• No results found

Resultaten en discussie

Methode Auditief Visueel eitjes Visueel adulten Fuik adulten Fuik larven Schepnet adulten Schepnet larven

5.2 Resultaten en discussie

 (HUVWHLQYHQWDULVDWLHURQGH PDDUWDSULO 

Tijdens de eerste inventarisatieronde werd gezocht naar de amfibieën die reeds vroeg in het voorjaar actief zijn (maart-april). Het gros van de waarnemingen gaat hier om de Gewone pad en de Bruine kikker. In de eerste plaats wordt er gezocht naar hun legsels, maar aanvullend worden ook auditieve en visuele waarnemingen gedaan.

 0RQLWRULQJVMDDU

In 2013 vond deze eerste ronde plaats op 24/04/2013 ter hoogte van de tien vastgelegde transecten en de acht aangeduide waterpartijen.

Tijdsbepaling voor de transect-inventarisaties in functie van het vinden van roepkoren van Gewone pad en Bruine kikker was zeer moeilijk door de koude, wisselende voorjaarstemperaturen in 2013.

De focus lag daarom voornamelijk op inventarisatie legsels en larven i.p.v. op roepkoren. Het voordeel van de inventarisatie van legsels en larven bestaat uit het feit dat je informatie over het voortplantingssucces vergaart. Zo werden heel wat beschimmelde en afgestorven legsels van Bruine kikker aangetroffen. Dit fenomeen komt voor bij koude temperaturen en lage pH waarden waarbij eieren afsterven of gevoeliger zijn voor schimmelinfecties (Beattie et al., 1991; Creemers & van Delft, 2009).

Een indicatie die gebruikt wordt om deze inventarisatieronde goed in te plannen is de paddenoverzet. Overal in Vlaanderen worden ieder jaar acties opgezet om amfibieën (veelal Gewone pad en Bruine kikker) over te zetten. In 2013 vond een eerste deel van de trek plaats tussen 5 en 10 maart (Figuur 62). Deze periode werd gevolgd door een periode van vorst die de trek volledig heeft lam gelegd. Pas in april (8 tot 18 april) is de trek dan terug op gang gekomen. De ontwikkeling van ei naar larve duurt ongeveer 10 dagen. Dus op het moment van de inventarisatieronde zouden het gros van de eieren gelegd moeten zijn.

101 Figuur 62: Resultaten van de heentrek van padden en kikkers van alle overzetacties in Vlaanderen in 2013 (www.hylawerkgroep.be).

In totaal werden tijdens deze eerste inventarisatieronde 13 puntwaarnemingen van amfibieën gedaan waarvan 8 op de transecten en geen in de poelen. Deze 8 transectwaarnemingen waren verdeeld over transecten 1, 4, 8, 9 en 10. Het gaat hier om larven van de doelsoorten, Bruine kikker en Gewone pad, en twee roepende Meerkikkers. Hoewel het aantal larven hoog lijkt, is de bijdrage van deze aantallen aan de effectieve populatiegrootte eerder beperkt. Beide soorten zijn r-strategen.

Dit wil zeggen dat ze investeren in het produceren van zeer veel nakomelingen maar waar de overlevingskansen per individu betrekkelijk laag zijn. Langsheen alle andere transecten werden geen amfibieën waargenomen. De inventarisatie van transecten 2, 3 en 8 en poel 8 werd bemoeilijkt door het lage waterpeil ter hoogte van bepaalde moeraszones en waterpartijen.

Tussen de transecten werden nog vijf amfibieënwaarnemingen gedaan. Vier van deze waarnemingen betreffen eieren en larven van de Bruine kikker en Gewone pad. De andere waarneming was een dode Gewone pad.

 0RQLWRULQJVMDDU

In monitoringsjaar 2017 vond deze eerste ronde plaats op drie verschillende dagen: 28/03/2017, 30/03/2017 en 3/04/2017, ter hoogte van de tien vastgelegde transecten en de acht aangeduide waterpartijen. Ook in 2017 volgde deze ronde op ongeveer een week na het einde van de heentrek van de padden en kikkers (Figuur 63).

0 5000 10000 15000 20000 25000 30000

02-01-2013 07-01-2013 10-01-2013 30-01-2013 02-02-2013 05-02-2013 08-02-2013 11-02-2013 14-02-2013 17-02-2013 20-02-2013 23-02-2013 26-02-2013 01-03-2013 04-03-2013 07-03-2013 10-03-2013 13-03-2013 16-03-2013 19-03-2013 22-03-2013 25-03-2013 28-03-2013 31-03-2013 03-04-2013 06-04-2013 09-04-2013 12-04-2013 15-04-2013 18-04-2013 21-04-2013 24-04-2013 27-04-2013 04-05-2013

Aantal overgezette padden en kikkers

102 Figuur 63: Resultaten van de heentrek van padden en kikkers van alle overzetacties in Vlaanderen in 2017 (www.hylawerkgroep.be).

Dit leverde in totaal 52 puntwaarnemingen op waarvan 29 langsheen transecten (nr. 3, 4, 6, 7, 8, 9 en 10) en 13 waarnemingen verdeeld over zes van de acht waterpartijen (nr. 1, 2, 3, 4, 5 en 7).

Langsheen de transecten werden voornamelijk eiklompen en –snoeren van Bruine kikker en Gewone pad gevonden. Enkel op transect nr. 9 werden enkele duizenden larven van Bruine kikker gevonden.

Ook de adulte Groene kikkers waren al actief (10 van de 29 waarnemingen).

In de waterpartijen werd hetzelfde type waarnemingen gedaan: verschillende eiklompen van Bruine kikker (geen van Gewone pad) en een aantal adulte Groene kikkers.



0 5000 10000 15000 20000 25000

22-01-2017 31-01-2017 03-02-2017 06-02-2017 09-02-2017 12-02-2017 15-02-2017 18-02-2017 21-02-2017 24-02-2017 27-02-2017 02-03-2017 05-03-2017 08-03-2017 11-03-2017 14-03-2017 17-03-2017 20-03-2017 23-03-2017 26-03-2017 29-03-2017 01-04-2017 04-04-2017 07-04-2017 10-04-2017 21-04-2017

Aantal overgezette padden en kikkers

103

 'LVFXVVLHHHUVWHLQYHQWDULVDWLHURQGH

De eerste inventarisatieronde vond in 2013 door de wisselende voorjaarstemperaturen een kleine maand later plaats dan in 2017. Dit is direct merkbaar in de resultaten. In 2013 werden zowel de eieren als de larven van Bruine kikker en Gewone pad gevonden, terwijl in 2017 het gros van de waarnemingen uit eieren bestond. Dit zou een deel van het opmerkelijk laag aantal waarnemingen in 2013 kunnen verklaren. Larven zijn, in tegenstelling tot eieren, vrij zwemmend en zijn daardoor niet altijd even goed zichtbaar als de eieren die zich op (Bruine kikker) of net onder (Gewone pad) het wateroppervlak bevinden.

Hoewel in 2017 een kleine maand vroeger geïnventariseerd werd dan in 2013, waren er in 2017 al opmerkelijk veel Groene kikkers actief terwijl in 2013 geen Groene kikker werd waargenomen. Dit is waarschijnlijk het gevolg van de abnormaal hoge gemiddelde temperatuur in de lente van 2017 en de zeer uitzonderlijk lage gemiddelde temperatuur in de lente van 2013 (KMI 2019).

Dat het aantal waarnemingen in 2017 een stuk hoger ligt dan in 2013, zou een rechtstreeks gevolg kunnen zijn van verbeterde omstandigheden. Maar daar kan met het beperkt aantal inventarisaties dat vervat zit in deze studie geen verdere uitspraak over gedaan worden.

 7ZHHGHLQYHQWDULVDWLHURQGH DSULOPHL 

Tijdens de tweede inventarisatieronde werden de acht geselecteerde waterpartijen geïnventariseerd met fuiken van het type Vermandel. Dit met als voornaamste doel het inventariseren van salamanders. Daarnaast werd ter aanvulling van de eerste inventarisatieronde ook gelet op de aanwezigheid van larven van Bruine kikker en Gewone pad. Ook zichtwaarnemingen en auditieve waarnemingen worden tijdens deze ronde op de acht locaties genoteerd.

 0RQLWRULQJVMDDU

In monitoringsjaar 2013 vond deze tweede ronde plaats op 10/05/2013 in de acht geselecteerde waterpartijen. In ieder van deze waterpartijen werden de dag voordien (9/05/2013) twee fuiken geplaatst zodat de fuiken 24u actief waren en dus een volledige dagcyclus in het water hebben gestaan. Maar het vangstresultaat was opmerkelijk laag.

Wat de salamanders betreft, werd enkel de Kleine watersalamander gevangen en dat enkel in waterpartijen 3, 4 en 7. De voor Vlaanderen algemene Alpenwatersalamander en de zeldzamere Vinpootsalamander en Kamsalamander konden niet opgetekend worden. Zowel de Alpenwatersalamander als de Kamsalamander werden reeds eenmaal waargenomen in het projectgebied, respectievelijk in 2006 en 2000. Maar het lage aantal waarnemingen in waarnemingen.be over alle soorten salamanders heen toont aan dat het gebied nog quasi niet onderzocht werd op salamanders. Van de 23 ingevoerde waarnemingen van Kleine watersalamander in het gebied zijn 17 waarnemingen afkomstig van deze opdracht.

In verschillende van de waterpartijen werden ook nog larven van Bruine kikker en Gewone pad gevonden.

Daarnaast werd er in vijf van de acht geselecteerde waterpartijen vis waargenomen tijdens de inventarisaties. Vis heeft, afhankelijk van de soort, een (erg) negatieve impact op de aanwezigheid van amfibieën. Rechtstreeks door middel van predatie op de eieren en larven, maar ook onrechtstreeks door het ongeschikt maken van het habitat (vb. omwoelen bodem).

In de bijlagen zijn korte bevindingen over de verschillende poelen en transecten te lezen die genoteerd werden na deze tweede inventarisatieronde.



104

 0RQLWRULQJVMDDU

In 2017 vond deze tweede ronde plaats op 30/03/2017 in de acht geselecteerde waterpartijen. Ook nu was het resultaat van de vangst opnieuw zeer beperkt met enkel Kleine watersalamander in waterpartijen nr. 4 (2 adulten) en 5 (10 adulten). In waterpartij nr. 7 werden nog een groot aantal eiklompen van Bruine kikker gevonden.

 'LVFXVVLHWZHHGHLQYHQWDULVDWLHURQGH

In beide jaren werd, voor een waterrijk projectgebied als dit, een opmerkelijk laag aantal salamanders gevangen. Dit kan wijzen op het minder geschikt zijn van de waterpartijen, of op minder succesvolle vangstomstandigheden. Het feit dat de waterpartijen ofwel voormalige weekendvijvers zijn ofwel slecht onderhouden putten zijn die weinig water houden, doet het eerste vermoeden.

In 2017 werden de fuiken meer dan een maand vroeger in het water gezet dan in 2013. Dit zou geen grote invloed mogen hebben op de vangstresultaten doordat de lente van 2017 abnormaal warm was. Zulke jaren worden volwassen salamanders vroeger actief in de waterpartijen. Deze trend wordt bevestigd door het geheel aan waarnemingen van Kleine watersalamander dat in waarnemingen.be werd ingevoerd in beide jaren (Figuur 64. Het tijdstip van de vangsten bevindt zich in beide jaren dus zeker in de periode waarin de Kleine watersalamanders (en ook de andere salamandersoorten) actief zijn in het water.

Het ontbreken van de drie andere soorten watersalamanders komt hoofdzakelijk door het ontbreken van geschikt habitat. De Alpenwatersalamander is onze algemeenste watersalamandersoort, maar geeft de voorkeur aan beschaduwde bospoelen. Ook de zeldzamere Vinpootsalamander doet het goed in dit soort habitats, maar kan zich nog iets beter weren in wat zuurdere milieus. Ook voor Kamsalamander ontbreekt het geschikte habitat. Deze soort heeft nood aan zonbeschenen waterpartijen met een goede onderwatervegetatie.

Veel waterpartijen liggen in overstromingsgebied en/of zijn voormalige weekendvijvers. Doordat ze vis bevatten, zijn dit onmogelijk goede amfibieënpoelen (uitgezonderd voor Gewone pad). Hierdoor is het zeer moeilijk om deze op een efficiënte manier om te vormen tot voor amfibieën geschikte waterpartijen.

We raden dan ook aan om, in de plaats van te investeren in het geschikt maken van de aanwezige waterpartijen, de prioriteit te geven aan het gericht aanleggen van clusters van poelen op de meest geschikte plaatsen en deze specifiek te onderhouden als amfibieënhabitat. Anders zal het gebied enkel beperkt geschikt blijven voor Gewone pad, Bruine kikker, (exotische) groene kikkers en Kleine watersalamander in lage dichtheden. Potentie voor ‘zeldzame soorten’ zoals Kam- en Vinpootsalamander blijven dan eerder (zeer) laag.

Figuur 64 Waarnemingen-grafiek uit www.waarnemingen.be met het aantal waarnemingen in functie van de maand, gebaseerd op alle waarnemingen van Kleine watersalamander in 2013 (links) en 2017 (rechts).



105

 'HUGHLQYHQWDULVDWLHURQGH MXOL 

Tijdens de derde inventarisatieronde, ‘de larvenronde’, werden de acht geselecteerde waterpartijen op een gestandaardiseerde manier met een schepnet bemonsterd om de aanwezigheid van amfibieënlarven, en dus de voortplanting, in kaart te brengen.

 0RQLWRULQJVMDDU

In 2013 (T0) vond deze derde ronde plaats op 20/07/2013 in de acht geselecteerde waterpartijen. In vier van de waterpartijen werden larven van de Kleine watersalamander aangetroffen (nr. 3, 4, 6 en 7).

In poel 3 werd bij het scheppen ook een Ruisvoorn bovengehaald en in poel 1 een Tiendoornige stekelbaars.

 0RQLWRULQJVMDDU

In monitoringsjaar 2017 vond deze derde ronde plaats op 20/06/2017 in de acht geselecteerde waterpartijen. Dit is, naar analogie met de tweede inventarisatieronde, opnieuw een maand eerder dan in 2013 door de heersende weersomstandigheden. Enkel in waterpartijen 4 en 5 konden larven van de Kleine watersalamander worden gevonden. Tijdens de inventarisatie werden ook nog vele juveniele Bruine kikkers en adulte Bruine en Groene kikkers (Bastaardkikker en Pelophylax sp.) gevonden.

In dezelfde twee waterpartijen waar de salamanderlarven werden gevonden, werd er ook vis waargenomen (nr. 4 en 5), meer bepaald Blauwband en Tiendoornige stekelbaars. Beide soorten zijn predatoren van amfibieën eieren en larven en zijn dus nefast voor het amfibieënbestand. De overlevingskansen van de aangetroffen larven worden hierdoor beperkt.

 'LVFXVVLHGHUGHLQYHQWDULVDWLHURQGH

Tijdens beide onderzoeksjaren konden van de watersalamanders enkel de larven van de Kleine watersalamander gevonden worden. De andere soorten konden niet opgetekend worden. In combinatie met de fuikvangsten kunnen we concluderen dat de drie andere soorten watersalamanders niet, of in zeer beperkte aantallen, voorkomen in de onderzochte waterpartijen.

De aanwezigheid van vis is zonder meer een beperkende factor.

Hoe dan ook is het aantal larven van Kleine watersalamander dat gevonden werd zeer laag. Als er gekozen wordt voor een amfibie-gericht beheer van de aanwezige waterpartijen, dan is een belangrijke maatregel het verwijderen van de vis uit (een deel van) de waterpartijen. Dit wordt best gedaan door de waterpartij een aantal weken droog te leggen in het najaar. In droge jaren kan deze drooglegging van nature plaatsvinden. Belangrijk is dat vanaf dan elke toegang van vis naar de waterpartij verhinderd wordt. Dit kan bijvoorbeeld door een wal te leggen rond de waterpartij zodat bij hoge waterstanden in het gebied geen water (met vis) de poel kan bereiken.



106

 ,1%2UDSSRUW̽9DOOHLYDQGH'ULH%HNHQZDWHUV\VWHHPHQHFRORJLH

In 2008 verscheen in opdracht van ANB het INBO rapport ‘Vallei van de Drie Beken: watersysteem en ecologie’ (Mertens et al., 2008). Dit rapport bundelt de resultaten van verschillende jaren aan onderzoek naar de hydrologie van het gebied. De focus lag hier op de verschillende waterlopen die het gebied doorkruisen en de mate waarin deze verontreinigd zijn. Hoewel er niet werd gekeken naar de waterpartijen waar amfibieën-onderzoek gedaan werd, kunnen hieruit wel mogelijke verbanden gelegd worden.

In de Grotebeek, de waterloop van 1ste categorie waarrond het projectgebied gelegen is, werd op verschillende plaatsen het water geanalyseerd (Figuur 65). Zo werden er geen noemenswaardige probleemwaarden gevonden voor NO3-, PO43- en As. Er werden geen extreme piekwaarden voor NH4+

en Cd waargenomen, maar het jaargemiddelde ervan lag wel te hoog. Maar het meest in het oog springende probleem is de zeer hoge concentraties aan Cl-. Bij elke meting werd de norm van 200 mg/l ruimschoots overschreden met een jaargemiddelde over alle meetpunten van maar liefst 4591 mg/l. Dit Cl-rijk afvalwater was afkomstig van de lozing door TC Ham.

Figuur 65: Luchtfoto met aanduiding van het projectgebied (rood omrand) alsook de verschillende poelen en transecten waar amfibieënonderzoek plaatsvond. Aanvullend worden op deze kaart de waterlopen van eerste en tweede categorie weergegeven.

Als gevolg van onder andere deze zeer hoge Cl- concentraties was ook de Belgische Biotische Index van deze waterloop zeer beperkt, met een gemiddelde van 2 (zeer slecht) en werden soms zelfs acute toxiciteitsdrempels overschreden waar geen zoetwaterleven tegen opgewassen is.

Frequent overstromen van de waterlopen en het lokaal infiltreren van het beekwater naar het grondwater hebben een nefaste invloed op de rest van de natte vallei (Figuur 66). Het is niet ondenkbaar dat op deze manier (een deel van) de poelen een slechte waterkwaliteit hebben met bijvoorbeeld zeer hoge zoutconcentraties vlak na een periode van overstroming. Binnen deze studie

107

werd de waterkwaliteit van de acht onderzochte waterpartijen niet onderzocht en kunnen er dus enkel veronderstellingen geformuleerd worden.

Figuur 66: Luchtfoto met aanduiding van het projectgebied (rood omrand) alsook de verschillende poelen en transecten waar amfibieënonderzoek plaatsvond. Aanvullend worden op deze kaart de waterlopen van eerste en tweede categorie weergegeven en de overstromingsgevoelige gebieden.

108

5.3 Conclusie

 $OJHPHQHFRQFOXVLHVQD

De tussentijdse resultaten van 2013 waren zonder meer opmerkelijk te noemen. Op verschillende transecten en in de meeste van de onderzochte poelen werden een lage diversiteit en eerder lage populatieaantallen waargenomen. (Lokaal) bedreigde salamandersoorten zoals de Vinpootsalamander en de Kamsalamander werden niet waargenomen in het projectgebied. Meer verrassend is dat er zelfs geen Alpenwatersalamander is vastgesteld. Het aantal Groene kikkers was verrassend laag: slechts twee Meerkikkers werden waargenomen. Bruine kikker, Gewone pad en Kleine Watersalamander werden relatief wijd verspreid in het projectgebied aangetroffen, maar waren lokaal toch afwezig.

De eerste tussentijdse conclusies luidden dat verschillende moeraszones en waterpartijen niet optimaal, zelfs ongeschikt bleken te zijn als voortplantingshabitat voor verschillende amfibieënsoorten. Mogelijke redenen zijn de invloed van natuurlijke metalen zoals Fe (IJzer), enerzijds of kunstmatig hoge concentraties ‘zouten’ anderzijds. Het merendeel van de onderzochte waterpartijen zijn oude vis/weekendvijvers. Dit type habitat staat niet gekend als het meest ideale voortplantingshabitat voor een aantal (salamander)soorten door de aanwezigheid van verschillende vissoorten.

 $OJHPHQHFRQFOXVLHVQD

Met het afronden van de inventarisatieronde in 2017 werd een beeld verkregen van het leefgebied dat de amfibieën gebruiken binnen het projectgebied. Zo werden er Kleine watersalamanders gevonden in vijf van de acht waterpartijen en Bruine kikkers in bijna alle waterpartijen (zie Tabel 36).

Over de twee onderzoeksjaren heen, kon voor de watersalamanders enkel de aanwezigheid van Kleine watersalamander bevestigd worden. En dit in zeer beperkte aantallen. Vermoedelijk zal in de eerste plaats de aanwezigheid van vis een beperkende factor spelen.

Het aantal Groene kikkers was zeer laag in 2013. Hiervoor kan op basis van dit onderzoek geen sluitende verklaring gegeven worden. In 2017 lag het aantal waarnemingen van deze groep een stuk hoger en werden eerder normale aantallen waargenomen. Het verschil tussen beide jaren kan een rechtstreeks gevolg zijn van verbeterde leefomstandigheden, maar dit kan niet met zekerheid gezegd worden daar er steeds variatie is tussen verschillende jaren. Hoewel gelegen in het verspreidingsgebied, werd de Poelkikker niet terug gevonden tijdens het veldwerk. Weekendvijvers die omgezet zijn naar moeras blijken wel geschikt habitat te zijn geworden voor Bastaardkikker (en Bruine kikker). Deze beheermaatregel kan dus best voortgezet worden.

Om een meer sluitende verklaring te kunnen geven voor het hoger aantal waarnemingen in 2017, hadden er tussentijds nog inventarisaties moeten plaatsvinden. Enkel zo kon er een mogelijke trend bepaald worden.

Tabel 36: Vastgesteld voorkomen van de verschillende soorten (A = adult, V = voortplanting, X = aanwezig).

Soort P1 P2 P3 P4 P5 P6 P7 P8 T1 T2 T3 T4 T5 T6 T7 T8 T9 T10

109