden voldaan als bepaald in artikel 3.1 van de Keur.

Uitgangspunt verwerking hemelwater

Een initiatiefnemer (particulier of bedrijf) is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de verwer- king van hemelwater dat op zijn perceel (en daarop staande gebouwen en verharding) valt. In het geval niet alles kan worden verwerkt, heeft de gemeente in het kader van haar hemelwaterzorgplicht (Waterwet) de taak het overtollige hemelwater te verwerken. De gemeente kan hieraan specifieke normen stellen m.b.t. de opvangplicht op particulier terrein of verwerkt eventueel zelf het (overtollige) hemelwater. Uiteindelijk mag het (overtollige) hemelwater dat niet is geïnfiltreerd conform de normen van het waterschap m.b.t. het lozen op het watersysteem (gedoseerd) aangeboden worden op het watersysteem dat door het waterschap wordt beheerd. Iedereen (particulieren, bedrijven en gemeen- ten) die op het watersysteem loost moet aan deze normen voldoen.

(12)

Figuur 3: Schema Uitgangspunten verwerking hemelwater

In het kader van het stand-still beginsel (waterneutraal bouwen) hanteert het waterschap voor de wa- terparagraaf in de toelichting van bestemmingsplannen een tiental toetsingspunten (10-stappenplan).

Bij de realisatie van een plan dienen de volgende in het stappenplan opgenomen stappen in acht genomen te worden.

1. Circa 10% van het plangebied reserveren voor water.

Doorgaans zijn lager gelegen gebiedsdelen het meest geschikt. Nagaan of plangebied nodig is voor wateropgave van omliggende gebieden; zorgen dat geen logische waterstructuren worden geblokkeerd.

2. Rekening houden met hoogteverschillen in plangebied en omgeving.

Voorkomen van wateroverlast en erosie door afstromend water vanuit de omgeving naar het plangebied en andersom.

3. Uitvoeren van bodem- en infiltratieonderzoek en bepalen grondwaterstand.

Input voor ontwerpen van het hemelwatersysteem. Denk ook aan bodemverontreinigingen.

4. Toepassen voorkeursvolgorde voor de waterkwaliteit.

Schoonhouden, scheiden, zuiveren.

5. Toepassen voorkeursvolgorde voor de waterkwantiteit.

Hergebruik water, vasthouden in de bodem (infiltratie), tijdelijk bergen, afvoeren naar opper- vlaktewater, afvoeren naar gemengd of DWA-riool.

6. Toepassen voorkeurstabel afkoppelen.

Verantwoorde systeemkeuze conform voorkeurstabel; maatwerk per situatie. Bij voorkeur toepassen van bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen. Bij diepte-infiltratie gel- den zeer strenge randvoorwaarden; liever geen diepte-infiltratie toepassen.

(13)

7. Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op Infiltratie- en ber- gingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op 80 mm per twee uur ten zuiden van Sittard met een beschikbaarheid van de gehele berging binnen 24 uur.

Voldoende opvangcapaciteit en een duurzame leegloop realiseren.

8. Beheer en onderhoud regelen.

Denk aan bereikbaarheid, controlemogelijkheid, verantwoordelijkheid.

9. Watersysteem verankeren in het bestemmingsplan.

Zie notitie ‘Water in ruimtelijke plannen’ (Watertoetsloket Roer en Overmaas Versie 2.2 15 augustus 2013)

5.2 Gemeente Landgraaf

Het Hemel- en grondwaterbeleid van de gemeente Landgraaf is voor de planperiode 2017-2020 on- der meer vastgelegd in het integraal stedelijk waterplan ‘een bodem voor water’. Het integraal stede- lijk waterplan 2017-2020 is opgesteld vanuit de nieuwe wettelijke zorgplicht voor hemel- en grondwa- ter. In het plan heeft de gemeente de keuzes vast gelegd ten aanzien van hemel- en grondwater. Het beleidsplan beschrijft onder meer wat de gemeente redelijkerwijs van bewoners en ontwikkelende partijen verwacht en wat bewoners/ontwikkelaars redelijkerwijs van de gemeente mogen verwachten.

Het hemelwaterbeleid van de gemeente volgt op hoofdlijnen de wettelijke volgorde ‘vasthouden- ber- gen-afvoeren’ zoals vastgelegd in de nieuwe Waterwet. De gemeente legt de nadruk en de verant- woordelijkheid om het hemelwater zoveel mogelijk zelf te verwerken bij de perceeleigenaar. De per- ceeleigenaar (inspanningsverplichting particulier). De gemeentelijke zorgplicht treedt in werking als de perceeleigenaar niet redelijkerwijs zelf het hemelwater kan infiltreren of bergen. De voorkeursvolgor- de geldt voor zowel een toename van het verhard oppervlak als een ontwikkeling zonder toename van verhard oppervlak en zelfs voor een afname van verhard oppervlak.

Bij ontwikkelingen wordt een onderscheid gemaakt naar een toename van het verhard oppervlak, een ontwikkeling zonder toename van verhard oppervlak en een ontwikkeling bij afname van het verhard oppervlak.

Tabel 6: Waterbeleid gemeente Landgraaf bij nieuwe ontwikkelingen.

Situatie Doelstelling Werk norm Lediging

Ongewijzigd Ruimte benutten voor extra afkoppeling en ont- wikkelen van natuurlijke (duurzame) watersys-

temen.

kleine buien lokaal verwerken waar mogelijk

70 m3 per ha op te pakken verhard oppervlak

(7 mm/m2). 48 uur

Afname

Toename ook zware buien kunnen verwerken 780 m3 per ha toename verhard oppervlak (78 mm/m2).

48 uur

Hemelwater verwerkende voorzieningen moeten (afhankelijk van het type voorziening) voldoen aan de volgende randvoorwaarden:

 Controleerbaar op werking (bv via een inspectieput).

 Mogelijkheid tot reiniging en inspectie (bv via een inspectieput).

 Toepassing blad-/zandvanger (bv in de regenpijp).

 Toepassing overloopvoorziening (bv via een hooggelegen leiding).

 Toepassing van een ontlastvoorziening (bv via een overloop op maaiveld).

 Ontluchtingseisen (bv standleiding).

(14)

6 TOEKOMSTIGE SITUATIE 6.1 Ontwikkeling

De 2 ontwikkellocaties zijn opgedeeld in een drietal deellocaties, te weten 1a, 1b en 2. De herontwik- keling voorziet in de realisatie van respectievelijk 5 woningen aan de Gatestraat (3 op locatie 1a en 2 op locatie 1b) en 12 woningen gelegen aan het park tussen de Beatrixstraat, Laurastraat, Irenestraat en Caeciliahof (locatie 2).

6.2 Verhard oppervlak

Alle locaties zijn momenteel braakliggend, onbebouwd en onverhard. Locatie 1a en 1b zijn tot circa 2014/2015 nog bebouwd geweest. Op basis van satellietfoto’s uit die periode is vastgesteld dat loca- tie 1a tot 2015 voor circa 50% verhard was (figuur 4). Locatie 1b is tot 2014 voor circa 90% verhard geweest (figuur 5).

Figuur 4: Locatie 1a (bron: luchtfoto winter 2015) Figuur 5: Locatie 1b (bron: luchtfoto winter 2014)

Deellocatie 2 zou volgens topografisch kaartmateriaal uit 2010 (figuur 6) eveneens verhard zijn ge- weest. Op een satellietfoto uit 2008 (figuur 7) is dit echter niet waarneembaar en was de locatie volle- dig onverhard. Voor de watertoets wordt deze locatie dan ook als volledig onbebouwd en onverhard beschouwd

Figuur 6: Locatie 2 (bron: topografische kaart 2010) Figuur 7: Locatie 2 (bron: luchtfoto 2008)

(15)

Om een indicatie te geven van het toekomstig verhard oppervlak is uitgegaan de situatietekeningen zoals aangeleverd door de opdrachtgever. De plantekeningen zijn opgenomen in bijlage 4. In de ta- bellen 7 t/m 9 staan per deellocatie de oppervlakten van de voormalige en toekomstige bebou- wing(en) en verhardingen weergegeven. De voormalige oppervlakten zijn bij benadering en bepaald aan de hand van de GBKN, BAG en satellietfoto’s. In het kader van de watertoets wordt 25% van het netto planoppervlak (planoppervlak-dakoppervlak en overige verhardingen) beschouwd als aanname voor de toekomstige omvang van tuin/erfverharding op de woonpercelen.

Tabel 7. Voormalig en toekomstig verhard oppervlak locatie 1a

Type verharding Voormalig verhard oppervlak (m²)

Toekomstig verhard oppervlak (m²)

Dak ± 540 (*A) ± 210

Paden - ± 70

Erfverhardingen (*B) - ± 200

Totaal ± 540 ± 480

(*A) 50% van planoppervlak (*B) 50% van netto planoppervlak

Tabel 8. Voormalig en toekomstig verhard oppervlak locatie 1b

Type verharding Voormalig verhard oppervlak (m²)

Toekomstig verhard oppervlak (m²)

Dak ± 475 (*A) ± 140

Paden - ± 45

Erfverhardingen (*B) - ± 90

Totaal ± 475 ± 275

(*A) 90% van planoppervlak (*B) 50% van netto planoppervlak

Tabel 9. Toekomstig verhard oppervlak locatie 2

Type verharding Toekomstig verhard oppervlak (m²)

Dak ± 788

Wegen, paden, parkeren ± 715

Erfverhardingen ± 310

Totaal ± 1.813

Ten opzichte van de voormalige situatie zal ten aanzien van de ontwikkeling het verhard oppervlak op locatie 2 toenemen met 1.823 m2. Voor locatie 1a en 1b geldt een afname van respectievelijk 60 m2 en 200 m2.

(16)

7 PLANUITWERKING

7.1 Randvoorwaarden en uitgangspunten

Ten aanzien van het plan en de omgang met hemelwater zijn de volgende uitgangspunten gehan- teerd.

 100% afkoppeling van verhard oppervlak.

 Niet afwentelen op anderen in ruimte en tijd.

 Toepassen voorkeursvolgorde waterkwantiteit (vasthouden, bergen en afvoeren).

 Toepassen voorkeursvolgorde waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren).

 De ontwikkeling dient hydrologisch neutraal plaats te vinden (HNO).

 Bestratingen binnen locatie 2 (wegen, paden, parkeren en erfverhardingen)wateren af op het naast gelegen onverharde terrein.

 De wateropgave baseren op de daadwerkelijke afwaterend verhard oppervlak. Vooralsnog is uitgegaan van:

• Deellocatie 1A: 480 m2;

• Deellocatie 1B: 275 m2;

• Deellocatie 2: 788 m2.

 Indien sprake van afname verhard oppervlak infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren conform 7 mm/m2.

 Indien sprake van toename verhard oppervlak infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren conform 78 mm/m2.

 Infiltratiemogelijkheden beperkt, doorlatendheid matig tot slecht (0,1 m /dag);

 De maximale ledigingsduur van het systeem bij voorkeur gelijk of kleiner dan 48 uur.

 Afvoer maximaal 1,5 l/s/ha.

 Aanlegdiepte bergingsvoorzieningen boven de GHG (GHG > 5,0 m -mv).

 Voorkeur voor bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

 Bouwen volgens Duurzaam Bouwen (DuBo) principe.

7.2 Hemelwater

7.2.1 Waterbergingsopgave

Conform het beleid van de gemeente Landgraaf geldt bij sloop en herbouw, waarbij sprake is van een afname in het verhard oppervlak, een bergingsopgave van 7 mm/m2. Ten aanzien van ontwikkelingen waarbij sprake is van een toename in verhard oppervlak geldt een bergingsopgave van 78 mm/m2. In beide situaties dient hemelwater op eigen terrein geborgen en verwerkt te worden. In tabel 10 is per deellocatie de wateropgave weergegeven. De bestratingen binnen locatie 2 (wegen, paden, parkeren en erfverhardingen)water af op het naast gelegen onverharde terrein.

De infiltratiemogelijkheden zijn, mede vanwege de bodemopbouw en textuur, zeer beperkt. Hierdoor is de faalkans als gevolg van een niet doelmatige werking en tijdige lediging van een hemelwa- ter(infiltratie)systeem significant aanwezig. In dat kader is het aan te raden de toekomstige infiltratie- voorzieningen ruim te dimensioneren.

(17)

Tabel 10. Waterbergingsopgave per deellocatie

Locatie Toename/afname Bergingseis (mm/m²)

Verhard oppervlak (m²)

Waterbergingsopgave (m3)

1A afname 7 480 3,5

1B afname 7 275 2,0

2 toename 78 788 62

7.2.2 Hemelwatersysteem

In de toekomstige situatie zal het schone hemelwater (zogenaamde hemelwaterafvoer; HWA) niet op direct op het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) worden aangesloten maar separaat binnen de deellocaties worden verwerkt. De perceel eigenaren of initiatiefnemer is daarbij in principe zelf verantwoordelijk voor de verwerking van hemelwater op eigen terrein.

Om inzicht te krijgen in het ruimtebeslag die bij een (potentiële) voorziening hoort, is per deellocatie op hoofdlijnen een omschrijving opgenomen omtrent de infiltratie- en toepassing van een hemelwa- tersysteem. In bijlage 4 zijn voor de ontwikkel locaties enkele situatietekeningen opgenomen waarop de wijze en situering van het toekomstig hemelwater systeem is weergegeven. Enkele uitsneden van de tekeningen uit bijlage 4 zijn tevens opgenomen in afbeelding 8, 9 en 10.

Locatie 1A

Voor de verwerking van de wateropgave worden aan de voorzijde van het woonblok infiltratiekratten geplaatst. In totaal worden 63 kratten geplaatst met een totale bergingscapaciteit van 6 m3, zie figuur 8).

Figuur 8: Voorbeeld variant locatie 1a

(18)

Locatie 1B

Voor de verwerking van de wateropgave worden aan de voorzijde van het woonblok infiltratiekratten geplaatst. In totaal worden 42 kratten geplaatst met een totale bergingscapaciteit van 4 m3, zie figuur 9.

Figuur 9: Voorbeeld variant locatie 1b

Locatie 2

Binnen locatie 2 is niet voldoende ruimte beschikbaar om de volledige wateropgave bovengronds te verwerken. Hierdoor zal gezocht moeten worden naar ondergrondse oplossing. Bestratingen binnen locatie 2 (wegen, paden, parkeren en erfverhardingen)wateren af op het naast gelegen onverharde terrein. Uitgaande van een zeer extreme situatie (78 mm) bedraagt de wateropgave op basis van het afstromend verhard oppervlak in totaal circa 62 m3.

Om inzicht te krijgen in het ruimtebeslag die bij een (potentiële) voorziening hoort, is voor locatie 2 een alternatief uitgewerkt waarbij het hemelwater geborgen middels infiltratiekratten. In totaal worden 2 x 479 kratten geplaatst (958) met een totale bergingscapaciteit van 92 m3, zie figuur 10.

(19)

Figuur 10: Voorbeeld variant deellocatie 2

7.2.3 Lediging

De infiltratiemogelijkheden zijn, mede vanwege de bodemopbouw en textuur, zeer beperkt. Om een tijdige lediging van een voorziening te waarborgen wordt hemelwater vanuit de bergingsvoorzieningen vertraagd afgevoerd op het riool. De vertraagde afvoer dient afgestemd te worden op de landelijke afvoercoëfficiënt en mag niet meer bedragen dan 1,5 l/s/ha.

In overleg met de gemeente Landgraaf zal tijdens de verdere planvorming de mogelijkheden omtrent en de wijze waarop en hoe hemelwater afgevoerd mag worden nader besproken moeten worden.

(20)

7.2.4 Calamiteit

De beschreven systemen zijn op basis van het aangesloten verhard oppervlak dusdanig robuust dat een situatie waarbij in een korte tijd respectievelijk 12 mm (1A), 14 mm (1B) en 116 mm (2) neerslag valt geborgen kan worden. In een situatie waarbij in een korte tijd meer regen valt kan overtollig water overstorten richting de openbare ruimte. Afstroming van hemelwater richting gebouwen en/of aan- grenzende particuliere percelen dient te worden voorkomen. In een dergelijke situatie zal evenwel kortstondig een water op straat situatie kunnen ontstaan.

7.3 Riolering

Bij nieuwbouw dient hemelwater en afvalwater gescheiden aangeleverd te worden. Als gevolg van de ontwikkeling zal het aanbod van vuilwater mogelijkerwijs wijzigen.

Voor de berekening van het toekomstige aanbod en eventuele toename hierin, is voor de berekening uitgegaan van een gemiddeld verbruik van 120 liter per dag geproduceerd per IE. Per woning wordt uitgegaan van een gemiddelde woningbezetting van 2,5 bewoners. Dit betekent dat er dus 2,5 x 120 liter = 300 liter per dag per woning wordt geloosd. In tabel 11 is het toekomstige aanbod per deelloca- tie weergegeven. De berekeningen zijn gebaseerd op basis van aannames en betreffen derhalve een indicatie van hoeveelheden.

Tabel 11. Toekomstig aanbod vuilwater per deellocatie

Locatie Aantal woningen Verbruik per woning per dag (liters)

Totaal verbruik per dag (m3)

1A 3 300 0,9

1B 2 300 0,6

2 12 300 3,6

Het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) zal in de toekomstige situatie worden aangeslo- ten op het bestaande rioleringsstelsel in de omgeving. De mogelijkheden en wijze van aansluiting zal in overleg met de gemeente besproken moeten worden.

7.4 Kwaliteit

In de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen: Woningbouw nieuwbouw, Woningbouw beheer en Utiliteitsbouw is een tweetal maatregelen (S/U237 en S/U444) opgenomen die onder meer betrekking hebben op het verminderen van de emissie van milieubelastende stoffen naar het van daken afgevoerde hemelwater. Bij nieuwbouw wordt geadviseerd de emissies vanuit bouwmaterialen richting het oppervlaktewater zoveel mogelijk te beperken in verband met de waterkwaliteit en zoveel mogelijk gebruik te maken van producten die voorzien zijn van een keurmerk. Daarnaast dient het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk beperkt te worden en wordt geadviseerd bij voorkeur gebruik te maken van alternatieven hierin. Ook het wassen van auto’s is bij afkoppeling van hemelwater niet wenselijk.

(21)

8 CONCLUSIE

Indien de lediging van de toekomstige systemen geborgd kan worden door een vertraagde afvoer op het riool is de ontwikkeling op basis van de randvoorwaarden en uitgangspunten in zowel ruimte als tijd waterneutraal uit te voeren en worden er vanuit het oogpunt van de waterhuishouding geen be- lemmering verwacht ten aanzien van de bestemmingswijziging en de uitvoering van het plan.

Econsultancy

Boxmeer, 24 september 2020

(22)

Bijlage 1 Topografische ligging van de locatie

Schaal 1:25.000 Deze kaart is noordgericht

(23)

Bijlage 2 Gegevens verkennend bodemonderzoek

(24)

Bijlage 2a Boorlocaties

(25)
(26)
(27)

Legenda

Asfalt Klinker Beton

Ontgravingsdiepte (m -mv) Partijhoogte (m +mv) Opnamerichting foto Vloeistofdichte vloer Prefab betonnen vloerplaat Tegels

Golfplaat (asbest verdacht) Boom

Bos Struiken Gras Water Braak Grind Onverhard Puinverharding Talud

Spoorbaan Fietspad Parkeerplaats Duiker

Voormalige duiker Trafo

Pomp

Olie/vetafscheider Mangat

Riool inspectieput Zinkput

Ontluchting Vulpunt

Sleuf asbestonderzoek 200x40x50cm

Symbolen:

Bebouwing

Grens onderzoekslocatie Toekomstige bebouwing Voormalige bebouwing Beschoeiing

Hekwerk Spoorlijn Wandmonster

Lijnen:

Ontgravingsvak Saneringslocatie Partij ontgraven grond Toekomstige bebouwing Voormalige bebouwing Asfaltverharding Reparatievak asfalt Opslagtank (bovengronds)

Opslagtank (bovengronds in lekbak) Opslagtank (ondergronds)

Struweel Haag

Polygonen:

Boring tot 0,5 m -mv Boring tot 1,0 m -mv Boring tot 1,5 m -mv Boring tot 2,0 m -mv Boring tot 2,5 m -mv Boring tot 3,0 m -mv Boring tot 3,5 m -mv Boring tot 4,0 m -mv Boring tot 4,5 m -mv Boring tot 5,0 m -mv Peilbuis (diep) Peilbuis

Boring voorgaand onderzoek tot 0,5 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 1,0 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 1,5 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 2,0 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 2,5 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 3,0 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 3,5 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 4,0 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 4,5 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 5,0 m -mv Peilbuis voorgaand onderzoek (diep) Peilbuis voorgaand onderzoek Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 0,5 m -mv Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 1,0 m -mv Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 1,5 m -mv Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 2,0 m -mv Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 2,5 m -mv Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 3,0 m -mv Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 3,5 m -mv Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 4,0 m -mv Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 4,5 m -mv Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 5,0 m -mv Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + peilbuis (diep) Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + peilbuis Gat asbestonderzoek 100x100x50 cm

Gat asbestonderzoek 100x100x50 cm + boring tot 0,5 m -mv Gat asbestonderzoek 100x100x50 cm + boring tot 1,0 m -mv Gat asbestonderzoek 100x100x50 cm + boring tot 1,5 m -mv Gat asbestonderzoek 100x100x50 cm + boring tot 2,0 m -mv Gat asbestonderzoek 100x100x50 cm + boring tot 2,5 m -mv Gat asbestonderzoek 100x100x50 cm + boring tot 3,0 m -mv Gat asbestonderzoek 100x100x50 cm + boring tot 3,5 m -mv Gat asbestonderzoek 100x100x50 cm + boring tot 4,0 m -mv Gat asbestonderzoek 100x100x50 cm + boring tot 4,5 m -mv Gat asbestonderzoek 100x100x50 cm + boring tot 5,0 m -mv Gat asbestonderzoek 100x100x50 cm + peilbuis (diep) Gat asbestonderzoek 100x100x50 cm + peilbuis Kernboring 80 mm

Kernboring 120 mm

Kernboring 120 mm + boring tot 0,5 m -mv Kernboring 120 mm + boring tot 1,0 m -mv Kernboring 120 mm + boring tot 1,5 m -mv Kernboring 120 mm + boring tot 2,0 m -mv Kernboring 120 mm + boring tot 2,5 m -mv Kernboring 120 mm + boring tot 3,0 m -mv Kernboring 120 mm + boring tot 3,5 m -mv Kernboring 120 mm + boring tot 4,0 m -mv Kernboring 120 mm + boring tot 4,5 m -mv Kernboring 120 mm + boring tot 5,0 m -mv

Kernboring + gat asbestonderzoek 30x30x50 + boring tot 0,5 m -mv Kernboring + gat asbestonderzoek 30x30x50 + boring tot 1,0 m -mv Kernboring + gat asbestonderzoek 30x30x50 + boring tot 1,5 m -mv Kernboring + gat asbestonderzoek 30x30x50 + boring tot 2,0 m -mv Kernboring + gat asbestonderzoek 30x30x50 + boring tot 2,5 m -mv Kernboring + gat asbestonderzoek 30x30x50 + boring tot 3,0 m -mv Kernboring + gat asbestonderzoek 30x30x50 + boring tot 3,5 m -mv Kernboring + gat asbestonderzoek 30x30x50 + boring tot 4,0 m -mv Kernboring + gat asbestonderzoek 30x30x50 + boring tot 4,5 m -mv Kernboring + gat asbestonderzoek 30x30x50 + boring tot 5,0 m -mv Kernboring + gat asbestonderzoek 30x30x50 + peilbuis (diep) Kernboring + gat asbestonderzoek 30x30x50 + peilbuis Boring tot 0,5 m -waterbodem

Boring tot 1,0 m -waterbodem

Boringen:

Niet verontreinigd Gehalte >AW/S-waarde Gehalte >T-waarde Gehalte >I-waarde Niet verontreinigd AW/S-waarde contour T-waarde contour I-waarde contour Niet verontreinigd AW/S-waarde contour T-waarde contour I-waarde contour Niet verontreinigd Licht verontreinigd Matig verontreinigd Sterk verontreinigd

Verontreiniging:

(28)

Bijlage 2b Boorprofielen

(29)
(30)

Boorprofielen

Pagina1 van 5

Boring: 1a-01

0

50

100

1

2

braak 0

Leem, vast, zwak grindig, zwak baksteenhoudend, neutraalbruin, Schep

50

Leem, vast, neutraalbruin, Edelmanboor 100

Boring: 1a-02

0

50

100

1

2

braak 0

Leem, vast, zwak grindig, zwak kolengruishoudend, zwak baksteenhoudend, neutraalbruin, Schep

50

Leem, vast, neutraalbruin, Edelmanboor 100

Boring: 1a-03

0

50

100

1

2

braak 0

Leem, vast, matig grindig, zwak baksteenhoudend, zwak kolengruishoudend, neutraalbruin, Schep

50

Leem, vast, neutraalbruin, Edelmanboor 100

Boring: 1a-04

0

50

1

2

braak 0

Leem, vast, zwak grindig, zwak baksteenhoudend, zwak kolengruishoudend, neutraalbruin, Schep, Gestuit

80

Boring: 1a-05

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

500

1

2

3

4

braak 0

Leem, sterk zandig, matig grindig, matig baksteenhoudend, zwak kolengruishoudend, neutraalbruin, Edelmanboor

100

Zand, matig grof, matig stevig, sterk siltig, zwak baksteenhoudend, neutraal beigebruin, Edelmanboor 150

Leem, matig stevig, neutraalbruin, Edelmanboor

450

Leem, matig stevig, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor 500

Boring: 1a-06

0

50

100

1

2 3 4

braak 0

Leem, matig stevig, sterk zandig, matig grindig, zwak puinhoudend, neutraalbruin, Schep 35

Leem, matig stevig, neutraalbruin, Edelmanboor

50

Zand, matig grof, matig stevig, zwak siltig, neutraalgeel, Edelmanboor 70

Leem, vast, neutraalbruin, Edelmanboor 100

(31)

Boorprofielen

Pagina2 van 5

Boring: 1a-07

0

50

100

150

200

1

2

3

4

braak 0

Leem, vast, sterk zandig, matig grindig, matig betonhoudend, neutraalbruin, Schep 50

Leem, vast, neutraalbruin, Edelmanboor

200

Boring: 1a-08

0

50

100

1

2

braak 0

Leem, vast, matig grindig, zwak baksteenhoudend, neutraalbruin, Schep

50

Leem, vast, neutraalbruin, Edelmanboor 100

Boring: 1b-01

0

50

100

1

2

braak 0

Leem, vast, matig grindig, matig puinhoudend, neutraalbruin, Schep

50

Leem, vast, neutraalbruin, Edelmanboor 100

Boring: 1b-02

0

50

100

1

2

braak 0

Leem, vast, matig grindig, zwak puinhoudend, neutraalbruin, Schep

50

Leem, vast, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor 100

(32)

Boorprofielen

Pagina3 van 5

Boring: 1b-03

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

500

1

2

3

4

braak 0

Zand, matig grof, matig stevig, zwak siltig, matig grindig, sterk baksteenhoudend, donker bruinbeige, Edelmanboor 50

Leem, vast, zwak grindig, zwak baksteenhoudend, neutraalbruin, Edelmanboor

100

Leem, vast, neutraalbruin, Edelmanboor

500

Boring: 1b-04

0

50

100

150

200

1

2

3

4

5

braak 0

Leem, vast, zwak grindig, zwak puinhoudend, neutraalbruin, Schep

50

Leem, vast, sterk zandig, zwak grindig, zwak baksteenhoudend, zwak betonhoudend, neutraalbruin, Edelmanboor

80

Leem, vast, neutraalbruin, Edelmanboor

200

Boring: 1b-05

0

50

100

1

2

braak 0

Leem, matig stevig, sterk zandig, sterk grindig, zwak puinhoudend, neutraalbruin, Schep 50

Leem, matig stevig, sterk zandig, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor 100

Boring: 2-1

0

50

1

braak 0

Leem, vast, zwak grindig, neutraalbruin, Schep 50

(33)

Boorprofielen

Pagina4 van 5

Boring: 2-2

0

50

100

150

200

1 2

3

4

5

braak 0

Leem, vast, zwak grindig, zwak baksteenhoudend, neutraalbruin, Schep

30

Leem, vast, neutraalbruin, Edelmanboor

200

Boring: 2-3

0

50

100

1 2

3

braak 0

Leem, vast, zwak puinhoudend, neutraalbruin, Schep 30

Leem, vast, neutraalbruin, Edelmanboor

100

Boring: 2-4

0

50

100

1

2

braak 0

Leem, vast, matig grindig, zwak betonhoudend, neutraalbruin, Schep

50

Leem, vast, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor 100

Boring: 2-5

0

50

1

braak 0

Leem, vast, zwak grindig, neutraalbruin, Schep 50

Boring: 2-6

0

50

1

braak 0

Leem, vast, zwak grindig, neutraalbruin, Edelmanboor, Gestuit 50

Boring: 2-7

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

1

2

3

4

braak 0

Leem, neutraalbruin, Edelmanboor, Gestuit op mergel

470

(34)

Boorprofielen

Pagina5 van 5

Boring: 2-8

0

50

100

150

1

2

3

braak 0

Leem, vast, zwak grindig, zwak baksteenhoudend, zwak betonhoudend, neutraalbruin, Schep 50

Leem, vast, zwak baksteenhoudend, neutraalbruin, Edelmanboor

100

Leem, vast, neutraalbruin, Edelmanboor 150

Boring: 2-9

0

50

1

braak 0

Leem, vast, zwak grindig, neutraalbruin, Schep 50

Boring: 2-10

0

50

100

1

2

braak 0

Leem, vast, neutraalbruin, Schep

50

Leem, vast, neutraalbruin, Edelmanboor 100

Boring: 2-11

0

50

100

1 2

3

braak 0

Leem, vast, zwak grindig, zwak betonhoudend, neutraalbruin, Schep 30

Leem, vast, neutraalbruin, Edelmanboor

100

Boring: 2-12

0

50

100

150

200

1

2

3

4

braak 0

Leem, vast, neutraalbruin, Schep

200

Boring: 2-13

0

50

1

braak 0

Leem, vast, neutraalbruin, Schep

50

(35)

Bijlage 3 Berekende k-waarden

(36)

10,0 100,0

0 250 500 750 1000 1250 1500 1750 2000 2250 2500 2750 3000 3250 3500 3750 4000

Daling waterkolom [cm]

Meetperiode [sec]

1A-05 (40-100 cm -mv)

 1,15

log 1

2  log 1 2

   Omgekeerde boorgatenmethode

Tijd [sec] 3100

LOG h0 [cm] 50

LOG ht [cm] 40

r [cm] 4,5

k m/dag 0,1

(37)

10,0 100,0

0 250 500 750 1000 1250 1500 1750 2000 2250 2500 2750 3000 3250 3500 3750 4000 4250

Daling waterkolom [cm]

Meetperiode [sec]

1B-03 (70-150 cm -mv)

 1,15

log 1

2  log 1 2

   Omgekeerde boorgatenmethode

Tijd [sec] 4250

LOG h0 [cm] 80

LOG ht [cm] 70

r [cm] 4,5

k m/dag 0,1

(38)

10,0 100,0

0 250 500 750 1000 1250 1500 1750 2000 2250 2500 2750 3000 3250 3500 3750

Daling waterkolom [cm]

Meetperiode [sec]

2-7 (30-100 cm -mv)

 1,15

log 1

2  log 1 2

   Omgekeerde boorgatenmethode

Tijd [sec] 3500

LOG h0 [cm] 60

LOG ht [cm] 50

r [cm] 4,5

k m/dag 0,1

(39)

10,0 100,0

0 250 500 750 1000 1250 1500 1750 2000 2250 2500 2750 3000 3250 3500 3750

Daling waterkolom [cm]

Meetperiode [sec]

2-12 (80-150 cm -mv)

 1,15

log 1

2  log 1 2

   Omgekeerde boorgatenmethode

Tijd [sec] 2000

LOG h0 [cm] 60

LOG ht [cm] 40

r [cm] 4,5

k m/dag 0,4

(40)

Bijlage 4 Toekomstige situatie

(41)
(42)
(43)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In the Pastoral care of meted out to caregivers, they should get assistance to make that choice, to ‘shift’ them, so that despite the suffering of patients, despite the

The identified strong points in the NCPF includes its emphasis on a coordinated approach to security, stressing the need for and instituting cooperation via the JCPS,

Daar komt deze 1 mrd per jaar dus nog bij.' Volgens haar kan het best gebeuren dat er geld van het volgende jaar wordt uitgegeven, maar Schultz van Haegen gaat nu niet een hele grote

Indien de geplande werken in de zomermaanden worden uitgevoerd en gezien de watervogels vooral op het slik voorkomen, waardoor het Kijkverdriet als buffer fungeert, zullen deze

Langs het tracé van het jaagpad tussen de Heirbaanbrug en de Daknambrug zijn toen slechts enkele bomen (notelaren) beschreven: het waren meestal vrij jonge bomen en

Cite this article as: Mbuagbaw et al.: The cameroon mobile phone sms (CAMPS) trial: a protocol for a randomized controlled trial of mobile phone text messaging versus usual care

De op de ledenvergadering in maart 1995 gepresenteerde nieuwe statuten zijn na enkele wijzigingen door de ledenvergadering goedgekeurd. Bij de notaris wordt er de laatste hand