• No results found

Samenwerking van de Gemeenschap met de landen van Azië en Latijns-Amerika ***I

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Samenwerking van de Gemeenschap met de landen van Azië en Latijns-Amerika ***I"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P5_TA(2003)0473

Samenwerking van de Gemeenschap met de landen van Azië en Latijns-Amerika ***I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de samenwerking van de

Gemeenschap met de landen van Azië en Latijns-Amerika en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad (COM(2002) 340 – C5-0368/2002 – 2002/0139(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement,

– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 3401),

– gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 179, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0368/2002),

– gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

– gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de adviezen van de Begrotingscommissie en de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0312/2003),

1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2. verzoekt de Commissie en de Raad om de wijzigingen van het voorstel voor een

verordening betreffende de samenwerking van de Gemeenschap met de landen van Azië en Latijns-Amerika en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad te

behandelen in twee aparte verordeningen met betrekking tot respectievelijk de landen van Azië en Latijns-Amerika en om de amendementen van het Europees Parlement derhalve in de desbetreffende verordening op te nemen;

3. is van oordeel dat het financieel memorandum van het Commissievoorstel verenigbaar is met de bovengrens van rubriek 4 van de financiële vooruitzichten, zonder dat hierbij andere beleidsgebieden in het gedrang komen;

4. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

1 PB C 331 E van 31.12.2002, blz. 12.

(2)

P5_TC1-COD(2002)0139

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 6 november 2003 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de samenwerking van de Gemeenschap met de landen van Azië en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 179, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie1,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag2, Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Gemeenschap voert sedert 1992 op grond van Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad van 25 februari 1992 inzake financiële en technische hulp en economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Azië en Zuid-Amerika3, een beleid van financiële, technische en economische samenwerking met de landen van Azië , dat moet worden voortgezet en versterkt in overeenstemming met een nieuwe aanpak die is gebaseerd op het specifieke karakter van elk van de regio's.

(2) In op basis van het partnerschapsbeginsel gesloten overeenkomsten tussen de

Europese Gemeenschap en de landen en subregio's van Azië zijn voor elk land en elke subregio samenwerkingsgebieden vastgesteld, waarbij met name aandacht wordt geschonken aan de uitroeiing van situaties van extreme armoede. Betrokkenen - met inbegrip van organisaties uit het maatschappelijk middenveld die optreden als vertegenwoordigers van mensen die leven in armoede - dienen in de loop van de onderhandelingen over samenwerkings- en andere overeenkomsten te worden geraadpleegd.

1 PB C 331 E, van 31.12.2002, blz. 12.

2 Standpunt van het Europees Parlement van 6 november 2003.

3 PB L 52 van 27.2.1991, blz. 1.

(3)

(3) In de mededeling van 4 september 2001 van de Commissie “Europa en Azië: een strategisch kader voor versterkte partnerschappen”1 is een algemeen kader voor de betrekkingen met Azië uiteengezet. De Raad heeft in zijn conclusies van 27 december 2001 deze mededeling volledig goedgekeurd.

(4) De staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie en de Commissie hebben op de 55ste zitting van de Algemene Vergadering van de VN een consensus bereikt en hebben de millenniumverklaring van de VN tot vaststelling van de

Millennium-ontwikkelingsdoelstellingen aangenomen. Bij het nastreven van deze doelstellingen zal de Gemeenschap zich laten leiden door de beginselen en

doelstellingen van het communautaire ontwikkelingsbeleid die de Raad en de

Commissie in hun gezamenlijke verklaring van 10 november 2000 hebben vastgelegd.

(5) Doel 8 van de Millennium-ontwikkelingsdoelstellingen omvat verantwoordelijkheden die donors moeten aanvaarden in sectoren waaronder het niveau van de

ontwikkelingshulp door de overheid en toegang tot markten,

(6) In de strategiedocumenten moeten de eerbiediging en tenuitvoerlegging van internationale milieuakkoorden die zijn geratificeerd door de EU en de

partnerlanden, zoals het Verdrag inzake biologische diversiteit, het Verdrag over woestijnvorming en het kaderverdrag over klimaatveranderingen, worden

gewaarborgd.

(7) Er dient op te worden gewezen dat de instellingen en lidstaten van de EU er verantwoordelijk voor zijn dat eventueel schadelijke economische, sociale en milieutechnische gevolgen worden vermeden die sommige andere vormen van

communautair beleid, bijvoorbeeld landbouw, visserij, energie, vervoer, interne markt en handel, kunnen hebben voor ontwikkelingslanden. Deze verordening dient

coherentie te bewerkstelligen tussen het interne en het externe beleid ter verwezenlijking van de doelstelling betreffende uitroeiing van armoede.

1 COM(2001) 469 def.

(4)

(8) De leden van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) hebben zich op de vierde ministeriële conferentie in Doha ertoe verbonden de handel in de

ontwikkelingsstrategieën te integreren, met de handel verband houdende technische bijstand en bijstand voor capaciteitsopbouw te verstrekken, en de noodzakelijke maatregelen te nemen om de technologieoverdracht via handel te vergemakkelijken, de relatie tussen buitenlandse directe investeringen en handel en de onderlinge relatie tussen handel en milieu te versterken, en de ontwikkelingslanden bij de deelname aan nieuwe handelsbesprekingen en de tenuitvoerlegging van de resultaten daarvan te helpen. Deze bijstand moet bijdragen aan vrije en eerlijke handel.

(9) De Commissie is voornemens steun te verlenen voor de uitwerking en tenuitvoerlegging van een nieuwe reeks economische hervormingen in de landen van Azië,

overeenkomstig de doelstelling betreffende uitroeiing van armoede als vastgelegd in de Millennium-ontwikkelingsdoelstellingen.

(10) Om een beleidskader te bieden voor de besluiten die tijdens de programmeringsfase zullen worden genomen, dienen de doelstellingen van de samenwerking van de

Gemeenschap te worden omschreven teneinde het mogelijk te maken de activiteiten uit te voeren in alle sectoren die vallen onder de overeenkomsten met de begunstigde landen en de prioriteiten na te streven die in de strategische richtsnoeren van de Europese Unie voor Azië zijn vastgelegd.

(11) Tussen het Europees Parlement en de Commissie is uitgebreid van gedachten gewisseld over de vaststelling van doelen voor toewijzing van begrotingskredieten en voor resultaten en uitkomsten van ontwikkelingsacties, en over de vaststelling van prestatie-indicatoren om betere evaluatie van samenwerkingsacties mogelijk te maken, en de vruchten van deze gedachtewisselingen dienen in de wetgeving te worden verwerkt.

(12) Er dient bijzondere aandacht te worden besteed aan een betere uitvoering van de samenwerking met de landen van Azië aan het streven naar een goed evenwicht tussen toegewezen financiële middelen en absorptievermogen, alsook aan het

verminderen van de openstaande verplichtingen. In dit opzicht moet worden gedacht aan de vereenvoudiging en de rationalisatie van gemeenschappelijke uitvoerings- en besluitvormingsprocedures.

(5)

(13) Acties in verband met herstel en wederopbouw en met hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen zijn na noodsituaties van levensbelang om te zorgen voor een soepele overgang van humanitaire naar ontwikkelingshulp, en dienen te worden gehandhaafd. Ter vereenvoudiging en rationalisering van de regels inzake

samenwerking kunnen deze maatregelen echter worden opgenomen in deze

verordening en de dienovereenkomstige verordening inzake de samenwerking met Latijns-Amerika. Verordening (EG) nr. 2130/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 29 oktober 2001 betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië1 dient

derhalve te worden ingetrokken en Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad van 22 november 1996 betreffende herstel en wederopbouwacties ten behoeve van ontwikkelingslanden2 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14) De samenwerking van de Gemeenschap dient te worden geregeld door een strategisch kader en door jaarlijkse en meerjarige programmering zoals vastgesteld in de

mededeling van de Commissie “Hervorming van de buitenlandse bijstand van de Gemeenschap” van 16 mei 2000 en vermeld in de conclusies van de Raad van 10 november 2000. Dit zal de samenwerking van de Gemeenschap in een perspectief op middellange termijn plaatsen en zal het mogelijk maken ervoor te zorgen dat zij de samenwerking van de lidstaten aanvult en daarop aansluit. In de bovengenoemde conclusies van de Raad, de richtsnoeren voor de programmering en de mededeling van de Commissie van 7 november 2002 over de deelname van niet-overheidsactoren aan het ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap wordt met nadruk gewezen op de rol van actoren uit het maatschappelijk middenveld, die in het kader van het programmeringsproces moeten worden geraadpleegd.

(15) Ter bevordering van de economische betrekkingen binnen de twee regio’s en in overeenstemming met de aanbeveling van de DAC (Development Assistance Committee) van de OESO van 26 april 2001 over het ontkoppelen van de officiële ontwikkelingshulp aan de minst ontwikkelde landen en de daaraan gehechte verklaring van de Commissie, dient te worden voorzien in de openstelling van deelneming aan aanbestedingen en contracten voor hulp aan de partnerlanden van Azië op regionale grondslag, rekening gehouden met de inhoud van bovengenoemde verklaring in verband met diensten en producten die van wezenlijk belang zijn in de strijd tegen HIV/AIDS, tuberculose en malaria. Voorts wordt de deelneming aan aanbestedingen en contracten voor samenwerking van de Gemeenschap ten behoeve van de minst ontwikkelde landen die op grond van deze verordening voor samenwerking in aanmerking komen, volledig ontkoppeld voor de in de genoemde aanbeveling vastgestelde categorieën.

1 PB L 287 van 31.10.2001, blz. 3.

2 PB L 306 van 28.11.1996, blz. 1. Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz.1).

(6)

(16) De noodzakelijke maatregelen ter uitvoering van deze verordening dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden1.

(17) Deze verordening stelt voor de periode 2003-2006 financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het

voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure2. Er dient

voorrang te worden gegeven aan de armste landen onder de Aziatische partners en de armste maatschappelijke groepen in alle Aziatische en partnerlanden.

(18) De projecten op het gebied van maatschappelijke infrastructuur dienen 35% als referentiewaarde te krijgen.

(19) De bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de bestrijding van fraude en van onregelmatigheden vormen een integrerend deel van deze verordening.

Meer in het bijzonder dient de Commissie in de op grond van deze verordening gesloten overeenkomsten en contracten te worden gemachtigd de maatregelen uit te voeren die zijn bepaald in Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad

van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraude en andere onregelmatigheden3.

(20) De toekenning van middelen en de keuze van in aanmerking komende Aziatische en landen dienen te worden herzien. Er moeten criteria worden vastgesteld waarin de bevolking, de interne ongelijkheden, het inkomen per hoofd van de bevolking, de armoede, het exportpotentieel en de economische prestaties van een land worden weerspiegeld, en aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of zij in aanmerking komen voor de kwalificatie "Aziatische partners".

(21) Omdat op grond van deze verordening een nieuw samenwerkingskader tot stand wordt gebracht, dient Verordening (EG) nr. 443/92 te worden ingetrokken. Tevens dienen ter voorkoming van verstoring van het optreden van de Gemeenschap

overgangsmaatregelen te worden vastgesteld,

1 PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

2 PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

3 PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(7)

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Voorwerp, doel en grondbeginselen Artikel 1

In deze verordening wordt een kader vastgesteld voor de formulering van de politieke doelstellingen en de tenuitvoerlegging van een samenwerkingsbeleid van de Gemeenschap door middel van de financiering van projecten en programma’s, hierna “samenwerking van de Gemeenschap” genoemd, met de in de bijlage genoemde landen van Azië [en Latijns-Amerika (ALA)], hierna en “Aziatische partners” [en “Latijns-Amerikaanse partners”] genoemd.

De belangrijkste doelstelling van dit instrument is de uitroeiing van armoede, terwijl de algemene doelstellingen zijn omschreven in artikel 2.

Artikel 2

1. De samenwerking van de Gemeenschap op grond van deze verordening wordt ten uitvoer gelegd met als algemene doelstelling de bestrijding en uiteindelijke uitroeiing van armoede.

2. Om de algemene doelstelling te bereiken moet nauwgezet rekening worden

gehouden met de Millennium-ontwikkelingsdoelen en met acties die gericht zijn op het bevorderen van duurzame economische, sociale en milieuontwikkeling,

mensenrechten, rechten van minderheden en inheemse volkeren, democratie en behoorlijk bestuur, het bestrijden van ongelijkheid, het verbeteren van het gender- evenwicht en het bijdragen tot welvaart, veiligheid en stabiliteit.

3. De samenwerking van de Gemeenschap volgt waar mogelijk en wenselijk een

sectorale aanpak. In deze context kan de samenwerking van de Gemeenschap sectoraal beleid en economische hervormingsprogramma’s ondersteunen met behulp van de meest geschikte instrumenten, sectorale begrotingsondersteuning hieronder begrepen, mits deze is toegespitst op armoedebestrijding, waarbij streng toezicht en strenge voorwaarden ex-ante worden toegepast, met inbegrip van minimumvoorwaarden voor het verantwoorde beheer van de overheidsfinanciën.

Artikel 3

De eerbiediging van de beginselen van de democratie, behoorlijk bestuur, de rechtsstaat en van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden is een wezenlijk onderdeel van de

betrekkingen van de Gemeenschap met de landen van Azië. Indien deze beginselen niet worden geëerbiedigd, kan de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement bij gekwalificeerde meerderheid passende maatregelen nemen.

(8)

Artikel 4

Onderstaande elementen vormen deel van de samenwerking van de Gemeenschap met de partners in Azië en zij zijn opgenomen in de desbetreffende programmeringsdocumenten:

a) een referentiepunt van 35% van de jaarlijkse vastleggingen wordt bestemd voor sociale infrastructuur zoals deze is vastgesteld door de DAC van de OESO. Het

grootste deel van dit referentiepunt, tot een minimum van 20% van de totale jaarlijkse vastleggingen, wordt bestemd voor fundamentele gezondheidszorg en basisonderwijs.

In dit verband wordt erkend dat de bijdrage van de EU moet worden gezien als deel van de totale steun die donors verlenen aan een bepaald land. Een afwijking van het referentiepunt wordt in het jaarverslag van de Commissie gemotiveerd.

b) een referentiepunt van 10% van de jaarlijkse vastleggingen wordt bestemd voor projecten en programma's inzake de instandhouding en het duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en de kentering bij de aantasting van het milieu (zoals aangegeven in millennium-ontwikkelingsdoelstelling 7).

c) er wordt voorrang gegeven aan de armste landen van de Aziatische partners, met name de minst-ontwikkelde landen en de armste maatschappelijke groepen in alle Aziatische partnerlanden.

d) programmeringsdocumenten en acties worden beoordeeld op de gevolgen die zij hebben voor kwetsbare en buitengesloten groepen, o.m. maar niet uitsluitend mensen met handicaps, mensen die het slachtoffer zijn van op kaste gebaseerde dan wel godsdienstige discriminatie, of discriminatie op grond van ras, oorspronkelijke bewoners, vrouwen, kinderen en ouderen.

e) genderaspecten en de rechten van de vrouw worden opgenomen in de samenwerkingsactiviteiten met de Aziatische partners, o.m. maar niet uitsluitend de routinematige analyse van de situatie van mannen en vrouwen op project- en programmaniveau, uitbreiding van het aantal op geslacht gebaseerde overwegingen gedurende de gehele projectcyclus en het gebruik van geslachtsgevoelige indicatoren en naar geslacht uitgesplitste gegevens in alle fasen van planning, tenuitvoerlegging en evaluatie, overeenkomstig het actieprogramma van de Commissie voor de horizontale integratie van het gendergelijkheidsaspect in de ontwikkelingssamenwerking van de Gemeenschap1.

1 COM(2001) 295 def.

(9)

f) milieuoverwegingen worden stelselmatig opgenomen in de voorbereiding van alle programmeringsdocumenten, te dien einde gebruik makend van diepgaande

beleidsanalysen en strategische milieubeoordelingen (SMB). SMB worden eveneens stelselmatig toegepast tijdens de voorbereiding van structurele en sectorale

programma's. Milieueffectrapportage wordt stelselmatig toegepast op projectniveau en voor omvangrijke nieuwe infrastructuur. Er wordt voor gezorgd dat alle

belangstellenden en betrokkenen inspraak hebben tijdens alle fasen van deze

beoordelingen. De algemene toegankelijkheid van de uitkomsten van milieuonderzoek wordt gewaarborgd.

Artikel 5

Onverminderd de selectiecriteria van de sectoren die deel zijn van overeenkomsten met Aziatische partners, worden via de samenwerking met de Gemeenschap met name gesteund:

a) acties in de gezondheidssector, o.m. verbetering van de beschikbaarheid van

gezondheidsdiensten voor groepen met lagere inkomsten en randgroepen, waaronder groepen die op basis van kaste, godsdienstige overtuiging of geslacht worden

gediscrimineerd, terugdringing van de kindersterfte, verbetering van de

zwangerschapszorg, de gezondheid van kinderen en de seksuele en reproductieve gezondheid en de aanpak van met armoede verband houdende ziekten zoals HIV/AIDS, tuberculose en malaria.

b) acties in de onderwijssector, met name in verband met de Millennium-

ontwikkelingsdoelen 2 en 3 en het Actiekader van Dakar: Onderwijs voor iedereen, met nadruk op algemeen onderwijs van gelijke kwaliteit voor jongens en meisjes.

c) acties ten behoeve van kwetsbare en buitengesloten groepen, o.m. maar niet uitsluitend mensen met handicaps, mensen die het slachtoffer zijn van op kaste gebaseerde dan wel godsdienstige discriminatie, oorspronkelijke bewoners, vrouwen, kinderen en ouderen.

d) acties voor rechten van kinderen, met name ter bestrijding van alle vormen van kinderarbeid die gevaarlijk zijn en hun onderwijs in het gedrang brengen, en ter ondersteuning van tenuitvoerlegging van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind.

e) versteviging van democratische beginselen, rechtsstaat en bescherming van de mensenrechten en fundamentele vrijheden via acties die capaciteitsopbouw en versteviging van het institutionele en wetgevende kader omvatten, maar hier niet toe beperkt blijven.

(10)

f) acties ter bestrijding van corruptie en die behoorlijk bestuur bevorderen, met name in de sectoren nationaal bestuur, het op transparante wijze opzetten en tenuitvoerlegging van beleid en beheer van overheidsfinanciën en nationale reserves.

g) acties ter ondersteuning van de rol van organisaties uit het maatschappelijk middenveld, met name organisaties die mensen vertegenwoordigen die in armoede leven, bij alle in dit artikel genoemde acties om bij te dragen aan de nagestreefde uitroeiing van de armoede.

h) acties om ervoor te zorgen dat particuliere actoren, met inbegrip van de particuliere bedrijfssector, bijdragen aan de verwezenlijking van de mensenrechten en de beperking van de armoede in hun respectieve invloedssferen.

i) terbeschikkingstelling van water, waarbij voorrang wordt verleend aan algemene duurzame toegang tot veilig drinkwater en rioolwaterzuivering, maar eveneens met inbegrip van duurzaam gebruik van watervoorraden, doelmatig gebruik van water voor landbouw en industriedoelen en verbetering van de waterkwaliteit.

j) acties ten behoeve van de ontwikkeling van plattelandsgebieden, met name om te zorgen voor gegarandeerde voedselveiligheid.

k) bevordering van samenwerking op economisch en handelsgebied, steun voor

mechanismen inzake een brede aanpak van de schuldenproblematiek en versterking van de investeringsbetrekkingen tussen de Europese Unie en de Aziatische landen, door acties die bevorderen en ervoor zorgen dat particuliere actoren, waaronder de binnenlandse particuliere sector en investeringen van Europese bedrijven, bijdragen aan sociaal verantwoorde economische ontwikkeling, waarbij de ILO-normen en andere mensenrechten worden nageleefd en wordt bijgedragen aan de beperking van de armoede, met name door capaciteitsopbouwende acties.

l) aanpak van de structurele problemen waarmee de partnerlanden worden

geconfronteerd in de wereldeconomie door versterking van de technische bijstand en capaciteitsopbouw, vermindering of afschaffing van hoge douanerechten en andere handelsbarrières tussen handelspartners, juiste interpretaties van handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten (TRIPS-overeenkomst) op gebieden als de volksgezondheid of onderzoek en ontwikkeling van nieuwe medicijnen.

(11)

m) voorbereiding op noodsituaties en voorkoming van natuurrampen, alsook herstel, wederopbouw en hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen na noodsituaties, in het kader waarvan bijzondere aandacht wordt besteed aan de overgang van noodhulp naar ontwikkelingshulp.

n) acties ten behoeve van milieubescherming en duurzaam beheer van

grondstoffenreserves en menselijke activiteiten, met name ter verbetering van het milieu in de megasteden in Azië, ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen, veilig en duurzaam beheer van chemische stoffen en het

duurzaam gebruik en het behoud van de biodiversiteit in zee en op het land, met name in rivieren, oceanen en wouden.

o) acties ter bevordering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en de volledige deelname van vrouwen aan het maatschappelijk leven, met inbegrip van maar niet uitsluitend beperkt tot acties ter waarborging van het recht van meisjes op volledig onderwijs en tot verhoging van de actieve deelname van vrouwen, op voet van gelijkheid met mannen, aan toegang tot en sturing van de productiemiddelen, het productieproces en de resultaten daarvan, aan besluitvorming en sociale activiteiten, overeenkomstig het actieprogramma van de Commissie voor de horizontale integratie van het gendergelijkheidsaspect in de ontwikkelingssamenwerking van de

Gemeenschap.

p) culturele samenwerking, met inbegrip van uitwisselingen die meer cultureel begrip mogelijk maken tussen Aziatische partners en de Europese Unie.

q) meer gebruik van informatie- en communicatietechnologieën als instrument voor ontwikkeling in de Aziatische partnerlanden.

r) acties ter bevordering van uitgebreidere toepassing van duurzame- energietechnologieën door de Aziatische partners.

s) regionale integratie en samenwerking in Azië, en de ontwikkeling van nauwere betrekkingen tussen de Aziatische partners en de Europese Unie.

t) versterking van het institutionele kader ter bevordering van de oprichting van kleine en middelgrote ondernemingen, vergroting van de capaciteit ter bevordering van de opening van bankrekeningen en het opzetten van bedrijven.

(12)

HOOFDSTUK II

Procedures voor de tenuitvoerlegging van de samenwerkingsactiviteiten Artikel 6

1. In het algemeen bestaat het kader voor de programmering en vaststelling van

samenwerkingsactiviteiten van de Gemeenschap op grond van deze verordening uit:

a) strategiedocumenten;

b) meerjarige indicatieve programma’s;

c) jaarlijkse actieplannen.

In deze documenten worden de prioriteiten opgesomd die zijn bepaald en overeengekomen met de betrokkenen in de Aziatische landen in kwestie, o.m.

regeringsinstanties op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau, parlementen, niet- gouvernementele organisaties, organisaties van inheemse volkeren, de particuliere sector en andere betrokken actoren van het maatschappelijk middenveld. Het Europees Parlement ontvangt de in bovenstaande letters a, b en c genoemde documenten.

In het algemeen moeten de bovengenoemde documenten worden herzien overeenkomstig de prioriteiten die zijn bepaald en overeengekomen met de bovengenoemde betrokkenen Het Europees Parlement ontvangt de in bovenstaande letters a, b en c genoemde herziene documenten.

De bovengenoemde documenten moeten openbaar gemaakt worden op de EU- informatiewebsite om een zo groot mogelijke mate van transparantie te waarborgen.

2. De strategiedocumenten voor de Aziatische partnerlanden, -regio’s en -subregio’s worden voor een periode van vijf tot zeven jaar opgesteld en moeten verband houden (of overeenstemmen) met eventuele nationale ontwikkelingsplannen in de

partnerlanden.

Zij bepalen de langetermijndoelstellingen van de samenwerking en omschrijven de strategische prioriteiten en specifieke actieterreinen. Indien de omstandigheden dit vereisen, worden zij gewijzigd.

Voor crisissituaties van ontwortelde bevolkingsgroepen wordt voor een periode van drie jaar een afzonderlijk strategiedocument opgesteld dat geheel Azië bestrijkt.

(13)

3. Meerjarige indicatieve programma’s voor drie jaar die op de strategiedocumenten zijn gebaseerd, worden voor elk land, elke regio of elke subregio opgesteld dat of die voor communautaire samenwerking in aanmerking komt.

De programma’s bevatten een beschrijving van de sectorale en intersectorale

prioriteiten, de specifieke doelstellingen en de verwachte resultaten, op basis van de ontwikkeling en toepassing van adequate prestatie-indicatoren.

Zij vermelden de indicatieve bedragen (totaal en bedrag voor elke prioritaire sector) en de financieringscriteria voor het betrokken programma.

Zij bevatten een lijst van alle organen (overheids-, openbare, non-profit en

particuliere organisaties) die geraadpleegd zijn alvorens de meerjarige indicatieve programma's zijn opgesteld.

Zij geven de vastgestelde prioriteiten weer die met de betrokken Aziatische partners en in overleg met de betrokken bevolking zijn overeengekomen. Zo nodig worden zij bijgewerkt.

4. De jaarlijkse actieplannen die op de meerjarenprogramma’s zijn gebaseerd, worden opgesteld voor elk land, elke regio of elke subregio dat of die voor samenwerking van de Gemeenschap in aanmerking komt.

Zij vermelden voor elk werkingsjaar zo nauwkeurig mogelijk de doelstellingen, de actieterreinen en de verstrekte middelen.

Zij bevatten een lijst van samenwerkingsactiviteiten voor financiering door de

Gemeenschap. Zij vermelden voor elk project en programma het maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap.

De jaarverslagen waarin de vorderingen met betrekking tot de meerjarige

programma's en de landenstrategiedocumenten worden beoordeeld, worden voor alle betrokkenen toegankelijk gemaakt.

5. In uitzonderlijke omstandigheden ten gevolge van onvoorziene gebeurtenissen kunnen specifieke samenwerkingsmaatregelen die niet onder de jaarlijkse actieplannen vallen, worden goedgekeurd.

(14)

Artikel 7

1. De communautaire financiering geschiedt in de vorm van schenkingen.

2. De communautaire financiering kan in het bijzonder worden aangewend voor uitgaven voor het uitwerken, uitvoeren, controleren, inspecteren en beoordelen van projecten en programma’s en voor raadpleging en informatie over de beschikbaarheid van

communautaire projecten en de financiering hiervan.

3. De communautaire financiering kan worden aangewend voor cofinanciering, die zoveel mogelijk moet worden toegepast, vooral wanneer daardoor andere financiële middelen kunnen worden gemobiliseerd die tot de doelstellingen van artikel 2 kunnen bijdragen.

4. De communautaire financiering kan worden aangewend voor schuldvermindering in overeenstemming met bestaande internationale regelingen ter ondersteuning van de doelstellingen in artikel 2.

5. De communautaire financiering mag niet worden aangewend voor de betaling van belastingen, rechten of heffingen.

6. De communautaire financiering kan worden aangewend voor investeringsuitgaven met inbegrip van de aankoop van onroerend goed, wanneer dit laatste noodzakelijk is voor de directe uitvoering van het project en op voorwaarde dat de eigendom wordt

overgedragen aan de plaatselijke partners van de ontvanger of de eindbegunstigden van het project zodra dit is voltooid. De aankoop en overdracht van onroerend goed mag onder geen beding een inbreuk vormen op de economische, sociale en culturele rechten van minderheden of de oorspronkelijke bevolking.

Artikel 8

1. De Commissie voert de samenwerking van de Gemeenschap uit overeenkomstig de begrotingsprocedures en andere geldende procedures, in het bijzonder die welke zijn vastgesteld in het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen.

2. Bij haar financieringsbesluiten op grond van deze verordening houdt de Commissie rekening met de beginselen van een gezond financieel beheer die zijn vastgesteld in het Financieel Reglement.

(15)

Artikel 9

Het financiële kader voor de uitvoering van de samenwerking van de Gemeenschap op grond van deze verordening over de periode 2003-2006 is 2.276 miljoen EUR voor de samenwerking met de Aziatische partners.

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten en op basis van objectieve criteria voor de mate van armoede, bevolking en prestatie.

Van de jaarlijkse begroting voor de landen in Azië wordt een referentiewaarde van 35%

toegekend van de jaarlijkse betalingsverplichtingen voor uitgaven ten behoeve van de sociale infrastructuur, waarvan het merendeel wordt bestemd voor onderwijs en volksgezondheid.

Artikel 10

Nevens de nationale en federale regeringen zijn de partners die op grond van deze verordening voor financiële steun in aanmerking komen onder meer regionale en internationale organisaties, met inbegrip van organisaties van de Verenigde Naties, nationale, provinciale en plaatselijke overheidsinstanties en –bureaus en niet-nationale instanties.

De aanvullende rol van en mogelijkheden voor bijdragen door niet-nationale instanties aan het ontwikkelingsproces moet worden erkend. Niet-nationale instanties omvatten de

particuliere sector, economische en sociale partners, waaronder vakbondsorganisaties, maatschappelijke organisaties van allerlei slag al naargelang de nationale kenmerken.

(16)

Daartoe moeten de niet-nationale instanties indien nodig

- op de hoogte worden gesteld en geraadpleegd over samenwerkingsbeleid en

-strategieën, over de prioriteiten voor samenwerking met name op gebieden die hen raken of rechtstreeks betreffen, alsmede over de politieke dialoog;

- worden voorzien van financiële middelen, overeenkomstig de voorwaarden vastgesteld in deze verordening tot 15 procent van de totale beschikbare kredieten, teneinde plaatselijke ontwikkelingsprocessen te steunen;

- worden betrokken bij de tenuitvoerlegging van samenwerkingsprojecten en

-programma's op terreinen die hen raken en waarop zij een relatief voordeel bezitten;

- worden voorzien van capaciteit vergrotende steun op kritische terreinen om de mogelijkheden van deze instanties te vergroten, met name op het gebied van organisatie en vertegenwoordiging, en de vaststelling van mechanismen voor

raadpleging, waaronder kanalen voor communicatie en dialoog, en om het aangaan van strategische bondgenootschappen te bevorderen.

Artikel 11

1. In onderstaande bepalingen worden met "ontwikkelingslanden" en "minst-

ontwikkelde landen" de landen bedoeld die als zodanig zijn omschreven door de DAC van de OESO.

2. De deelname aan aanbestedingen en contracten staat op gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen uit de lidstaten, de kandidaat-lidstaten en alle

ontwikkelingslanden.

3. Bij cofinanciering kan de Commissie van geval tot geval toestaan dat natuurlijke en rechtspersonen uit de cofinancierende landen aan aanbestedingen en contracten deelnemen, op voorwaarde dat wederkerigheid wordt verleend.

4. De Commissie kan haar overheidsopdrachten voor diensten en gezondheidsproducten die van wezenlijk belang zijn voor de strijd tegen overdraagbare ziekten zoals

HIV/AIDS, tuberculose en malaria, eveneens van geval tot geval voor natuurlijke en rechtspersonen uit andere landen openstellen.

(17)

5. Bovendien komen natuurlijke en rechtspersonen uit alle derde landen in aanmerking voor deelname aan aanbestedingen en contracten betreffende projecten en programma’s ten gunste van de in de bijlage genoemde landen die in de OESO/DAC-lijst van

steunontvangende landen als minst ontwikkelde landen zijn aangemerkt, en wel op de volgende gebieden: sectorale en multisectorale programmabijstand, steun voor

investeringsprojecten, steun voor invoer en basisproducten, commerciële

dienstverleningscontracten en bijstand aan niet-gouvernementele organisaties. In deze gevallen wordt de deelname van ondernemingen uit derde landen uitsluitend toegestaan indien wederkerigheid wordt verleend.

Deze bepaling is alleen van toepassing op activiteiten van meer dan 700 000 SDR, of in het geval van met investeringen verband houdende technische

samenwerking 130 000 SDR. Losstaande technische samenwerking en voedselhulp vallen niet onder deze bepaling.

6. Er worden maatregelen genomen om te stimuleren dat natuurlijke en rechtspersonen uit ontwikkelingslanden, en met name minst ontwikkelde landen, zo veel mogelijk deelnemen aan de uitvoering van overeenkomsten die overeenkomstig deze

verordening gefinancierd worden, ten einde de grondstoffen en personele reserves van deze landen optimaal in te zetten.

Te dien einde:

(a) wordt voor overeenkomsten inzake werkzaamheden met een waarde van minder dan 5 miljoen EUR aan inschrijvers uit ontwikkelingslanden, mits ten minste een kwart van het aandelenkapitaal en de ondernemingsleiding afkomstig zijn uit één of meer ontwikkelingslanden, een prijspreferentie verleend van 10%, wanneer inschrijvingen van gelijkwaardige economische, technische en administratieve kwaliteit worden vergeleken; voor inschrijvers uit minst ontwikkelde landen wordt de prijspreferentie bepaald op 15%, indien wordt voldaan aan dezelfde voorwaarden;

(b) wordt voor leveringsovereenkomsten, ongeacht de waarde van de leveringen, aan inschrijvers uit ontwikkelingslanden die leveringen aanbieden die voor ten minste 50% van de waarde van de overeenkomst afkomstig zijn uit ontwikkelingslanden, een prijspreferentie van 15% aangeboden wanneer inschrijvingen van gelijkwaardige economische, technische en administratieve kwaliteit worden vergeleken; voor inschrijvers uit minst ontwikkelde landen wordt de prijspreferentie bepaald op 20%, indien wordt voldaan aan dezelfde voorwaarden;

(18)

(c) wordt met betrekking tot dienstenovereenkomsten, indien de vereiste vaardigheid beschikbaar is, de preferentie gegeven aan:

(i) deskundigen, instellingen of adviesondernemingen uit ontwikkelingslanden wanneer inschrijvingen van gelijkwaardige economische en technische kwaliteit worden vergeleken,

(ii) aanbiedingen die zijn ingediend door een bedrijf uit een ontwikkelingsland, dat samenwerkt met Europese partners, en

(iii) aanbiedingen die zijn ingediend door Europese inschrijvers die onderaannemers of deskundigen uit ontwikkelingslanden inzetten.

In elk geval wordt steeds aanvullende prijspreferentie gegeven indien de deelnemers uit ontwikkelingslanden afkomstig zijn uit een van de minst ontwikkelde landen;

(d) geeft de inschrijver aan wie de overeenkomst is toegewezen, indien aanbesteding aan onderaannemers wordt overwogen, de voorkeur aan natuurlijke personen, bedrijven en ondernemingen uit ontwikkelingslanden en met name minst ontwikkelde landen, die in staat zijn de overeenkomst op gelijke voorwaarden uit te voeren; en

(e) kan het ontwikkelingsland, in het verzoek om inschrijving aan de eventuele inschrijvers de bijstand voorstellen van in onderling overleg gekozen bedrijven of ondernemingen of nationale deskundigen of adviseurs uit andere

ontwikkelingslanden. Deze samenwerking kan worden opgezet als joint venture, als onderovereenkomst of als opleiding van leerlingen terwijl zij werken.

Artikel 12

Alle op grond van deze verordening gesloten overeenkomsten of contracten voorzien uitdrukkelijk in toezicht en financiële controle door de Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en in accountantcontroles door de

Rekenkamer, zo nodig ter plaatse. Zij machtigen de Commissie overeenkomstig verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse uit te voeren.

(19)

HOOFDSTUK III Besluitvormingsprocedure

Artikel 13

1. De in artikel 6 bedoelde strategiedocumenten, meerjarige indicatieve programma’s en jaarlijkse actieplannen worden opgesteld in overleg met belanghebbenden in de desbetreffende Aziatische partnerlanden, o.m. regeringsinstanties op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau, parlementen, niet-gouvernementele organisaties, de particuliere sector en andere betrokken actoren van het maatschappelijk

middenveld. Zij worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 14, lid 2. In een zo vroeg mogelijk stadium wordt het Europees Parlement geraadpleegd. Besluiten betreffende jaarlijkse actieplannen worden beschouwd als financieringsbesluiten betreffende de in het desbetreffende jaarlijkse actieplan vastgestelde projecten en programma’s.

Wijzigingen van de in de eerste alinea bedoelde besluiten worden volgens dezelfde procedure vastgesteld, behalve wanneer zij niet meer dan 20% uitmaken van het totale bedrag dat aan het jaarlijkse actieplan is toegewezen of geen belangrijke wijzigingen inhouden in de aard van de projecten of programma’s die in het jaarlijkse actieplan zijn opgenomen. In dat geval worden de wijzigingen door de Commissie vastgesteld, die het in artikel 14, lid 1, bedoelde comité daarvan in kennis stelt.

2. Financieringsbesluiten betreffende projecten en programma’s die niet onder een jaarlijks actieplan vallen en 5 miljoen euro of meer bedragen, worden afzonderlijk vastgesteld volgens de procedure van artikel 14, lid 2.

Wijzigingen van deze besluiten worden volgens dezelfde procedure vastgesteld, behalve wanneer deze wijzigingen niet meer dan 20% uitmaken van het aan de projecten en programma’s toegekende bedrag of geen belangrijke wijzigingen in de betrokken projecten of programma’s inhouden. In dit laatste geval worden de wijzigingen door de Commissie vastgesteld, die het in artikel 14, lid 1, vastgestelde comité daarvan in kennis stelt.

Financieringsbesluiten van minder dan 5 miljoen EUR en wijzigingen daarvan worden door de Commissie vastgesteld, die het in artikel 14, lid 1, bedoelde comité daarvan in kennis stelt.

(20)

Artikel 14

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, hierna het “Azië-comité” genoemd, dat uit vertegenwoordigers van de lidstaten bestaat en door een vertegenwoordiger van de Commissie wordt voorgezeten. Het comité komt eenmaal per jaar bijeen met vertegenwoordigers van de maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor het uitroeien van armoede, teneinde deze te raadplegen over het Azië-programma.

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op 30 dagen vastgesteld.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

4. Het comité kan ieder ander vraagstuk in verband met deze verordening onderzoeken dat door de voorzitter, al dan niet op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat, aan het comité wordt voorgelegd, in het bijzonder ieder vraagstuk betreffende de programmering of algemene tenuitvoerlegging van maatregelen of betreffende cofinanciering.

HOOFDSTUK IV

Coördinatie, verslaguitbrenging en slotbepalingen Artikel 15

1. Ter wille van de samenhang, coherentie, de doelmatigheid en de complementariteit van de samenwerking van de Gemeenschap organiseren de lidstaten en de Commissie, ook ter plaatse, frequente en regelmatige informatie-uitwisselingen over de activiteiten die zij wensen uit te voeren. Zij houden elkaar op de hoogte van hun

programmastrategie, prioritaire sectoren en beoordelingen en van hun huidige en toekomstige samenwerking. Deze gegevens worden eveneens ter beschikking gesteld van het Europees Parlement en de nationale parlementen van de lidstaten en de partnerlanden.

2. De Commissie kan in overleg met de lidstaten ieder initiatief nemen dat nodig is voor een passende coördinatie en samenwerking met de internationale financiële

instellingen, organisaties van de Verenigde Naties en andere donoren.

3. De nodige maatregelen worden genomen om het communautaire karakter van de op grond van deze verordening uitgevoerde samenwerkingsactiviteiten te beklemtonen.

(21)

Artikel 16

De Commissie verstrekt aan het Europees Parlement en de Raad exemplaren van alle strategiedocumenten, indicatieve (meer)jarenprogramma's en jaarlijkse actieprogramma's, wanneer deze zijn vastgesteld. Deze documenten gaan vergezeld van een lijst van alle

organen, o.m. regeringsinstanties op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau, parlementen, niet-gouvernementele organisaties, de particuliere sector en andere betrokken sectoren van het maatschappelijk middenveld, die in het kader van de opstelling van de documenten zijn geraadpleegd.

Ieder jaar verstrekt de Commissie in haar jaarverslag aan het Europees Parlement en de Raad over de buitenlandse bijstand van de Gemeenschap eveneens gegevens over de op grond van deze verordening gefinancierde maatregelen.

Artikel 17

De Commissie neemt de nodige maatregelen om te zorgen voor een doeltreffend en doorlopend toezicht op de tenuitvoerlegging van samenwerkingsactiviteiten van de Gemeenschap op grond van deze verordening.

Om de vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een

beoordelingsverslag in, samen met suggesties voor de toekomstige ontwikkeling van deze verordening en indien nodig voorstellen tot wijziging daarvan.

Artikel 18

1. De Verordeningen (EEG) nr. 443/92 en (EG) nr. 2130/2001 worden ingetrokken.

2. In artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) Nr. 2258/96 worden de woorden “de landen in Latijns-Amerika en Azië” geschrapt.

(22)

3. Onverminderd de leden 1 en 2, blijven de Verordeningen (EEG) nr. 443/92,

(EG) nr. 2130/2001 en (EG) nr. 2258/96 van toepassing op projecten en programma’s waarvoor de procedures ter voorbereiding van het financieringsbesluit van de

Commissie bij de inwerkingtreding van deze verordening zijn aangevangen maar nog niet zijn voltooid.

4. De strategiedocumenten, meerjarige indicatieve programma’s, jaarlijkse actieplannen en projecten die door de Commissie op grond van Verordening (EEG) nr. 443/92 met een gunstig advies van het op grond van artikel 15 van die Verordening ingestelde comité zijn vastgesteld, worden overeenkomstig de onderhavige verordening geacht te zijn vastgesteld.

Artikel 19

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

(23)

BIJLAGE

Afghanistan [Argentinië]

Bahrein [Bolivia]

Bangladesh [Brazilië]

Bhutan [Chili]

Birma/Myanmar [Colombia]

Cambodja [Costa Rica]

China [Cuba]

Filipijnen [Ecuador]

India [El Salvador]

Indonesië [Guatemala]

Irak [Honduras]

Iran [Mexico]

Jemen [Nicaragua]

Korea, Democratische Volksrepubliek [Panama]

Laos [Paraguay]

Maldiven [Peru]

Maleisië [Uruguay]

Mongolië [Venezuela]

Nepal Oman Oost-Timor Pakistan Saudi-Arabië Sri Lanka Thailand Vietnam

(24)

P5_TC1-COD(2002)0139A

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 6 november 2003 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr..../2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de samenwerking van de Gemeenschap met de landen van Latijns-Amerika en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 179, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie1,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag2, Overwegende hetgeen volgt:

(3) De Gemeenschap voert sedert 1992 op grond van Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad van 25 februari 1992 inzake financiële en technische hulp en economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika3, een beleid van financiële, technische en economische samenwerking met de landen van Latijns- Amerika, dat moet worden voortgezet en versterkt in overeenstemming met een nieuwe aanpak die is gebaseerd op het specifieke karakter van elk van de regio's.

(4) In op basis van het partnerschapsbeginsel gesloten overeenkomsten tussen de

Europese Gemeenschap en de landen en subregio's van Latijns-Amerika zijn voor elk land en elke subregio samenwerkingsgebieden vastgesteld, waarbij met name

aandacht wordt geschonken aan de uitroeiing van situaties van extreme armoede.

Betrokkenen - met inbegrip van organisaties uit het maatschappelijk middenveld die optreden als vertegenwoordigers van mensen die leven in armoede - dienen in de loop van de onderhandelingen over samenwerkings- en andere overeenkomsten te worden geraadpleegd.

1 PB C 331 E van 31.12.2002., blz. 12.

2 Standpunt van het Europees Parlement van 6 november 2003.

3 PB L 52 van 27.2.1992, blz. 1.

(25)

(5) De staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie, Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied hebben op hun bijeenkomst in Rio de Janeiro in juni 1999 een actieplan met een brede reeks van samenwerkingsactiviteiten aangenomen teneinde een biregionaal Strategisch Partnerschap te ontwikkelen. Zij hebben dit actieplan op hun tweede top op 17 mei 2002 in Madrid bijgewerkt en geconsolideerd; daarbij werd nog eens gewezen op en concreet invulling gegeven aan het partnerschapsproces tussen beide regio's, met speciale aandacht voor de geldende of in behandeling zijnde partnerschapsovereenkomsten met de landen en regio's van Latijns-Amerika.

(4) De staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie en de Commissie hebben op de 55ste zitting van de Algemene Vergadering van de VN een consensus bereikt en hebben de millenniumverklaring van de VN tot vaststelling van de

Millennium-ontwikkelingsdoelstellingen aangenomen. Bij het nastreven van deze doelstellingen zal de Gemeenschap zich laten leiden door de beginselen en

doelstellingen van het communautaire ontwikkelingsbeleid die de Raad en de

Commissie in hun gezamenlijke verklaring van 10 november 2000 hebben vastgelegd.

(5) Doel 8 van de Millennium-ontwikkelingsdoelstellingen omvat verantwoordelijkheden die donors moeten aanvaarden in sectoren waaronder het niveau van de

ontwikkelingshulp door de overheid en toegang tot markten.

(6) In de strategiedocumenten moeten de eerbiediging en tenuitvoerlegging van internationale milieuakkoorden die zijn geratificeerd door de EU en de

partnerlanden, zoals het Verdrag inzake biologische diversiteit, het Verdrag over woestijnvorming en het kaderverdrag over klimaatveranderingen, worden

gewaarborgd.

(7) Er dient op te worden gewezen dat de instellingen en lidstaten van de EU er verantwoordelijk voor zijn dat eventueel schadelijke economische, sociale en milieutechnische gevolgen worden vermeden die sommige andere vormen van

communautair beleid, bijvoorbeeld landbouw, visserij, energie, vervoer, interne markt en handel, kunnen hebben voor ontwikkelingslanden. Deze verordening dient

coherentie te bewerkstelligen tussen het interne en het externe beleid ter verwezenlijking van de doelstelling betreffende uitroeiing van armoede.

(26)

(8) De leden van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) hebben zich op de vierde ministeriële conferentie in Doha ertoe verbonden de handel in de

ontwikkelingsstrategieën te integreren, met de handel verband houdende technische bijstand en bijstand voor capaciteitsopbouw te verstrekken, de noodzakelijke

maatregelen te nemen om de technologieoverdracht via handel te vergemakkelijken, de relatie tussen buitenlandse directe investeringen en handel en de onderlinge relatie tussen handel en milieu te versterken, en de ontwikkelingslanden bij de deelname aan nieuwe handelsbesprekingen en de tenuitvoerlegging van de resultaten daarvan te helpen. Deze bijstand moet bijdragen aan vrije en eerlijke handel.

(9) De Commissie is voornemens steun te verlenen voor de uitwerking en tenuitvoerlegging van een nieuwe reeks economische hervormingen in de landen van Latijns-Amerika, overeenkomstig de doelstelling betreffende uitroeiing van armoede als vastgelegd in de Millennium-ontwikkelingsdoelstellingen.

(10) Om een beleidskader te bieden voor de besluiten die tijdens de programmeringsfase zullen worden genomen, dienen de doelstellingen van de samenwerking van de

Gemeenschap te worden omschreven teneinde het mogelijk te maken de activiteiten uit te voeren in alle sectoren die vallen onder de overeenkomsten met de begunstigde landen en de prioriteiten na te streven die in de strategische richtsnoeren van de Europese Unie voor Latijns-Amerika zijn vastgelegd.

(11) Tussen het Europees Parlement en de Commissie is uitgebreid van gedachten gewisseld over de vaststelling van doelen voor toewijzing van begrotingskredieten en voor resultaten en uitkomsten van ontwikkelingsacties, en over de vaststelling van prestatie-indicatoren om betere evaluatie van samenwerkingsacties mogelijk te maken; de vruchten van deze gedachtewisselingen dienen in de wetgeving te worden verwerkt.

(12) Er dient bijzondere aandacht te worden besteed aan een betere uitvoering van de samenwerking met de landen van Latijns-Amerika, aan het streven naar een goed evenwicht tussen toegewezen financiële middelen en absorptievermogen, alsook aan het verminderen van de openstaande verplichtingen. In dit opzicht moet worden gedacht aan de vereenvoudiging en de rationalisatie van gemeenschappelijke uitvoerings- en besluitvormingsprocedures.

(27)

(13) Acties in verband met herstel en wederopbouw en met hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen zijn na noodsituaties van levensbelang om te zorgen voor een soepele overgang van humanitaire naar ontwikkelingshulp, en dienen te worden gehandhaafd. Ter vereenvoudiging en rationalisering van de regels inzake

samenwerking kunnen deze maatregelen echter worden opgenomen in deze

verordening. en de dienovereenkomstige verordening inzake de samenwerking met Azië. Verordening (EG) nr. 2130/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 29 oktober 2001 betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië1 dient derhalve te worden ingetrokken en Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad van 22 november 1996 betreffende herstel en wederopbouwacties ten behoeve van ontwikkelingslanden2 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14) De samenwerking van de Gemeenschap dient te worden geregeld door een strategisch kader en door jaarlijkse en meerjarige programmering zoals vastgesteld in de

mededeling van de Commissie “Hervorming van de buitenlandse bijstand van de Gemeenschap” van 16 mei 2000 en vermeld in de conclusies van de Raad van 10 november 2000. Dit zal de samenwerking van de Gemeenschap in een perspectief op middellange termijn plaatsen en zal het mogelijk maken ervoor te zorgen dat zij de samenwerking van de lidstaten aanvult en daarop aansluit. In de bovengenoemde conclusies van de Raad, de richtsnoeren voor de programmering en de mededeling van de Commissie van 7 november 2002 over de deelname van niet-overheidsactoren aan het ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap wordt met nadruk gewezen op de rol van actoren uit het maatschappelijk middenveld, die in het kader van het programmeringsproces moeten worden geraadpleegd.

(15) Ter bevordering van de economische betrekkingen binnen de twee regio’s en in overeenstemming met de aanbeveling van de DAC (Development Assistance Committee) van de OESO van 26 april 2001 over het ontkoppelen van de officiële ontwikkelingshulp aan de minst ontwikkelde landen en de daaraan gehechte verklaring van de Commissie, dient te worden voorzien in de openstelling van deelneming aan aanbestedingen en contracten voor hulp aan de partnerlanden van Latijns-Amerika op regionale grondslag, rekening gehouden met de inhoud van bovengenoemde verklaring in verband met diensten en producten die van wezenlijk belang zijn in de strijd tegen HIV/AIDS, tuberculose en malaria. Voorts wordt de deelneming aan aanbestedingen en contracten voor samenwerking van de Gemeenschap ten behoeve van de minst

ontwikkelde landen die op grond van deze verordening voor samenwerking in aanmerking komen, volledig ontkoppeld voor de in de genoemde aanbeveling vastgestelde categorieën.

1 PB L 287, 31.10.2001, blz. 3.

2 PB L 306, 28.11.1996, blz. 1. Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz.1).

(28)

(16) De noodzakelijke maatregelen ter uitvoering van deze verordening dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden1.

(17) Deze verordening stelt voor de periode 2003-2006 financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het

voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure2. Er dient

voorrang te worden gegeven aan de armste landen onder de Latijns-Amerikaanse partners en de armste maatschappelijke groepen in alle Latijns-Amerikaanse partnerlanden.

(18) De projecten op het gebied van maatschappelijke infrastructuur dienen 35% als referentiewaarde te krijgen. De begrotingsmiddelen hiervoor dienen tevens ter financiering van een bi-regionaal solidariteitsfonds.

(19) De bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de bestrijding van fraude en van onregelmatigheden vormen een integrerend deel van deze verordening.

Meer in het bijzonder dient de Commissie in de op grond van deze verordening gesloten overeenkomsten en contracten te worden gemachtigd de maatregelen uit te voeren die zijn bepaald in Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad

van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraude en andere onregelmatigheden3.

(20) De toekenning van middelen en de keuze van in aanmerking komende Latijns-

Amerikaanse landen dienen te worden herzien. Er moeten criteria worden vastgesteld waarin de bevolking, de interne ongelijkheden, het inkomen per hoofd van de

bevolking, de armoede, het exportpotentieel en de economische prestaties van een land worden weerspiegeld, en aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of zij in aanmerking komen voor de kwalificatie "Latijns-Amerikaanse partners".

(21) Omdat op grond van deze verordening een nieuw samenwerkingskader tot stand wordt gebracht, dient Verordening (EEG) nr. 443/92 te worden ingetrokken. Tevens dienen ter voorkoming van verstoring van het optreden van de Gemeenschap

overgangsmaatregelen te worden vastgesteld,

1 PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

2 PB C 172, 18.6.1999, blz. 1.

3 PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(29)

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Voorwerp, doel en grondbeginselen Artikel 1

In deze verordening wordt een kader vastgesteld voor de formulering van de politieke doelstellingen en de tenuitvoerlegging van een samenwerkingsbeleid van de Gemeenschap door middel van de financiering van projecten en programma’s, hierna “samenwerking van de Gemeenschap” genoemd, met de in de bijlage genoemde landen van Latijns-Amerika, hierna

“Latijns-Amerikaanse partners” genoemd.

De belangrijkste doelstelling van dit instrument is de uitroeiing van armoede, terwijl de algemene doelstellingen zijn omschreven in artikel 2.

Artikel 2

1 De samenwerking van de Gemeenschap op grond van deze verordening wordt ten uitvoer gelegd met als algemene doelstelling de bestrijding en uiteindelijke uitroeiing van armoede.

2. Om de algemene doelstelling te bereiken moet nauwgezet rekening worden

gehouden met de Millennium-ontwikkelingsdoelen en met acties die gericht zijn op het bevorderen van duurzame economische, sociale en milieuontwikkeling,

mensenrechten, rechten van minderheden en inheemse volkeren, democratie en behoorlijk bestuur, het bestrijden van ongelijkheid, het verbeteren van het gender- evenwicht en het bijdragen tot welvaart, veiligheid en stabiliteit.

3. De samenwerking van de Gemeenschap volgt waar mogelijk en wenselijk een

sectorale aanpak. In deze context kan de samenwerking van de Gemeenschap sectoraal beleid en economische hervormingsprogramma’s ondersteunen met behulp van de meest geschikte instrumenten, sectorale begrotingsondersteuning hieronder begrepen, mits deze is toegespitst op armoedebestrijding, waarbij streng toezicht en strenge voorwaarden ex-ante worden toegepast, met inbegrip van minimumvoorwaarden voor het verantwoorde beheer van de overheidsfinanciën.

(30)

4. De samenwerking van de Gemeenschap met Latijns-Amerika behoudt een regionale invalshoek, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen landen en regio's die voldoen aan de bepalingen van de geldende of in behandeling zijnde

partnerschapsovereenkomsten, en de akkoorden die van toepassing zijn op de overige landen en regio's, en rekening wordt gehouden met het regionale en subregionale integratieproces dat zich momenteel in Latijns-Amerika afspeelt.

Artikel 3

De eerbiediging van de beginselen van de democratie, behoorlijk bestuur, de rechtsstaat en van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden is een wezenlijk onderdeel van de

betrekkingen van de Gemeenschap met de landen van Latijns-Amerika.. Indien deze beginselen niet worden geëerbiedigd, kan de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement bij gekwalificeerde meerderheid passende maatregelen nemen.

Artikel 4

Onderstaande elementen vormen deel van de samenwerking van de Gemeenschap met de partners in Latijns-Amerika en zij zijn opgenomen in de desbetreffende

programmeringsdocumenten:

a) een referentiepunt van 35% van de jaarlijkse vastleggingen wordt bestemd voor sociale infrastructuur zoals deze is vastgesteld door de DAC van de OESO. Het

grootste deel van dit referentiepunt, tot een minimum van 20% van de totale jaarlijkse vastleggingen, wordt bestemd voor fundamentele gezondheidszorg en basisonderwijs.

In dit verband wordt erkend dat de bijdrage van de EU moet worden gezien als deel van de totale steun die donors verlenen aan een bepaald land. Een afwijking van het referentiepunt wordt in het jaarverslag van de Commissie gemotiveerd.

Zonder dat dit een verhoging van de jaarlijks toegewezen bedragen inhoudt, wordt jaarlijks een bedrag van 20 miljoen EUR van de begroting voor de samenwerking tussen de Gemeenschap en Latijns-Amerika besteed aan een bi-regionaal

solidariteitsfonds waarvan de activiteiten gericht zijn op het beheer en de financiering van sectorale programma's die verband houden met de gezondheidszorg, onderwijs en bestrijding van de armoede en de sociale ongelijkheid in de landen en regio's van Latijns-Amerika met het laagste inkomen per hoofd van de bevolking die met grote onvoorziene problemen worden geconfronteerd.

Aan dit fonds kunnen bovendien organen (EIB, IDB, Wereldbank, enz.) en landen deelnemen die belangstelling hebben voor de activiteiten van dit fonds. Het fonds wordt door de Commissie in samenwerking met de overige deelnemers gecoördineerd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

In het eerste deel, dat zes hoofdstukken bevat, wordt weergegeven wat er bekend is op het gebied van de kernconcepten die aan de orde zijn bij deze vraagstelling, namelijk

At all points, there is wide variation in the stories, but it is clear that incest strongly damaged especially the relational dimension of the God images and vice versa that stringent

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

’Representation of God’ wordt door Rizzuto (1979) in ob- jectrelationele termen benoemd als een intrapsychisch proces waarbij kennis, herinnerin- gen, gevoelens en ervaringen

- Het is onduidelijk welke inventarisatiemethode gevolgd wordt: op welke manier de trajecten afgebakend worden en welke kensoorten (gebruikte typologie) specifiek worden