• No results found

Monitoring Fauna en Flora Vallei van de Drie Beken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Monitoring Fauna en Flora Vallei van de Drie Beken"

Copied!
204
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Monitoring Fauna- en flora-elementen

binnen het GIP

‘‘Vallei van de Drie Beken’

Eindrapport

(2)

OPDRACHTGEVER AAgentschap voor Natuur en Bos VVlaams--BBrabant

Diestsepoort 6, bus 75

3

3000 Leuven TTel. 016-66 63 00 www.natuurenbos.be LEIDEND AMBTENAAR KKatleen Vandenbergh

OPDRACHTHOUDER NNatuurpunt Studie Coxiestraat 11 2

2800 Mechelen TTel. 015-77 01 63 w

www.natuurpunt.be

CONTACTPERSOON JJorg Lambrechts (jorg.lambrechts@natuurpunt.be)

TERREINWERK IIlf Jacobs, Roosmarijn Steeman, Iwan Lewylle en Jorg Lambrechts TEKST IIlf Jacobs, Roosmarijn Steeman, Sam Van de Poel, Iwan Lewylle en Jorg

Lambrechts

Wijze van citeren:

Jacobs, I., Steeman, R., Van de Poel, S., Lewylle, I. & J. Lambrechts 2019. Eindrapport Monitoring Fauna- en Floraelementen binnen het GIP ‘Vallei van de Drie Beken’. Rapport Natuurpunt Studie 2019/21, Mechelen.

© Oktober 2019

Met dank aan de collega’s van Natuurpunt voor hun bijdrage.

(3)

Inhoudsopgave

1 Samenvatting ... 6

2 Situering van de opdracht ... 10

2.1 Inleiding ...10

2.2 Achtergrondinformatie Integraal Project Vallei Drie Beken ...10

3 Doelstelling van de studie-opdracht ... 13

4 Monitoring van reptielen en ongewervelden; dagvlinders, lieveheersbeestjes, libellen, sprinkhanen & krekels ... 14

4.1 Inleiding ...14

4.2 Methodiek ...14

4.2.1 Projectgebied voor het fauna-onderzoek ... 14

4.2.2 Trajecten ... 15

4.2.3 Aanvullend gericht onderzoek i.f.v. de verspreiding van soorten ... 16

4.2.4 Gegevensverwerking ... 16

4.3 Resultaten ...20

4.3.1 Inleiding ... 20

4.3.2 Gebiedswaarnemingen ... 22

4.3.2.1 Totaal aantal geanalyseerde waarnemingen ... 22

4.3.2.2 Belangrijkste resultaten van data-analyse van de dataset gebiedswaarnemingen .... 22

4.3.3 Trajectwaarnemingen ... 30

4.3.3.1 Inleiding ... 30

4.3.3.2 Bespreking van traject 1 ... 30

4.3.3.3 Bespreking van traject 2 ... 33

4.3.3.4 Bespreking van Traject 3 ... 36

4.3.3.5 Bespreking van traject 4 ... 39

4.3.3.6 Bespreking van Traject 5 ... 42

4.3.3.7 Bespreking van traject 6 ... 45

4.3.4 Bespreking van de Rode Lijst- en Habitattypische soorten waargenomen binnen het projectgebied en trend binnen trajectzones. ... 48

4.3.4.1 Inleiding ... 48

4.3.4.2 Dagvlinders ... 49

4.3.4.3 Lieveheersbeestjes ... 63

4.3.4.4 Libellen ... 71

4.3.4.5 Sprinkhanen en krekels ... 82

4.3.4.6 Reptielen ... 93

4.4 Conclusies ongewervelden en reptielen ...96

5 Monitoring amfibieën ... 97

(4)

5.1 Methode ...97

5.1.1 Aandachtsoorten ... 97

5.1.2 Inventarisatiemethodes ... 97

5.1.3 Timing en frequentie ... 99

5.2 Resultaten en discussie ... 100

5.2.1 Eerste inventarisatieronde (maart-april) ... 100

5.2.1.1 Monitoringsjaar 2013 ... 100

5.2.1.2 Monitoringsjaar 2017 ... 101

5.2.1.3 Discussie eerste inventarisatieronde ... 103

5.2.2 Tweede inventarisatieronde (1 april - 15 mei) ... 103

5.2.2.1 Monitoringsjaar 2013 ... 103

5.2.2.2 Monitoringsjaar 2017 ... 104

5.2.2.3 Discussie tweede inventarisatieronde ... 104

5.2.3 Derde inventarisatieronde (juli) ... 105

5.2.3.1 Monitoringsjaar 2013 ... 105

5.2.3.2 Monitoringsjaar 2017 ... 105

5.2.3.3 Discussie derde inventarisatieronde ... 105

5.2.4 INBO rapport – Vallei van de Drie Beken: watersysteem en ecologie ... 106

5.3 Conclusie ... 108

5.3.1 Algemene conclusies na 2013 ... 108

5.3.2 Algemene conclusies na 2017 ... 108

6 Monitoring vegetaties ... 109

6.1 Lijst waargenomen planten in vegetatieopnames ... 109

6.2 Verwerking van de vegetatie-opnameresultaten ... 109

6.3 Classificatie van de vegetatietypes volgens de Vegetatie van Nederland ... 110

6.4 Resultaten: wijziging vegetaties op basis van vegetatieclassificatie... 112

6.5 Wijziging in de bedekking van indicatorsoorten ... 114

6.5.1 Selectie van de indicatorsoorten ... 114

6.5.2 Overzicht van de indicatorsoorten en de totale voor- of achteruitgang ... 115

6.5.3 Voor- of achteruitgang van de indicatorsoorten per proefvlak ... 118

6.6 Samenvatting en conclusie vegetatie ... 123

7 Referenties ... 124

8 Bijlagen ... 126

8.1.1 Overzichtskaarten onderzoeksgebied ... 126

8.1.2 Data Reptielen en ongewervelden ... 128

8.1.3 Overzicht van de waargenomen plantensoorten in de proefvlakken met de Rode Lijststatus, oorsprong en invasiviteit ... 142

8.1.4 Foto’s en resultaten van de vegetatietypologie van 2013 tot 2018 ... 145

(5)

8.1.5 Soortenlijst flora doorheen de onderzoeksjaren... 202

(6)

1 Samenvatting

Voorliggend rapport is het resultaat van een gestandaardiseerde monitoring van fauna en flora- elementen in de Vallei van de Drie Beken. De doelstelling van de monitoring bestond eruit om na te gaan in hoeverre de saneringsinspanningen van de Winterbeek een positieve invloed hebben gehad op de ontwikkeling van de fauna en flora in het gebied. Niet alleen om het succes ervan te evalueren en na te gaan of de doelstellingen gehaald worden, maar ook om ze eventueel bij te sturen waar nodig en als leerproces voor toekomstige projecten. Er werd immers een belangrijke ecologische impact verwacht ten gevolge van de sanering van de Winterbeek.

Daar een ecologische respons vaak traag verloopt werd een monitoring voorgesteld van 2013 tot minstens 2024. Voorliggende opdracht betreft de periode 2013-2018. Hierbij werd uitgegaan van een nulmeting in 2013 (T0) en een eindrapportage in 2018 (T5) waarbij de vegetatie en een selectie aan faunagroepen met tussenpozen gemonitord werd. De uitvoering van de inrichtingswerken werd gepland voor 2014 (T1).

De sanering van de Winterbeek, liep echter vertraging op en vond plaats nadat de gestandaardiseerde monitoring uitgevoerd werd (2018-2019)! In feite werd er dus een robuuste nulmeting (T0) uitgevoerd, gespreid over verscheidene onderzoeksjaren (2013 t.e.m. 2018).

Verder is het belangrijk om te vermelden dat er belangrijke budgettaire restricties waren met betrekking tot voorliggende opdracht. Natuurpunt Studie voorzag in haar offerte een gefundeerd voorstel voor 5 opties. Dit betrof vier faunagroepen, met name waterkevers, wilde bijen, nachtvlinders (cfr. Veraghtert et al. 2012) en bodembewonende ongewervelden (nl. spinnen, loopkevers en mieren;

cfr. Lambrechts & Janssen 2003). Daarnaast was er een innovatief voorstel voor opvolging van de fungi, met name kensoorten van elzenbroekbos. Deze opties zijn om budgettaire redenen niet weerhouden en zelfs de frequentie van monitoring van de overige faunagroepen (zie verder) is om die redenen teruggeschroefd.

De geselecteerde soortgroepen voor deze fauna- en floramonitoring bestonden uiteindelijk uit een aantal soortgroepen van indicatieve ongewervelden (dagvlinders, libellen, lieveheersbeestjes en sprinkhanen & krekels). Deze ongewervelden werden op een gestandaardiseerde manier gemonitord binnen vastgelegde trajecten en trajectzones. Binnen deze trajectzones werd tevens specifiek uitgekeken naar de aanwezige reptielen (Levendbarende hagedis en Hazelworm). Voor amfibieën werden vaste bemonsteringslocaties en trajecten gelopen. Voor de monitoring van vegetaties werden een aantal vaste PQ’s gekarteerd.

Voor de onderzochte ongewerveldengroepen heeft het voorliggende onderzoek geleid tot een enorme toename van geregistreerde waarnemingen in het gebied met zeer duidelijke uitschieters tijdens de onderzoeksjaren 2013, 2015 en 2017. Dit is te wijten aan zowel het hoge aantal trajectwaarnemingen als losse waarnemingen. Veel nieuwe waarnemingen zijn gesitueerd in de onmiddellijke omgeving van de trajecten maar er werden daarnaast ook tal van losse waarnemingen verricht verspreid over het terrein. Van de geselecteerde soortgroepen (reptielen, dagvlinders, lieveheersbeestjes, libellen en sprinkhanen & krekels) werden in totaal 115 verschillende soorten waargenomen. Hiervan staan 26 soorten te boek als Rode Lijst-soort en 21 als Habitattypisch. In totaal werden 8.228 verschillende waarnemingen ingevoerd binnen de projectgebied waarbij in totaal 29.757 individuen werden gemeld.

Van alle geselecteerde ongewerveldengroepen werd een vrij hoog aantal verschillende soorten waargenomen. Door de heretogeniteit aan biotopen, de habitatkwaliteit en de gebiedsgrootte kan het

(7)

projectgebied Vallei Drie Beken een soortenrijk gebied genoemd worden. Voor de in dit onderdeel besproken soortgroepen werden binnen het projectgebied doorheen de jaren:

- 35 verschillende soorten dagvlinders waargenomen, waarvan 10 Rode Lijst- en 8 habitattypische soorten.

- 19 verschillende soorten lieveheersbeestjes waargenomen, waarvan 7 Rode Lijst-soorten.

- 36 verschillende soorten libellen waargenomen, waarvan 6 Rode Lijst- en 4 habitattypische soorten.

- 22 verschillende soorten sprinkhanen & krekels waargenomen, waarvan 3 Rode Lijst- en 7 habitattypische soorten.

- 3 verschillende soorten reptielen waargenomen, waarvan 2 Habitattypische soorten.

Uit de analyse van de data die op een gestandaardiseerde manier verzameld werden binnen de trajectzones, vallen volgende algemene tendensen op te tekenen. Voor alle trajectzones, met uitgezonderd trajectzone 6, is er een positieve trend wat betreft het aantal waarnemingen, het totaal aantal waargenomen individuen en het maximum dagtotaal. Monitoringjaar 2015 scoort doorheen praktisch alle jaren benedengemiddeld. Verder is er over het algemeen een lichte positieve tendens waar te nemen voor zowel Rode Lijst –als Habitattypische soorten doorheen de jaren. De uitzondering hierop is trajectzone 6.

Op basis van de verrichte project- en trajectwaarnemingen kunnen we voor een aantal Rode lijst- en/of Habitattypische soorten een trend vaststellen. Een sterke toename werd vastgesteld voor Weidebeekjuffer, Zompsprinkhaan en Moerassprinkhaan. Vooral de sterke stijging van Zompsprinkhaan (Rode Lijst Bedreigd) is een opsteker. Voor zowel Weidebeekjuffer als Moerassprinkhaan komt de lokale trend overeen met de trend op Vlaamse schaal. Nieuwe kolonisatie of nieuw gemelde soorten die momenteel waarschijnlijk nog geen of slechts een kleine populatie hebben opgebouwd zijn Grote weerschijnvlinder, Kleine ijsvogelvlinder en Gaffelwaterjuffer. Dit zijn alle drie soorten die op Vlaamse schaal een positieve tendens vertonen. Een lichte toename werd vastgesteld voor Citroenvlinder, Eikenpage, Bosbeekjuffer en Wekkertje. Dit strookt eveneens met de tendens op Vlaamse schaal. Er is een lichte tot sterke afname waar te nemen voor Kleine vos, een soort die het op West-Europese schaal niet goed doet. Een stabiele trend werd waargenomen voor Dertienstippelig lieveheersbeestje en ten slotte een sterke afname werd waargenomen voor 19- stippelig lieveheersbeestje.

Uit de monitoring van amfibieën kunnen volgende algemene conclusies getrokken worden. De tussentijdse resultaten van 2013 kunnen zonder meer opmerkelijk genoemd worden. Op verschillende transecten en in de meeste van de onderzochte poelen werd een lage diversiteit en eerder lage populatieaantallen waargenomen. Het aantal Groene kikkers was verrassend laag: slechts twee Meerkikkers werden waargenomen. Bruine kikker, Gewone pad en Kleine Watersalamander werden relatief wijd verspreid in het projectgebied aangetroffen, maar waren lokaal toch afwezig.

Met de inventarisatieronde in 2017 werd een beeld verkregen van het leefgebied dat de amfibieën gebruiken binnen het projectgebied. Zo werden er Kleine watersalamander gevonden in vijf van de acht waterpartijen en Bruine kikkers in bijna alle waterpartijen. Over de twee onderzoeksjaren heen, kon voor de watersalamanders enkel de aanwezigheid van Kleine watersalamander bevestigd worden.

En dit in zeer beperkte aantallen. Vermoedelijk zal in de eerste plaats de aanwezigheid van vis een beperkende factor spelen.

Het aantal Groene kikkers was zeer laag in 2013. Hiervoor kan op basis van dit onderzoek geen sluitende verklaring gegeven worden. In 2017 lag het aantal waarnemingen van deze groep een stuk hoger en werden eerder normale aantallen waargenomen. Het verschil tussen beide jaren kan een rechtstreeks gevolg zijn van verbeterde leefomstandigheden, maar dit kan niet met zekerheid gezegd

(8)

worden daar er steeds variatie is tussen verschillende jaren. Hoewel gelegen in het verspreidingsgebied, werd de Poelkikker niet terug gevonden tijdens het veldwerk. Ook (lokaal) bedreigde salamandersoorten zoals de Vinpootsalamander en de Kamsalamander werden niet waargenomen in het projectgebied. Meer verrassend is dat ook een algemene soort als Alpenwatersalamander niet werd vastgesteld.

Het merendeel van de onderzochte waterpartijen en waterpartijen aangetroffen ter hoogte van de transecten zijn oude vis/weekendvijvers. Dit type habitat staat niet gekend als het meest ideale voortplantingshabitat voor een aantal (salamander)soorten door de aanwezigheid van verschillende vissoorten. Een andere mogelijke reden kan de invloed zijn van natuurlijke metalen zoals Fe (IJzer), enerzijds of kunstmatig hoge concentraties ‘zouten’ anderzijds. Weekendvijvers die omgezet zijn naar meer natuurlijke waterpartijen en moeraszones blijken wel geschikt habitat te zijn geworden voor Bastaardkikker (en Bruine kikker). Deze beheermaatregel kan dus best voortgezet worden.

Om een meer sluitende verklaring te kunnen geven aan het hoger aantal waarnemingen in 2017 t.o.v.

2013, hadden er tussentijds nog inventarisaties moeten plaatsvinden. Enkel zo kon er een mogelijke trend bepaald worden. Op basis van twee onderzoeksjaren kan er geen uitspraak gedaan worden wat de onderliggende oorzaken zijn van de evoluties van de amfibieën in het gebied.

In het kader van de monitoring van de vegetaties werden verspreid over het gebied 30 proefvlakken uitgezet waarvan vegetatie-opnames werden gemaakt in 2013, 2015 en 2018. De opnamegegevens werden ingevoerd in het vegetatie-programma Turboveg en de vegetatie in de proefvlakken werd vegetatiekundig ingedeeld volgens de “Vegetatie van Nederland”. De proefvlakken konden onderverdeeld worden in 5 Klassen: Rietklasse, Klasse der kleine zeggen, Klasse der matig voedselrijke graslanden, Ruderale gemeenschappen en Natte strooiselruigten.

Er zijn slechts 9 proefvlakken waarbij een wijziging in de vegetatieclassificatie werd waargenomen.

Zes van deze 9 PQ’s liggen in percelen waar geen beheer wordt gevoerd en de wijzigingen in de vegetatie zijn dus grotendeels het gevolg van natuurlijke successie.

Drie proefvlakken waarin de vegetatie wijzigde, zijn gesitueerd in percelen die gemaaid worden. De vegetatiewijziging is daar het resultaat van het maaibeheer. Zes van de 9 proefvlakken waarbij de vegetatie wijzigde, gingen over naar een andere vegetatieklasse. Een aantal proefvlakken wijzigden van een Kleine zeggenvegetatie naar een matig voedselrijk grasland. Dit is het gevolg van eutrofiëring door gebrek aan beheer en/ of negatieve invloeden van buitenaf. Eén proefvlak wijzigde van een matig voedselrijk grasland naar een ruderale gemeenschap bij gebrek aan beheer. Tenslotte evolueerde er nog één proefvlak van een “Kleine zeggenvegetatie” naar een natte strooiselruigte bij gebrek aan beheer.

Om de wijziging in de vegetatie beter te kunnen inschatten binnen de vegetatieklassen en gemeenschappen, selecteerden we 23 positieve indicatorsoorten, 26 negatieve indicatorsoorten en 9 indicatorsoorten die zowel positief als negatief kunnen zijn, afhankelijk van het vegetatietype dat als doel wordt vooropgesteld. Wanneer we naar de indicatorsoorten kijken en we nemen alle wijzigingen in de bedekking die hoger zijn dan 5% in beschouwing, zien we in alle proefvlakken significante wijzigingen in de vegetatie. Uit deze vegetatiewijzigingen kunnen we afleiden of de evolutie al dan niet positief is en in de richting gaat van het gewenste natuurtype op deze plaats in de vallei.

Er zijn 13 proefvlakken waarin een positieve evolutie te zien is in de vegetatie op basis van de indicator-soorten. Het gaat om 9 proefvlakken die worden gemaaid, 1 proefvlak in een perceel waar wordt gemaaid en begraasd, 2 proefvlakken met begrazing en 1 proefvlak in een perceel met nulbeheer.

In 6 proefvlakken is er geen duidelijke verschuiving richting meer of minder natuurwaarde. De verschuivingen in de vegetatie zijn in evenwicht. Voor 11 proefvlakken geldt een wijziging van de

(9)

vegetatie richting minder waardevolle natuur. Het gaat om 8 percelen die niet beheerd worden en 3 percelen in maaibeheer.

De wijzigingen in de vegetatie zijn voor het grootste deel te wijten aan het gevoerde beheer. Maar het is ook af te leiden uit de vegetatie dat invloeden van buitenaf meespelen en op enkele locaties zelfs bepalend zijn.

Als algemene conclusie kan men stellen dat binnen de monitoringsperiode (2013-2018) heel wat fauna- en vegetatiewijzigingen zijn opgetreden. Voor het grootste deel van de onderzochte soorten(groepen) is een positieve trend waar te nemen. Daar de monitoring op een gestandaardiseerde manier uitgevoerd werd, kan deze gemiddeld positieve trend worden toegeschreven aan tal van verschillende factoren m.u.v. de sanering van de Winterbeek. Deze sanering werd immers nog niet uitgevoerd! De veranderingen binnen de onderzochte soortgroepen zijn omwille van de ‘uitgedunde’ set soortgroepen op dit moment niet toe te schrijven aan één specifiek aspect. De populatieveranderingen zijn het resultaat van een complex samengaan van zowel Vlaamse als lokale populatie-tendensen, natuurlijke populatie-fluctuaties en waarschijnlijk het meest doorslaggevende:

het gevoerde beheer. De bijzonder grote populatiestijging van de indicatieve en aan water gebonden Weidebeekjuffer zal het resultaat zijn van waterkwaliteits-verbetering en dus deels van de sterk gereduceerde zoutvracht in de Winterbeek.

In de loop van 2018-2019 werden de in 2014 voorziene saneringswerken uitgevoerd. Om het effect van deze saneringen op de geselecteerde soortgroepen te onderzoeken, wordt een bijkomend monitoringsproject aangeraden waarbij de resultaten vergeleken kunnen met de voorliggende nulmeting (2013 – 2018).

(10)

2 Situering van de opdracht

2.1 Inleiding

Voorliggend onderzoeksproject kadert in de uitvoering van het deelproject 5 van het GIP van de 3 beken. Hierin werden de initiatieven van verschillende organisaties opgenomen en op elkaar afgestemd om een coherent geheel te vormen. Vervolgens werd een voorstel voor het monitoringprogramma voor de verschillende partners uitgewerkt waarin de effecten op fauna en flora in de beekvallei van de 3 beken opgevolgd moeten worden. Gezien het feit dat de waterkwaliteit en de bijbehorende biologische monitoring (macrofyten, macro-invertebraten) door de VMM zal worden opgevolgd en de monitoring van het visbestand eveneens wordt voorzien, richt deze opdracht zich voornamelijk op de opvolging van de effecten op de vegetatie en de fauna in de vallei zelf.

2.2 Achtergrondinformatie Integraal Project Vallei Drie Beken

Het project ‘De Drie Beken’ is een integraal waterbeleidsproject voor het valleigebied van de Winterbeek – Grote Beek - Zwart Water – Hulpe, van de Paalse plas te Beringen tot aan de monding van de Hulpe in de Demer te Zichem (zie Figuur 1). Het project werd toegevoegd aan het bekkenbeheerplan via het bekkenvoortgangsrapport 2008. Het opstarten van een dergelijk integraal project is noodzakelijk omwille van een aantal gewijzigde en te verwachten beleidsmatige aspecten (zie lager). Het integraal project ‘De Drie Beken’ zal mee uitvoering geven aan het goedgekeurde bekkenbeheerplan. Onder meer de acties 33 en 57 van het bekkenbeheerplan houden verband met dit integraal project.

Actie 33 staat in het goedgekeurde bekkenbeheerplan van de Demer als volgt omschreven:

«Natuurreservaat Vallei van de Drie Beken - opmaak van uitvoeringsdocumenten met betrekking tot de maatregelen». Deze studie is in 2008 voltooid en bevat aanbevelingen inzake waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheer met als belangrijkste doelstellingen een veilig waterbeheer en een betere realisatie van de Europese natuurbehoudsdoelstellingen in de vallei.

Actie 57 staat in het goedgekeurde bekkenbeheerplan als volgt omschreven: «Uitwerken van een alternatief lozingsscenario voor Tessenderlo Chemie (vestigingen Ham en Tessenderlo) zodat de draagkracht van de Winterbeek niet meer overschreden wordt – Sanering van de Winterbeek». Op 10 december 2008 verlengde de Vlaamse minister van Leefmilieu de milieuvergunning van de drie Limburgse vestigingen van Tessenderlo Chemie met 20 jaar. Als voorwaarde moet het bedrijf zorgen voor een nieuw procédé voor de fosfaatproductie in Ham, waardoor de problematische lozing van calciumchloride in de Winterbeek vanaf 1 januari 2014 tot een tiende van de huidige zoutvracht teruggebracht wordt. Dit opent perspectieven voor het oplossen van reeds jaren aanslepende problemen, onder meer de sanering van de zwaar verontreinigde bodem van de Winterbeek – Grote Laak, en meer in het algemeen het voeren van een integraal waterbeheer.

Naast het goedgekeurde bekkenbeheerplan en de nieuwe milieuvergunning voor het bedrijf Tessenderlo Chemie (verder TC) moeten in het kader van volgende wetgeving en beleidsmatige aspecten ook acties ondernomen worden die juridisch los kunnen staan van het bekkenbeheerplan maar die in de praktijk beter integraal worden aangepakt:

o De kaderrichtlijn water,

o Het Bodemdecreet en haar uitvoeringsbesluit Vlarebo,

o De beslissing van de Vlaamse regering over de afbakening van de agrarische en natuurlijke structuur in het gebied,

o Het in de Vallei van de Drie Beken gevoerde natuurbehoudsbeleid door het Agentschap voor Natuur en Bos,

o De instandhoudingsdoelstellingen ter uitvoering van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn.

(11)

Het is belangrijk dat de verschillende doelstellingen en de activiteiten van de verschillende administraties in het valleigebied op elkaar afgestemd worden tot een integraal Vlaams gebied gerichtsbeleid zonder de autonomie van de verschillende bevoegde instanties in vraag te stellen.

Met alle verantwoordelijke beleidsdomeinen samenwerken aan een integrale visie op het studiegebied is niet nieuw. In de voormalige werkgroep “De Drie Beken”, die werd opgericht in de schoot van het vroegere Demerbekkencomité, werd reeds intensief samengewerkt door de voormalige afdelingen Water en Natuur, de VMM, het SCK, het FANC , de provincies Limburg en Vlaams-Brabant en het Instituut voor Natuurbehoud. Belangrijke onderwerpen waren diverse studies binnen het studiegebied: oppervlakte- en grondwatermodelleringen, onderzoek naar radio-actieve contaminatie, de waterkwaliteit, de problematiek van zandvangen, … Dit alles leidde tot een geïntegreerde beleidsvisie op het gebied.

Vanaf 2002 werd een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd in opdracht van de voormalige afdeling Water. Diverse medewerkers uit de werkgroep “De Drie Beken” werkten hier verder samen. Nadien vormden deze instanties ook mee de stuurgroep van de zogenaamde ‘impactstudie’, met het bedrijf Tessenderlo Chemie als opdrachtgever. De opmaak van de impactstudie was een voorwaarde in de milieuvergunningprocedure. Het is deze impactstudie die aan de basis ligt van de nieuwe milieuvergunning van het bedrijf Tessenderlo Chemie.

De nieuwe milieuvergunning legt de sanering op van verscheidene terreinen. Voorafgaand aan deze saneringen moet een beschrijvend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Het bedrijf Tessenderlo Chemie heeft een beschrijvend bodemonderzoek uitgevoerd met betrekking tot de Winterbeek, welke door OVAM op 13 juli 2009 conform is verklaard.

Figuur 1 Situering Integraal Project ‘Vallei Drie Beken’.

(12)

Taakstelling van de ambtelijke werkgroep

Na jaren van studie en beleidsvoorbereiding breekt er een periode van beleidsuitvoering aan. De nieuwe beleidsomgeving en de opgebouwde kennis maken het mogelijk de komende jaren een geïntegreerd gebiedsgericht beleid op terrein te realiseren. Dit is de ambitieuze doelstelling van het integraal project ‘De Drie Beken’.

Het ontwikkelen van een integraal meerjarenplan van aanpak inzake de verschillende activiteiten en doelstellingen aangaande water-, natuur- en bodembeheer, het creëren van een breed draagvlak voor dit beleid en de realisaties op terrein begeleiden zijn de belangrijkste opdrachten van de her op te richten werkgroep “De Drie Beken”. Daarnaast is de afstemming van de verschillende initiatieven inzake communicatie naar overheden en burgers een belangrijke taak van de werkgroep. Dit moet toelaten om de verschillende en complexe initiatieven vanuit verschillende beleidsdomeinen en organisaties gecoördineerd en efficiënt te laten verlopen.

In de opstartfase van dit meerjarenproject krijgt de werkgroep de volgende taken:

1. Begeleiden van de voorbereiding van de sanering van de waterbodem, oevers en delen van de overstromingsgebieden van de Winterbeek (incl. milderende maatregelen), om na de verminderde lozing van Tessenderlo Chemie - tegen 2014 effectief tot de sanering te kunnen overgaan;

2. Mee begeleiden van of minimaal mee inbreng hebben bij de opmaak van een monitoringssysteem chlorideconcentratie Winterbeek en Laak na de verminderde lozing van Tessenderlo Chemie, operationeel te maken door het bedrijf zelf vanaf uiterlijk 1 januari 2014;

3. Begeleiden in de verbetering van de waterkwaliteit tot een niveau aangepast aan de nieuwe beleidsmatige randvoorwaarden. Dit houdt in:

a) Begeleiden van het wegwerken van de knelpunten inzake waterzuiveringsinfrastructuur;

b) Oplossen van het knelpunt RWZI Tessenderlo;

4. Opmaak van een herinrichtingsplan van het oppervlaktewatersysteem van Middelbeek-Kleine Beek dat aangepast is aan de nieuwe beleidsmatige randvoorwaarden;

5. Ecologische monitoring van het projectgebied.

(13)

3 Doelstelling van de studie-opdracht

Er wordt een belangrijke ecologische impact verwacht ten gevolge van de uitwerking van de verschillende deelprojecten in functie van de sanering van de Winterbeek en de Vallei van de drie beken. Daarom werd binnen de werkgroep ‘Vallei van de Drie Beken’ voorgesteld om deze ecologische impact van nabij op te volgen. Niet alleen om het succes ervan te evalueren en na te gaan of de doelstellingen gehaald worden, maar ook om ze eventueel bij te sturen waar nodig en als leerproces voor toekomstige projecten. Een geïntegreerd monitoringsplan moet ten behoeve hiervan worden opgesteld.

De monitoring is een inspanning op middellange termijn. Dit is belangrijk gezien een ecologische respons vaak traag verloopt. De opvolging moet over de hele monitoringsperiode worden gegarandeerd (van 2013 tot minstens 2024). Bovendien dienen steeds dezelfde gestandaardiseerde methodes gebruikt te worden om tot eenduidige en interpreteerbare resultaten te bekomen, waaraan de initiële doelstellingen kunnen afgetoetst worden. De bekomen gegevens moeten periodiek geëvalueerd worden.

De algemene doelstelling van dit onderzoeksproject is dus het opmaken van een gestandaardiseerde monitoringstrategie voor de beekvallei en de monitoring van fauna en flora-elementen in de vallei van de 3 beken. Het monitoringsrapport dient gebruikt te kunnen worden om na te gaan in hoeverre de saneringsinspanningen een positieve invloed hebben gehad op de ontwikkeling van de fauna en flora in het gebied.

Voorliggende opdracht betreft de periode 2013-2018.

Er wordt uitgegaan van een nulmeting in 2013 (T0) en een eindrapportage in 2018-2019 (T5). De vegetatie en een selectie aan faunagroepen dient met tussenpozen gemonitord te worden. De uitvoering van de inrichtingswerken werd gepland voor 2014 (T1).

Tot slot is het nog belangrijk om te vermelden dat er belangrijke budgettaire restricties waren met betrekking tot voorliggende opdracht.

Natuurpunt Studie voorzag in haar offerte een gefundeerd voorstel voor 5 opties. Dit betrof vier faunagroepen, met name waterkevers, wilde bijen, nachtvlinders (cfr. Veraghtert et al. 2012) en bodembewonende ongewervelden (nl. spinnen, loopkevers en mieren; cfr. Lambrechts & Janssen 2003). Daarnaast was er een innovatief voorstel voor opvolging van de fungi, met name kensoorten van elzenbroekbos.

Deze opties zijn om budgettaire redenen niet weerhouden en zelfs de frequentie van monitoring van de overige faunagroepen (zie verder) is om die redenen teruggeschroefd.

(14)

4 Monitoring van reptielen en ongewervelden;

dagvlinders, lieveheersbeestjes, libellen, sprinkhanen & krekels

Ilf Jacobs, Natuurpunt Studie

4.1 Inleiding

De in dit hoofdstuk gebundelde soortgroepen, met name reptielen, dagvlinders, lieveheersbeestjes, libellen, sprinkhanen & krekels, werden geclusterd daar de monitoringsmethode toelaat hen samen te inventariseren. Het betreffen soortgroepen waarvan voor Vlaanderen een vrij duidelijk beeld is op vlak van hun ecologische niche, essentiele hulpbronnen, actuele verspreiding en beschermde status. Dit maakt dat deze soortgroepen, in het bijzonder de habitatspecialisten binnen deze soortgroepen, kunnen fungeren als belangrijke kwaliteitsindicatoren voor zowel de kwaliteit als diversiteit van de onderzochte biotopen en levensgemeenschappen.

4.2 Methodiek

 3URMHFWJHELHGYRRUKHWIDXQDRQGHU]RHN

De begrenzingen van het projectgebied vallen samen met de afbakening van het gebied Vallei Drie Beken binnen www.waarnemingen.be. Om een goed beeld te krijgen op de verspreiding en aanwezigheid van de geselecteerde soortgroepen, in het bijzonder de habitatspecialisten, werd geopteerd om voor de analyse van de gegevens te werken met de totale dataset van waarnemingen binnen het projectgebied en niet enkel de gegevens van de voor deze opdracht afgebakende zones.

De aanwezige (indicator-)soorten binnen het ganse projectgebied kunnen immers relevant zijn als handvaten voor de ontwikkeling van de beheer- en gebiedvisie.van het projectgebied.

De faunabespreking is gebaseerd op:

x projectwaarnemingen die verzameld werden i.k.v. het onderzoek, en dus allemaal plaatsvonden binnen het projectgebied

x aanvullende losse waarnemingen verricht door natuurliefhebbers dewelke ingevoerd werden in www.waarnemingen.be.

Voor een overzichtskaart van het projectgebied en waarnemingslocaties van de geselecteerde soortgroepen van dit onderzoek, zie Figuur 2.

 

(15)

 7UDMHFWHQ

Om de abundantie van de geselecteerde soortgroepen op een gestandaardiseerde en herhaalbare manier te monitoren, werden bij de onderzoeksrondes vaste trajecten bezocht en gemonitord. De monitoring van de trajecten gebeurde zowel in 2013, 2015 als 2017. Vermits een aanzienlijk deel van de trajecten gericht gemonitord werden in beide jaren kunnen vergelijkingen gemaakt worden tussen de verschillende monitoringsjaren.

De vaste trajecten werden aan een min of meer constante snelheid gewandeld waarbij de waarnemer het aantal individuen van alle soorten (maar met speciale aandacht voor doelsoorten) met de Smartphone ingaf dewelke waargenomen werden binnen een denkbeeldige kooi van 5 m aan elke zijde van de waarnemer. Het traject werd op volgende wijze(n) doorlopen, zodat er maximaal 3 looprondes per traject zijn op een specifieke datum:

x visueel: tijdens een eerste trage doorwandeling wordt er vooral gefocust op visuele waarnemingen van het traject (indien nodig aangevuld met netvangsten voor een meer zekere determinatie). Hier lag de nadruk op dagvlinders en libellen;

x auditief: op de tweede doorwandeling van het traject werd er geconcentreerd op geluidswaarnemingen (sprinkhanen, krekels);

x sleepnet: tijdens een laatste doorwandeling werden overige of nog ontbrekende soorten via sleepnetvangsten langsheen het traject gevangen. De focus hierbij lag op lieveheersbeestjes.

Deze aanpak leverde echter tevens enkele extra soorten op zoals doornsprinkhanen, sabelsprinkhanen, etc.

x Nadat de trajecten zijn afgewerkt, zal er standaard een kwartier aanvullend opgezocht worden via een proefvlakdekkende aanpak (tenzij de locatie als volledig onderzocht kon beschouwd worden met de trajecten).

De definitieve ligging en het aantal te monitoren trajecten gebeurde voor beide monitoringsjaren in samenspraak met de opdrachtgever. Vier transecten komen overeen met het onderzoek van Lambrechts & Gabriëls (2003), twee transecten werden voorzien in percelen die destijds niet werden onderzocht. De selectie en situering gebeurde op basis van de aanwezigheid van geschikte (micro)habitats voor de geselecteerde soortengroepen en/of zones waar inrichtingswerken gepland/uitgevoerd werden. De grootste focus ging naar de goed ontwikkelde zeldzame ecotopen die (Europees) bedreigd zijn en een karakteristieke fauna hebben. Voor een overzichtskaart van ligging van de trajecten, zie Figuur 3.

We noteerden systematisch alle waarnemingen van de geselecteerde soortgroepen. Er werd qua timing van het lopen van de trajecten op de doelsoorten gefocust. Dat zijn alle voor het beleid en beheer relevante soorten en/of alle Habitattypische en Rode Lijst-soorten.

De inventarisaties vonden zo veel mogelijk plaats tijdens gunstige weersomstandigheden:

x windkracht < 4 Beaufort – in de praktijk zo weinig mogelijk wind x temperatuur: (> 17°C en < 30°C)

x tijdstip: 10u - 18u x dagen zonder neerslag

x zonneschijn gedurende min. 50% van de dag



(16)

 $DQYXOOHQGJHULFKWRQGHU]RHNLIYGHYHUVSUHLGLQJYDQVRRUWHQ

Tijdens het onderzoek en nadat de trajecten afgewerkt waren, werd bij elk terreinbezoek aanvullend en gericht gezocht op potentievolle locaties voor bepaalde doelsoorten die buiten de routes vielen.

Deze bijkomende monitoring werd dus niet gestandaardiseerd uitgevoerd waardoor ze ook niet identiek herhaald kan worden. Deze extra informatie bleek wel bijzonder nuttig om tot een zo compleet mogelijke verspreidingskaarten per doelsoort te komen en zo optimaal advies te geven ifv beheer en inrichting.

Bij dit veldwerk zijn alle gegevens via een smartphone met GPS ingegeven, dus met de exacte coördinaten. Het aanvullend onderzoek heeft in sterke mate bijgedragen tot betere verspreidingskaarten van indicatieve soorten.

 *HJHYHQVYHUZHUNLQJ

Voor dit onderdeel van de rapportage werd enkel gewerkt met de gegevens van de soortgroepen die onderwerp zijn van dit hoofdstuk nl. reptielen, dagvlinders, lieveheersbeestjes, libellen en

sprinkhanen & krekels. De gegevensverwerking gebeurde op basis van de trajectwaarnemingen, projectwaarnemingen en de gebiedswaarnemingen.

Gebiedswaarnemingen: voor deze dataset werd gewerkt met alle waarnemingen die verricht werden binnen het projectgebied. Dus zowel de projectwaarnemingen van het projectteam, de

trajectwaarnemingen maar tevens alle losse waarnemingen van natuurliefhebbers die verricht én ingevoerd werden in www.waarnemingen.be. Deze dataset is dus het meest compleet maar losse waarnemingen van de vrijwilligers werden op een minder gestandaardiseerde manier verzameld en de nauwkeurigheid van de locatie kan tevens varieren tussen de verschillende waarnemers.

Trajectwaarnemingen: Rond alle trajecten werd een trajectzone afgebakend. De verrichte waarnemingen binnen deze trajectzone zijn de trajectwaarnemingen. Deze trajectwaarnemingen zijn het resultaat van de gestandaardiseerde trajectmonitoring. Voor een overzichtskaart van ligging van de trajecten en de bijhorende trajectzones zie Figuur 3. Voor een voorbeeld van de trajectwaarnemingen binnen de trajectzones in combinatie met de nevenliggende projectwaarnemingen zie Figuur 4.

(17)

17 Figuur 2 Weergave van de afbakening van het projectgebied van het onderzoeksproject.

(18)

18 Figuur 3 Weergave van de geselecteerde trajecten en afgebakende trajectzones.

(19)

19 Figuur 4 Voorbeeld van trajectwaarnemingen binnen de trajectzones en weergave van de nabijgelegen projectwaarnemingen.

(20)

20

4.3 Resultaten

 ,QOHLGLQJ

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek voorgesteld.

Eerst maken we een bondige analyse van de gebiedswaarnemingen. Zoals eerder gesteld zijn dit alle verrichte waarnemingen van de geselecteerde soortgroepen (reptielen, dagvlinders, lieveheersbeestjes, libellen en sprinkhanen en krekels) binnen het afgebakende projectgebied (trajectwaarnemingen, projectwaarnemingen en losse waarnemingen van natuurliefhebbers).

Vervolgens worden de trajectwaarnemingen in detail besproken waarbij tevens de vergelijking wordt gemaakt tussen de verschillende onderzoeksjaren (2013, 2015 en 2017).

Tenslotte wordt in het soortgroepspecifieke hoofdstuk ingegaan op de onderzoeksresultaten van de Rode Lijst- en Habitattypische soorten waarbij tevens eventuele populatieveranderingen en de verspreiding van de soorten binnen de projectgebied worden besproken.

Bij de bespreking van de onderzoeksresultaten wordt voor alle soorten steevast de Rode Lijst-categorie weergegeven. Er werd hierbij telkens gewerkt met de meest recente Rode Lijst voor de desbetreffende soortgroep. Voor een overzicht van de benaming en definities van de nieuwe Rode Lijst-categorieën voor Vlaanderen wordt verwezen naar Tabel 1.

Voor elke soort wordt tevens weergegeven of de soort al dan niet habitattypisch is.

(21)

21

Tabel 1 Benaming en definities van de nieuwe Rode Lijst-categorieën voor Vlaanderen.

UITGESTORVEN – EXTINCT (EX)

Een soort is Uitgestorven wanneer er geen gegronde twijfel bestaat dat het laatste individu gestorven is. Een soort wordt verondersteld Uitgestorven te zijn wanneer uitgebreide inventarisaties in gekende of geschikte biotopen, en op de juiste tijdstippen (dag, seizoen, jaar), in zijn historische verspreidingsgebied niet geresulteerd hebben in het vinden van een individu. Inventarisaties moeten uitgevoerd worden over een tijdspanne die overeenstemt met de levenscyclus en –vorm van de soort in kwestie.

UITGESTORVEN IN HET WILD – EXTINCT IN THE WILD (EXW)

Een soort is Uitgestorven in het wild wanneer het enkel gekend is van kweekprogramma’s, van in gevangenschap of als gevestigde populatie(s) buiten het historische verspreidingsgebied. Een soort wordt verondersteld Uitgestorven in het Wild te zijn wanneer uitgebreide inventarisaties in gekende of geschikte biotopen en op de juiste tijdstippen (dag, seizoen, jaar), in zijn historische verspreidingsgebied niet geresulteerd hebben in het vinden van een individu. Inventarisaties moeten uitgevoerd worden over een tijdspanne die overeenstemt met de levenscyclus en –vorm van de soort in kwestie.

REGIONAAL UITGESTORVEN – REGIONALLY EXTINCT (RE) vroeger: Uitgestorven in Vlaanderen

Een soort is Regionaal uitgestorven wanneer er geen enkele twijfel bestaat dat het laatste zich voortplantende individu in Vlaanderen gestorven is of in het geval van een regelmatige bezoeker, individuen niet langer Vlaanderen bezoeken. Het is moeilijk om regels op te stellen voor de tijd sinds de laatste waarneming vooraleer een soort als Regionaal uitgestorven wordt bestempeld. Dit hangt af van de inventarisatie- inspanning, die op zijn beurt afhangt van de soort en van de regio. Soorten die zich vroeger in Vlaanderen voortplantten, maar Vlaanderen nu enkel bezoeken zonder er zich voort te planten, moeten als Regionaal uitgestorven worden beschouwd. In Nederland heet deze categorie Verdwenen uit Nederland.

ERNSTIG BEDREIGD – CRITICALLY ENDANGERED (CR) vroeger: Met uitsterven bedreigd

Een soort is Ernstig bedreigd wanneer de best beschikbare kennis aangeeft dat het voldoet aan een van de criteria A-E voor Ernstig bedreigd, en dat het daarom een bijzonder grote kans heeft om uit te sterven in het wild.

BEDREIGD – ENDANGERED (EN)

Een soort is Bedreigd wanneer de best beschikbare kennis aangeeft dat het voldoet aan een van de criteria A-E voor Bedreigd, en dat het daarom een heel grote kans heeft om uit te sterven in het wild.

KWETSBAAR – VULNERABLE (VU)

Een soort is Kwetsbaar wanneer de best beschikbare kennis aangeeft dat het voldoet aan een van de criteria A-E voor Kwetsbaar, en dat het daarom een grote kans heeft om uit te sterven in het wild.

BIJNA IN GEVAAR – NEAR THREATENED (NT) vroeger: Achteruitgaand of Zeldzaam

Een soort is Bijna in gevaar wanneer het getoetst werd aan de criteria A-E, maar momenteel niet voldoet aan de criteria voor Ernstig bedreigd, Bedreigd of Kwetsbaar, maar er wel bijna aan voldoet of er vermoedelijk aan zal voldoen in de nabije toekomst. In Nederland heet deze categorie Gevoelig.

MOMENTEEL NIET IN GEVAAR – LEAST CONCERN (LC) vroeger: Momenteel niet bedreigd

Een soort is Momenteel niet in gevaar wanneer het getoetst werd aan de criteria A-E, maar niet voldoet aan de criteria voor Ernstig bedreigd, Bedreigd, Kwetsbaar of Bijna in Gevaar. In Nederland heet deze categorie Thans niet bedreigd.

ONVOLDOENDE DATA – DATA DEFICIENT (DD) vroeger: Onvoldoende gekend

Een soort valt onder Onvoldoende data wanneer er onvoldoende informatie beschikbaar is om op basis van verspreidings- of populatiegegevens een rechtstreekse of onrechtstreekse inschatting te maken van de kans op uitsterven. Een soort in deze categorie kan goed bestudeerd zijn en de biologie kan goed gekend zijn, maar bruikbare gegevens over aantallen en verspreiding ontbreken. Onvoldoende data is daarom geen Rode Lijstcategorie sensu stricto. Het onderbrengen van soorten in deze categorie geeft aan dat meer informatie nodig is en dat nog te voeren onderzoek zou kunnen uitwijzen dat de soort in een Rode Lijstcategorie thuishoort. Het is belangrijk om gebruik te maken van alle mogelijke data en om de juiste keuze te maken tussen Onvoldoende data en een Rode Lijstcategorie. Als er vermoed wordt dat het verspreidingsgebied van een soort klein is of dat er een vrij lange periode verstreken is sinds de laatste waarneming, is een indeling in een Rode Lijstcategorie vermoedelijk gerechtvaardigd. In Nederland heet deze categorie Onvoldoende gegevens.

NIET VAN TOEPASSING – NOT APPLICABLE (NA)

Voorbeelden van soorten waarvoor de categorie Niet van toepassing geldt, zijn uitheemse soorten of zwervers (bv. geen regelmatige bezoekers of dwaalgasten).

NIET GEËVALUEERD – NOT EVALUATED (NE)

Een soort is Niet geëvalueerd wanneer het nog niet getoetst werd aan de Rode Lijstcriteria.



(22)

22

 *HELHGVZDDUQHPLQJHQ

 7RWDDODDQWDOJHDQDO\VHHUGHZDDUQHPLQJHQ

Binnen het projectgebied (zie Figuur 2) werden in totaal 8.228 gebiedswaarnemingen verricht van reptielen, dagvlinders, lieveheersbeestjes, libellen en sprinkhanen & krekels. Hierbij werden in totaal 29.757 exemplaren gemeld van de betreffende soortgroepen (bron: www.waarnemingen.be). De dataset wordt omwille van de omvang digitaal aangeleverd.

De eerste waarneming uit deze dataset dateert van 14/09/1986 (Kleine vuurvlinder). De laatste waarneming dateert van 30/04/2019. Veruit de meeste waarnemingen werden verricht tussen 2008 en 2018 met zeer duidelijke uitschieters tijdens de onderzoeksjaren 2013, 2015 en 2017.

Voor een overzichtskaart met de ligging van alle in kader van dit project geanalyseerde gebiedswaarnemingen, zie Figuur 2.

Het voorliggende onderzoek heeft geleid tot een enorme toename van geregistreerde waarnemingen in het gebied. Dit is te wijten aan zowel het hoge aantal trajectwaarnemingen als losse waarnemingen.

Veel nieuwe waarnemingen zijn gesitueerd in de onmiddellijke omgeving van de trajecten maar er werden tevens tal van losse waarnemingen verricht verspreid over het terrein.

 %HODQJULMNVWHUHVXOWDWHQYDQGDWDDQDO\VHYDQGHGDWDVHWJHELHGVZDDUQHPLQJHQ

ͶǤ͵ǤʹǤʹǤͳ Ž‡‹†‹‰

In dit onderdeel worden de belangrijkse conclusies weergegevens van de data-analyse van alle gebiedswaarnemingen van reptielen, dagvlinders, lieveheersbeestjes, libellen en sprinkhanen &

krekels en reptielen die doorheen de jaren werden verricht binnen het projectgebied.

Van de geselecteerde soortgroepen werden in totaal 115 verschillende soorten waargenomen.

Hiervan staan 26 soorten te boek als Rode Lijst-soort en 21 als Habitattypisch.

In totaal werden 8.228 verschillende waarnemingen ingevoerd binnen de projectgebied waarbij in totaal 29.757 individuen werden gemeld.

Voor alle geselecteerde soortgroepen werd een vrij hoog aantal verschillende soorten waargenomen.

Door de heretogeniteit aan biotopen, de habitatkwaliteit en de gebiedsgrootte kan het projectgebied Vallei Drie Beken een soortenrijk gebied genoemd worden.

Voor de in dit onderdeel besproken soortgroepen werden binnen het projectgebied doorheen de jaren:

- 35 verschillende soorten dagvlinders waargenomen, waarvan 10 Rode Lijst- en 8 habitattypische soorten. In totaal werden 4735 waarnemingen verricht waarbij in totaal 15421 exemplaren gemeld werden

- 19 verschillende soorten lieveheersbeestjes waargenomen, waarvan 7 Rode Lijst-soorten. In totaal werden 174 waarnemingen verricht waarbij in totaal 264 exemplaren gemeld werden - 36 verschillende soorten libellen waargenomen, waarvan 6 Rode Lijst- en 4 habitattypische

soorten. In totaal werden 1904 waarnemingen verricht waarbij in totaal 7396 exemplaren gemeld werden

- 22 verschillende soorten sprinkhanen & krekels waargenomen, waarvan 3 Rode Lijst- en 7 habitattypische soorten. In totaal werden 1356 waarnemingen verricht waarbij in totaal 6612 exemplaren gemeld werden

(23)

23 - 3 verschillende soorten reptielen waargenomen, waarvan geen Rode Lijst- en 2

habitattypische soorten. In totaal werden 59 waarnemingen verricht waarbij in totaal 64 exemplaren gemeld werden

Voor een overzicht van de gebiedswaarnemingen van de verschillende soortgroepen wordt verwezen naar Tabel 2 en Figuur 5.

Van alle Rode Lijst- en/of Habitattypische soorten werden verspreidingskaarten opgemaakt op basis van de totale dataset van de gebiedswaarnemingen. Deze verspreidingskaarten zijn terug te vinden als binnen de soortgroep-specifieke hoofdstukken.

Tabel 2 Gebiedswaarnemingen van de geselecteerde soortgroepen met weergave van het totaal aantal, het aantal Rode Lijst- en Habitattypische soorten, totaal aantal verrichte waarnemingen en exemplaren binnen het projectgebied (bron: projectwaarnemingen en www.waarnemingen.be)

Gebiedswaarnemingen dagvlinders, lieveheersbeestjes, libellen, sprinkhanen & krekels en reptielen

Aantal

Soortgroep Aantal soorten Rode Lijst-soorten Habitattypisch Waarnemingen Exemplaren

Dagvlinders 35 10 8 4735 15421

Lieveheersbeestjes 19 7 0 174 264

Libellen 36 6 4 1904 7396

Sprinkhanen en

krekels 22 3 7 1356 6612

Reptielen 3 0 2 59 64

TOTAAL ALLE

SOORTGROEPEN 115 26 21 8228 29757

Figuur 5 Weergave van het totaal aantal waargenomen soorten, het aantal Rode Lijst- en Habitattypische soorten van de geselecteerde soortgroepen binnen het projectgebied (bron: projectwaarnemingen en

www.waarnemingen.be) 35

19

36

22

3 10

7 6

3

0 8

0

4 7

2 0

5 10 15 20 25 30 35 40

Dagvlinders Lieveheersbeestjes Libellen Sprinkhanen en krekels

Reptielen

Gebiedswaarnemingen

Aantal soorten Rode Lijst-soorten Habitattypisch

(24)

24 ͶǤ͵ǤʹǤʹǤʹ ˜‡”œ‹…Š–˜ƒ†‡‰‡„‹‡†•™ƒƒ”‡‹‰‡˜ƒ†‡‰‡•‡Ž‡…–‡‡”†‡•‘‘”–‰”‘‡’‡

In dit onderdeel worden de gegevenstabellen weergegeven van alle gebiedswaarnemingen van dagvlinders, lieveheersbeestjes, libellen, sprinkhanen & krekels en reptielen die werden waargenomen binnen het projectgebied

x Voor een samenvattende tabel waarin alle gebiedswaarnemingen van dagvlinders verwerkt werden wordt verwezen naar Tabel 3

x Voor een samenvattende tabel waarin alle gebiedswaarnemingen van lieveheersbeestjes verwerkt werden wordt verwezen naar Tabel 4

x Voor een samenvattende tabel waarin alle gebiedswaarnemingen van libellen verwerkt werden wordt verwezen naar Tabel 5

x Voor een samenvattende tabel waarin alle gebiedswaarnemingen van sprinkhanen & krekels verwerkt werden wordt verwezen naar Tabel 6

x Voor een samenvattende tabel waarin alle gebiedswaarnemingen van reptielen verwerkt werden wordt verwezen naar Tabel 7

(25)

25

Tabel 3 Overzicht van de gebiedswaarnemingen van dagvlinders binnen het projectgebied (bron: projectwaarnemingen en www.waarnemingen.be) Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst-categorie Habitattypisch Aantal wrn. Aantal indiv.

Grote vos Nymphalis polychloros Ernstig bedreigd neen 2 2

Grote weerschijnvlinder Apatura iris Bedreigd ja 2 2

Heideblauwtje Plebejus argus Bedreigd ja 1 1

Zwartsprietdikkopje Thymelicus lineola Kwetsbaar neen 12 21

Geelsprietdikkopje Thymelicus sylvestris Kwetsbaar neen 2 2

Bont dikkopje Carterocephalus palaemon Bijna in gevaar ja 1 2

Kleine parelmoervlinder Issoria lathonia Bijna in gevaar ja 45 102 Kleine ijsvogelvlinder Limenitis camilla Bijna in gevaar ja 3 3

Kleine vos Aglais urticae Bijna in gevaar neen 68 85

Citroenvlinder Gonepteryx rhamni Bijna in gevaar neen 580 1117 Keizersmantel Argynnis paphia Momenteel niet in gevaar ja 4 4 Bruin blauwtje Aricia agestis Momenteel niet in gevaar ja 17 21 Eikenpage Favonius quercus Momenteel niet in gevaar ja 19 21 Dagpauwoog Aglais io Momenteel niet in gevaar neen 436 2088 Oranjetipje Anthocharis cardamines Momenteel niet in gevaar neen 227 443 Koevinkje Aphantopus hyperantus Momenteel niet in gevaar neen 244 1142 Landkaartje Araschnia levana Momenteel niet in gevaar neen 291 729 Boomblauwtje Celastrina argiolus Momenteel niet in gevaar neen 94 125 Hooibeestje Coenonympha pamphilus Momenteel niet in gevaar neen 235 383 Oranje Luzernevlinder Colias crocea Momenteel niet in gevaar neen 62 110 Kleine vuurvlinder Lycaena phlaeas Momenteel niet in gevaar neen 139 218 Bruin zandoogje Maniola jurtina Momenteel niet in gevaar neen 540 5358 Groot dikkopje Ochlodes sylvanus Momenteel niet in gevaar neen 203 355 Koninginnenpage Papilio machaon Momenteel niet in gevaar neen 72 102 Bont zandoogje Pararge aegeria Momenteel niet in gevaar neen 270 416 Groot koolwitje Pieris brassicae Momenteel niet in gevaar neen 39 43 Klein geaderd witje Pieris napi Momenteel niet in gevaar neen 121 372 Klein koolwitje Pieris rapae Momenteel niet in gevaar neen 93 151 Gehakkelde aurelia Polygonia c-album Momenteel niet in gevaar neen 194 261 Icarusblauwtje Polyommatus icarus Momenteel niet in gevaar neen 267 752 Oranje zandoogje Pyronia tithonus Momenteel niet in gevaar neen 170 449 Sleedoornpage Thecla betulae Momenteel niet in gevaar neen 2 7 Atalanta Vanessa atalanta Momenteel niet in gevaar neen 187 235

(26)

26 Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst-categorie Habitattypisch Aantal wrn. Aantal indiv.

Distelvlinder Vanessa cardui Momenteel niet in gevaar neen 57 233

Tijgerblauwtje Lampides boeticus / neen 1 1

Koolwitje onbekend Pieris spec. / neen 32 62

Zwart/Geelsprietdikkopje Thymelicus lineola/sylvestris / neen 3 3

Totaal 4735 15421

Tabel 4 Overzicht van de gebiedswaarnemingen van lieveheersbeestjes binnen het projectgebied (bron: projectwaarnemingen en www.waarnemingen.be) Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst-categorie Aantal wrn. Aantal indiv.

Zwart lieveheersbeestje Exochomus nigromaculatus Bedreigd 2 11

Tweestippelig lieveheersbeestje Adalia bipunctata Kwetsbaar 1 2

Dertienstippelig lieveheersbeestje Hippodamia tredecimpunctata Kwetsbaar 10 10 19-stippelig Lieveheersbeestje Anisosticta novemdecimpunctata Bijna in gevaar 26 55 Veertienvleklieveheersbeestje Coccinula quatuordecimpustulata Bijna in gevaar 1 1 Harlekijnlieveheersbeestje Harmonia quadripunctata Bijna in gevaar 2 3 Vierentwintigstippelig lieveheersbeestje Subcoccinella vigintiquatuorpunctata Bijna in gevaar 1 1 Tienstippelig lieveheersbeestje Adalia decempunctata Momenteel niet in gevaar 4 4 Oogvleklieveheersbeestje Anatis ocellata Momenteel niet in gevaar 2 2 Vijfstippelig lieveheersbeestje Coccinella quinquepunctata Momenteel niet in gevaar 4 4 Zevenstippelig lieveheersbeestje Coccinella septempunctata Momenteel niet in gevaar 35 42 Viervleklieveheersbeestje Exochomus quadripustulatus Momenteel niet in gevaar 2 5 Meeldauwlieveheersbeestje Halyzia sedecimguttata Momenteel niet in gevaar 2 2 Ruigtelieveheersbeestje Hippodamia variegata Momenteel niet in gevaar 2 2 Vloeivleklieveheersbeestje Oenopia conglobata Momenteel niet in gevaar 4 5 Schaakbordlieveheersbeestje Propylea quatuordecimpunctata Momenteel niet in gevaar 14 17 22-stippelig lieveheersbeestje Psyllobora vigintiduopunctata Momenteel niet in gevaar 18 21 Zestienstippelig lieveheersbeestje Tytthaspis sedecimpunctata Momenteel niet in gevaar 6 9

Aziatisch lieveheersbeestje Harmonia axyridis / 36 66

Tweevlekkig Aziatisch lieveheersbeestje Harmonia axyridis f. conspicua / 1 1 Veelstippig Aziatisch lieveheersbeestje Harmonia axyridis f. succinea / 1 1

Totaal 174 264

(27)

27

Tabel 5 Overzicht van de gebiedswaarnemingen van libellen binnen het projectgebied (bron: projectwaarnemingen en www.waarnemingen.be) Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst-categorie Habitattypisch Aantal wrn. Aantal indiv.

Bruine korenbout Libellula fulva Bedreigd ja 1 1

Bosbeekjuffer Calopteryx virgo Bedreigd neen 17 29

Glassnijder Brachytron pratense Kwetsbaar ja 3 3

Tangpantserjuffer Lestes dryas Kwetsbaar neen 8 11

Koraaljuffer Ceriagrion tenellum Bijna in gevaar neen 64 671 Tengere pantserjuffer Lestes virens Bijna in gevaar neen 6 30 Weidebeekjuffer Calopteryx splendens Momenteel niet in gevaar ja 325 1218 Blauwe glazenmaker Aeshna cyanea Momenteel niet in gevaar neen 47 52 Bruine glazenmaker Aeshna grandis Momenteel niet in gevaar neen 27 29 Paardenbijter Aeshna mixta Momenteel niet in gevaar neen 19 33 Grote keizerlibel Anax imperator Momenteel niet in gevaar neen 129 166 Houtpantserjuffer Chalcolestes viridis Momenteel niet in gevaar neen 20 174 Azuurwaterjuffer Coenagrion puella Momenteel niet in gevaar neen 103 1109 Smaragdlibel Cordulia aenea Momenteel niet in gevaar neen 84 187 Vuurlibel Crocothemis erythraea Momenteel niet in gevaar neen 35 52 Watersnuffel Enallagma cyathigerum Momenteel niet in gevaar neen 71 429 Grote roodoogjuffer Erythromma najas Momenteel niet in gevaar neen 27 77 Kleine roodoogjuffer Erythromma viridulum Momenteel niet in gevaar neen 14 89 Plasrombout Gomphus pulchellus Momenteel niet in gevaar neen 6 6 Lantaarntje Ischnura elegans Momenteel niet in gevaar neen 92 142 Tengere grasjuffer Ischnura pumilio Momenteel niet in gevaar neen 3 13 Zwervende pantserjuffer Lestes barbarus Momenteel niet in gevaar neen 2 2 Gewone pantserjuffer Lestes sponsa Momenteel niet in gevaar neen 33 132 Platbuik Libellula depressa Momenteel niet in gevaar neen 59 83 Viervlek Libellula quadrimaculata Momenteel niet in gevaar neen 197 1202 Gewone oeverlibel Orthetrum cancellatum Momenteel niet in gevaar neen 53 75 Blauwe breedscheenjuffer Platycnemis pennipes Momenteel niet in gevaar neen 170 447 Vuurjuffer Pyrrhosoma nymphula Momenteel niet in gevaar neen 72 260 Metaalglanslibel Somatochlora metallica Momenteel niet in gevaar neen 6 6 Bruine winterjuffer Sympecma fusca Momenteel niet in gevaar neen 32 47 Zwarte heidelibel Sympetrum danae Momenteel niet in gevaar neen 49 287 Bloedrode heidelibel Sympetrum sanguineum Momenteel niet in gevaar neen 84 157 Bruinrode heidelibel Sympetrum striolatum Momenteel niet in gevaar neen 33 62

(28)

28 Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst-categorie Habitattypisch Aantal wrn. Aantal indiv.

Steenrode heidelibel Sympetrum vulgatum Momenteel niet in gevaar neen 3 3 Zuidelijke keizerlibel Anax parthenope Niet geëvalueerd neen 2 2 Gaffelwaterjuffer Coenagrion scitulum Onvoldoende data ja 2 2

Heidelibel onbekend Sympetrum spec. / neen 5 107

Juffer onbekend Zygoptera indet. / neen 1 1

Totaal 36 6 4 1904 7396

Tabel 6 Overzicht van de gebiedswaarnemingen van sprinkhanen en krekels binnen het projectgebied (bron: projectwaarnemingen en www.waarnemingen.be) Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst-categorie Habitattypisch Aantal wrn. Aantal indiv.

Veldkrekel Gryllus campestris Bedreigd ja 73 350

Zompsprinkhaan Pseudochorthippus montanus Bedreigd ja 151 1004

Wekkertje Omocestus viridulus Bijna in gevaar ja 5 6

Snortikker Chorthippus mollis Momenteel niet in gevaar ja 1 1 Knopsprietje Myrmeleotettix maculatus Momenteel niet in gevaar ja 8 48 Blauwvleugelsprinkhaan Oedipoda caerulescens Momenteel niet in gevaar ja 10 37 Moerassprinkhaan Stethophyma grossum Momenteel niet in gevaar ja 160 772 Kustsprinkhaan Chorthippus albomarginatus Momenteel niet in gevaar neen 49 151 Ratelaar Chorthippus biguttulus Momenteel niet in gevaar neen 39 109 Bruine Sprinkhaan Chorthippus brunneus Momenteel niet in gevaar neen 26 58 Gouden Sprinkhaan Chrysochraon dispar Momenteel niet in gevaar neen 278 732 Zuidelijk Spitskopje Conocephalus discolor Momenteel niet in gevaar neen 11 12 Gewoon Spitskopje Conocephalus dorsalis Momenteel niet in gevaar neen 77 1111 Zuidelijk Spitskopje Conocephalus fuscus Momenteel niet in gevaar neen 28 41 Struiksprinkhaan Leptophyes punctatissima Momenteel niet in gevaar neen 14 22 Boomsprinkhaan Meconema thalassinum Momenteel niet in gevaar neen 13 19 Boskrekel Nemobius sylvestris Momenteel niet in gevaar neen 130 317 Sikkelsprinkhaan Phaneroptera falcata Momenteel niet in gevaar neen 44 59 Krasser Pseudochorthippus parallelus Momenteel niet in gevaar neen 97 949 Zeggedoorntje Tetrix subulata Momenteel niet in gevaar neen 21 43

(29)

29 Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst-categorie Habitattypisch Aantal wrn. Aantal indiv.

Gewoon Doorntje Tetrix undulata Momenteel niet in gevaar neen 13 26 Grote Groene Sabelsprinkhaan Tettigonia viridissima Momenteel niet in gevaar neen 78 112

Chorthippus onbekend Chorthippus spec. / neen 1 10

Spitskopje onbekend Conocephalus spec. / neen 18 103

Veldsprinkhaan onbekend Gomphocerinae spec. / neen 10 519

Doornsprinkhaan onbekend Tetrix spec. / neen 1 1

Totaal 22 3 7 1356 6612

Tabel 7 Overzicht van de gebiedswaarnemingen van reptielen binnen het projectgebied (bron: projectwaarnemingen en www.waarnemingen.be) Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst-categorie Habitattypisch Aantal wrn. Aantal indiv.

Hazelworm Anguis fragilis Momenteel niet in gevaar ja 4 4 Levendbarende Hagedis Zootoca vivipara Momenteel niet in gevaar ja 54 59

Roodwangschildpad Trachemys scripta elegans / neen 1 1

Totaal 3 0 2 59 64

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat er negatieve effecten te verwachten zijn voor flora en/of fauna, zal er een aanvullend onderzoek naar de daadwerkelijk aanwezigheid van verblijfplaatsen, foerageergelegenheid

Conceptueel werken rond een speelweefsel voor kinderen en jeugd Vanuit het participatiemoment werd het volgende aangehaald dat mee ingewerkt wordt:?. ruimte voor kinderen en jeugd

Uit die lijst van 1901-1951 blijkt dat de kandidaat niet alleen in Zweden maar vooral in eigen land of bij eigen instituten moet lob- byen en zorgen dat daar geen vijanden zitten

Bij 100 km/uur is blijkens de tabel het door de motor geleverde vermogen gelijk aan 1,7 kW terwijl de zonnecollector slechts 1,5 kW levert.. Er moet dus 0,2 kW door de accu

Bij 100 km/uur is blijkens de tabel het door de motor geleverde vermogen gelijk aan 1,7 kW terwijl de zonnecollector slechts 1,5 kW levert.. Er moet dus 0,2 kW door de accu

Op welke datum werden de opdrachten gegund aan Soresma aangekondigd in het Bulletin der Aanbestedingen?. Op welke datum werden de opdrachten gegund aan Soresma aangekondigd in

Ter gelegenheid van de Nacht van de geschiedenis sprak de kerkhistoricus, verbonden aan de KU Leuven, over zijn onder- zoek naar de relatie tussen de ka- tholieke

37 Kunt u aangeven wat uitstel van het besluit tot aanschaf van F-35 testtoestellen door de Britten voor financiële gevolgen heeft voor de andere deelnemers aan de IOT&amp;E-fase en