• No results found

H.M. Langeveld, Vrouw-beroep-maatschappij · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "H.M. Langeveld, Vrouw-beroep-maatschappij · dbnl"

Copied!
345
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Analyse van een vertraagde emancipatie

H.M. Langeveld

bron

H.M. Langeveld,Vrouw-beroep-maatschappij. Analyse van een vertraagde emancipatie. Bijleveld, Utrecht 1969

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/lang048vrou01_01/colofon.htm

© 2007 dbnl / erven H.M. Langeveld

(2)

dankwoord

Bij het schrijven van een boek waarin veel verspreid materiaal bijeengebracht wordt, moet men een beroep doen op veler bereidwilligheid om hulp en steun te geven. Ik heb die bereidwilligheid ook alom gevonden en ben daar zeer erkentelijk voor. In de beginfase van deze studie heb ik mij meermalen gewend tot het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging, waar de ontvangst altijd hartelijk en de

medewerking groot was. In die tijd heeft ook drs. P. de Bel een belangrijk aandeel gehad in de materiaalverzameling. Van het departement van Sociale Zaken en Volksgezondheid ontving ik op verschillende manieren medewerking, met name van mevr. mr. drs. J.J. Steup-Marsman en van de heren D.M. van den Heuvel, drs.

E.J. Sekrève en drs. J.I.C.M. Daniëls. Voor informatie en/of kritiek dank ik ook prof.

dr. J.A.A. van Doorn, mevr. M.H.P. Ringeling-Coesel, mevr. mr. P. Tegelaar en mevr. dr. A. de Waal. Mej. A. Joon was in het stadium van de afwerking een grote hulp.

(3)

Hoofdstuk I

inleiding met de nodige waarschuwingen

maatschappelijk uitgangspunt: voltooiing emancipatie

Een tien- tot vijftiental jaren geleden was het geen bon ton om het woord

vrouwenemancipatie in de mond te nemen. Dat deed denken aan een strijd die al decennia lang achter de rug was en waar met goedmoedige spot op teruggeblikt werd. De emancipatie was toch allang een feit geworden! Als men dat in twijfel durfde trekken, lag er een handzaam argument gereed, dat ook door vele vrouwen in geschrifte is en wordt gehanteerd: de vroegere vrouwenbeweegsters zouden zich een doel hebben gesteld, dat niet bereikt werd, omdat het een verkeerd doel was.

Zij zouden gelijkheid hebben nagestreefd, terwijl slechts van gelijkwaardigheid sprake kan zijn.

Dit argument echter berust op een taalkundige verwarring, die men niet op rekening van de vrouwenbeweegsters kan schuiven. Zij bezigden inderdaad het woord gelijkheid, maar niet in de zin van ‘gelijk aan de man’, maar in de zin van ‘gelijke van de man’. Omdat zij de gelijken van de man wilden worden, streden zij niet alleen voor gelijkwaardigheid maar ook voor gelijkgerechtigdheid. Die zij overigens maar gedeeltelijk bereikten. Daar kon men het dan tenslotte wel over eens worden.

De laatste jaren is er een kentering te bespeuren, misschien onder invloed van alle kenteringen die wij op andere gebieden - religie, seksualiteit, politiek -

meemaken. De vrouwenemancipatie wordt meer besproken en minder als een afgedane zaak beschouwd.

Mijn uitgangspunt is, en dat is de eerste waarschuwing aan de lezer, dat verdere emancipatie van de vrouw noodzakelijk is. Een wereld, waarin de ene helft van de mensheid de andere helft niet voor vol aanziet, zal ook nooit de vele andere minderheidsproblemen oplossen.

emancipatie en beroepsarbeid

De achterstelling van de vrouw bestaat op verschillende levensgebieden,

H.M. Langeveld,Vrouw-beroep-maatschappij

(4)

maar is bijzonder geprononceerd in het beroepsleven. Mijn premisse is, dat verandering in de positie van de vrouw in het arbeidsbestel in de richting van grotere gelijkheid zal bijdragen tot verdere emancipatie. Niet alleen is een dergelijke verandering dus op zichzelf een belangrijk stuk emancipatie, maar ook zal die doorwerken in de emancipatie op andere levensterreinen.

Deze premisse is niet onaanvechtbaar. Een andere vooronderstelling is, dat in een maatschappij waar de arbeid een minder grote rol gaat spelen, deze ook de sociale verhoudingen minder zal modelleren. Zullen dan andere impulsen, bijv. de opheffing van seksuele taboes, niet veel belangrijker zijn voor de emancipatie? - En is het niet te sterk adaptief gedacht om te menen dat de vrouwenemancipatie bereikt wordt door de vrouw het levenspatroon van de man op te dringen?

De arbeid zal in de toekomst in het leven van de mens een minder centrale plaats innemen gezien naar de tijd die eraan besteed zal worden. Maar de beroepsarbeid zal niet zo ver teruggedrongen worden, dat zij maatschappelijk een marginale activiteit wordt - zonder enige consequenties voor iemands sociale bestaan. Het lijkt onwaarschijnlijk, dat het werk waarmee men 5 of 6 (?) uren per dag doorbrengt, geen andere betekenis zal hebben dan dat men er zijn levensonderhoud mee verdient. Nog niet zo lang geleden was voor grote groepen arbeid hoofdzakelijk een (onzeker) middel om in de eerste levensbehoeften te voorzien. Wat men deed, werd in de eerste plaats hierdoor bepaald en er was niet veel ruimte om persoonlijke wensen te laten gelden. Sindsdien is de behoefte aan persoonlijke ontplooiing in de beroepsarbeid op de voorgrond gekomen. Ieder moet de kansen krijgen om naar aard en aanleg een beroep te kiezen. Ook een planmatige arbeidsvoorziening (die we nog lang niet hebben) zal deze waarde niet kunnen negeren.

Zolang de man maar moest aanpakken wat zich voordeed om de kost te verdienen, was er goede reden om de gelijkstelling van de vrouw niet al te hard na te streven.

Nu de beroepsarbeid gezien wordt als een mogelijkheid tot persoonlijke ontplooiing, mag deze de vrouw niet onthouden worden. Arbeidsemancipatie wordt een

dwingende zaak. De beroepsarbeid, zo opgevat, zal de vrouw in haar hele

persoonlijkheid beïnvloeden en daarmee zal dit stuk emancipatie ook doorwerken op andere levensgebieden. - Overigens houdt mijn premisse niet in, dat er niet ook nog andere emancipatiebevorderende factoren zijn dan die waar dit boek over gaat.

Onafhankelijk van elke emancipatiegedachte zijn er economische argu-

(5)

menten aan te voeren die pleiten voor de opheffing van de achterstelling der vrouw in het beroepsleven. Er zijn ook economische argumenten tegen aan te voeren. Ik zal mij daar niet in begeven, omdat mijn uitgangspunt nu eenmaal een ander is.

Economische argumenten zal ik in deze studie behandelen als variabelen, die de positie van de vrouw in het arbeidsbestel mede bepalen.

beroepsarbeid en gezin

Zodra men over emancipatie en beroepsarbeid spreekt, komt natuurlijk ook het gezin in discussie: emancipatie goed, maar als die nu bereikt wordt ten koste van het gezin? In dit boek blijft het. onderwerp gezin goeddeels onaangeroerd, ook al gaat het mij wel ter harte. Mijn standpunt is in het kort:

- De maatschappelijke ontwikkeling gaat in de richting van een grotere

deelneming van vrouwen in het arbeidsproces. Dit is een trend die - al zou men dat willen - niet meer te keren valt; hoogstens kan men deze trend in zulke banen proberen te leiden dat het gezin er geen dupe van wordt, waarbij men op het volgende punt dient te letten.

- Ook het gezin is geen onveranderlijke grootheid. De huidige toenemende participatie van gehuwde vrouwen in het arbeidsbestel is mede een gevolg van veranderingen in het gezin, die zich al hebben voltrokken of bezig zijn zich te voltrekken.

- Naar mijn - overigens nog niet empirisch te staven - overtuiging is de vrouw die zich isoleert in haar gezin niet meer in staat haar kinderen adequaat toe te rusten voor hun maatschappelijk bestaan. Waarmee overigens nog niet gezegd is, dat het isolement alleen door beroepsarbeid opgeheven kan worden. - Dit standpunt houdt niet in, dat er voor het gezin geen enkel probleem vastzit aan gen vollediger inschakeling van de vrouw in het arbeidsbestel (waarbij men niet uitsluitend moet denken aan het werken van degehuwde vrouw, zoals later zal blijken). Integendeel, dit zou wel eens kunnen en moeten leiden tot nieuwe huwelijks- en gezinsvormen die niet zonder wrijving en moeite zullen groeien.

Verdere emancipatie, hoe die dan ook tot stand komt, betekent in ieder geval verandering van de man-vrouw verhouding, die zijn weerslag zal hebben op huwelijk en gezin. Angst voor verzakelijking, voor gevoelsver-

H.M. Langeveld,Vrouw-beroep-maatschappij

(6)

arming, is een vaak geuit bezwaar tegen verdergaande emancipatie. In een bespreking in de Nieuwe Rotterdamse Courant (28 september 1968) van bet boekje

‘Praten met vrouwen’ van Nell Dunn wijst de recensent op de angst en onzekerheid die daar als een rode draad doorheen lopen. Deze vrouwen durven hun behoefte aan veiligheid, liefde en moederschap niet ontspannen te aanvaarden. Dat is begrijpelijk, want zij willen de vrijheid om hun leven zelf vorm te geven, maar deze verlangens uit het ‘traditionele’ gevoelspatroon vertegenwoordigen de banden, waarmee zij zo lang zijn vastgelegd. De recensent vraagt zich dan af: ‘moet emancipatie van de vrouw bepaald vereenzelvigd worden met gevoelsverarming en het wegsnijden van elementaire verlangens? Zo ja, wat is dan de toekomst van huwelijk en gezin?’

De laatste vraag kan ik niet beantwoorden. Op de eerste vraag ben ik geneigd om ‘nee’ te zeggen. Elke bewustwording - en uiteraard ligt bewustwording ten grondslag aan een emancipatiestreven - gaat gepaard met pijn en onzekerheid. De banden die men slaakt, beperkten de bewegingsvrijheid maar gaven meteen ook aan welke paden men moest begaan. Men zal nu zelf de nieuwe paden moeten vinden. Het is geen glad verlopend proces; men maakt zich niet geleidelijk los van het oude gedrags- en denkpatroon en glijdt dan zonder schokken over in een nieuwe vorm. Men moet zich losscheuren van de oude zekerheden om met zoeken en proberen een nieuwe zekerheid op te bouwen. Negatie of afweer van gevoelens die nog te zeer verbonden zijn met het verworpen gedragspatroon, zijn op zulk een moment haast onvermijdelijke reacties. Maar waarom zouden die een blijvende gevoelsverarming te weeg moeten brengen?

methodisch uitgangspunt: het rolconflict

Dit boek, tweede waarschuwing, behandelt één aspect van de emancipatie, de positie van de vrouw in het arbeidsbestel en de mogelijke veranderingen daarin.

Het doet dit vanuit een bepaalde methodische gezichtshoek. Het methodisch uitgangspunt ligt in de algemene verschillen tussen de rollen die mannen en de rollen die vrouwen vervullen in het arbeidsbestel (hfdst. II en III).

De aard en mate van participatie van de vrouw in het arbeidsbestel worden beschouwd als resultaat van een rolconflict. Een algemene - d.w.z. voor de man geschapen - beroepsrol botst met de gezinsrol van de

(7)

vrouw. Het conflict uit zich op verschillende manieren op verschillende tijdstippen in het leven van de vrouw. Er is een aantal al dan niet, meer of minder

geïnstitutionaliseerde oplossingen voorhanden. Geïnstitutionaliseerd betekent, dat een oplossing de vorm heeft aangenomen van een vast gedragspatroon dat steun vindt in geldende waarden en normen en dat onderworpen is aan effectieve sociale controle (dit alles wordt uitgewerkt in hfdst. IV).

Van een aantal sociale systemen, namelijk die systemen die ik van directe functionele betekenis acht voor het arbeidsbestel, zal ik de controlewerking nagaan.

Deze systemen zijn: de subsystemen van het arbeidsbestel zelf (bedrijven), de overheid, belangenverenigingen, arbeidsbemiddeling, de georganiseerde beroepen- en beroepskeuzevoorlichting, het gezin van herkomst en het eigengevormde gezin, het onderwijs (hfdst. V tot en met XII). Welke oplossingen van het rolconflict favoriseren zij? Welke bestendigen zij, welke breken zij af, welke pousseren zij?

Het boek beoogt in Nederland beschikbaar empirisch materiaal vanuit deze gezichtspunten te ordenen en te interpreteren. Het zal een grote plaats inruimen aan de presentatie van gegevens. Om het uithoudingsvermogen van de lezer op niet te zware proef te stellen, zijn deze gegevens vanaf hoofdstuk V in kleine letter gezet. De lezer kan ze naar believen overslaan zonder de grote lijn te verliezen.

Een laatste waarschuwing nog. De methodische aanpak stelt grenzen aan het opnemen van data. Men verwachte dus niet eencompleet overzicht te vinden van alle feiten en kwesties die toch voor het onderwerp van belang zijn. Ik heb geprobeerd met deze nog weinig benutte benadering een bijdrage te leveren; dat die voor verbetering en aanvulling vatbaar is, niemand weet het beter dan ik zelf.

H.M. Langeveld,Vrouw-beroep-maatschappij

(8)

‘Met verwondering heeft de heer Berkhouwer kennis genomen van een in de Staatscourant afgedrukte keuringsbeschikking, waarin staat dat bij de keuring van vrouwelijke kandidaten voor politieagent “bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de algemene

lichaamsontwikkeling”, zulks om esthetische redenen. Is het niet beter dit verschil in beoordeling van mannelijke en vrouwelijke kandidaten te laten verdwijnen?’ Nieuwe Rott. Courant, 14 nov. 1963

(9)

Hoofdstuk II

terugblik op de emancipatiestrijd

historisch-sociologische studies ontbreken

De emancipatie is een historisch proces van lange adem en het is bovendien een samengesteld proces, waarin verschillende strevingen en tendenzen in ongelijke sterkte optreden. Een loutere schildering van de situatie van het ogenblik doet hieraan geen recht en blijft daarom onvolledig hoe ver men ook in detail zou afdalen.

De onvolledigheid ligt namelijk in het gebrek aan perspectief, dat het onmogelijk maakt de verschijnselen in hun proportionele ontwikkeling te zien. Ik voel daarom behoefte aan een terugblik. Een terugblik waarop? Beelden uit de negentiende eeuw dringen zich vanzelf op: van weldoende dames en suffragettes, van slovende volksvrouwen en ingewikkeld geklede fietsrijdsters, van Georges Sand en Florence Nightingale en Aletta Jacobs. Liggen hier de wortels van de huidige situatie?

Een geschiedschrijving van de vrouwenemancipatie zou men op bijna elk willekeurig moment kunnen laten aanvangen. De emancipatiestrijd is ook geen typisch negentiende-eeuws verschijnsel. Wel is typisch voor dat tijdperk de snelheid en intensiteit waarmee de emancipatie zich doorzette. Toch meen ik dat het doel van deze terugblik - verduidelijking van de hedendaagse toestanden - vraagt om iets verder in de geschiedenis terug te gaan. Zeker vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw moeten wij de ontwikkeling volgen om er enige lijn in te kunnen zien. Helaas wordt dat ons niet gemakkelijk gemaakt.

In de eerste twee decennia van deze eeuw was de vrouwenemancipatie een voorwerp van wetenschappelijke belangstelling. Met het verdwijnen van het feminisme verloor blijkbaar ook de wetenschap haar interesse. Dat is jammer. De oudere studies gaan meestal uit van een vooringenomen standpunt pro of contra de emancipatie en de beschrijving van het historisch proces draagt daar dan de kenmerken van.

In het bijzonder missen wij een historisch-sociologische studie. Een dergelijke studie zou niet beperkt moeten blijven tot de georganiseerde strijd om economische, politieke en andere rechten, maar zou ook gewijd moe-

H.M. Langeveld,Vrouw-beroep-maatschappij

(10)

ten zijn aan de veel onopvallender verlopende bevrijding van de vrouw van allerlei gedragstaboes die haar leven binnen enge grenzen deden verlopen. Men zou aandacht moeten schenken aan onderwerpen als de bewegingsvrijheid van de vrouw buitenshuis, kleding, sport, roken, gespreksonderwerpen, make-up enz.

In het kader van de behandeling van mijn probleem voel ik het ontbreken van een historisch-sociologische studie zelfs als een pijnlijk gemis. Niet alleen dat mijn poging om perspectief aan te brengen schetsmatig en gebrekkig moet blijven, het gevaar dreigt dat men met dit perspectief te willekeuriger gaat omspringen naarmate er minder gegevens ter beschikking staan. Beveiliging daartegen kan alleen liggen in het maken van dit voorbehoud, dat deze beschouwing een hypothetisch karakter draagt.

Waar gaat het verleden over in het heden? Dat wil ik bij voorkeur niet aangeven met een jaartal dat de valse schijn zou wekken van een reële scheidslijn. In het vervolg van deze studie wordt de tijdsdimensie voor zover mogelijk en op

bescheidener schaal eveneens gehanteerd. Dan zal ik verschijnselen nauwkeuriger binden aan tijdstippen.

definities: emancipatie, feminisme, vrouwenbeweging

Ik heb reeds de termen ‘emancipatie’, ‘bevrijding’, ‘feminisme’ laten vallen. De begrippen, die ik in de volgende, historisch getinte beschouwing zal benutten, worden hier eerst nader omschreven. Dat zijn ‘emancipatie’, ‘feminisme’ en

‘vrouwenbeweging’.

Emancipatie is volgens Van Doorn in een artikel over het katholieke emancipatiestreven ‘principiële en praktische bereikbaarheid van gelijke

mogelijkheden’, maar behoeft niet in te houden ‘het bezetten van gelijke functies en machtsposities’.1Verwey-Jonker is het hier niet geheel mee eens en meent, dat het criterium moet zijn of ‘de subculturen van verschillende groepen in voldoende mate in de totale cultuur zijn geïntegreerd’, hetgeen betekent ‘dat de leden van de subculturen onbelemmerd toegang hebben tot de totale cultuur en bovendien dat de totale cultuur bepaalde elementen moet hebben overgenomen uit de subculturen - in elk geval bereid moet zijn dit te doen.’2

Dit is een belangwekkende definitie. Verwey-Jonker voegt eraan toe, dat de

(11)

vrouwen in de negentiende eeuw geen subcultuur hadden. Met de arbeiders stonden zij buiten de cultuur,3Ik ben daar nog zo zeker niet van. Morin heeft de feminiene elementen in onze hedendaagse cultuur aangewezen.4Zijn deze het resultaat van het emancipatie-proces? In hoeverre moet de subcultuur opgaan in de totale cultuur om van emancipatie te kunnen spreken?

Ik zal in ieder geval de gemakkelijk toepasbare definitie van Van Doorn gebruiken en misschien levert deze - immers slechts schetsmatige - analyse ook enkele aanknopingspunten op voor een toetsing aan de begripsbepaling van Verwey-Jonker.

Feminisme is volgens een definitie van Mirra Komarovsky ‘a social movement to obtain for women an equal status with that of men in political, economic and other spheres’.5Feminisme zal ik limiteren tot een historisch begrensd streven naar gelijke rechten op het gebied van het onderwijs, op economisch en politiek terrein, en in het huwelijk. In Nederland begint dat streven zeer aarzelend omstreeks 1840 en neemt een (voorlopig?) einde omstreeks 1920.

Devrouwenbeweging is een term die ik bewaar voor het feministisch streven in organisatorisch verband.

het emancipatieproces in het verleden

Hoewel het emancipatieproces in de verschillende Westeuropese landen en in Noord-Amerika wel overeenkomstige trekken vertoont, verloopt het in deze landen toch niet gelijk. Het is onmogelijk hieraan in dit bestek aandacht te besteden, ik spring kriskras door Europa alvorens in Nederland terecht te komen.

Het vertrekpunt is de tweede helft van de achttiende eeuw, maar juist de hieraan voorafgaande ontwikkeling maakt het ook logisch de aanvang van het

emancipatieproces in deze periode te leggen. Zeer in het kort iets over die

ontwikkeling. In Frankrijk namen de adellijke vrouwen in de zeventiende eeuw hun lot in eigen handen. De adel had zich langzamerhand tot een ‘leisure class’

ontwikkeld en deze situatie bood de mannen, maar vooral de vrouwen de

gelegenheid hun tijd te besteden aan de cultivering van de eigen persoonlijkheid.

In de literaire Salons schiepen zij zich een wereld waarin zij op gelijke voet met de mannen deelnamen, hoewel zij er zelf veel meer een stimulerende dan een creatieve rol in vervulden. De Précieuses kunnen zeker niet verdacht worden van femi-

H.M. Langeveld,Vrouw-beroep-maatschappij

(12)

nistische bedoelingen, die in die tijd voornamelijk gevonden werden in de wens de intellectuele situatie van de vrouw te veranderen. De Précieuses echter hadden een afschuw van de ‘femme savante’, zij legden meer nadruk op het gevoel dan op het verstand. Min of meer ondanks zichzelve dus verzekerden zij de Franse vrouw van een belangrijke plaats in het intellectuele leven.

De Salons vonden navolging in andere landen en bij andere maatschappelijke groepen. De hogere burgerij der Westeuropese naties stelde zich de adel ten voorbeeld. Daarbij werden in de achttiende eeuw de zeden in Salonkringen steeds libertijnser. Als reactie hierop ontstonden in Engeland de Bluestocking Societies.

Deze dames uit de welvarende middenstand vatten de oude doelstellingen van de Précieuses weer op en trachtten in hun kring de literaire smaak en de conversatie te verbeteren. Feministische gedachten waren hun vreemd, zij waren tevreden met de afhankelijke positie die de bijbel de vrouw toewijst.

Hoewel de genoemde groepen dus nog helemaal niet ‘opkwamen voor hun rechten’, maakte hun aanwezigheid toch, dat de latere emancipatieideeën op zodanig toebereide bodem vielen, dat zij daarin wortel konden schieten. Er moest een groep vrouwen zijn van voldoende intellectueel niveau om als draagster van de

emancipatiegedachten te fungeren.

Dit maakt duidelijk, dat ik de emancipatie primair als een culturele stroming zie en dat in tegenstelling tot vele anderen die zich ermee hebben bezig gehouden. Ik noem als voorbeeld Karl Bücher en Lily Braun. Zij weten de emancipatie aan het vrouwenoverschot, dat volgens Braun speciaal onder de bourgeoisie groot geweest zou zijn.

Zij doet zelfs een poging tot exactere demografische verklaring met behulp van volkstellingscijfers uit het laatst van de negentiende eeuw.7De uit zuiver economische beweegredenen ontsproten strijd om arbeid zou de oorsprong der burgerlijke vrouwenbeweging zijn.8Braun citeert Auguste Schmidt, Luise Otto en Fanny Lewald-Stahr, die allen verklaarden, dat de enige emancipatie waarnaar zij streefden die van de arbeid was. Ook Bücher legde de oorzaak van de vrouwenbeweging in de ongelijke aantalsverhouding van mannen en vrouwen. Na deze constatering trekt hij een parallel met de middeleeuwen. Ook toen waren er veel meer vrouwen dan mannen. Dat leidde evenwel niet tot emancipatie, het bleef een verzorgingsvraagstuk, dat men op verschillende manieren trachtte op te lossen. Bücher ging niet in op de voor de hand liggende conclusie, dat demografische verhoudingen dan toch niet de enige oorzaak van het feministisch streven konden zijn.9Wieth-Knudsen evenwel ontkende, dat

(13)

het vrouwenoverschot verantwoordelijk was voor het ontstaan van de

vrouwenbeweging.10Volgens hem was de aantalsverhouding van mannen en vrouwen aan het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw in Noord-Europa gunstiger dan ooit, veel gunstiger dan in de middeleeuwen. Het vrouwenoverschot bedroeg zelden meer dan 5%, terwijl in Amerika de mannen zelfs in de meerderheid waren. Hij zag de emancipatie dan ook alleen maar als een gevolg van de Aufklärung - een verderfelijk gevolg - en als een

begeleidingsverschijnsel van het liberalisme.11

Er zouden uitvoerige demografische naspeuringen nodig zijn om met enige zekerheid iets over de grootte van het vrouwenoverschot te kunnen zeggen. Voor een verklaring van de emancipatie is de nauwkeurige omvang hiervan van weinig belang. Dat er een vrouwenoverschot was, schijnt onmiskenbaar. Maar er waren altijd al vrouwen genoopt geweest hun leven door te brengen in afhankelijkheid van verwanten of in het klooster. Ook stond in de achttiende eeuw het - toen weliswaar zeer

onaanzienlijke - beroep van onderwijzeres voor hen open. Was het lot van deze vrouwen nu plotseling zoveel ondraaglijker geworden? In zekere zin wel.

De Aufklärung, die inderdaad aan de wieg van de emancipatie heeft gestaan en zelfs in vele gedaanten, vestigde de aandacht op de opvoeding van het kind tot lid van de maatschappij. Kinderen werden niet meer alleen groot gebracht, maar welbewust opgevoed! Gevolg van de grotere waarde die gehecht werd aan de opvoeding is een grotere waardering voor de moeder als voornaamste opvoedster gedurende een aantal jaren. Het aanzien van de vrouw als moeder stijgt: ‘...opvoeden wilde dus zeggen: de vorming der kinderen tot burgers en burgeressen van de hemel. In dit grootsche plan was aan de vrouw een verantwoordelijke taak op de schouders gelegd, die haar aanzien in de maatschappij aanmerkelijk verhoogde.

Het groote gezag in de opvoeding van haar kinderen was haar toegekend op grond van haar ‘geheiligde Moederregten’, gekocht met smarten en levensgevaar.’12

De stijging in aanzien van de gehuwde vrouw moest automatisch een relatieve daling in status voor de ongehuwde vrouw ten gevolge hebben. De gehuwde vrouw uit de welvarende burgerij verkreeg ook zekere privileges. Reeds was zij

maatschappelijk vrijgesteld van beroepsarbeid. Dit was een gevolg van de splitsing van huishouden en bedrijf, die leidde tot een vergaande roldifferentiatie tussen man en vrouw.

H.M. Langeveld,Vrouw-beroep-maatschappij

(14)

Deze ontwikkeling, die na de middeleeuwen aanving, zette zich in de loop der volgende eeuwen door en is, merkwaardig genoeg, zelfs in onze dagen nog steeds niet geheel afgelopen.13Maar Banks toont aan, hoe het in de loop van de negentiende eeuw in de min of meer gegoede burgerij steeds meer gewoonte wordt, dat de huisvrouw ook geen actief aandeel meer neemt in het huishouden, maar in het ontvangen en afleggen van bezoeken een louter representatieve functie vervult.14 Noodzakelijk pendant van de verheffing van de vrouw als moeder en echtgenote is de statusverlaging van het ongehuwde vrouwelijke familielid in het gezin. Deze statusdaling zou wellicht nog niet direct tot een roep om arbeid geleid hebben, als de sociale en economische omstandigheden er niet toe meegewerkt hadden de vrouwen de mogelijkheid van een ander leven onder ogen te brengen. De

maatschappij was in versnelde beweging geraakt. De opheffing van de gilden, de daaruit voortvloeiende vrijheid van arbeid en de industriële ontwikkeling hadden voor vrouwen uit de verschillende maatschappelijke standen verschillende consequenties.

Enerzijds ontstond hieruit het probleem van de vrouwen en kinderen, die noodgedwongen de fabrieken bevolkten. Anderzijds, d.w.z. in burgerkringen waar de arbeid een steeds centraler plaats ging innemen in het leven en in de waardering van de man, zagen vrouwen hierin een middel om zich zelfstandig te maken en hun (‘spinster’) status te verhogen. Door de toenemende bureaucratisering kon er ook vraag naar de arbeid van enigszins geletterde vrouwen ontstaan. Daar zij meer uit waren op een plaats op de arbeidsmarkt dan op gelijke rechten in de arbeid bekommerden zij zich vooralsnog niet om de veel lagere lonen, die hun werden geboden. De professionalisering van de verpleging en de positieverbetering van de onderwijzeres gingen min of meer hand aan hand met het feminisme.

Ik keer weer terug tot de Aufklärung, die op verschillende manieren het

emancipatieproces heeft beïnvloed. In de literatuur zijn twee emancipatiestromingen aan te wijzen, die beide in de negentiende eeuw doorwerken.

De eerste is al genoemd als de beklemtoning van de rol der vrouw als moeder.

De opvoeding van kinderen vereist kennis en aan de moeder als voornaamste opvoedster gedurende enige jaren wordt het recht op een zekere mate van

verstandelijke ontwikkeling toegekend. De ontwikkeling die nodig werd geacht, was overigens zeer beperkt. En hoe verheer-

(15)

lijkt zij ook wordt, de vrouw blijft in het gezin ondergeschikt aan de man; de

paternalistische gezinsstructuur blijft volkomen intact. Het is niet van belang ontbloot, dat deze richting een vertegenwoordiger vond in Rousseau. Zijn kritiek op de zedelijke verdorvenheid van de Parijse hogere kringen deed hem de huiselijkheid en de rol van de vrouw daarin hoog ten troon verheffen.

Deze door Rousseau aangevallen kringen, waarin de vrouwen zo'n belangrijke plaats innamen, waren echter ook de dragers van de nieuwe geestelijke en

intellectuele stromingen. Met de verwerping van zeden en moraal van deze dames is Rousseau ertoe gekomen ook hun intellectuele status en hun zelfstandigheid te verwerpen. Rousseau spreekt zich duidelijk uit tegen gelijkberechtiging van de vrouw; van emancipatie betoont hij zich slechts in zoverre een voorstander als nodig is om de vrouw geschikt te maken voor haar rol van echtgenote en moeder.

Rousseau plaatst de vrouw als beeld van zijn schepping op een voetstuk; men zie de bewondering voor Julie als Madame de Wolmar en zijn gloedvolle schilderingen van het leven aan de huiselijke haard in het vijfde deel van ‘La nouvelle Héloise’.

Hier wordt het moderne gesloten gezin in ideale vorm al ten voeten uit getekend.

In overeenstemming met de hoge eisen die Rousseau aan het gezinsleven stelt, veroordeelt hij de door de ouders gearrangeerde huwelijken. Sophie krijgt de vrijheid zelf haar man te kiezen.15Maar in het huwelijk is de man de meester, want zo wil het de natuur ‘...le plus fort soit le maître en apparence, et dépende en effet du plus foible’.16Want de vrouw is speciaal gemaakt om de man te behagen en om aan hem onderworpen te zijn.17Rousseau veroordeelt huwelijksontrouw van de man, maar bij de vrouw is dit nog een veel grotere fout, want zij richt het gezin ten gronde.18 De opvoeding van de vrouw moet gericht zijn op haar taak in het gezin. ‘Cultiver dans les femmes les qualités de l'homme, et négliger celles qui leur sont propres, c'est donc visiblement travailler à leur préjudice.’19‘S'ensuit-il qu'elle doive être élevée dans l'ignorance de toute chose, et bornée aux seules fonctions du ménage?

L'homme fera-t-il sa servante de sa compagne? Se privera-t-il auprès d'elle du plus grand charme de la société? Pour mieux l'asservir, l'empêchera-t-il de rien sentir, de rien connoître? En fera-t-il un véritable automate? Non, sans doute; ainsi ne l'a pas dit la nature, qui donne aux femmes un esprit si agréable et si délïé au contraire, elle veut qu'elles pensent, qu'elles jugent, qu'elles aiment, qu'elles connoissent, qu'elles cultivent leur esprit comme leur figure; ce sont les armes qu'elle leur donne pour suppléer a la force qui leur manque et pour diriger la nôtre. Elles doivent apprendre beaucoup de choses, mais seulement celles qu'il

H.M. Langeveld,Vrouw-beroep-maatschappij

(16)

leur convient de savoir.’20Uit het studieprogramma dat haar leermeester voor Julie opstelt, blijkt wel, dat Rousseau het niet nodig vindt het meisje veel kennis bij te brengen. Saint-Preux schrijft aan Julie, dat hij haar geen talen meer zal onderwijzen behalve het Italiaans, dat zij al kent, geen algebra, geen geometrie en geen fysica.

Het onderricht in de geschiedenis zal hij beperken tot dat van haar eigen land.

Verder zal hij haar slechts ‘livres de goût et de moeurs’ laten lezen.21Wel moet het meisje zingen en dansen leren, want daarmee zal zij haar echtgenoot kunnen behagen en dan zal hij zijn amusement niet buitenshuis gaan zoeken. ‘Personne n'a-t-il vu d'heureuses families ainsi réunies, où chacun sait fournir du sien aux amusements communs?’22

Over de enorme invloed van Rousseau behoef ik verder niet uit te weiden. Toen

‘La nouvelle Héloise’ verscheen, was de oplage direct uitverkocht. Bibliotheken konden niet voldoen aan de vraag, men leende het boek uit per dag en per uur.

Vanuit de Aufklärung kan men ook een andere lijn de negentiende eeuw in trekken, een die regelrecht naar het feminisme voert, bijv. van Condorcet via Mary

Wollstonecraft naar John Stuart Mill, Condorcet eiste voor de vrouwen het kiesrecht en de verkiesbaarheid en wilde voor hen de mogelijkheid openen van toelating tot elk ambt. Zijn stem ging verloren in het gewoel van de Franse Revolutie. Mary Wollstonecraft werd door hem geïnspireerd tot haar boek ‘A vindication of the rights of women’, maar zij stond volkomen eenzaam temidden van haar tijdgenoten. Eerst wat Mill bijna tachtig jaar later schreef ‘on the subjection of women’ vond een belangstelling die te vergelijken is met die voor ‘La nouvelle Héloise’. Behalve aan de personen lag dit ook aan de in de loop van die periode sterk gewijzigde sociale en economische omstandigheden.

Ook indirect beïnvloedde de Aufklärung het emancipatieproces, namelijk via de opkomst en verbreiding van humanitaire denkbeelden. Hier ligt het begin van filantropie en sociale hervorming. De liefdadigheid werd geïncorporeerd in de rol van de vrouw voor zover hierin een verlengstuk gezien kon worden van haar zorgende en verzorgende bezigheid als huismoeder. Hierdoor waren aan haar filantropische activiteiten vrij nauwe grenzen gesteld.23Dat neemt niet weg, dat de vrouwen hierdoor de gelegenheid kregen kennis te maken met bestaande sociale problemen, problemen die bij het vorderen van de industriële ontwikkeling

voortdurend in omvang toenamen. Hier lag een arbeidsterrein braak, dat door de

(17)

meest bewusten der liefdadige dames gezien en gecultiveerd werd als wat het was:

een terrein voor sociale hervormingen (verpleging, geheelonthouding, prostitutie, geboortenregeling, volksopvoeding enz.). De emancipatie is meer een exponent van dit werk dan omgekeerd.

Al met al mondden de verschillende tendenzen - waaraan later die van het socialisme nog wordt toegevoegd - uit in het negentiende-eeuwse feminisme, dat deze stromingen niet heeft vermogen te integreren gelijk uit de historie van de vrouwenbeweging blijkt.

het feminisme in nederland

Het heeft geen zin uitvoerig in te gaan op de faits et gestes der Nederlandse feministen en anti-feministen. Die zoeke men elders.24Hier zijn alleen reikwijdte en resultaten van het feminisme van belang. Op grond van bestudering der bestaande literatuur aangevuld met enkele bronnen zal ik aangeven waar en in hoeverre het feministisch streven in Nederland de emancipatie wist te verwezenlijken.

De vrouwenbeweging wordt vaak in een adem genoemd met die van arbeiders en van confessionele volkesgroepen. Daarmee wordt de indruk gewekt, dat de emancipatiegedachte de vrouwen en masse in beweging zette, zoals het socialisme de arbeidersmassa's beroerde. Niets is minder waar. De vrouwenbeweging is altijd beperkt gebleven tot een kleine groep vrouwen.

De vrouwenbeweging is ook nooit een eenheid geworden. De vrouwen slaagden er niet in hun zaak los te maken van hun stand, klasse en godsdienst. Dit werd hun trouwens extra moeilijk gemaakt doordat - zoals ik in de vorige paragraaf liet zien - van het begin af in het emancipatieproces vrij sterk uiteenlopende stromingen aanwezig waren.

de vrouwenbeweging

In Nederland treden de eerste vrouwen in het openbare leven onder invloed van het Réveil, orthodox-protestantse vrouwen dus.25Hun activiteit was gericht op verbetering van het onderwijs aan meisjes, liefdadigheid en sociale verheffing van het volk. Door de orthodox-protestantsen werden veranderingen in gedrag en situatie van de vrouw aanvaard voor

H.M. Langeveld,Vrouw-beroep-maatschappij

(18)

zover die beschouwd konden worden als een verlengstuk van haar gezinsrol of als een bijdrage tot verbetering van de gezinsverhoudingen. In een door de Vereeniging ter Bevordering van Christelijke Lectuur uitgegeven uit het Frans vertaald boekje werd over de liefdadige werkzaamheid van de vrouw gezegd: ‘Déze emancipatie zal aan haar karakter, aan haren plicht geen afbreuk doen; de liefdadige vrouw is meer vrouw, meer echtgenoote, meer moeder dan ooit; nederigheid vergezelt haar, achting omringt haar; haar invloed wordt, in den besten zin des woords, gezag; toch is het niet dit, wat haar aanlokt; God heeft iets uitnemenders in haar gelegd:

zelfverloochening, behoefte om zich toe te wijden, om zich te geven uit medelijden en uit edelmoedigheid.’26

Al die veranderingen werden afgewezen, waarvan men meende dat zij afbreuk zouden doen aan de gezinstaak van de vrouw en de hiërarchie man-vrouw zouden ondermijnen. Toen in de tweede helft der negentiende eeuw de vrouw al meer en meer opgenomen werd in het beroepsleven, gaf dit aanleiding tot gewrongen redeneringen. Uit hetzelfde boekje, naar aanleiding van de toelating van vrouwen tot de medische studie: ‘Als het, zooals men zegt, slechts te doen is, om aan andere vrouwen geneeskundigen van haar eigen sekse te verschaffen, als het slechts te doen is, om daardoor een rechtmatig gevoel van kieschheid te sparen, dan is het wél, dan hebben wij er niets tegen, en waar Amerika het voornemen heeft, om een gedeelte dier vrouwelijke geneeskundigen naar China en het Oosten te zenden, teneinde aldaar door deze hare kennis toegang tot de harems te verkrijgen, daar kunnen wij niet anders dan die uitbreiding van het arbeidsveld der vrouw toejuichen.

Maar laat men ons niet spreken van vrouwelijke advocaten of vrouwelijke predikers;

dáar toch komt het onvereenigbare terstond aan het licht, want dáar verdwijnt de vrouw, om slechts een man in vrouwenkleederen over te laten’.27

In deze kringen werd de vrouw recht op opleiding toegekend, een opleiding die sterk in het teken van de gezinsrol stond, zoals bij voorbeeld blijkt uit de idealen van Elise van Calcar.28Ook werd de ongehuwde vrouw het recht op arbeid verleend, maar alleen op arbeid die overeenkomt met het ‘wezen der vrouw’. Maar tegenover herziening van de huwelijkswetgeving, geboortenregeling, vrouwenkiesrecht stond men afwijzend. In de negentiende-eeuwse lectuur over de vrouw en de

vrouwenbeweging wordt het woord emancipatie niet onwelwillend gebruikt, het woord feminisme daarentegen wordt altijd in verwerpende of denigre-

(19)

rende zin gehanteerd. Onder emancipatie vestond men namelijk het opheffen van een aantal schrijnende onrechten en belemmeringen binnen het traditionele domein der vrouw, dat men ook wel wilde uitbreiden voor zover het maatschappelijk leven daar dringend behoefte aan had (liefdadigheid, verpleging, onderwijs). Onder het feminisme verstond men het streven naar rechten, die buiten de grenzen van het vrouwelijk gebied lagen. In een later stadium van het emancipatieproces, toen het feminisme zich voornamelijk concentreerde op het verkrijgen van politieke rechten, hebben de protestantse vrouwen daarin geen grote rol meer gespeeld.

De rooms-katholieken vormden in het negentiende-eeuwse Nederland als geheel een bevolkingsgroep, die nog weinig gewicht in de schaal legde en waarvan de intellectuele laag maar uiterst dun was. Als groep hebben de katholieke vrouwen dan ook geen noemenswaard aandeel gehad in de vrouwenbeweging.

In de arbeidersklasse heeft de vrouwenemancipatie van meet af aan een onderdeel gevormd van de emancipatie dier klasse als geheel. Hoewel in theorie het socialisme alle feministische eisen onderschreef, bleef hun realisering in de praktijk van het politieke leven ondergeschikt aan de doelen die de mannen zich stelden, omdat de strijd van de mannen gezien werd als ook de vrouwen ten goede komende.

Thönnessen evenwel laat zien hoe in Duitsland in socialistische kringen de

feministische vrouwen met duidelijke spot en vijandigheid van de kant der mannen te kampen hadden.29Ook van Troelstra is bekend, dat hij het feminisme - althans voor zover dat de strijd om het kiesrecht betrof - niet zeer hartelijk bejegende. Voor een deel had dit zeker politieke redenen: hij vreesde een verzwakking van het socialisme door te geringe klassebewustheid van de vrouwen.30Het heeft ten gevolge gehad, dat de S.D.A.P. zich niet zo voor het vrouwenkiesrecht heeft ingezet als de verschillende liberale partijen.31

De vrouwenbeweging was vooral een beweging van vrouwen uit gegoede en intellectuele leringen van het liberaal-humanistische bevolkingsdeel. Een grote omvang heeft deze beweging nooit aangenomen. De eigenlijke strijd is voornamelijk gestreden op politiek terrein. Het lag in de geest des tijds om de nadruk te leggen op politieke ongelijkheid. Mill meende, dat als de vrouwen maar eenmaal politiek gelijkgerechtigd waren, de

H.M. Langeveld,Vrouw-beroep-maatschappij

(20)

tabel i:ledentallen der verenigingen voor vrouwenkiesrecht

1913 1912

1911 1910

1909 1908

1907

14000 9350

8000 6000

?

?

? Ver voor Vrouwen- kiesrecht (1894)

(2000) (1650)

(1000) (1000)

125*

125*

125*

125*

?

?

? Vrije Vrouwen- ver.

(1889)

105*

103 104

106

?

?

? Ver. ‘De Vrouwen- bond’

(1895)

(2) (4)

(4) (4)

108 108

108 108

?

?

? Ver. tot verbetering van de maatsch.

en rechts- toestand der vrouw in Nederland (1898)

(22) (22)

(22) (22)

200 220

220 220

?

?

? Ver. ter behartiging van de belangen der vrouw

(13) 5000*

4420*

2472 1581

1800 800

300 Ned.

Bond voor Vrouwen- kiesrecht (1907)

(824) (497)

- -

- -

- -

- Ver.

Tentoon-

(21)

Vrouw 1813-1913’

(1912)

- -

- -

- -

- Enschede's Vrouwen- comité

- -

- -

- -

-

‘De Neutrale’

Ver. voor Vrouwen- kiesrecht

21575 16002

12879 9663

totaal (mannen en vrouwen)

Hoewel pogingen in het werk gesteld zijn om de ledentallen zo exact mogelijk vast te stellen is het waarschijnlijk dat de cijfers toch niet geheel nauwkeurig zijn.

cijfers tussen () = aantal mannen

* =mannelijke leden inbegrepen

bronnen: Vrouwenjaarboekje voor Nederland 1905 t/m 1920; over 1907-1909 uit het Gedenkboek Nederlandse Bond voor Vrouwenkiesrecht (1917)

rest vanzelf wel kwam. Uit de strijd om algemene kiesrechtsuitbreiding vloeide ook de strijd om het vrouwenkiesrecht logisch voort. Daarom heb ik voor Nederland nagegaan hoeveel vrouwen speciaal tot dit doel georganiseerd waren en de resultaten intabel I samengevat. Gezamen-

H.M. Langeveld,Vrouw-beroep-maatschappij

(22)

1920 1919

1918 1917

1916 1915

1914

24000*

24000*

24000*

19000*

19000*

19000*

13500 Ver voor

Vrouwen- kiesrecht (1894)

(2500)

125*

125*

125*

125*

125*

125*

125*

Vrije Vrouwen- ver.

(1889)

136*

136*

136*

136*

136*

136*

136*

Ver. ‘De Vrouwen- bond’

(1895)

89 89

89 89

108 108

108 Ver. tot verbetering van de maatsch.

en rechts- toestand der vrouw in Nederland (1898)

(18) (18)

(18) (18)

(22) (22)

(22)

237 218

202 200

200 200

200 Ver. ter behartiging van de belangen der vrouw

(13) (13)

(13) (13)

(13) (13)

(13)

9800*

9800*

9800*

8900*

6900*

7250*

4800 Ned.

Bond voor Vrouwen- kiesrecht (1907)

(1500)

- -

- -

- -

? Ver.

Tentoon- stelling

‘De Vrouw

(23)

88*

- -

- -

- -

Enschede's Vrouwen- comité

-

?

?

? -

- -

‘De Neutrale’

Ver. voor Vrouwen- kiesrecht

34506 26504

26854 totaal

(mannen en vrouwen)

lijk hebben de verenigingen nooit meer dan een 30.000 vrouwelijke leden kunnen bereiken. En wellicht is het zowel in oorzaken als consequenties tekenend, dat het aandeel van de gehuwde vrouw relatief zoveel kleiner is dan van de ongehuwde vrouw.

De in het namenregister van het boek ‘Van moeder op dochter’ (1948) vermelde vrouwen, die een vooraanstaande plaats innamen in het emancipatiestreven in de periode 1820-1928, deelde ik in naar burgerlijke staat: gehuwd 51, ongehuwd 53.

Ter vergelijking een zelfde indeling van door Ray Strachey in ‘The cause’ (1928) genoemde vrouwen, die in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw in Engeland op de voorgrond traden: gehuwd 53, ongehuwd 75, gehuwd geweest 2, niet na te gaan 1.

H.M. Langeveld,Vrouw-beroep-maatschappij

(24)

Natuurlijk hebben de schrijvers van beide boeken een selectie gemaakt, maar geen selectie naar burgerlijke staat. De bewijsvoering gaat echter in zoverre wel mank, dat de in de literatuur genoemde vrouwen de prominenten zijn, degenen die hun hele leven in dienst stelden van de vrouwenemancipatie. Ongehuwde vrouwen zouden dat gemakkelijker hebben kunnen doen, omdat zij minder in beslag genomen werden door gezinsplichten. Dat is wellicht waar, hoewel ook de gehuwde vrouwen in de kringen van waaruit de vrouwenbeweging geleid werd, nu niet direct bezweken onder huiselijke beslommeringen.

Ik heb evenwel ook nog een telling gemaakt van een andere ‘laag’ feministen.

Uit de ‘Vrouwenjaarboekjes’ van 1910 en 1920 telde ik de gehuwde en de ongehuwde vrouwen onder de daar genoemde functionarissen (hoofdbestuursleden,

afdelingssecretarissen en correspondenten) van vrouwenorganisaties. Deze jaarboekjes zijn beschikbaar van 1905 tot en met 1920. Het leek mij voldoende daaruit twee jaargangen te nemen, omdat de persoonswisselingen in dergelijke verenigingsbesturen doorgaans niet zo talrijk zijn. In catagorie A vantabel II vindt men de typisch feministische organisaties en het valt op, dat de gehuwde

functionarissen hier absoluut in de minderheid blijven. Het beeld is niet veel anders dan bij de ‘prominenten’. Het is dan ook niet waarschijnlijk, dat de verhouding onder de gewone leden een totaal andere geweest is, al is enige verschuiving ten gunste van de gehuwde vrouwen wel te verwachten.

Opmerkenswaard is, dat de gehuwde vrouwen naar verhouding talrijker waren in de besturen van de in categorie B en C vantabel II ondergebrachte organisaties.

Deze verenigingen hielden zich voornamelijk bezig met liefdadigheid en

maatschappelijk werk. Hier blijkt welke grenzen gehuwde vrouwen zelf aan hun emancipatiestreven stelden. De vrouwen dan die actief deelnamen aan verandering van bestaande toestanden en die vormden slechts een minderheid. Men mag rustig stellen, dat de vrouwenbeweging de grote massa der vrouwen vrijwel onberoerd liet. De vrouwenbeweging vond bij hen in de verste verte niet die weerklank die de arbeidersbeweging bij de arbeiders had. Dat blijkt ook als men de vergelijking verder doortrekt. De organisatie van de arbeiders heeft zich onmiddellijk in de confessionele bevolkingsgroepen doorgezet, ongetwijfeld mede onder dreiging van de

aantrekkingskracht die het socialisme op de kerkelijke arbeidersbevolking uitoefende.

De eisen van de vrouwen echter kon men van confessionele zijde rustig afwijzen zonder gevaar te lopen dat de vrouwen zich van de kerk zouden afkeren.

(25)

tabel ii:vrouwelijke functionarissen van verenigingen naar burgerlijke staat

verenigingen in

categorie:

C B

A jaar

ongehuwd gehuwd*

ongehuwd gehuwd*

ongehuwd gehuwd*

101 147

99 114

70 40

1910

321 58** 290

90**

140 129

1920

A = ‘Vereenigingen die zich ten doel stellen de vrouw de haar nog ontbrekende staatkundige en burgerlijke rechten te doen verkrijgen en hare maatschappelijke positie te verbeteren’ (De verenigingen zijn met name genoemd in tabel I)

B = ‘Vereenigingen die zich ten doel stellen de vrouwen bij haren arbeid voort te helpen of wel uitbreiding van den werkkring der vrouw te

bevorderen’ (zoals ‘Arbeid Adelt’, ‘Tesselschade’, Ver. ‘Steun aan Vrouwenarbeid’, Ver. voor Fabrieksarbeidsters; dus geen vakverenigingen) C = ‘Vereenigingen die inzonderheid werken voor de zedelijke verheffing der vrouw’ (zoals Ned. Vrouwenbond tot verhooging van het zedelijk bewustzijn, Ver. ‘Onderlinge Vrouwenbescherming’, Ned. Vereeniging ter behartiging van de belangen der Jonge Meisjes, R.K. Vereenigingen ter bescherming van Meisjes)

bron: Vrouwenjaarboekje voor Nederland, bewerkt aan het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid

algemene resultaten van de emancipatiestrijd

Al nam de vrouwenbeweging geen grote omvang aan, omdat in het bijzonder de getrouwde vrouwen - die immers de grote meerderheid der vrouwen vormden - afzijdig bleven, dat betekent niet dat zij ook geen deel hadden aan de emancipatie.

Alles wat van de verworven rechten in hun kraam te pas kwam, eigenden zij zich rustig toe. Hun kraam - dat is hun huwelijk, hun gezin en alles wat daartoe leidt.

Voor een deel voltrok deze emancipatie zich zonder veel gerucht, in ieder geval los van elk programmatisch streven, toen eenmaal het recht op onderwijs en arbeid

* Inclusief weduwen

* Inclusief weduwen

* Inclusief weduwen

** De achteruitgang in aantal wordt veroorzaakt doordat bij het Nationaal Bureau Vrouwenarbeid geen correspondenten meer vermeld staan.

** De achteruitgang in aantal wordt veroorzaakt doordat bij het Nationaal Bureau Vrouwenarbeid geen correspondenten meer vermeld staan.

H.M. Langeveld,Vrouw-beroep-maatschappij

(26)

voor het meisje erkend was. Een viertal factoren moet daarbij van zeer veel belang geweest zijn:

(1) De splitsing van opvoeding en onderwijs. Toen meisjes toegelaten werden tot het voortgezet onderwijs, werden zij daarmee een groot deel van de dag aan het gezinsmilieu onttrokken. Voordien had de persoonlijkheidsvorming van het jonge meisje plaats in en door het gezin behalve wanneer zij naar kostschool ging. De kostscholen waren er echter helemaal op gericht meisjes af te leveren, die de hun toekomende plaats in gezelschap en huishouden zouden kunnen innemen. Zij verschilden daarom veel minder van het gezinsmilieu dan het algemeen voortgezet onderwijs. Dit was intellectualistisch; zijn functie was kennisoverdracht en geen vorming van de persoonlijkheid. Het jonge meisje was hier op zichzelf aangewezen, er werden eisen aan haar gesteld. Dit moest wel leiden tot een vrijere persoonlijke ontwikkeling dan de stereotiepe

modellering door moeder en kostschool.

(2) De coëducatie.

(3) Het verrichten van beroepsarbeid buitenshuis. Coëducatie en beroepsarbeid buitenshuis noopten het meisje zich aan te passen aan de daar geldende gedragsmaatstaven. Het verschijnen van de vrouw in de mannenwereld verminderde de egards van de man jegens haar, maar maakte dat zij zichzelf ook meer kon veroorloven zodra men eenmaal aan haar aanwezigheid gewend was. De gelijkschakeling in de gewone dingen van het dagelijks leven (fietsen, aan sport doen, zonder manlijke begeleiding reizen en uitgaan e.d.m.) is op zichzelf weer een belangrijke kracht in het emancipatieproces.

(4) De coïnstructie, die het meisje op voet van gelijkheid met de jongen plaatste.

Toen het feminisme passé was, is de opvoedkundige waarde der coïnstructie herhaalde malen in twijfel getrokken. In de negentiende eeuw heeft de

coïnstructie stellig een emancipatiebevorderende invloed gehad. Dat het meisje dezelfde leerstof bleek te kunnen verwerken als de jongen, moet haar

zelfvertrouwen hebben geschonken en haar zelfstandigheid hebben vergroot.

emancipatieresultaten m.b.t. beroepsarbeid

Haar grotere bewegingsvrijheid, de verovering van een zekere mate van juridische en economische onafhankelijkheid, de grotere gelijkheid aan

(27)

de man in zedelijk en moreel opzicht heeft de vrouw benut om het huwelijk een nieuwe gedaante te geven. Aan het eind van de negentiende eeuw zette de stijging van het aantal echtscheidingen in. Mede op grond hiervan werd de

vrouwenemancipatie wel tot een gevaar voor het huwelijk verklaard. Het aantal huwelijkssluitingen is echter nooit gedaald, integendeel in de laatste honderd jaar voortdurend gestegen.32In de radicale vrije-liefde-theorieën die gedurende de negentiende eeuw de ronde gaan doen, treedt vanaf ongeveer 1900 tot circa 1930 een hausse op (bijv. Ellen Key, Léon Blum, Calverton, Carpenter, Russell, ten onzent de Wibauts), maar tekenend voor de emancipatie is dat deze daarna vervangen worden door voorlichtingslectuur over het huwelijk. (En pas sinds enkele jaren is een nieuwe ontwikkeling gaande: openlijke aandacht voor seksualiteit buiten het huwelijk in allerlei vormen en relaties.)

Het volledigst bereikte de vrouwenbeweging namelijk haar doelin het huwelijk:

een egalitaire verhouding van man en vrouw. Recht op vrije partnerkeuze, de morele mogelijkheid van echtscheiding, gelijke zeggenschap, recht op seksueel genot, afkeuring van buitenechtelijk verkeer van de man veeleer dan toelating van

buitenechtelijk verkeer van beiden, thans zelfs recht op huishoudelijke bijstand door de man, zijn zo enige verworvenheden van de vrouw in het huwelijk, die deze relatie grondig gewijzigd hebben. De emancipatie heeft de vrouw de gelijke van de man gemaakt in het gezin, waarvan zij reeds de spil was. Enerzijds heeft dit bijgedragen tot een zeer hechte institutionalisering van de gezinsstructuur, anderzijds tot het zeer onvolledig blijven van de emancipatie buiten het gezin. Het gezin werd het bolwerk van de vrouw: als gehuwde vrouw en moeder genoot zij maatschappelijk aanzien, haar macht en zeggenschap in het gezin evenaarden die van de man, haar huishoudelijke en gezinstaak was in burgerkringen niet bijzonder zwaar. Wat had zij meer te wensen?

Recht op arbeid voor de gehuwde vrouw is nooit een centraal punt geweest in de vrouwenbeweging. Talloze arbeidersvrouwen gingen noodgedwongen uit werken.

In het socialisme ontstonden twee stromingen. De ene verzette zich tegen

beschermende maatregelen ten behoeve van arbeidsters, daar dit de opmars van het socialisme zou belemmeren. De andere, inherent aan het reformistisch

socialisme, was voor bescherming van de arbeidster. Ook de burgerlijke

vrouwenbeweging was tegen speciale bescherming van de werkende vrouw, omdat die haar t.o.v. de man weer in een uitzonderingspositie zou plaatsen. De

arbeidersvrouwen zelf

H.M. Langeveld,Vrouw-beroep-maatschappij

(28)

wensten niets liever dan thuis te kunnen blijven. Gehuwde vrouwen uit burgerkringen hebben nooit in grote getale arbeid buitenshuis geambieerd. Waarom ook? Zij hadden al een geprivilegieerde positie, het enige ontbrekende was dat zij in het huwelijk de gelijke van de man waren.

In Nederland betekende de - zeer onverwachte - verwerving van het kiesrecht het einde van de feministische strijd. Maar ook in Europese landen, waar de vrouwen het kiesrecht niet direct na de eerste wereldoorlog kregen, is die strijd daarna niet meer intensief gevoerd. De eerste wereldoorlog had de laatste stoot gegeven tot de bevrijding van de vrouw uit wat nog restte van een knellend keurslijf van zedelijke en fatsoensnormen en dat gaf haar de mogelijkheid zich te doen gelden op eigen, vertrouwd terrein. En dat was haar ruimschoots voldoende. Voor het onkerkelijk bevolkingsdeel geldt zeker, dat de emancipatie van de vrouw binnen het gezin op het tijdstip van de verkrijging van het kiesrecht een feit was. De vrouw had geen belang bij een uitbreiding van. rechten, die plichten met zich mee zouden brengen waardoor zij genoopt zou zijn buiten de veiligheid van huwelijk en gezinsleven te treden.

Ook hier een groot verschil met die andere emancipatie, van de arbeiders. Zij konden zich niet terugtrekken in een veilig bolwerk, dát immers was juist wat hun ten enenmale ontbrak en waarvoor zij vochten. Voor de vrouwen daarentegen was het huwelijk altijd al een veilige haven geweest ondanks de bezwaren, die overigens ook maar betrekkelijk waren. Er is ongetwijfeld verband tussen de vorming van het zogenaamde gesloten, geïndividualiseerde gezin in de negentiende eeuw en de centrale plaats die de vrouw in het gezin gaat innemen. Dat is haar wereld, waarin zij zich op haar gemak voelt en het vrijwel voor het zeggen heeft, en die zij tracht af te sluiten en zelfs in de plaats te stellen voor de storende buitenwereld.

Zo waren feminisme en vrouwenbeweging eigenlijk alweer verdwenen, voordat zij goed en wel waren doorgedrongen tot de kerkelijke bevolokingsgroepen. De emancipatie binnen het gezin zette zich echter ook hier door, daar dit onderhand een zichzelf aandrijvend proces was geworden. De veranderingen in de status van de vrouw eerst als moeder en vervolgens als echtgenote ziet men goed weerspiegeld in het recht.

Recht en wetgeving volgen de maatschappelijke ontwikkeling vaak op enige afstand in de tijd. Zo werden bij de kinderwetten van 1901 de rechten van de vrouw als moeder zodanig herzien, dat zij, meer overeen kwa-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarnaast kan de arts bij paniekaanvallen, agorafobie en gegeneraliseerde angst gemakke- lijk op een dwaalspoor worden gebracht, omdat primair vaak de lichamelijke verschijnselen

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Kelling, G.L Police field services and crime: the presu- med effects of a capacity. Crime and delinquency, 24e jrg., nr. De schrijver bespreekt de onderzoeken die gedaan zijn

T OEVOEGEN VAN KENMERKEN AAN GELABELDE DATA

Het accent lag op de fysiologische aspecten van angst, er werd geen onderscheid gemaakt tussen (ob- jectloze) angst en (objectgebonden) vrees, en er werd feitelijk geen

Raymond Franz het grootgeword as lid van die Wagtoring-organisasie. In nie minder nie as 50 lande het hy namens die organisasie opgetree en lesings gelewer.. In 1965

Er is onder de democratische partijen één partij, de P.v.d.A., die zich duidelijk uitspreekt tegen de bestaande economische orde. Als de opstellers van het adres ~edeneren:

Resumerend, stelde hij hier, dat, be- halve door het wegvallen van uitgaven met aflopend karakter, het overheids- budget, voor zover uit lopende inkom-sten te