• No results found

Landelijke tafereelen. Deel 1 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Landelijke tafereelen. Deel 1 · dbnl"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bron

Landelijke tafereelen. Deel 1. J. Scholz, Mainz 1860-1870

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_lan012land01_01/colofon.php

© 2010 dbnl

(2)

1

[Landelijke tafereelen]

Landelijke tafereelen. Deel 1

(3)

Zie man en vrouw zich hier verlusten, In 't zachte kinderlijk gemoed, En op den middag zamen rusten;

De rust is na den arbied zoet.

Landelijke tafereelen. Deel 1

(4)

4

Dit meisje kijft hier op haar broentjes, Dat zij zoo weinig zich ontzien, En toont in hemd en broek en kousen, Hun beide wel een scheur of tien.

‘'k Heb, zegt ze, handen vol met werk, Opdat gij zindlijk komt ter kerk.’

Landelijke tafereelen. Deel 1

(5)

De maaijers werken wonder goed, Men moet hun' vlijt beloonen;

Ik zal nu ook met grooten spoed, Hulpvaardig mij betoonen;

Hun middagmaal is reeds bereid, En weldra is het etenstijd.

Landelijke tafereelen. Deel 1

(6)

8

Zie dien hond, dien trouwen wachter, Wakend bij het slapend kind, Dat, door d' ouders t' huis gelaten, Zich even veilig daar bevindt.

Landelijke tafereelen. Deel 1

(7)

De beide paardjes van zijn' heer, Brengt Jacob naar de vliet, Hij wetert hen en keert dan weêr Naar stal, en zingt zijn lied:

‘Ik heb geen hof, geen geld op zak, Niets als mijn pijpje en tabak.’

Landelijke tafereelen. Deel 1

(8)

12

Deez' vrouwtjes komen aan de beek, Die vreeslijk is gerezen;

Zij moeten er noodzaaklijk door, Om in de stad te wezen.

De een zet zich op des ezels rug, Laat met haar kind zich dragen, Terwijl haar zuster barrevoets, Den watertogt gaat wagen.

Landelijke tafereelen. Deel 1

(9)

Het water, dat men hier ziet loopen, Komt uit een' frissche, heldre bron;

In Holland moet men 't water koopen, Dat hierbij wel niet halen kon.

Landelijke tafereelen. Deel 1

(10)

16

Geef, kind! den lieven schaapjes hooi, Zij zijn zoo goed en aardig;

Ze gaan dan dadelijk naar kooi, Zijn 't voeder dubbel waardig.

Landelijke tafereelen. Deel 1

(11)

De Herder drijft des morgens vroeg, Zijn' kudde in 't open veld,

Gelijk, als de avondstond genaakt, Hij vrolijk huiswaarts snelt.

Dan zingt hij onvermoeid zijn lied, Want zwaren arbeid heeft hij niet.

Landelijke tafereelen. Deel 1

(12)

20

Gans en hond bekomen beide Brood van Frans, dien goeden klant, Vóór dat hij ze naar de weide Brengt, in 't vette klaverland.

Landelijke tafereelen. Deel 1

(13)

Uw' jeugd, mijn kind! gedoogt nog niet, Dat gij den schop hanteert,

Gij hadt, als ik U werken liet, U spoedig ligt bezeerd.

Landelijke tafereelen. Deel 1

(14)

24

Kom hier, mijn Kipjes! 'k zal U voeren, Maar maak één accoord daarbij, Daaglijks legt gij in Uw nestje, Elk, zooveel gij kunt, een ei;

Dan bakt moê, op mijn verzoek, Ligt een' lekkren eijerkoek.

Landelijke tafereelen. Deel 1

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

9 Laet ons herten o Heere soet Niet hangen aen dat aerdsche goedt, Maer laetse opwaerts zijn getogen, In d'Hemel door u groot vermogen. 10 Van waer dat wy al met eendracht

HErmes wierd door meerder zorgen beswangert hoe hy in zyne toekomende papieren de toekomende Lezers zou vergenoegen, dan eene Hofcoquette hoe zy alle haare Minnaars zou

buitengewoons te doen uitschynen, en het kwam hun voor, dat het jubelfeest van Vlaemsche Bibliophilen op geene gepastere wyze kon gevierd worden, dan door het in het licht geven van

Het vrolijk veulen, bij zijn moeder, Eet nog lang geschonken voeder, Lang nog heeft het niets te doen Dan te spelen, springen, jagen;.. Zelfs geen' zadel mag het dragen, En

‘Dat ik de vrouw eens generaals ware, de hoon zoude bloed kosten!’ barstte zij uit, en ik verzeker u dat ik verheugd was, dat de doove kool geen plaasterken van zijde of goud

Ik beslis niet of het een overblijfsel uit de dagen van het Catholicismus was, dat elk der beide grombaarden zich den helm losgespte en dien van het borstelig hoofd ligtte, toen

Wat de gedaente van 'twerc belangt, wy meynen verstaen te [16] hebben dat by sommige lesers eenige van dese boucken gevonden worden, [17] die, even soo verre als het eerste deel

Daarom slaet u oogen ook op myne Heylige die alleen een krank Vleesch hadden, en nogtans naer het Vleesch niet geleeft hebben: hoe dat sy hun leven in dese weerelt ten besten