• No results found

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "AANBEVELING VAN DE COMMISSIE"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AANBEVELINGEN

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 14 februari 2012

betreffende richtsnoeren voor de presentatie van de informatie voor de identificatie van partijen bosbouwkundig teeltmateriaal en de op het etiket of het document van de leverancier te

verstrekken informatie (2012/90/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 13 van Richtlijn 1999/105/EG van de Raad van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (

1

) stelt de informatie vast die moet worden gebruikt voor de identificatie van elke partij bosbouwkundig teeltmateriaal („BTM”). Verder stelt artikel 14 van die richtlijn de informatie vast die moet worden aangebracht op het etiket of het document van de leverancier. Er zijn echter geen voorschriften be­

treffende de presentatie van deze informatie vastgesteld.

(2)

Daarom verschilt de wijze waarop de informatie op het etiket of het document van de leverancier wordt gepre­

senteerd aanzienlijk in de gehele Unie. Verscheidene lid­

staten en belanghebbenden hebben meegedeeld dat we­

gens het gebruik van verschillende talen en presentatie­

vormen de informatie op de etiketten of documenten van de leverancier vaak niet op dezelfde wijze worden begre­

pen door de bij de handel tussen de lidstaten betrokken belanghebbenden.

(3)

Richtlijn 1999/105/EG bevat echter geen rechtsgrondslag die de Commissie in staat stelt om juridisch bindende bepalingen vast te stellen met het oog op de harmonisa­

tie van het etiket of het document van de leveranciers om deze moeilijkheden te beperken. Daarom moeten richt­

snoeren worden vastgesteld voor een aanbeveling betref­

fende de presentatie van de op het etiket of het docu­

ment van de leverancier te verstrekken informatie, die het begrip van deze informatie in alle lidstaten vergemakke­

lijkt.

(4)

Overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr.

1598/2002 van de Commissie van 6 september 2002 houdende vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 1999/105/EG van de Raad inzake de we­

derzijdse administratieve bijstand tussen officiële instan­

ties (

2

) verstrekt, wanneer BTM van de ene lidstaat naar de andere wordt overgebracht, de officiële instantie van

de lidstaat waar de leverancier is gevestigd, de nodige informatie aan de officiële instantie van de lidstaat waar de ontvanger is gevestigd. Deze informatie wordt mee­

gedeeld aan de hand van een „informatiedocument” in een gestandaardiseerd formaat wat betreft de wijze waarop de informatie wordt gepresenteerd, waaronder, zoals vastgesteld in de bijlage bij die verordening, het gebruik van een geharmoniseerde code voor de identifi­

catie van de verschillende gegevens.

(5)

Aangezien geen melding is gemaakt van moeilijkheden bij het gebruik van dit „informatiedocument” en sommige informatie die overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn 1999/105/EG op het etiket of het document van de leverancier moet worden vermeld, ook vereist wordt krachtens artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1598/2002 voor het „informatiedocument”, wordt het dienstig geacht het gebruik van een numerieke code aan te bevelen voor de identificatie van de verschillende gegevens op het eti­

ket of het document van de leverancier, zoals de code die is vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr.

1598/2002.

(6)

De volgorde en inhoud van de codes, als vastgesteld in deze richtsnoeren, moeten echter worden gebaseerd op de voorschriften voor het in de handel brengen van par­

tijen BTM en de inhoud van het etiket of het document van de leveranciers, als vastgesteld in de artikelen 13 en 14 van Richtlijn 1999/105/EG.

(7)

Deze richtsnoeren moeten rekening houden met de in overweging 2 bedoelde verschillen om de handel en de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken.

(8)

De door de lidstaten overeenkomstig deze aanbeveling genomen nationale maatregelen moeten bovendien op transparante wijze worden vastgesteld en moeten evenre­

dig zijn aan het nagestreefde doel,

BEVEELT AAN:

1. Bij de ontwikkeling van nationale maatregelen betreffende de wijze waarop de op het etiket of het document van de leverancier te verstrekken informatie, als bedoeld in artikel 14 van Richtlijn 1999/105/EG, moet worden gepre­

senteerd, moeten de lidstaten rekening houden met de in de bijlage bij deze aanbeveling verstrekte richtsnoeren.

( 1 ) PB L 11 van 15.1.2000, blz. 17.

( 2 ) PB L 240 van 7.9.2002, blz. 39.

(2)

2. Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2012.

Voor de Commissie John DALLI Lid van de Commissie

(3)

BIJLAGE

A. Algemene beginselen voor de vaststelling van nationale maatregelen 1. Transparantie

De nationale maatregelen betreffende de presentatie van de op het etiket of het document van de leverancier te verstrekken informatie voor het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (BTM) moeten in samen­

werking met alle relevante belanghebbenden en op transparante wijze worden ontwikkeld. De lidstaten moeten ook zorgen voor de nodige samenwerking met de andere lidstaten om bij te dragen tot de vermindering van de moei­

lijkheden die door de belanghebbenden worden ondervonden als gevolg van de verschillen in de wijze waarop deze informatie wordt gepresenteerd.

2. Evenredigheid

De overeenkomstig deze aanbeveling vastgestelde nationale maatregelen moeten evenredig zijn aan het doel dat wordt nagestreefd, namelijk de vergemakkelijking van het begrip van de in verschillende formaten en talen verstrekte informatie. Deze maatregelen moeten onnodige lasten voor boseigenaren en boomkwekerijen vermijden.

De keuze van de maatregelen moet rekening houden met de regionale en lokale omstandigheden en kenmerken, zoals de vorm en de grootte van de ondernemingen van de leverancier en de gebruiker, de toegang tot de markt, de lokale, nationale en EU-managementpraktijken en de managementpraktijken van de leverancier. Zij moeten evenredig zijn aan het niveau van de handel, afhankelijk van de regionale en nationale specifieke kenmerken en de bijzondere plaatselijke behoeften aan BTM. Deze maatregelen moeten worden vastgesteld als nationale voorschriften, aanbevelingen of richtsnoeren, bestemd voor de leveranciers van BTM.

B. Identificatiecodes overeenkomend met de relevante gegevens van het etiket of het document van de leveran­

cier

De op het etiket of het document van de leverancier te vermelden gegevens moeten worden gepresenteerd zoals aangegeven in de linkerkolom van onderstaande tabel, waarbij de in de artikelen 13 en 14 van Richtlijn 1999/105/EG gebruikte volgorde moet worden aangehouden. Sommige aanvullende gegevens kunnen zo nodig voor traceerbaar­

heids- en informatiedoeleinden onder punt C worden toegevoegd.

De geharmoniseerde identificatienummers moeten worden gebruikt en gepresenteerd met behulp van de in de rech­

terkolom van onderstaande tabel opgenomen nummers, die dienen als numerieke vertalingen van de overeenkomstige tekst in de linkerkolom. Aangezien deze nummers bedoeld zijn om het opzoeken en erkennen van de informatie te vergemakkelijken, moeten deze aan deze informatie worden toegevoegd zonder weglating van de volledig uitgeschre­

ven of afgekorte woorden van de linkerkolom, die normaliter op de etiketten of documenten van de leveranciers worden gebruikt.

De relevante geharmoniseerde identificatiecode moet in het vet worden aangebracht vóór de op het etiket of het document van de leverancier te vermelden gegevens.

Nummer op het etiket of het document van de leverancier

A. Voorschriften als vermeld in artikel 13 van Richtlijn 1999/105/EG

Code en nummer van het basiscertificaat 3

Botanische benaming 6

Categorie 8a „van bekende origine”

8b „geselecteerd”

8c „gekeurd”

8d „getest”.

Beoogde toepassing 10a „multifunctionele bosbouw”

10b „andere”

Type uitgangsmateriaal 9a „zaadbron”

9b „opstand”

9c „zaadgaarde”

9d „ouderplanten van een familie”

9e „kloon”

9f „mengsel van klonen”

Vermelding in het register of de individuele code van het her­

komstgebied 11

Herkomstgebied voor teeltmateriaal van de categorieën „van be­

kende origine” en „geselecteerd” en, indien passend, voor ander teeltmateriaal

13

(4)

Nummer op het etiket of het document van de leverancier

Zo nodig, vermelding of de oorsprong van het materiaal autoch­

toon/inheems dan wel niet-autochtoon/niet-inheems is, dan wel of de oorsprong ervan onbekend is

12a „autochtoon/inheems”

12b „niet-autochtoon/niet-inheems”

12c „onbekend”

In het geval van zaadeenheden, het rijpingsjaar 17 Leeftijd van het uit zaailingen of stekken bestaande plantgoed en de vermelding of het afgepende, verspeende of in een container verpakte exemplaren betreft

16

Type van het uit zaailingen of stekken bestaande plantgoed en de vermelding of het afgepende, verspeende of in een container verpakte exemplaren betreft

7a „zaden”

7b „plantendelen”

7c „plantgoed (naakte wortels)”

7d „plantgoed (containers)”

Vraag of het al dan niet genetisch gemodificeerd materiaal betreft 18a „ja”

18b „nee”

B. Voorschriften als vermeld in artikel 14 van Richtlijn 1999/105/EG

Het (de) nummer(s) van het (de) overeenkomstig artikel 12 af­

gegeven basiscertifica(a)t(en) of een verwijzing naar het in artikel 12, lid 3, van die richtlijn bedoelde andere document

3

Naam van de leverancier 4

Geleverde hoeveelheid 15 In het geval van teeltmateriaal van de categorie „getest” waarvan het uitgangsmateriaal krachtens artikel 4, lid 5, van Richtlijn 1999/105/EG werd toegelaten, de woorden: „voorlopig toegela­

ten”

8x

Is het materiaal vegetatief vermeerderd? 19a „ja”

19b „nee”

In het geval van zaad, alleen voor hoeveelheden boven die bedoeld in artikel 14, lid 4, van Richtlijn 1999/105/EG

Zuiverheid: het gewichtspercentage zuiver zaad, ander zaad en inert materiaal in het als een partij zaad in de handel gebrachte product

22

Het kiempercentage van het zuivere zaad of, indien het kiemper­

centage niet of niet gemakkelijk te bepalen is, het aan de hand van een nader genoemde methode bepaalde percentage levens­

vatbare zaden

23

Het duizendkorrelgewicht van het zuivere zaad 24 Het aantal kiemkrachtige zaden per kilogram als zaad in de handel gebracht product, of, indien het aantal kiemkrachtige zaden niet of niet gemakkelijk kan worden bepaald, het aantal levensvatbare zaden per kilogram

25

In het geval van Populus spp. (plantendeel)

Klasse van houtstekken (EC 1/EC 2) 26 Klasse van poten (N1/N2 - S1/S2) 27 C. Mogelijke aanvullende gegevens voor traceerbaarheids-

en informatiedoeleinden

Nummer document van leverancier 1

Intern partijnummer (van de leverancier) 1a

(5)

Nummer op het etiket of het document van de leverancier

Datum van verzending BTM 2

Volledig adres van de leverancier 4

Naam en adres van de ontvanger 5

Land van het herkomstgebied of de locatie 13 Herkomst van uitgangsmateriaal, indien niet-autochtoon of niet-

inheems 14

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Hierdoor is deze mogelijkheid waarschijnlijk alleen toepasbaar in die situaties waarbij de wijze waarop de verantwoordelijkheden worden gerealiseerd overduidelijk is of van

De Stadspartij is van deze brief geschrokken en vraagt zich af hoe de in deze brief geschetste ontwikkelingen zijn te rijmen met de aanbesteding van een (regio) tram.. Alhoewel

13 februari 2012, heeft de RUG laten weten dat deze brief bedoeld was voor het college van B&W en niet voor de gemeenteraad... Alvorens de vragen te beantwoorden, het volgende:

Meestal is de ervaring van de verantwoordelijke voor de vrijwilligers (beroepskracht) voldoende om deze oefening te maken. Wanneer we een voortraject nodig achten, wil dit zeggen

Naast het boek is ook nog een DVD ‘Sharks in the sand’ te koop van de flimpjes die Mark tijdens zijn reis heeft ge- schoten. Meerinformatievindt u op de website van Paleo-

Die filosofies- opvoedkundige mandaat (grondslag) van die Pretorius-kommissie was tweërlei van aard: dat “die Christelike beginsel in onderwys en op- voeding erken, openbaar en

This investigation of the phylogeny was indeed preliminary, as more samples and genes still need to be incorporated and the results interpreted in combination with the