• No results found

Mijnheer de Vice-Eerste Minister,

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Mijnheer de Vice-Eerste Minister,"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De heer Alexander De Croo

Vice-Eerste Minister en Minister van Ontwikkelings- samenwerking, Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post Finance Tower

Kruidtuinlaan 50 – bus 61 1000 Brussel

30 april 2015 Mijnheer de Vice-Eerste Minister,

Zoals besproken op ons overleg van 7 april jl., maken de ngo’s, de vakbonden en de institutionele actoren u hierbij een nota over met gedeelde uitgangspunten, bouwstenen en doelstellingen waarmee wij het pad willen effenen om constructief een akkoord met u mogelijk te maken dat door al de actoren in de Belgische ontwikkelingssamenwerking gedragen kan worden.

De nota bundelt de uitgangspunten van de ngo’s en vakbonden en die van de institutionele actoren. De ngo’s en vakbonden enerzijds en de institutionele actoren anderzijds hebben kennis genomen van elkaars uitgangspunten en erkennen deze als globaal legitieme principes die, in meerderheid, ook overeenkomen.

Eerder dan in principes, liggen de verschillen voornamelijk in connotaties.

Eens we met u tot eensgezindheid kunnen komen over deze uitgangspunten, bouwstenen en doelstellingen van het akkoord, willen we als indirecte actoren concrete operationele voorstellen op tafel leggen. We stellen voor om ook de onderhandelingsmethodologie hierop af te stemmen. Het lijkt ons opportuun om over de operationele voorstellen die vanuit verschillende kanten op tafel zullen worden gelegd een technisch inhoudelijk overleg te organiseren. Deze voorstellen kunnen dan op korte termijn herwerkt worden tot een evenwichtig en haalbaar voorstel.

Op basis van het resultaat van dit technisch overleg kan dan een politiek overleg worden georganiseerd, met u of de directeur van uw beleidscel ontwikkelingssamenwerking, om de openstaande vraagstukken op te lossen, of knelpunten weg te werken, en het akkoord af te ronden.

De ngo’s en de vakbonden en de institutionele actoren engageren zich ertoe om voor dat technisch overleg operationele voorstellen voor te leggen.

Hoogachtend,

Namens de NGO’s en vakbonden

Jean Bossuyt, voorzitter ngo-federatie

(2)

Jos Geysels, voorzitter 11.11.11, Minister van Staat

Arnaud Gorgemans, voorzitter CNCD

Monique Goyens, voorzitter Acodev

Namens de Institutionele Actoren

Bart Dewaele, directeur VVOB

Kristien Verbrugghen, directeur VLIR-UOS

(3)

1 Gedeelde uitgangspunten, bouwstenen en doelstellingen van de NGO’s, vakbonden en de institutionele actoren in functie van het akkoord met minister De Croo – 30 april 2015

Uitgangspunten, bouwstenen en doelstellingen van het akkoord tussen Minister De Croo en de NGO’s, vakbonden en institutionele actoren

Inleiding

De ngo’s, vakbonden en institutionele actoren willen constructief bijdragen tot de hervormingen die Minister De Croo wil realiseren in het Belgische ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Binnen het kader van deze uitgangspunten, bouwstenen en doelstellingen willen de ngo’s, vakbonden en institutionele actoren op korte termijn concrete en haalbare voorstellen formuleren om deze politieke, administratieve en budgettaire hervormingen vorm te geven.

De ngo’s, vakbonden en institutionele actoren zijn voorstander van een hervorming van het KB van 25/04/2014, met als doel hun impact op het terrein te versterken. Zulke hervorming richt zich meer bepaald op:

a) de erkenning van de eigenheid van elke categorie van indirecte actoren, meer bepaald de civiele maatschappij organisaties en de institutionele actoren,

b) de kapitalisatie van de resultaten van de gemeenschappelijke contextanalyses met het oog op meer afstemming en synergie,

c) de aanname van een geïntegreerd beleid dat toelaat de impact van de activiteiten van de indirecte actoren te verbeteren,

d) een geografische concentratie die voor DGD toelaat de dossiers beter te beheren,

e) de daadwerkelijke realisatie van een effectieve administratieve vereenvoudiging voor zowel DGD als de indirecte actoren, o.a. door een correct gebruik van de screening en een betere afstemming en samenwerking binnen de sector,

f) de garantie van voldoende financiële middelen om deze hervorming doeltreffend te kunnen uitvoeren.

Tegelijk vragen we bij de wijzigingen van het regelgevend kader aandacht voor rechtszekerheid in het beleid t.a.v. de ngo’s, vakbonden en institutionele actoren, o.a.

a) door respect voor inspanningen in de lopende uitvoering van het KB van 2014,

b) door de garantie van de interne coherentie van meerjarenprogramma’s van de indirecte actoren in de geest van het KB van 25/04/2014, die zich effectief inschrijven in een geïntegreerd beleid,

c) ademruimte in de uitvoering van de hervormingen zodat er continuïteit kan bestaan in onze engagementen in het Noorden en het Zuiden.

Sinds 2007 is het beleid t.a.v. de indirecte actoren van de Belgische ontwikkelingssamenwerking immers onderhevig geweest aan meerdere opeenvolgende hervormingen die geleid hebben tot een overlegd akkoord met Minister Michel in 2009 / 2010 en tot een nieuw KB in 2014 aangenomen door Minister Labille. Deze hervormingen hebben het aantal partnerlanden van de indirecte actoren gereduceerd tot maximaal 52 en een afstemmings- en samenwerkingsdynamiek gecreëerd onder de indirecte actoren, o.a. door de lopende uitvoering van de gemeenschappelijke contextanalyses.

De ngo’s, vakbonden en institutionele actoren identificeren de volgende gedeelde uitgangspunten, bouwstenen en doelstellingen die het voorwerp uitmaken van het akkoord met Minister De Croo.

(4)

Voorliggende nota bundelt de uitgangspunten van de ngo’s en vakbonden, en die van de institutionele actoren. De ngo’s en vakbonden enerzijds en de institutionele actoren anderzijds hebben kennis genomen van elkaars uitgangspunten en erkennen deze als globaal legitieme principes die, in meerderheid, ook overeenkomen.

Uitgangspunten, bouwstenen en doelstellingen van de Institutionele Actoren

Algemeen standpunt

De IA wensen constructief bij te dragen tot de totstandkoming van een nieuw politiek akkoord met minister De Croo, dat bedoeld is om voor aanzienlijke tijd mee de formele basis te vormen voor een nieuwe hervorming van het geheel van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, dat budgetzekerheid biedt, stabiliteit van landenlijst en van reglementair kader, leidt tot rust in de sector, vertrouwen bij de partners in het zuiden, en ultiem tot innovatieve en betere samenwerking, betere resultaten, grotere coherentie en impact.

De IA vinden het uitgangspunt van uitwisseling tussen Belgische actoren legitiem en zien meerwaarde in onderlinge Belgische samenwerking, vanuit een gedeelde visie, en daar waar dit tot een grotere impact kan leiden vanuit het oogpunt van de partners in het Zuiden. De IA zijn bereid mee na te denken over hoe de nieuwe visie op ontwikkelingssamenwerking, i.c. het zgn. geïntegreerd beleid, kan worden geoperationaliseerd. Hierbij zal worden verder gewerkt op de uitgangspunten die aan de basis liggen van het KB 2014, waarvan de uitvoering reeds is ingezet. Zonder tijdverlies dient het KB evenwel op een aantal punten te worden vereenvoudigd, verbeterd en gewijzigd, om vanuit de nieuwe visie te evolueren naar meer afstemming tussen en samenwerking onder actoren, met het oog op verhoogde impact.

De IA formuleren hierbij, op basis van voorliggende basisprincipes, een eerste concreet voorstel van invulling van het zgn. geïntegreerd beleid. Wij stellen voor om, na validatie van de uitgangspunten, zonder tijdverlies in een technische werkgroep de operationalisering van het geïntegreerd beleid verder uit te werken, ter voorbereiding van volgend politiek overleg.

Basisprincipes

Meerwaarde : impact voor de partners

1. De basisprincipes van verhoogde coherentie, complementariteit, synergie en samenwerking worden onderschreven, in zoverre deze bijdragen tot de beoogde verhoogde impact vanuit het oogpunt van de partners in het zuiden.

2. Er zijn geen indicaties uit externe evaluaties of uit wetenschappelijk onderzoek dat er nu, vanuit het oogpunt van de partners in het Zuiden, te weinig impact zou zijn. We erkennen dat de sector te weinig communiceert over resultaten en impact. Impact zal worden verhoogd door zwaarder in te zetten op resultaatsgericht beheer, mede in het kader van de toetsing, en er zal ook beter worden gecommuniceerd over resultaten en impact.

3. Verwachtingen t.a.v. impact, en de mogelijkheid om deze te meten en te attribueren, behoren evenwel realistisch te zijn.

(5)

3 Gedeelde uitgangspunten, bouwstenen en doelstellingen van de NGO’s, vakbonden en de institutionele actoren in functie van het akkoord met minister De Croo – 30 april 2015

Diversiteit van rollen in inclusieve en duurzame ontwikkeling

4. De inclusieve en duurzame ontwikkeling die wordt beoogd, is een multi-actorenproces, waarbij eenieder een eigen rol heeft. Samenwerking onder actoren vertrekt vanuit een open dialoog onder gelijkwaardige partners, en kan diverse vormen aannemen, gaande van multi-stakeholder- tot multi-actorenprojecten, steeds en met respect voor eigenheid en diversiteit van elkeen, en recht op differentiatie in organisatie en werking, zo nodig.

5. De eigen rol, meerwaarde en maatschappelijk draagvlak van de ANGS worden erkend, evenals het recht van de ANGS om in die eigen werking, rol, impact en draagvlakversterking ondersteund te worden door de Belgische overheid.

6. Het activeren van de diversiteit van rollen waarin de ANGS kunnen bijdragen tot de algemene doelstellingen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, biedt een opportuniteit en meerwaarde voor alle betrokken partijen. Hierbij wordt rekening gehouden met waar de Belgische actoren respectievelijk sterk in zijn, en wat hiervan de randvoorwaarden zijn.

7. Enerzijds kan initiatiefrecht worden opgenomen binnen de contouren van een gedeelde visie, en gemeenschappelijk als prioritair geïdentificeerde thema's of sectoren, of ter ondersteuning van de bilaterale samenwerking. Anderzijds is vrij initiatiefrecht nodig en legitiem (cfr. punt 5) terwijl het ook bijdraagt aan spreiding van risico en garanties biedt voor innovatie in de totaliteit van de Belgische ontwikkelingssamenwerking.

Landenbeleid: noodzaak van evenwichtige portfolio

8. De IA zijn bereid mee te werken aan de herziening van de landenlijst, op basis van duidelijke criteria. Hierbij wordt opgemerkt dat fragiele staten niet altijd de randvoorwaarden voor de IA bieden om er succesvol actief te kunnen zijn. Toch zijn de IA reeds actief in die landen, en wensen zij dit te blijven, maar met, per IA, een mix van landen (fragiele staten, MIL’s, …) als portfolio. De financiële drempels houden hiermee rekening.

9. Ontwikkelingsuitdagingen overstijgen vaak nationale grenzen. Supranationale / regionale (noord- zuid-zuid) samenwerking blijft mogelijk.

10. Impact is niet evenredig gelijk aan budgetgrootte, dat een inputcriterium is.

Uitbreiding van het KB 2014 – geïntegreerd landenbeleid

11. Progressief wordt overgegaan van gemeenschappelijke contextanalyses naar geïntegreerd landenbeleid.

12. Het geïntegreerd beleid impliceert gelijkwaardige partnerschappen, komt in samenspraak en bottom-up tot stand, en is gebaseerd op een gedeelde visie. Hierbij wordt overlegd onder Belgische actoren, maar zeker ook met de internationale en lokale partners van de IA en hun respectieve partnerinstellingen.

13. De GCA’s fungeren als vertrekpunt, met een gedeelde visie in de vorm van een geïntegreerd landenkader als eindresultaat van de gezamenlijke analyse. De ANGS motiveren waarom er wel of niet wordt samengewerkt. Er wordt samengewerkt zowel binnen eigen middelen, als gebruik makend van de in het KB 2014 voorziene additionele synergielijn, bij wijze van aanmoediging en om de verhoogde transactiekost te dekken. Naast de individuele resultaatsrapportering per actor, wordt er ook samen gerapporteerd over resultaten en vooraf overlegde significante impactindicatoren.

14. De programmatiecycli van de diverse Belgische actoren, inclusief de bilaterale samenwerking, worden maximaal op mekaar afgestemd om synergie, complementariteit en samenwerking mogelijk te maken.

(6)

Bouwstenen van het KB 2014

15. De vijfjarenprogrammatie voor de ANGS blijft behouden. Via dat instrument wordt een budgettair stabiel meerjarenperspectief geboden, met minimale besparingen.

16. Programmatie per actor wordt behouden. Deze laat, conform de SDG’s, ondermeer integratie van noord- en zuidwerking toe. Met behoud van de periodiciteit van 5 jaar is er bovendien slechts om de 5 jaar een aanzienlijke administratieve belasting voor alle betrokkenen.

17. Het reglementair kader, vastgelegd door het KB 2014, blijft behouden als formeel kader, maar wordt vereenvoudigd, verbeterd en aangepast globaal, vanuit de nieuwe visie, en specifiek voor sommige IA, gelet op de samenwerkingshistoriek en de specificiteit van actoren.

18. De noodzaak tot differentiatie tussen IA’s en de NGO’s/vakbonden wordt erkend, ook in het reglementair kader. De institutionele actoren organiseren zich in een drietal clusters in functie van vermindering van het aantal aanspreekpunten bij DGD. Het functioneren als koepel kan ook voor de NGO’s een oplossing bieden voor het probleem van beheerscapaciteit bij DGD.

19. De financiering van de IA blijft behouden, met name aan 100 %, in alle partnerlanden van de IA.

20. De beheers- en controlesystemen, op alle niveaus, worden geoptimaliseerd. Efficiëntiewinsten worden geboekt door taakverdeling en administratieve vereenvoudiging.

Het proces

21. Er is respect voor wat reeds is gewijzigd sinds 2009, en al heel sterk in de richting gaat van het zgn. geïntegreerd beleid. Een nieuwe hervorming zal geleidelijk en via tussentijds overleg zijn beslag krijgen.

22. Het politiek akkoord is gebaseerd op een draagvlak onder de IA, en wordt zonder tijdverlies afgesloten. Alle partijen zijn gebaat met zo snel mogelijk duidelijkheid over de toekomst van de Belgische ontwikkelingssamenwerking.

23. De hervorming wordt geleidelijk doorgevoerd, met een aantal pilootlanden en –projecten. Er worden overgangsmaatregelen uitgewerkt. Tegelijkertijd wordt de huidige werking progressief omgebogen naar het nieuw geïntegreerd beleid. Continuïteit in beleid, functionering en financiering zijn noodzakelijk om het institutioneel kapitaal van de IA en van hun partners in het Zuiden en het internationaal imago van België niet fundamenteel te schaden. Uitgangspunten zijn rechtszekerheid en uitvoerbaarheid in de huidige context.

24. Een ANGS kan er niettemin voor kiezen om al vanaf 2017 volledig in het geïntegreerde landenbeleid te stappen en zijn programma daarop af te stemmen, indien deze dit wenst en haalbaar acht.

25. Het politiek akkoord krijgt een wettelijke basis, met inbegrip van budgetzekerheid, stabiliteit van landenlijsten en van het reglementair kader, voor lange duur.

Geïntegreerd landenbeleid Doelstellingen

 Geïntegreerd beleid heeft als doel om tot een efficiëntere ontwikkelingssamenwerking te komen met een grotere effectiviteit en impact. De focus wordt op resultaten gelegd en geïntegreerd beleid onderschrijft de principes van de verklaring van Parijs, en dus van Management for Development Results.

 De paradigma shift van ad hoc naar structurele samenwerking wordt onderschreven. Er wordt gewerkt aan de conceptualisatie en implementatie van structuren, systemen en procedures die onderlinge samenwerking tussen de actoren van de Belgische ontwikkelingssamenwerking structureel faciliteren en realiseren. Prioritair wordt, omwille van de asymmetrie in uitvoeringscycli,

(7)

5 Gedeelde uitgangspunten, bouwstenen en doelstellingen van de NGO’s, vakbonden en de institutionele actoren in functie van het akkoord met minister De Croo – 30 april 2015

samenwerking beoogd onder de ANGS, maar zo mogelijk ook met de bilaterale samenwerking.

Op termijn wordt ook samenwerking met de privé-sector beoogd.

 Er wordt rekening gehouden met de uitvoerbaarheid van het nieuwe systeem, gegeven de beperkte beheerscapaciteit van DGD.

Mature organisaties, en duidelijke rolverdeling

 De ANGS zijn positief geëvalueerd door middel van de toetsing, en opereren in een volwaardig en op vertrouwen gebaseerd partnerschap met DGD, en met de andere actoren van de Belgische ontwikkelingssamenwerking.

 De rolverdeling is duidelijk : de ANGS zijn geresponsabiliseerde mature actoren; DGD bewaakt de algehele beleidscoherentie, faciliteert onderlinge samenwerking, en monitort resultaten en impact.

 Elke ANG blijft verantwoordelijk voor de planning, uitvoering, opvolging, rapportering en evaluatie van de eigen programma’s. Dit zorgt ervoor dat feedback-loops verzekerd blijven (triple loop learning), dat er kort op de bal wordt gespeeld, en dat de Belgische ontwikkelingssamenwerking de nodige flexibiliteit bewaart.

2. Uitgangspunten, bouwstenen en doelstellingen van de civiele maatschappij organisaties (NGO’s en vakbonden)

2.1. Erkenning van de specificiteit en meerwaarde van civiele maatschappij organisaties op vlak van Ontwikkelingssamenwerking

Civiele maatschappij organisaties verankeren en mobiliseren rond ontwikkeling in de samenleving (in het Noorden en het Zuiden) en dragen vanuit die rol bij tot het Belgische ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. De Zuidwerking van civiele maatschappij organisaties is gericht op de versterking van belangrijke maatschappelijke actoren (lokaal of internationaal) die hun eigen maatschappij mee vorm kunnen geven door antwoorden op ontwikkelingsvraagstukken te formuleren en eraan mee te werken. We vertrekken hierbij maximaal vanuit de analyses en doelstellingen van onze partners. Dit is een bevoorrechte relatie die andere actoren uit de Belgische ontwikkelingssamenwerking niet (kunnen) opbouwen. Een effectief Belgisch ontwikkelingssamenwerkingsbeleid vraagt ook een sterk publiek en politiek draagvlak voor internationale solidariteit. Hiertoe dragen ngo’s, vakbonden en institutionele actoren bij via hun Noordwerking. Via informatievoorziening, sensibilisering, educatie, mobilisering, lobby, onderzoek, netwerking en capaciteitsversterking dragen wij bij tot verhoogde kennis en inzicht, verandering in waarden, attitudes en gedrag en capaciteitsversterking van individuen, gemeenschappen en actoren.

Noord- en Zuidwerking zijn inherent verbonden aan elkaar, willen we duurzame impact hebben.

Dit resulteert ook in een eigen financiële bijdrage van jaarlijks meer dan €400 miljoen (waarvoor Artsen Zonder Grenzen weliswaar voor de helft verantwoordelijk is). De overheid erkent deze rol en dit draagvlak en mede-financiert de civiele maatschappij op basis van hun meerwaarde voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking. De Wet (maart 2013) erkent dan ook het initiatiefrecht van de civiele maatschappij, die autonoom hun interventies identificeren en formuleren.

2.2. Diversifiëring in het beleid tussen ngo’s, vakbonden en institutionele actoren

Civiele maatschappij organisaties (ngo’s en vakbonden) onderscheiden zich van andere indirecte actoren doordat zij voor de inhoudelijke uitvoering van hun programma’s in het Noorden en het Zuiden ook eigen middelen gebaseerd op maatschappelijk draagvlak inzetten. Dit verschil onder de civiele maatschappij organisaties enerzijds en institutionele actoren anderzijds als kanaal in de Belgische ontwikkelingssamenwerking dient te worden erkend in het regelgevend kader, zoals dat in de meeste

(8)

andere OESO-DAC landen het geval is. Net door de erkenning van de eigenheid van elk van de indirecte actoren kunnen complementariteit en synergie geïdentificeerd en gerealiseerd worden.

Civiele maatschappij organisaties schrijven hun strategieën in een internationaal kader dat hun eigen is in en worden erkend als organisaties die hun “rol van onafhankelijke actoren van ontwikkeling”

kunnen spelen volgens de principes van Istanbul en het internationaal kader voor de doeltreffendheid van de bijdrage van de civiele maatschappij tot ontwikkeling.

2.3. Visie op impact in ontwikkelingssamenwerking

“Ontwikkeling is meer dan geld uitgeven. Ook impact telt.” [tweet ADC]. Een moderne visie op impact op vlak van ontwikkeling vraagt een moderne visie op vlak van ontwikkelingssamenwerking. Die hedendaagse ontwikkelingsagenda gaat verder dan het traditionele hulpverhaal en omvat inderdaad meer dan financiële omzet en een geografische concentratie in een belgo-Belgisch kader. De nieuwe globale ontwikkelingsagenda (met universele reikwijdte) gaat over rechten, het bestrijden van ongelijkheid, het bevorderen van inclusieve en duurzame ontwikkeling, enz. de organisatievormen van de internationale samenwerking zijn veranderd en de civiele maatschappij organisaties trachten zich aan deze nieuwe agenda aan te passen. Ook in België voeren de civiele maatschappij organisaties dit debat1. De visie op impact in ontwikkelingssamenwerking dient in de hedendaagse ontwikkelingsagenda gebaseerd te zijn op verschillende criteria, zoals de samenwerking met lokale partners, de internationale partnerschappen en netwerken van civiele maatschappij organisaties die impact multipliceren. Bovendien wordt de impact van dienstverlening en maatschappijopbouw op verschillende manieren gemeten. Eerder dan financiële omzet en geografische concentratie wordt de relevantie en meerwaarde van de activiteiten van de niet-gouvernementele samenwerking bepaald door hun afstemming op de strategieën van de partners in het Zuiden in een internationaal kader.

Impact in ontwikkelingssamenwerking beperkt zich bovendien niet tot een engagement vanuit de civiele maatschappij organisaties. Hoewel deze uitgangspunten betrekking hebben op slechts een beperkt deel van de omslag die de Minister wil realiseren om de impact van de Belgische ontwikkelingssamenwerking te verhogen, zijn de ngo’s en de vakbonden vragende partij om ook over de omslag in de gouvernementele ontwikkelingssamenwerking in overleg te treden, net zoals dat het geval was in het akkoord dat in 2009 afgesloten werd.

Wel kunnen de civiele maatschappij organisaties zich engageren om in overleg de geografische concentratie te versterken, zoals dit ook in de voorgaande hervormingen het geval was. Deze concentratie had in het verleden, en heeft ook nu tot doel om de administratieve last van DGD te verminderen en de middelen en activiteiten van de indirecte actoren zo optimaal mogelijk te mobiliseren om de impact van de interventies te verhogen.

2.4. Geïntegreerd beleid

Voor civiele maatschappij organisaties betekent een geïntegreerd beleid het opstellen van een kader waarbinnen visies gedeeld worden, complementariteit en mogelijke synergieën gezocht worden en diversiteit en tegenstellingen gerespecteerd worden. Een geïntegreerd beleid schrijft zich in een geografische of thematische nationale, regionale en internationale ontwikkelingsagenda (zoals de post-2015 duurzame ontwikkelingsagenda) in. Dit gebeurt in complementariteit met nationale en internationale actoren die samenwerken aan een coherente thematische strategie en overstijgt hiermee het belgo-Belgisch kader. Een geïntegreerd beleid impliceert dus een voorafgaandelijke autonome identificatie van de rollen, verantwoordelijkheden en complementariteit van actoren [cf.

1 “Welke toekomst voor de Belgische NGO’s in de internationale samenwerking van de 21ste eeuw? Een agenda voor vernieuwing.” Opgesteld door ngo-federatie en ACODEV.

(9)

7 Gedeelde uitgangspunten, bouwstenen en doelstellingen van de NGO’s, vakbonden en de institutionele actoren in functie van het akkoord met minister De Croo – 30 april 2015

OESO-DAC peer review 2015]. Enkel op basis hiervan kan een gelijkwaardige dialoog tussen de actoren van de niet-gouvernementele en de gouvernementele actoren ontstaan.

De civiele maatschappij organisaties en de institutionele actoren engageren zich reeds sinds medio 2014 tot het opstellen van kwalitatieve gemeenschappelijke contextanalyses waarvan de resultaten samen met de logische kaders en analyses van de overheid de basis zullen kunnen vormen voor een inhoudelijke dialoog met de gouvernementele actoren rond geïntegreerd beleid.

2.5. Interne coherentie

Een geïntegreerd beleid heeft voor de civiele maatschappij organisaties tot doel en als meerwaarde een kader te creëren dat zich leent tot het identificeren van complementariteit en synergieën met andere niet-gouvernementele en gouvernementele actoren. Deze identificatie is echter geen doel op zich maar een van de middelen om de impact van verschillende interventies op het terrein te verhogen wanneer deze interventies elkaar kunnen versterken. De afstemming die een geïntegreerd beleid tot doel heeft, kan echter enkel gezocht en bereikt worden wanneer de interne strategische coherentie van elk van de actoren gegarandeerd is. De programma’s die elk van de civiele maatschappij organisaties binnen een geïntegreerd beleid opstellen voor het Noorden en het Zuiden, zijn immers gebaseerd op de strategische prioriteiten van hun specifieke lokale partners.

Op basis van dit principe is de interne coherentie van de programma’s van de civiele maatschappij organisaties gegarandeerd, wordt de externe coherentie van de programma’s met het geïntegreerd beleid en internationale kaders bewaakt en kunnen de actoren, volgens het principe van auto- organisatie op basis van relevantie en meerwaarde, synergieën identificeren. Elke vorm van synergie met andere (ook niet-Belgische) actoren dient dan ook op haar relevantie (in termen van effectiviteit en efficiëntie) beoordeeld en gevaloriseerd te worden door de overheid.

2.6. Administratieve vereenvoudiging

De civiele maatschappij organisaties erkennen de gevolgen van de budgettaire besparingen op de beheerscapaciteiten van DGD t.o.v. de hoeveelheid organisaties en te behandelen programma’s en projecten. Het federale regeerakkoord bepaalt dat door het aanscherpen van de kwaliteitsvereisten voor de actoren van de niet-gouvernementele samenwerking het aantal te erkennen organisaties geleidelijk verder beperkt kan worden in overleg met de sector. De civiele maatschappij organisaties engageren zich ertoe om deze bepaling in overleg mee uit te voeren en om in overleg oplossingen uit te werken om het aantal dossiers dat bij DGD wordt ingediend te verminderen.

Het samenvoegen van het strategisch kader en het programma, dat elke civiele maatschappij organisatie bij DGD indient, tot één kaderprogramma, kan bijvoorbeeld al een van de oplossingen zijn.

Dit kaderprogramma omvat dan o.a. de globale strategie van de organisatie, het actieprogramma, de partners en de beheer- en structuurkosten. Ook door de uitvoering van andere uitgangspunten in deze nota kan de administratieve overlast van DGD verminderd worden. Bovendien verlenen de civiele maatschappij organisaties hun volledige medewerking aan het voorgestelde mechanisme van oversight, wanneer dit niet tot gevolg heeft dat de activiteiten van civiele maatschappij organisaties in ontwikkelingssamenwerking beperkt worden buiten het DGD-programma.

2.7. Budgettair engagement

De voorspelbaarheid van de financiële middelen is een belangrijke factor die bijdraagt aan de doeltreffendheid van de activiteiten van de civiele maatschappij organisaties en hun partners in het Zuiden. Met het welslagen van een akkoord tussen de Minister en de civiele maatschappij organisaties, worden er wederzijdse engagementen aangegaan om hun bijdragen aan de besparingen in de algemene uitgavenbegroting voor ontwikkelingssamenwerking tot een minimum te beperken.

(10)

2.8. Overgangsmaatregelen

De hervorming wordt geleidelijk doorgevoerd en er worden in overleg overgangsmaatregelen uitgewerkt. Tegelijkertijd wordt de huidige werking progressief omgebogen naar een nieuwe regelgeving. Concreet betekent dit dan o.a. de oefeningen rond de GCA’s die momenteel lopen, worden afgewerkt zoals voorzien. De resultaten van de GCA’s kunnen als basis dienen voor geïntegreerd beleid.

Continuïteit in beleid, functionering en financiering zijn noodzakelijk om het institutioneel kapitaal van de ngo’s, vakbonden en institutionele actoren en van hun partners in het Zuiden en het internationaal imago van België niet fundamenteel te schaden. Uitgangspunten zijn rechtszekerheid en uitvoerbaarheid van het hervormde regelgevend kader.

***

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het voorlopig standpunt van GS voor het ontwerp-streekplan 2005-2015 zijn in plaats van de huidige 5 categorieën nu 4 categorieën voor het landelijk gebied voorgesteld. Voor

Om te voorkomen dat de kwaliteit van het landschap wordt aangetast door ontwikkelingen op het gebied van recreatie, dienen in het nieuw op te stellen bestemmingsplan de

Voor u ligt de nota van uitgangspunten voor het Valkenburgse Meer, De Zijlhoek / De Woerd en de Tjalmastrook, opgesteld door de gemeente Katwijk.. In deze nota

In afwijking hiervan kan een bestemmingsplan voorzien in nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten voor zover er sprake is van een groot openbaar belang, er

In afwijking hiervan kan een bestemmingsplan voorzien in nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten voor zover er sprake is van een groot openbaar belang, er

In de afgelopen week was er sprake van een stijging van het aantal besmettingen bij alle leeftijdsgroepen onder de 70 jaar.. De sterkste stijging was zichtbaar in de

De afschrijvingslasten die de gemeente vanaf 2014 heeft worden in rekening gebracht bij SCAG maar deze vordering is niet in de jaarrekening van SCAG verwerkt omdat de afspraak is

De jaarrekening sluit met een positief resultaat van € 14.350,00 wat voornamelijk wordt veroorzaakt omdat er tot 2016 geen afschrijvingslasten meer zijn, omdat de gemeente in 2013