• No results found

In de rondom de projectlocaties gelegen wegen is een gemengd rioolstelsel gelegen.

4 GEOHYDROLOGISCH VELDONDERZOEK 4.1 Uitvoering

Voor het uitvoeren van een doorlatendheidsonderzoek gelden geen richtlijnen. De onderzoeksstrate-gie is in overleg met de opdrachtgever vastgesteld en betreft maatwerk. Ten aanzien van de uitvoe-ring is aangesloten op het verkennend bodemonderzoek (rapportnummer 9716.002) dat is uitgevoerd conform SIKB-protocol 2001 "Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvin-gen, nemen van grondmonsters en waterpassen".

Het veldwerk omvatte het zintuiglijk beoordelen van aanwezige bodemlagen door middel van het-handmatig opboren van bodemmateriaal. De aanwezige bodemlagen zijn hierbij nauwkeurig beschre-ven en de posities van de betreffende monstername-punten zijn op kaart vastgelegd. Van het opge-boorde materiaal is een boorbeschrijving conform de NEN 5104 gemaakt. De gegevens van het ver-kennend bodemonderzoek, positionering boorlocaties en boorprofielen, zijn opgenomen in bijlage 2.

Op basis van de bodemopbouw zijn vervolgens de te onderzoeken trajecten bepaald waarna op 7 februari 2020 op 4 locaties de doorlatendheid in het veld is gemeten.

4.2 Lokale bodemopbouw

De bodem blijkt tot de onderzochte diepte (5,0 m -mv) voornamelijk te bestaan uit leem. Ten tijde van het bodemonderzoek is tot op de onderzochte diepte geen grondwater aangetroffen.

4.3 Methodiek in-situ doorlatendheidsproeven

Op basis van de profielbeschrijvingen en de actuele grondwaterstand zijn de te onderzoeken bodem-lagen vastgesteld. Vervolgens is in de directe nabijheid van de referentieboring, per meting, een nieuwe boring verricht tot in de te onderzoeken homogene bodemlaag. Bij de keuze van de te onder-zoeken bodemlaag is rekening gehouden met de doelstelling van het onderzoek.

De doorlatendheid (k-waarde) van de bodem is bepaald met behulp van de Falling methode (omgekeerde Hooghoudt-methode). Bij de Falling head-methode wordt na eenmalig opbrengen van een waterkolom de zaksnelheid van het water gemeten. Om instorting van het boorgat te voorkomen, is in het boorgat een filterbuis aangebracht die aan de onderzijde over een lengte van 1 m is geperforeerd. Na plaatsen van de filterbuis is water opgebracht. Voor het meten van de waterstandsdaling is gebruik gemaakt van een digitale drukop-nemer (Diver). De doorlatendheidsmeting is een aantal malen herhaald ten-einde verzadigde doorlatendheid te verkrijgen en een gemiddelde te kunnen berekenen. Aan de hand van de zaksnelheid is vervolgens met behulp van de formule van Hooghoudt de gemiddelde doorlatendheid (k-waarde) berekend.

4.4 Resultaten

Tabel 4 geeft een overzicht van het uitgevoerde veldwerk en de bodemlaag waarin een in-situ doorlatendheidsmeting is uitgevoerd. Tevens zijn in de tabel de resultaten van de berekende k-waarden weergegeven en is de doorlatendheid van de bodem per boring en traject beoordeeld con-form de classificatie uit tabel 5. Bijlage 3 bevat de grafische uitwerking en de berekening van de k-waarden.

Tabel 4. Overzicht k-waarde per meting

Deellocatie Referentie boring

1A 1A-05 40-100 leem, sterk zandig, matig grindig 0,1 slecht tot matig

1B 1B-03 70-150 leem, vast 0,1 slecht tot matig

2

2-7 30-100 Leem 0,1 slecht tot matig

2-12 80-150 leem, vast 0,4 matig

(*A) De meest representatieve meting is gebruikt voor het berekenen van de (verzadigde) doorlatendheid.

Tabel 5. Classificatie doorlatendheid

4.5 Beoordeling waterdoorlatendheid

De haalbaarheid van hemelwaterinfiltratie is onder andere afhankelijk van de doorlatendheid van de bodem, de aanwezigheid van stoorlagen (klei en leem). Econsultancy acht bodemlagen met een mi-nimale doorlatendheid van 1,0 m/dag geschikt voor infiltratie van hemelwater.

De doorlatendheid van de bodem wordt over het algemeen geclassificeerd als slecht tot matig doorla-tend, waarbij k-waarden van 0,1 en 0,4 m/dag zijn aangetoond.

Op basis van de resultaten uit het waterdoorlatendheidsonderzoek wordt de bodem binnen de onder-zoekslocatie, mede op basis van de textuur, niet geschikt geacht voor de infiltratie van hemelwater.

K-waarde (m/dag) Classificatie (*A)

< 0,1 slecht doorlatend

0,1-0,5 matig doorlatend

0,5-1,0 vrij goed doorlatend

1,0-10 goed doorlatend

> 10 zeer goed doorlatend

(*A) Classificatie k-waarde (m/d) (bron: Cultuurtechnisch Vademecum, 2000)

5 WATERRELEVANT BELEID

De projectlocaties zijn gelegen binnen het beheersgebied van waterschap Limburg en de gemeente Landgraaf.

5.1 Waterschap Limburg

Waterbeheerplan 2016-2021

Het waterschap is binnen de provincie naast de waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheerder van het watersysteem tevens de beheerder van de waterkeringen. In het waterbeheerplan 2016-2021 zet het waterschap de koers uit voor het toekomstig waterbeheer in Limburg en geeft zij aan hoe zij invulling wil geven aan de taak om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten, en voldoende schoon water. In het plan is onder meer vastgelegd hoe men het watersysteem en de waterkeringen op orde wil bren-gen en behouden.

Keur

Om haar taak uit te kunnen voeren kent het waterschap naast haar beleid de keur als regelgeving. De keur is een verordening waar gedoogplichten, geboden en verboden in staan. De regels gelden voor handelingen, werkzaamheden en veranderingen die worden uitgevoerd of aangebracht in, op of in de nabijheid van waterkeringen, watergangen en kunstwerken. De keur bevat de ligging en maatvoering van waterstaatkundige werken en waterpartijen, alsmede de onderhoud- en beschermingszones. Dit is omsloten via de bij de keur behorende legger als kaart.

Ten gevolge van de verwachte klimaatverandering zal de neerslagintensiteit toenemen. Hierdoor neemt het risico op wateroverlast toe. Bij afvoer en lozing van hemelwater afkomstig van nieuw aan-gelegd verhard oppervlak wordt daarom het stand-still beginsel (waterneutraal bouwen) gehanteerd.

Dit wil zeggen dat er ten gevolge van de aanleg geen extra hemelwater mag worden geloosd ten op-zichte van een lozing die vanaf onverhard terrein plaatsvindt (2 l/s/ha).

Het lozen van hemelwater afkomstig van nieuwe verhard oppervlak is op grond van de uitvoeringsre-gel ‘lozen van hemelwater afkomstig van verhard oppervlak’ dan ook alleen toegestaan als deze niet leiden tot een versnelde afvoer van hemelwater. Bij een lozing als gevolg van de aanleg van nieuw verhard oppervlak dient de initiatiefnemer zodanige infiltratie- en bergingsvoorzieningen te treffen dat een toename van de afvoer op het watersysteem wordt vermeden. Daarnaast moet ook altijd aan de zorgplicht worden voldaan als bepaald in artikel 3.1 van de Keur.

Uitgangspunt verwerking hemelwater

Een initiatiefnemer (particulier of bedrijf) is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de verwer-king van hemelwater dat op zijn perceel (en daarop staande gebouwen en verharding) valt. In het geval niet alles kan worden verwerkt, heeft de gemeente in het kader van haar hemelwaterzorgplicht (Waterwet) de taak het overtollige hemelwater te verwerken. De gemeente kan hieraan specifieke normen stellen m.b.t. de opvangplicht op particulier terrein of verwerkt eventueel zelf het (overtollige) hemelwater. Uiteindelijk mag het (overtollige) hemelwater dat niet is geïnfiltreerd conform de normen van het waterschap m.b.t. het lozen op het watersysteem (gedoseerd) aangeboden worden op het watersysteem dat door het waterschap wordt beheerd. Iedereen (particulieren, bedrijven en gemeen-ten) die op het watersysteem loost moet aan deze normen voldoen.

Figuur 3: Schema Uitgangspunten verwerking hemelwater

In het kader van het stand-still beginsel (waterneutraal bouwen) hanteert het waterschap voor de wa-terparagraaf in de toelichting van bestemmingsplannen een tiental toetsingspunten (10-stappenplan).

Bij de realisatie van een plan dienen de volgende in het stappenplan opgenomen stappen in acht genomen te worden.

1. Circa 10% van het plangebied reserveren voor water.

Doorgaans zijn lager gelegen gebiedsdelen het meest geschikt. Nagaan of plangebied nodig is voor wateropgave van omliggende gebieden; zorgen dat geen logische waterstructuren worden geblokkeerd.

2. Rekening houden met hoogteverschillen in plangebied en omgeving.

Voorkomen van wateroverlast en erosie door afstromend water vanuit de omgeving naar het plangebied en andersom.

3. Uitvoeren van bodem- en infiltratieonderzoek en bepalen grondwaterstand.

Input voor ontwerpen van het hemelwatersysteem. Denk ook aan bodemverontreinigingen.

4. Toepassen voorkeursvolgorde voor de waterkwaliteit.

Schoonhouden, scheiden, zuiveren.

5. Toepassen voorkeursvolgorde voor de waterkwantiteit.

Hergebruik water, vasthouden in de bodem (infiltratie), tijdelijk bergen, afvoeren naar opper-vlaktewater, afvoeren naar gemengd of DWA-riool.

6. Toepassen voorkeurstabel afkoppelen.

Verantwoorde systeemkeuze conform voorkeurstabel; maatwerk per situatie. Bij voorkeur toepassen van bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen. Bij diepte-infiltratie gel-den zeer strenge randvoorwaargel-den; liever geen diepte-infiltratie toepassen.

7. Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op Infiltratie- en ber-gingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op 80 mm per twee uur ten zuiden van Sittard met een beschikbaarheid van de gehele berging binnen 24 uur.

Voldoende opvangcapaciteit en een duurzame leegloop realiseren.

8. Beheer en onderhoud regelen.

Denk aan bereikbaarheid, controlemogelijkheid, verantwoordelijkheid.

9. Watersysteem verankeren in het bestemmingsplan.

Zie notitie ‘Water in ruimtelijke plannen’ (Watertoetsloket Roer en Overmaas Versie 2.2 15 augustus 2013)

5.2 Gemeente Landgraaf

Het Hemel- en grondwaterbeleid van de gemeente Landgraaf is voor de planperiode 2017-2020 on-der meer vastgelegd in het integraal stedelijk waterplan ‘een bodem voor water’. Het integraal stede-lijk waterplan 2017-2020 is opgesteld vanuit de nieuwe wettestede-lijke zorgplicht voor hemel- en grondwa-ter. In het plan heeft de gemeente de keuzes vast gelegd ten aanzien van hemel- en grondwagrondwa-ter. Het beleidsplan beschrijft onder meer wat de gemeente redelijkerwijs van bewoners en ontwikkelende partijen verwacht en wat bewoners/ontwikkelaars redelijkerwijs van de gemeente mogen verwachten.

Het hemelwaterbeleid van de gemeente volgt op hoofdlijnen de wettelijke volgorde ‘vasthouden- ber-gen-afvoeren’ zoals vastgelegd in de nieuwe Waterwet. De gemeente legt de nadruk en de verant-woordelijkheid om het hemelwater zoveel mogelijk zelf te verwerken bij de perceeleigenaar. De per-ceeleigenaar (inspanningsverplichting particulier). De gemeentelijke zorgplicht treedt in werking als de perceeleigenaar niet redelijkerwijs zelf het hemelwater kan infiltreren of bergen. De voorkeursvolgor-de geldt voor zowel een toename van het verhard oppervlak als een ontwikkeling zonvoorkeursvolgor-der toename van verhard oppervlak en zelfs voor een afname van verhard oppervlak.

Bij ontwikkelingen wordt een onderscheid gemaakt naar een toename van het verhard oppervlak, een ontwikkeling zonder toename van verhard oppervlak en een ontwikkeling bij afname van het verhard oppervlak.

Tabel 6: Waterbeleid gemeente Landgraaf bij nieuwe ontwikkelingen.

Situatie Doelstelling Werk norm Lediging

Ongewijzigd Ruimte benutten voor extra afkoppeling en ont-wikkelen van natuurlijke (duurzame)

watersys-temen.

kleine buien lokaal verwerken waar mogelijk

70 m3 per ha op te pakken verhard oppervlak

(7 mm/m2). 48 uur

Afname

Toename ook zware buien kunnen verwerken 780 m3 per ha toename verhard oppervlak (78 mm/m2).

48 uur

Hemelwater verwerkende voorzieningen moeten (afhankelijk van het type voorziening) voldoen aan de volgende randvoorwaarden:

 Controleerbaar op werking (bv via een inspectieput).

 Mogelijkheid tot reiniging en inspectie (bv via een inspectieput).

 Toepassing blad-/zandvanger (bv in de regenpijp).

 Toepassing overloopvoorziening (bv via een hooggelegen leiding).

 Toepassing van een ontlastvoorziening (bv via een overloop op maaiveld).

 Ontluchtingseisen (bv standleiding).

6 TOEKOMSTIGE SITUATIE 6.1 Ontwikkeling

De 2 ontwikkellocaties zijn opgedeeld in een drietal deellocaties, te weten 1a, 1b en 2. De herontwik-keling voorziet in de realisatie van respectievelijk 5 woningen aan de Gatestraat (3 op locatie 1a en 2 op locatie 1b) en 12 woningen gelegen aan het park tussen de Beatrixstraat, Laurastraat, Irenestraat en Caeciliahof (locatie 2).

6.2 Verhard oppervlak

Alle locaties zijn momenteel braakliggend, onbebouwd en onverhard. Locatie 1a en 1b zijn tot circa 2014/2015 nog bebouwd geweest. Op basis van satellietfoto’s uit die periode is vastgesteld dat loca-tie 1a tot 2015 voor circa 50% verhard was (figuur 4). Localoca-tie 1b is tot 2014 voor circa 90% verhard geweest (figuur 5).

Figuur 4: Locatie 1a (bron: luchtfoto winter 2015) Figuur 5: Locatie 1b (bron: luchtfoto winter 2014)

Deellocatie 2 zou volgens topografisch kaartmateriaal uit 2010 (figuur 6) eveneens verhard zijn ge-weest. Op een satellietfoto uit 2008 (figuur 7) is dit echter niet waarneembaar en was de locatie volle-dig onverhard. Voor de watertoets wordt deze locatie dan ook als vollevolle-dig onbebouwd en onverhard beschouwd

Figuur 6: Locatie 2 (bron: topografische kaart 2010) Figuur 7: Locatie 2 (bron: luchtfoto 2008)

Om een indicatie te geven van het toekomstig verhard oppervlak is uitgegaan de situatietekeningen zoals aangeleverd door de opdrachtgever. De plantekeningen zijn opgenomen in bijlage 4. In de ta-bellen 7 t/m 9 staan per deellocatie de oppervlakten van de voormalige en toekomstige bebou-wing(en) en verhardingen weergegeven. De voormalige oppervlakten zijn bij benadering en bepaald aan de hand van de GBKN, BAG en satellietfoto’s. In het kader van de watertoets wordt 25% van het netto planoppervlak (planoppervlak-dakoppervlak en overige verhardingen) beschouwd als aanname voor de toekomstige omvang van tuin/erfverharding op de woonpercelen.

Tabel 7. Voormalig en toekomstig verhard oppervlak locatie 1a

Type verharding Voormalig verhard oppervlak (m²)

Toekomstig verhard oppervlak (m²)

Dak ± 540 (*A) ± 210

Paden - ± 70

Erfverhardingen (*B) - ± 200

Totaal ± 540 ± 480

(*A) 50% van planoppervlak (*B) 50% van netto planoppervlak

Tabel 8. Voormalig en toekomstig verhard oppervlak locatie 1b

Type verharding Voormalig verhard oppervlak (m²)

Toekomstig verhard oppervlak (m²)

Dak ± 475 (*A) ± 140

Paden - ± 45

Erfverhardingen (*B) - ± 90

Totaal ± 475 ± 275

(*A) 90% van planoppervlak (*B) 50% van netto planoppervlak

Tabel 9. Toekomstig verhard oppervlak locatie 2

Type verharding Toekomstig verhard oppervlak (m²)

Dak ± 788

Wegen, paden, parkeren ± 715

Erfverhardingen ± 310

Totaal ± 1.813

Ten opzichte van de voormalige situatie zal ten aanzien van de ontwikkeling het verhard oppervlak op locatie 2 toenemen met 1.823 m2. Voor locatie 1a en 1b geldt een afname van respectievelijk 60 m2 en 200 m2.

7 PLANUITWERKING

7.1 Randvoorwaarden en uitgangspunten

Ten aanzien van het plan en de omgang met hemelwater zijn de volgende uitgangspunten gehan-teerd.

 100% afkoppeling van verhard oppervlak.

 Niet afwentelen op anderen in ruimte en tijd.

 Toepassen voorkeursvolgorde waterkwantiteit (vasthouden, bergen en afvoeren).

 Toepassen voorkeursvolgorde waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren).

 De ontwikkeling dient hydrologisch neutraal plaats te vinden (HNO).

 Bestratingen binnen locatie 2 (wegen, paden, parkeren en erfverhardingen)wateren af op het naast gelegen onverharde terrein.

 De wateropgave baseren op de daadwerkelijke afwaterend verhard oppervlak. Vooralsnog is uitgegaan van:

• Deellocatie 1A: 480 m2;

• Deellocatie 1B: 275 m2;

• Deellocatie 2: 788 m2.

 Indien sprake van afname verhard oppervlak infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren conform 7 mm/m2.

 Indien sprake van toename verhard oppervlak infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren conform 78 mm/m2.

 Infiltratiemogelijkheden beperkt, doorlatendheid matig tot slecht (0,1 m /dag);

 De maximale ledigingsduur van het systeem bij voorkeur gelijk of kleiner dan 48 uur.

 Afvoer maximaal 1,5 l/s/ha.

 Aanlegdiepte bergingsvoorzieningen boven de GHG (GHG > 5,0 m -mv).

 Voorkeur voor bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

 Bouwen volgens Duurzaam Bouwen (DuBo) principe.

7.2 Hemelwater

7.2.1 Waterbergingsopgave

Conform het beleid van de gemeente Landgraaf geldt bij sloop en herbouw, waarbij sprake is van een afname in het verhard oppervlak, een bergingsopgave van 7 mm/m2. Ten aanzien van ontwikkelingen waarbij sprake is van een toename in verhard oppervlak geldt een bergingsopgave van 78 mm/m2. In beide situaties dient hemelwater op eigen terrein geborgen en verwerkt te worden. In tabel 10 is per deellocatie de wateropgave weergegeven. De bestratingen binnen locatie 2 (wegen, paden, parkeren en erfverhardingen)water af op het naast gelegen onverharde terrein.

De infiltratiemogelijkheden zijn, mede vanwege de bodemopbouw en textuur, zeer beperkt. Hierdoor is de faalkans als gevolg van een niet doelmatige werking en tijdige lediging van een hemelwa-ter(infiltratie)systeem significant aanwezig. In dat kader is het aan te raden de toekomstige infiltratie-voorzieningen ruim te dimensioneren.

Tabel 10. Waterbergingsopgave per deellocatie

Locatie Toename/afname Bergingseis (mm/m²)

Verhard oppervlak (m²)

Waterbergingsopgave (m3)

1A afname 7 480 3,5

1B afname 7 275 2,0

2 toename 78 788 62

7.2.2 Hemelwatersysteem

In de toekomstige situatie zal het schone hemelwater (zogenaamde hemelwaterafvoer; HWA) niet op direct op het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) worden aangesloten maar separaat binnen de deellocaties worden verwerkt. De perceel eigenaren of initiatiefnemer is daarbij in principe zelf verantwoordelijk voor de verwerking van hemelwater op eigen terrein.

Om inzicht te krijgen in het ruimtebeslag die bij een (potentiële) voorziening hoort, is per deellocatie op hoofdlijnen een omschrijving opgenomen omtrent de infiltratie- en toepassing van een hemelwa-tersysteem. In bijlage 4 zijn voor de ontwikkel locaties enkele situatietekeningen opgenomen waarop de wijze en situering van het toekomstig hemelwater systeem is weergegeven. Enkele uitsneden van de tekeningen uit bijlage 4 zijn tevens opgenomen in afbeelding 8, 9 en 10.

Locatie 1A

Voor de verwerking van de wateropgave worden aan de voorzijde van het woonblok infiltratiekratten geplaatst. In totaal worden 63 kratten geplaatst met een totale bergingscapaciteit van 6 m3, zie figuur 8).

Figuur 8: Voorbeeld variant locatie 1a

Locatie 1B

Voor de verwerking van de wateropgave worden aan de voorzijde van het woonblok infiltratiekratten geplaatst. In totaal worden 42 kratten geplaatst met een totale bergingscapaciteit van 4 m3, zie figuur 9.

Figuur 9: Voorbeeld variant locatie 1b

Locatie 2

Binnen locatie 2 is niet voldoende ruimte beschikbaar om de volledige wateropgave bovengronds te verwerken. Hierdoor zal gezocht moeten worden naar ondergrondse oplossing. Bestratingen binnen locatie 2 (wegen, paden, parkeren en erfverhardingen)wateren af op het naast gelegen onverharde terrein. Uitgaande van een zeer extreme situatie (78 mm) bedraagt de wateropgave op basis van het afstromend verhard oppervlak in totaal circa 62 m3.

Om inzicht te krijgen in het ruimtebeslag die bij een (potentiële) voorziening hoort, is voor locatie 2 een alternatief uitgewerkt waarbij het hemelwater geborgen middels infiltratiekratten. In totaal worden 2 x 479 kratten geplaatst (958) met een totale bergingscapaciteit van 92 m3, zie figuur 10.

Figuur 10: Voorbeeld variant deellocatie 2

7.2.3 Lediging

De infiltratiemogelijkheden zijn, mede vanwege de bodemopbouw en textuur, zeer beperkt. Om een tijdige lediging van een voorziening te waarborgen wordt hemelwater vanuit de bergingsvoorzieningen vertraagd afgevoerd op het riool. De vertraagde afvoer dient afgestemd te worden op de landelijke afvoercoëfficiënt en mag niet meer bedragen dan 1,5 l/s/ha.

In overleg met de gemeente Landgraaf zal tijdens de verdere planvorming de mogelijkheden omtrent en de wijze waarop en hoe hemelwater afgevoerd mag worden nader besproken moeten worden.

7.2.4 Calamiteit

De beschreven systemen zijn op basis van het aangesloten verhard oppervlak dusdanig robuust dat een situatie waarbij in een korte tijd respectievelijk 12 mm (1A), 14 mm (1B) en 116 mm (2) neerslag valt geborgen kan worden. In een situatie waarbij in een korte tijd meer regen valt kan overtollig water overstorten richting de openbare ruimte. Afstroming van hemelwater richting gebouwen en/of aan-grenzende particuliere percelen dient te worden voorkomen. In een dergelijke situatie zal evenwel kortstondig een water op straat situatie kunnen ontstaan.

7.3 Riolering

Bij nieuwbouw dient hemelwater en afvalwater gescheiden aangeleverd te worden. Als gevolg van de ontwikkeling zal het aanbod van vuilwater mogelijkerwijs wijzigen.

Voor de berekening van het toekomstige aanbod en eventuele toename hierin, is voor de berekening uitgegaan van een gemiddeld verbruik van 120 liter per dag geproduceerd per IE. Per woning wordt uitgegaan van een gemiddelde woningbezetting van 2,5 bewoners. Dit betekent dat er dus 2,5 x 120 liter = 300 liter per dag per woning wordt geloosd. In tabel 11 is het toekomstige aanbod per deelloca-tie weergegeven. De berekeningen zijn gebaseerd op basis van aannames en betreffen derhalve een indicatie van hoeveelheden.

Tabel 11. Toekomstig aanbod vuilwater per deellocatie

Locatie Aantal woningen Verbruik per woning per dag (liters)

Totaal verbruik per dag (m3)

1A 3 300 0,9

1B 2 300 0,6

2 12 300 3,6

Het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) zal in de toekomstige situatie worden aangeslo-ten op het bestaande rioleringsstelsel in de omgeving. De mogelijkheden en wijze van aansluiting zal in overleg met de gemeente besproken moeten worden.

7.4 Kwaliteit

In de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen: Woningbouw nieuwbouw, Woningbouw beheer en Utiliteitsbouw is een tweetal maatregelen (S/U237 en S/U444) opgenomen die onder meer betrekking hebben op het verminderen van de emissie van milieubelastende stoffen naar het van daken afgevoerde hemelwater. Bij nieuwbouw wordt geadviseerd de emissies vanuit bouwmaterialen richting het oppervlaktewater zoveel mogelijk te beperken in verband met de waterkwaliteit en zoveel mogelijk gebruik te maken van producten die voorzien zijn van een keurmerk. Daarnaast dient het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk beperkt te worden en wordt geadviseerd bij voorkeur gebruik te maken van alternatieven hierin. Ook het wassen van auto’s is bij afkoppeling van hemelwater niet wenselijk.

8 CONCLUSIE

Indien de lediging van de toekomstige systemen geborgd kan worden door een vertraagde afvoer op het riool is de ontwikkeling op basis van de randvoorwaarden en uitgangspunten in zowel ruimte als tijd waterneutraal uit te voeren en worden er vanuit het oogpunt van de waterhuishouding geen be-lemmering verwacht ten aanzien van de bestemmingswijziging en de uitvoering van het plan.

Econsultancy

Boxmeer, 24 september 2020

Bijlage 1 Topografische ligging van de locatie

Schaal 1:25.000 Deze kaart is noordgericht

Bijlage 2 Gegevens verkennend bodemonderzoek

Bijlage 2a Boorlocaties

Legenda

Opslagtank (bovengronds in lekbak) Opslagtank (ondergronds)

Boring voorgaand onderzoek tot 0,5 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 1,0 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 1,5 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 2,0 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 2,5 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 3,0 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 3,5 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 4,0 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 4,5 m -mv Boring voorgaand onderzoek tot 5,0 m -mv Peilbuis voorgaand onderzoek (diep) Peilbuis voorgaand onderzoek Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 0,5 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 1,0 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 1,5 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 2,0 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 2,5 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 3,0 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 3,5 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 4,0 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 4,5 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 5,0 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + peilbuis (diep)

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + peilbuis

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 0,5 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 1,0 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 1,5 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 2,0 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 2,5 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 3,0 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 3,5 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 4,0 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 4,5 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + boring tot 5,0 m -mv

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + peilbuis (diep)

Gat asbestonderzoek 30x30x50 cm + peilbuis

In document WATERTOETS HEIVELD TE LANDGRAAF (pagina 8-0)