• No results found

Maar ja, die vlieger ging voor mij natuurlijk niet op. En hoe is het júllie vergaan bij het horen van deze gelijkenis?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Maar ja, die vlieger ging voor mij natuurlijk niet op. En hoe is het júllie vergaan bij het horen van deze gelijkenis?"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Preek bij Mattheus 22 : 1 – 14 Gemeente van Christus,

Wat een gelijkenis, die ons vandaag wordt voorgeschoteld door de evangelist Mattheüs. Je zal er maar een préék over moeten houden: velen zijn geroepen, maar slechts weinigen uitverkoren…

En dat dit nou uitgerekend vandáág op het rooster staat, net nu we het gezellig wilden maken met een heel stel nieuwe ambtsdragers, die we feestelijk willen verwelkomen.

Nou slaat deze gelijkenis gelukkig niet op de zoektocht naar nieuwe ambtsdragers, al hebben we soms wel wat váker moeten roepen voordat iemand zich uitverkoren voelde. Maar dat is allemaal goed gekomen.

De tekst gaat natuurlijk ook niet over het feit dat je tegenwoordig moet reservéren om een plekje in de kerk te bemachtigen. Hoewel zich voor deze dienst vanmorgen veel méér mensen zich geroepen voelden, dan wij helaas konden uitverkiezen.

Nee, daar gaat de gelijkenis natuurlijk niet over. Maar waarover dan wel?

Afgelopen dinsdag zaten we met een stel predikanten - actieve en AOW-ers - bij elkaar om deze tekst te bespreken. En daar hadden we een hele kluif aan. De meesten concludeerden dan ook opgelucht dat ze deze zondag vrij waren.

Maar ja, die vlieger ging voor mij natuurlijk niet op. En hoe is het júllie vergaan bij het horen van deze gelijkenis?

Ook al is die bekend, ook al heb je ‘m al vaker gehoord, het blijft een heftig verhaal, en de laatste woorden dreunen als het ware nog lang na: velen zijn geroepen, maar slechts weinigen uitverkoren…

Het is als een klap in je gezicht. Deze duistere woorden hebben hun uitwerking dan ook niet gemist in de loop van de kerkgeschiedenis.

Vooral in de calvinistisch-gereformeerde traditie. Daar hing deze uitspraak als een donkere dreiging boven de hoofden van hele generaties gelovigen. In de leer van de uitverkiezing, de dubbele predestinatie.

(2)

Daar komt de anekdote vandaan over een dokter en een dominee bij een sterfbed. De dokter zegt: hij heeft het benauwd. De dominee zegt: nee hoor, het is Mattheus 22, vers 14.

Slechts weinigen uitverkoren. Weínigen die het eeuwige leven zullen beërven.

Weínigen die het Koninkrijk der hemelen zullen binnengaan. En het alternatief was: verloren gaan, voor eeuwig en altijd. En je wist nooit aan welke kant van de streep je stond. Hoe lang je ook zou knielen op een bed violen.

Velen zijn geroepen, maar slechts weinigen uitverkoren. Als losse spreuk klinkt het al onheilspellend genoeg. Maar dán die gelijkenis die eraan voorafgaat. Een gelijkenis over het koninkrijk van de hemel, dáár begint het mee.

En dan: wie is wie in deze gelijkenis? De rollen lijken duidelijk: die koning in zo’n verhaal, dat is altijd God. En die zoon van de koning, dat zal Jezus zijn. En de bruiloft, dat roept het beeld op van de maaltijd aan het einde der tijden. De maaltijd waar alle volken mogen aanschuiven. Het visioen van het komende Rijk.

Maar dán: gaat dit verhaal écht over het Koninkrijk der hémelen? En staat die koning écht voor God? Die gaat toch niet tekeer zoals de koning in die gelijkenis? Die zijn troepen stuurt, de moordenaars verdelgt en de stad in brand steekt? Dat is in elk geval níet de God waar ík in geloof. Níet de God waar ík op hoop. En níet de God die in Jezus voor mij een liefdevol gezicht heeft gekregen.

En dan heb ik het nog niet eens gehad over die arme kerel zonder bruiloftskleed.

De man die wél gehoor geeft aan de uitnodiging en wél op komt dagen.

Ik weet niet wát hij verkeerd heeft gedaan, maar het is toch buíten alle proportie zoals deze ongelukkige eruit wordt gesmeten: gebonden aan handen en voeten, geworpen in de uiterste duisternis, gedoemd tot gejammer en tandengeknars.

Nou, dat zal me een vrolijk feestje worden daar in de bruiloftszaal, nu deze rotte appel is verwijderd. Nu zijn ze gelukkig weer onder gelijkgestemden…

Nee, zo zijn we niet getrouwd. Daarom heb ik van de weeromstuit na de Schriftlezing lied 377 laten zingen, als contrast en protest:

Zoals ik ben, ontvangt Gij mij / reinigt, vergeeft, omarmt Gij mij, vervult, verlicht, verwarmt Gij mij – o Lam van God, ik kom.

(3)

Zoals in het verhaal van de verloren zoon, die werkelijk álles deed wat God verboden had, maar die toch terug mocht komen. Die zónder oordeel door de vader werd ontvangen, vergeven, omarmd en verwarmd. En die zelfs een feestkleed kréég. Kijk, zó kan het ook….. maar niet vandaag.

Vandaag hebben we déze gelijkenis. En als rechtgeaarde protestanten, liefhebbers van de Bijbel, laten we ons natuurlijk ook niet zómaar uit het veld slaan. Liever een potje worstelen met de tekst, dan zomaar opgeven.

Laat ik proberen om wat kanttekeningen te maken. Misschien helpt dát. Ik heb er vier gevonden.

Ik zou je bijvoorbeeld kunnen wijzen op de cóntext van de gelijkenis. Want die staat natuurlijk niet in het luchtledige. De setting is deze: Jezus is aangekomen in Jeruzalem, en de sfeer rondom hem wordt allengs grimmiger.

Hij raakt verzeild in felle debatten met zijn tegenstanders, de hogepriesters, de Schriftgeleerden en de Farizeeën. Die proberen hem in diskrediet te brengen, en het liefst zouden ze hem gevangen nemen, maar ze zijn bang voor de reactie van het volk.

En Jezus op zijn beurt tergt zijn tegenstanders met opeenvolgende gelijkenissen, die duidelijk op hén van toepassing zijn. Hij vergelijkt ze met een zoon die ja zegt, maar nee doet, en met een stelletje onrechtvaardige, moorddadige pachters.

En nu dus met onwillige bruiloftsgasten.

De gelijkenissen hebben min of meer dezelfde spits: anderen dan die je verwacht zullen het feest van Gods Koninkrijk beleven. Niet de religieuze elite, maar de hoeren en de tollenaars. Nou, in díe vijandige sfeer klinkt ook de gelijkenis van vandaag. Dát is de context, goed om te weten denk ik.

Wat ik je óók kan vertellen, is dat Mattheüs deze gelijkenis met ópzet heeft aanscherpt.

De evangelist Lucas vertelt namelijk dezelfde gelijkenis, over genodigden die niet wilden komen, en anderen die in hun plaats komen, maar dan zónder moordpartijen, zónder brandende stad, en zónder die ene arme stakker, die er alsnog uit wordt geknikkerd.

(4)

Mattheus doet er dus expres flink wat sambal bij. Want hij heeft een missie. Hij wil zijn joodse volksgenoten ervan overtuigen dat ze in Christus moeten geloven, dat dát de weg van God is.

Mattheus heeft de verwoesting van Jeruzalem gezien, door de Romeinse legers, in 70 na Chr. Hij heeft de stad zien branden, en hij ziet dat als een oordeel van God over de heilloze weg van zijn volk. Vandaar de brandende stad in dit verhaal.

In de traditie van de kritische profeten van Israël roept Mattheus zijn volk dus op tot inkeer. Vandaar de scherpe randjes van deze gelijkenis. Dan kunt je die ook wat beter plaatsen.

Wat misschien óók helpt om de gelijkenis draaglijker te maken, is als ik de pósitieve kanten ervan eens benadruk. Ja, die zijn er ook.

Wat bijvoorbeeld opvalt, is de móeite die de koning zich getroost om iedereen uit te nodigen voor zijn bruiloftsmaal. Het feest móet en zál doorgaan!

Het woord ‘roepen’ klinkt wel zes keer! De eerste groep genodigden bijvoorbeeld wordt méérdere keren geroepen. De laatste keer verklapt de koning zelfs het menu: “Ik heb mijn stieren en het mestvee laten slachten.” De koning doet er dus alles aan om zijn gasten te verleiden en over de streep te trekken.

En áls de beoogde gasten het dan uiteindelijk te bont maken met hun afwijzingen, dan gaat de koning meteen op zoek naar ándere gasten.

En daarbij is hij níet kieskeurig. Zijn dienaren stuurt hij de paden op en de lanen in, naar de uiteinden van de wegen, ver buiten de stad. En iedereen die ze maar tegenkomen, wordt uitgenodigd. Zowel goede als slechte mensen. Daar wordt geen onderscheid in gemaakt. Iedereen krijgt een kans. Dat is toch hóópvol.

Daarbij, en dat is de vierde en laatste kanttekening, wij leggen vaak de nadruk (ik deed dat daarstraks ook) op de weinigen die zijn uitverkoren. Maar je vergeet dan makkelijk het éérste deel van die zin: velen zijn geroepen. En ‘velen’

betekent in het evangelie meestal: ‘allen’.

Állen worden uitgenodigd. Íedereen wordt geroepen. De gelijkenis is daarmee één gróót appèl: je wordt geroepen tot een leven in het licht van het koninkrijk, doe iets met die roeping!

(5)

Wees niet onverschillig, denk niet dat er belangrijker zaken zijn, kom niet met smoesjes, stel het niet uit.

Het is één gróót appèl. Hier wordt geen uitverkiezingsleer verkondigd. Nee, er wordt in gelijkenistaal verteld hoe het zou kúnnen gaan. Namelijk als wij geen wending weten aan te brengen in ons leven, in onze wereld. Als we volharden in onze weigering om er een feest van te maken, voor elk mens op deze aarde.

Wat in de gelijkenis een feit is, is voor ons als hoorders een mogelijkheid. Een appèl dus. Om in actie te komen. Om iets anders aan te trekken. Want waar zou dat bruiloftskleed van die ene man voor staan? De kleding van het koninkrijk?

Misschien staat dat kleed wel voor de vreugde van het geloof. Een geloof dat vreugde uitstraalt en vreugde brengt aan anderen.

Misschien is dat wel het kleed van de zaligsprekingen: nederigheid, zachtmoedigheid, barmhartigheid, vrede en gerechtigheid.

Misschien verwijst dat bruiloftskleed dan ook wel naar de werken van barmhartigheid, die verderop in Mattheus worden genoemd: de hongerige voeden, de dorstige laven, de vreemdeling opnemen, de naakte kleden, de zieke opzoeken en de gevangene.

Dat is het appèl: je moet méédoen met het Koninkrijk van God. Die oproep klinkt het hele evangelie door. Daar is alles om te doen.

Daarom is een van de vragen, die we straks aan de nieuwe ambtsdragers stellen:

Wil je, samen met deze gemeente, gaan in het spoor van Jezus Christus en speuren naar tekenen van Gods Koninkrijk, nu en in de toekomst?

Daarom verwijzen de zes stenen bij de bloemschikking naar de nieuwe ambtsdragers, als zes bouwstenen voor Gods Koninkrijk. En beelden de lampionnen en de rode kaars het Licht van God uit, dat zij mogen verspreiden.

No pressure.

Maar voordat de rest denkt: nou, dat hebben we dan ook weer mooi uitbesteed:

gaan jullie dat koninkrijk maar bouwen en dat licht verspreiden, veel succes en ik lees wel in de nieuwsbrief wat er van geworden is, nee, nee, gemeente, jullie krijgen straks óók een vraag.

(6)

En dat is deze: “Belooft u hen bij te staan in onze gezamenlijke dienst aan Gods Koninkrijk?” En als ik vraag: wat is daarop uw antwoord? Dan zeggen jullie luid en duidelijk: “Ja, dat beloven wij, van harte!”

Dat is dan alvast afgesproken. Want de dienst aan Gods koninkrijk gaan we natuurlijk niet uitbesteden aan diakenen en ouderlingen. Dat is iets van ons allemáál. Daarom is het jammer dat we hier vanmorgen niet allemáál kunnen zijn.

Zíj zijn uitverkoren om een bijzondere taak te verrichten. Maar wij zijn állemaal geroepen tot die ene beweging in de richting van deze wereld anders. En bouwstenen te worden van dat Rijk.

Zij zijn de ámbtsdragers, maar we zijn allemaal drágers. We dragen deze wereld en we dragen elkaar. We zijn dragers van vreugde, om te verspreiden. Dragers van onze naasten, dichtbij en ver weg. Dragers van geloof, hoop en liefde. Als het goed is.

Ja, we dragen het met elkaar. Op weg naar een feest, dat zijn weerga niet kent.

Zo moge het zijn.

Amen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoe: Wanneer kinderen en jongeren pedagogische hulp nodig hebben en écht (tijdelijk) niet thuis en ook niet bij familie terecht kunnen, stellen wij voor dat ze blijven wonen in de

© Malmberg, 's-Hertogenbosch | blz 1 van 4 Argus Clou Natuur en Techniek | groep 7/8 | Je ziet het niet, maar het is er wel?. ARGUS CLOU NATUUR EN TECHNIEK | LESSUGGESTIE |

Maar niet alleen kinderen van De Springschans en De Kajuit wa- ren met hun begeleiders en voor- zien van oranje hesjes, afvalknijpers en rode vuilniszakken uitgerust

Hij zou ongetwijfeld hebben ervaren, wat zo vele eeuwen later door de Heer Jezus werd gezegd: ‘Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder,

Deze ontwikkeling zou er toe kunnen bijdragen dat de band die jongeren voelen met hun directe historische omgeving minder sterk is en wordt vervangen door andere vormen van

De vlieger steeg zoo prachtig in de lucht, Maar trok meteen zoo krachtig en geducht, Dat Piet, zoo lang het mooglijk was, de lijn Moest vieren, om de baas er van te zijn!. Maar nu

Angèle Manteau, Ja, maar mevrouw, deze schrijven Nederlands.. door de scherpe concurrentie die elke Vlaamse uitgever die zich op dat terrein zou willen wagen in eigen land,

Het fenomeen van Raynaud werd niet gemeld als mogelijke bijwerking, maar de databank bevat wel 21 meldingen van perifere ischemie.. Met een reporting- odds-ratio van 4,9 is