• No results found

De ontwikkeling van een meetinstrument voor Nieuwe Autoriteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De ontwikkeling van een meetinstrument voor Nieuwe Autoriteit"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Academiejaar 2015-2016 Tweedekansexamenperiode

De ontwikkeling van een meetinstrument voor Nieuwe Autoriteit als opvoedingsstijl

Aanzet tot de adaptatie en validatie van de Parental Anchoring Questionnaire in een populatie van Vlaamse ouders

Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van

Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek

Promotor: Prof. Dr. Wouter Vanderplasschen Begeleider: Drs. Bart Colson

01205910 Ella Engels

(2)
(3)

Academiejaar 2015-2016 Tweedekansexamenperiode

De ontwikkeling van een meetinstrument voor Nieuwe Autoriteit als opvoedingsstijl

Aanzet tot de adaptatie en validatie van de Parental Anchoring Questionnaire in een populatie van Vlaamse ouders

Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van

Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek

Promotor: Prof. Dr. Wouter Vanderplasschen Begeleider: Drs. Bart Colson

01205910 Ella Engels

(4)

Voorwoord

“It takes a village to raise a child” (Omer, 2014, p. 5).

Ook een masterproef maak je niet alleen. Ik wil dan ook graag enkele mensen bedanken voor hun steun. Allereerst de ex-collega’s van PAika die me tijdens mijn stage en eerste werkervaring hebben laten kennismaken met het gedachtegoed en de praktijk van Nieuwe Autoriteit en die me geïnspireerd hebben om me verder te verdiepen in dit onderwerp. Bart Colson bedank ik om me de kans en het vertrouwen te geven om hiervan mijn thesisonderwerp te maken en dit onderzoek uit te voeren binnen het kader van zijn doctoraatsstudie. Zijn enthousiaste, gedreven en constructieve begeleiding betekende voor mij een wezenlijke steun. Professor Vanderplasschen, mijn promotor, wil ik bedanken voor het vertrouwen en het richtinggevend advies. Ik ben alle respondenten erkentelijk voor de tijd en inzet die zij hebben gewijd aan het invullen van de vragenlijsten. Mijn ouders ben ik dankbaar voor het tijdelijk onderdak, de lekkere catering, de interesse en de aanmoediging tijdens de laatste thesisweken. Tot slot ook mijn vriend om er te zijn voor mij.

(5)

Abstract

ACHTERGROND: Het gedachtegoed van Nieuwe Autoriteit werd ontwikkeld door Haim Omer, hoogleraar Psychologie aan de Universiteit van Tel Aviv. Met dit concept biedt hij een antwoord op de nood aan een nieuwe invulling van het ouderlijk gezag, aangepast aan de actuele maatschappelijke waarden en normen. De traditionele ouderlijke autoriteit is immers voorbij gestreefd (’50) en de permissieve opvoedingsstijl (’60) biedt onvoldoende houvast en leidt tot een toename van ontwikkelings- en gedragsproblemen bij kinderen. Bestaande onderzoeken bevestigen positieve effecten van Nieuwe Autoriteit als opvoedingsstijl, maar bieden geen antwoord op de vraag welke concrete eigenschappen en/of gedragscomponenten aan de basis ervan liggen. De ouderlijke ankerfunctie wordt door Omer et al. (2013) beschouwd als een operationalisering van de nieuwe autoriteitshouding. Volgens Carthy, Kahn, Tenne & Omer (2014) liggen 4 componenten aan de basis van deze ankerfunctie:

zelfcontrole, sociale steun, aanwezigheid en structuur. Een literatuurnazicht leerde dat er één meetinstrument voor de ouderlijke ankerfunctie bestaat: de ‘Parental Anchoring Questionnaire’ (PAQ). De PAQ-vragenlijst werd door Carthy et al. (2014) geconstrueerd om de ouderlijke ankerfunctie en de 4 onderliggende factoren ervan te meten binnen een Israëlische populatie. Deze masterproef omvat een aanzet tot de Nederlandstalige adaptatie en validatie van de PAQ in een populatie van Vlaamse ouders van kinderen en jongeren van 6 tot en met 21 jaar.

METHODE: Dit onderzoek gaat na of de Nederlandstalige PAQ (PAQ-NL) dezelfde factorstructuur behoudt aan de hand van een exploratieve en confirmatorische factoranalyse.

Hierbij wordt de PAQ-NL afgenomen bij een steekproef van 143 ouders van kinderen van 6 t.e.m. 21 jaar. Daarnaast wordt de betrouwbaarheid van de PAQ-NL nagegaan met de Cronbach’s Alpha en wordt de constructvaliditeit van het instrument onderzocht. Daartoe werd de PAQ-NL, samen met een aantal bestaande vragenlijsten die de 4 veronderstelde factoren meten, afgenomen bij onze steekproef.

RESULTATEN: Het model bestaande uit vier factoren (zelfcontrole, sociale steun, aanwezigheid en structuur) en één overkoepelende factor (ankerfunctie) wordt bevestigd. De bekomen vragenlijst bestaat uit 20 items, evenredig verdeeld over de vier subschalen. De subschalen van de PAQ-NL hebben evenals de globale vragenlijst een goede interne consistentie. De convergente validiteit wordt bevestigd voor de drie subschalen ‘zelfcontrole’,

‘sociale steun’ en ‘aanwezigheid’. De validiteit van de subschaal ‘structuur’ dient in toekomstig onderzoek opnieuw bekeken te worden.

BESLUIT: De PAQ-NL blijkt een betrouwbaar en valide meetinstrument te zijn van Nieuwe Autoriteit als opvoedingsstijl binnen een steekproef van Vlaamse ouders, onder voorbehoud van de convergente validiteit van de subschaal ‘structuur’.

(6)

Inhoudsopgave

Voorwoord Abstract

Overzicht van tabellen

Inleiding 1

Hoofdstuk 1 Theoretische achtergrond 4

1. Op zoek naar een ‘nieuwe’ autoriteit 4

1.1 Korte historische schets 4

1.2 De principes van Nieuwe Autoriteit 5

1.2.1 Zelfcontrole 5

1.2.2 Ondersteunend netwerk 6

1.2.3 Ouderlijke aanwezigheid 6

2. Geweldloos Verzet 7

2.1 Korte historische schets 8

2.2 De principes van Geweldloos Verzet 8

2.2.1 "Smeed het ijzer als het koud is" 8

2.2.2 Concrete doelen 9

2.2.3 Transparantie 9

2.2.4 Respect 10

3. Toepassingen van Nieuwe Autoriteit en Geweldloos Verzet 10

3.1 Geweldloos Verzet in de praktijk 11

3.2 Effecten van de oudertraining Geweldloos Verzet 13

4. Nieuwe Autoriteit meten: Parental Anchoring Questionnaire 14

4.1 Zelfcontrole 14

4.2 Sociale steun 15

4.3 Aanwezigheid 15

4.4 Structuur 16

5. Motivering voor het ontwikkelen van een Nederlandstalige versie van de PAQ 16

6. Probleemstelling en onderzoeksvragen 17

Hoofdstuk 2. Methodologie 19

1. Aanvraag ethische commissie 19

2. Kwantitatieve enquête 19

3. Procedure 19

(7)

4. Dataverzameling 21

4.1 Onderzoeksgroep 21

4.2 Meetinstrumenten 22

4.2.1 Nederlandstalige Parental Anchoring Questionnaire, PAQ-NL 22

4.2.2 Emotion Regulation Questionnaire, ERQ 23

4.2.3 Social Support Questionnaire, SSQ 23

4.2.4 Monitoring schaal van de Schaal voor Ouderlijk Gedrag, SOG 23

4.2.5 Family Routines Inventory, FRI 24

4.2.6 Parental Authority Questionnaire-Revised, PAQ-R 24 4.2.7 Opvoedingsbelasting vragenlijst - korte versie, OBVL-K 25

5. Data-analyse 25

5.1 Factoranalyse 25

5.1.1 Exploratieve factoranalyse (EFA) 26

5.1.2 Confirmatorische factoranalyse (CFA) 27

5.2 Beschrijvende statistieken 27

5.3 Betrouwbaarheid 28

5.4 Constructvaliditeit 28

Hoofdstuk 3 Resultaten 29

1. Exploratieve factoranalyse 29

2. Confirmatorische factoranalyse 30

3. Beschrijvende statistieken 33

4. Betrouwbaarheid 33

5. Constructvaliditeit 34

Hoofdstuk 4 Discussie 35

1. Bevindingen 35

2. Beperkingen van dit onderzoek en aanbevelingen voor toekomstig onderzoek 36

Hoofdstuk 5 Algemene conclusie 38

Referentielijst 39

Bijlagen 43

(8)

Overzicht van tabellen

Tabel 1. Toetsen ‘goodness of fit’ bij drie modellen in AMOS

Tabel 2. Regressiecoëfficiënten (bèta’s) van de vier schalen van de PAQ-NL Tabel 3. Beschrijvende statistieken van de vier schalen (zelfcontrole, sociale steun, aanwezigheid en structuur) en de globale PAQ-NL

(9)

1 Inleiding

Tijdens mijn masterstage in PAika (dienst kinder- en jeugdpsychiatrie UZ Brussel) heb ik kennisgemaakt met de opvoedingsmethodiek van ‘Nieuwe Autoriteit’ en ‘Geweldloos Verzet’. Het gedachtegoed van Nieuwe Autoriteit werd ontwikkeld door Haim Omer, hoogleraar Psychologie aan de Universiteit van Tel Aviv. In zijn therapeutisch werk met jongeren met agressief en destructief gedrag, en hun ouders, werkte hij een methodiek uit die gebaseerd is op de principes van Geweldloos Verzet. Hij werd hierbij geïnspireerd door de geweldloze verzetsacties van sociaal-politieke leiders zoals M. Gandhi en M. Luther King in hun strijd voor gelijkheid en rechtvaardigheid. Een essentieel streefdoel is het voorkomen van de escalatie van gewelddadig en destructief gedrag (Omer & Wiebenga, 2015). Omer integreerde de methodiek van Geweldloos Verzet in een bredere visie op opvoeding genaamd

‘Nieuwe Autoriteit’. Met zijn concept van Nieuwe Autoriteit biedt hij een antwoord op een nood aan een nieuwe invulling van het ouderlijk gezag, aangepast aan de actuele maatschappelijke waarden en normen. Een antwoord dat ouders bovendien een houvast biedt in het begeleiden van hun kinderen tot verantwoordelijke en zelfstandige volwassenen. De traditionele autoritaire verhouding tussen ouders en kinderen is immers voorbijgestreefd. De permissieve opvoedingsstijl (vanaf de jaren ‘60) geeft enerzijds vaak aanleiding tot gedragsproblemen en een laag eigenwaardegevoel bij kinderen en leidt anderzijds tot onzekerheid en machteloosheid bij de ouders over hoe ze grenzen en structuur kunnen bieden aan hun kind(eren) op een warme en nabije manier. Omer introduceerde Nieuwe Autoriteit als een vorm van autoriteit die overeenstemt met de waarden en normen van een vrije en democratische samenleving en die niet gebaseerd is op macht en onderdrukking maar op kracht en nabijheid (Omer, 2014).

Nieuwe Autoriteit verwijst in de eerste plaats naar een basishouding bij de ouders (en andere opvoeders) van waaruit ze handelingen stellen in het belang van het in stand houden van de relatie met het kind en daarbij tegelijk duidelijke grenzen stellen aan ongewenst gedrag.

Ouderlijke aanwezigheid en waakzame zorg zijn belangrijke aspecten van de methodiek van Nieuwe Autoriteit. De metafoor van het ‘anker’ geeft een sprekend beeld van de houding van waakzame zorg van ouders ten aanzien van hun kind (Omer, Steinmetz, Carthy & Schlippe, 2013). Een kind dat risicovol gedrag stelt, wordt vergeleken met een boot die in een storm terechtkomt. De ouder beschermt het kind door als een sterk anker houvast te bieden aan de boot. Bij goed weer – in deze vergelijking: wanneer het kind zich goed voelt en zich gezond ontwikkelt - wordt het anker gelicht en biedt de ouder ruimte om de wereld te verkennen. Het anker blijft steeds in meer of mindere mate aanwezig bij de boot. Omer beschouwt de Nieuwe Autoriteit als bestaande uit drie pijlers: zelfcontrole, een steunend netwerk en aanwezigheid (Omer & Wiebenga, 2015). Deze principes worden in het volgende hoofdstuk uitgelegd.

In PAika heeft het hele team van artsen, therapeuten en leefgroepbegeleiders een opleiding gevolgd in de methodiek van Nieuwe Autoriteit/Geweldloos Verzet.

(10)

2 Als stagiair in een psychologisch-therapeutische functie heb ik de constructieve invloed ervaren van Nieuwe Autoriteit als basishouding in het begeleiden van de kinderen en jongeren met emotionele en gedragsproblemen en van de methodiek van Geweldloos Verzet bij het reageren op probleemgedrag. Zowel de opvoedingsvisie van Nieuwe Autoriteit/Waakzame Zorg als de concrete interventies die binnen dat kader zijn uitgewerkt, spreken mij erg aan en wil ik graag zelf meer ontwikkelen. Toen mij de gelegenheid geboden werd om mijn masterproef te maken in het domein van Nieuwe Autoriteit heb ik die dan ook met beide handen aangenomen.

Mijn masterproef heeft als doel een aanzet te geven tot het ontwikkelen van een Nederlandstalig meetinstrument van Nieuwe Autoriteit als opvoedingsstijl in een Vlaamse populatie. Mijn onderzoek levert hiermee een bijdrage aan het doctoraatsonderzoek van Bart Colson over waakzame zorg, waarbij o.m. verbanden worden nagegaan tussen reflectief functioneren en Nieuwe Autoriteit1. Ook kadert dit onderzoek binnen een wereldwijd onderzoeksproces dat gecoördineerd wordt door Haim Omer, waarbij hij onderzoekers uit verscheidene landen uitnodigt en aanmoedigt om bij te dragen tot de ontwikkeling van een betrouwbaar en valide meetinstrument van de ouderlijke ankerfunctie en de onderliggende factoren hiervan.

Een literatuurnazicht leerde dat er één meetinstrument voor de houding van Nieuwe Autoriteit bestaat: de ‘Parental Anchoring Questionnaire’ (PAQ). De ouderlijke ankerfunctie wordt door Omer et al. (2013) beschouwd als een operationalisering van de nieuwe autoriteitshouding.

Volgens Carthy, Kahn, Tenne & Omer (2014)2 liggen 4 componenten aan de basis van deze ankerfunctie: zelfcontrole, sociale steun, aanwezigheid en structuur. De PAQ-vragenlijst werd door Carthy, Kahn, Tenne en Omer geconstrueerd om de ouderlijke ankerfunctie en de 4 onderliggende factoren ervan te meten binnen een Israëlische populatie.

Mijn onderzoek omvat concreet een aanzet tot een Nederlandstalige adaptatie en validatie van de PAQ in een populatie van Vlaamse ouders van kinderen en jongeren van 6 tot en met 21 jaar.

In het eerste hoofdstuk beschrijf ik op basis van een literatuurstudie het ontstaan en de principes van de opvoedingsvisie van Nieuwe Autoriteit en de methodiek van Geweldloos Verzet. Ik geef een overzicht van de theoretische fundering, de toepassingen en beperkingen van Nieuwe Autoriteit als opvoedingsstijl. Ik ben me ervan bewust dat de gehanteerde literatuurbronnen eerder eenzijdig zijn waarbij voornamelijk wordt verwezen naar de ontwikkelaars van het concept.

1 Deze studie maakt deel uit van een eerste fase van het doctoraatsonderzoek getiteld ‘Reflectief functioneren als mediator voor Waakzame Zorg’, uitgevoerd door Bart Colson, psycholoog en therapeut werkzaam in de dienst kinder- en jeugdpsychiatrie van het UZ Brussel.

2 Dit betreft een niet gepubliceerd onderzoek. De datum verwijst naar de melding van de onderzoeksresultaten en persoonlijke communicatie tussen Bart Colson (thesisbegeleider) en Haim Omer met betrekking tot dit

onderzoek (16/04/2014).

(11)

3 In de literatuur is er echter weinig meer over Nieuwe Autoriteit en Geweldloos Verzet te vinden. Deze opvoedingsmethodiek lijkt nog niet het onderwerp geweest te zijn van veel discussie en kritische benaderingen in de literatuur.

Het tweede hoofdstuk is gewijd aan het onderzoek naar de Nederlandstalige adaptatie van de PAQ (PAQ-NL) en het validiteitonderzoek. Daartoe werd de PAQ-NL, samen met een aantal bestaande vragenlijsten die de 4 veronderstelde factoren meten, afgenomen bij Vlaamse ouders van kinderen en jongeren van 6 tot en met 21 jaar. De factorstructuur van de PAQ alsook de samenhang met de gerelateerde vragenlijsten worden nagegaan.

Het derde hoofdstuk bevat de resultaten van het onderzoek, meer bepaald van de uitgevoerde factoranalyse en van het validiteitonderzoek van de PAQ-NL.

In het vierde hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek besproken. Daarbij wordt gewezen op de beperkingen van dit onderzoek en worden aanbevelingen voor toekomstig onderzoek geformuleerd.

Ten slotte bevat hoofdstuk vijf de algemene conclusies van dit onderzoek, waarbij de onderzoeksresultaten worden gesitueerd binnen het actuele onderzoeksdomein rond Nieuwe Autoriteit.

(12)

4 Hoofdstuk 1 Theoretische achtergrond

1. Op zoek naar een ‘nieuwe’ autoriteit

De maatschappelijke kijk op het concept ‘autoriteit’ in de opvoeding is binnen onze samenleving de laatste decennia van de twintigste eeuw sterk gewijzigd (Verhaeghe, 2015).

Er is sprake van een evolutie van een autoritaire opvoeding naar een vrijere opvoeding (Omer, 2010). Eveneens wordt vastgesteld dat ouders steeds meer moeilijkheden ervaren bij de aanpak van problematisch of uitdagend gedrag bij hun opgroeiende kinderen en jongeren.

Ouders voelen zich vaker hulpeloos en wanhopig omdat ze er niet (meer) in slagen duidelijke grenzen te stellen en consequent te reageren bij grensoverschrijdend gedrag. Het is aangetoond dat zowel straffen als toegeven probleemgedrag versterken (Van Holen &

Vanderfaeillie, 2010; Kohn, 2006). Ouders, opvoeders en leerkrachten zijn op zoek moeten gaan naar een vorm van gezag die aansluit bij de sociale en morele waarden van onze democratische maatschappij, die rekening houdt met de behoeften van het kind en die handvaten biedt in het omgaan met uitdagend en/of risicovol gedrag zonder escalaties in de hand te werken (Omer, 2014). Haim Omer tracht hieraan tegemoet te komen met het concept

‘Nieuwe Autoriteit’, gebaseerd op aanwezigheid, nabijheid en betrokkenheid in plaats van afstand en vrees (Hermkens & Hoet, 2013). Het doel is er als ouder (opnieuw) in te slagen een sterk ‘anker’ te zijn voor het kind, dat houvast en veiligheid geeft aan de spreekwoordelijke boot (Omer et al., 2013). Deze opvoedingsvisie wordt sinds een tiental jaar toegepast in het onderwijs, de hulpverlening en de ruimere gemeenschap. In wat volgt kan de term ‘ouder’ dus steeds vervangen worden door ‘leerkracht’, ‘zorgverlener’ of ‘opvoeder’ (Omer & Wiebenga, 2015).

1.1 Korte historische schets

Tot en met de jaren ’50 stond het traditionele gezag van de autoriteitsfiguur (lees:

vaderfiguur) binnen de opvoeding van kinderen centraal. Deze autoriteit was gebaseerd op macht en status (Omer, 2014). Baumrind (1971) vat dit samen als de autoritaire opvoeding, gekenmerkt door controle, bevelen en blinde gehoorzaamheid. Vanaf de jaren ’60 is er sprake van een mentaliteitswijziging met betrekking tot het concept autoriteit. Autoriteit kreeg een negatieve connotatie en werd een verwerpelijk, onaanvaardbaar concept. De jaren ’60 en ’70 worden gekenmerkt door de begrippen vrijheid en laisser-faire. De idee leefde dat de mens en de gemeenschap beter af waren zonder autoriteit (Verhaeghe, 2015). Ook binnen het opvoedingsklimaat vond men dat het kind in volkomen vrijheid moest kunnen opgroeien, vrij van iedere vorm van gezag (Omer, 2014). Volgens de typologie van Baumrind groeien kinderen binnen de permissieve opvoedingsstijl op zonder controle, grenzen en straffen (Buri, 1991). De hoopvolle verwachtingen van deze vrijblijvende opvoedingsstijl werden echter geen realiteit: onderzoeken tonen aan dat deze kinderen in grotere mate een laag zelfbeeld hebben en probleemgedragingen stellen (Omer, 2000, 2014; Hermkens & Hoet, 2013; Hoeve

& Leiden, 2006).

(13)

5 De verwerping van de traditionele autoriteit en het falen van de liberale opvoeding brengen opvoeders binnen onze huidige maatschappij voor de uitdaging om een opvoedingsstijl vorm te geven waarin kinderen de nodige veiligheid, warmte, structuur en grenzen krijgen om zich gezond te ontwikkelen (Omer, 2014). Het zogenaamd ‘autoritatief ouderschap’ wordt gekenmerkt door heldere en realistische verwachtingen en grenzen binnen een warm, sensitief, flexibel en dialogisch kader (Baumrind, 1971; Buri, 1991; Hoeve & Leiden, 2006;

Omer et al., 2013). De autoritatieve opvoedingsstijl wordt in de literatuur beschreven als “de moderne onderhandelingshuishouding waarbij kinderen voldoende gesteund worden, maar ook nét genoeg in de gaten worden gehouden” (de Winter, 2000, p.4). Men beschrijft deze opvoedingsstijl als waardevol en effectief in die zin dat deze bijdraagt tot een positieve, gezonde ontwikkeling, een mentaliserend vermogen, een veilige hechting, goede schoolse vaardigheden en sociaal aangepast gedrag (Reitman, Rhode, Hupp & Altobello, 2002; Bean, Bush, McKenry & Wilson, 2003; Omer et al., 2013). Dit type van ouderlijke autoriteit sluit aan bij de Nieuwe Autoriteit en krijgt vorm op basis van enkele principes die hieronder worden uitgewerkt (Omer et al., 2013).

1.2 De principes van Nieuwe Autoriteit

Nieuwe Autoriteit is een opvoedingshouding die erin bestaat dat ouders er zijn voor hun kind vanuit een bewustzijn van hun eigen mogelijkheden en beperkingen en dat ze een beroep doen op voldoende steun uit hun omgeving. Onderstaande principes helpen ouders die geconfronteerd worden met kinderen die hun gezag in meer of mindere mate ondermijnen, om hun ouderlijke verantwoordelijkheid en autoriteit te versterken en/of te herstellen op een legitieme manier (Omer, 2000).

1.2.1 Zelfcontrole

Nieuwe Autoriteit richt zich op een verandering in het gedrag en de mentaliteit van de volwassene. Centraal staat de idee dat de ouder enkel zichzelf kan controleren en niet het kind en zijn gedragingen (Hermkens & Hoet, 2013). Gehoorzaamheid is niet langer nodig om autoriteit te ervaren (Omer, 2014). De ouder focust op het beheersen van eigen impulsen en reacties. Hierdoor voelt de ouder zich sterker en stabieler. Zelfcontrole vermindert het onderdanige en hulpeloze gevoel bij de ouder en beëindigt de machtsstrijd tussen ouder en kind (Omer et al., 2013). Ouders beschermen hun kind tegen agressieve en zelfdestructieve impulsen door zichzelf te allen tijde te beheersen en niet mee te gaan in escalaties (Lavi- Levavi et al., 2013). Het vergt moed om het eigen aandeel in escalaties en conflicten onder ogen te zien en te stoppen (Hermkens & Hoet, 2013).

De focus op zelfcontrole verwijst naar het verschil tussen straf en verzet. Straf is een poging tot het controleren van het kind en zijn gedrag. Dit kan leiden tot paradoxale effecten en tegenreacties bij het kind (Kohn, 2006).

(14)

6 Nieuwe Autoriteit pleit daarentegen voor het verzet tegen ongewenst gedrag van het kind zonder daarbij het kind te controleren, maar aan de hand van een basishouding van zelfcontrole en zelfbewustzijn (Omer, 2014).

1.2.2 Ondersteunend netwerk

“It takes a village to raise a child” (Omer, 2014, p. 5).

In tegenstelling tot de traditionele autoriteit ontstaat het gezag van de ouder binnen de Nieuwe Autoriteit niet vanuit een eenzame machtspositie, maar wordt dit mede gedragen door een ondersteunend netwerk (Omer, 2010). Het autoriteitsbetoog van Verhaeghe (2015) sluit hier enigszins bij aan. Volgens hem bezit men autoriteit namelijk nooit alleen als persoon, maar wordt autoriteit gedragen door iets wat het individu overstijgt. Binnen de Nieuwe Autoriteit verwijst dit concept naar de legitimering die een persoon krijgt toegewezen om zijn verantwoordelijkheid uit te voeren en te handelen in overeenstemming met de voorschriften van de ouder- of opvoederrol (Omer, 2014). Ouders spreken niet meer in de ik-vorm ten aanzien van het kind, maar worden vertegenwoordigers van een wijder netwerk van verantwoordelijke volwassenen (Lavi-Levavi et al., 2013).

Binnen de Nieuwe Autoriteit weerspiegelt het ouderlijk handelen niet enkel individuele beslissingen van de ouder, maar worden deze handelingen gedragen door een supportersnetwerk van familieleden, leerkrachten, professionals, etc. (Omer, 2014). Dit leidt tot veranderingen in de manier waarop ouders zich gedragen en hoe de ouderlijke autoriteit wordt ervaren door het kind (Omer, 2010). Het inroepen van steun zorgt voor transparantie en in die zin voor een zekere controle op het ouderlijk gedrag. Dit maakt een einde aan de geheimhouding en taboesfeer die er vroeger hingen rond een (moeilijke) gezinssituatie. De steungroep wordt op de hoogte gebracht van incidenten en kan aan de hand van een

‘groepsdruk’ ervoor zorgen dat het kind en/of de ouder afziet van verder geweld (von Sydow, 2002; Coyl, Newland & Freeman, 2010). Het doorbreken van de geheimhouding kan ouders zwaar vallen uit schaamte of angst, maar blijkt een essentiële en effectieve stap in het herstellen van de ouderlijke autoriteit (Omer, 2014; Hermkens & Hoet, 2013).

1.2.3 Ouderlijke aanwezigheid

Een aanvaardbare en verantwoorde ouderlijke autoriteit wordt verworven of hersteld door (opnieuw) aanwezig te zijn als ouder in het leven van het kind of de jongere. Voldoende zelfcontrole en -bewustzijn en een ondersteunend netwerk dragen hiertoe bij. De ouderlijke aanwezigheid verenigt de vroegere tegenstelling tussen enerzijds liefde en warmte en anderzijds regels en grenzen (Omer, 2000). Kinderen en jongeren hebben nood aan voldoende ouderlijke supervisie tijdens hun ontwikkeling (Hoeve & Leiden, 2006). Deze aanwezigheid komt tot uiting in een houding van waakzame zorg. De mate van waakzaamheid wisselt doorheen de ontwikkeling van het kind in functie van de ontwikkelingsfasen die het kind doormaakt en de blootstelling aan potentieel gevaar.

(15)

7 Dit houdt een constante zoektocht in naar een evenwicht tussen de vrijheid, de privacy en het vertrouwen enerzijds en de veiligheid en bescherming van het kind anderzijds. De drie niveaus van waakzame zorg zijn: een open dialoog, gerichte vragen en eenzijdig ingrijpen (Omer, 2014).

Binnen het eerste niveau staat de open dialoog tussen ouder en kind centraal. Ouders hebben regelmatig open en positieve interacties met hun kind en ervaren een wederzijds vertrouwen.

Ze zijn op de hoogte van het doen en laten van hun kind en voelen aan wanneer hij/zij risico loopt en/of er nood is aan een intensievere aanwezigheid (Omer & Wiebenga, 2015). Indien er sprake is van opvallend gedrag en bezorgdheid vergroot de ouder zijn toezicht en alertheid door zich actief te informeren aan de hand van gerichte vragen naar activiteiten, vrienden, etc.

Indien het kind zich niet aan afspraken houdt, wegloopt van huis of gevaar loopt, gaat de ouder nog een stapje verder door eenzijdig in te grijpen om zijn kind te beschermen (Omer, 2014). De ouder verzet zich openlijk tegen elke schadelijke handeling of relatie van het kind.

Dit niveau van bescherming wordt gekenmerkt door eenzijdige ouderlijke interventies van Geweldloos Verzet (Omer & Wiebenga, 2015).

Wanneer de ouder er niet in slaagt aanwezig te zijn op een zorgzame, veilige en voorspelbare manier kan het kind (nog meer) problematisch gedrag stellen vanuit een onderliggende angst (Omer, 2000). Deze angst is een reactie op de onzekerheid of afwezigheid van de ouderlijke autoriteit (Verhaeghe, 2015). Omer (2000) toont aan dat het herstel van deze ouderlijke aanwezigheid in moeilijke opvoedingssituaties enerzijds leidt tot het opnieuw zelfzeker voelen met betrekking tot het ouderlijk gezag door de ouder en anderzijds het probleemgedrag van het kind doet afnemen. Ouderlijke aanwezigheid, nabijheid en betrokkenheid zijn zowel tijdens de kindertijd als gedurende de adolescentie van belang voor de ontwikkeling van het kind of de jongere. Het is een basishouding om kinderen en jongeren te beschermen tegen potentiële moeilijke en/of risicovolle omstandigheden (Hermkens & Hoet, 2013; Brody et al., 2005).

2. Geweldloos Verzet

Het omgaan met gewelddadig en/of zelfdestructief gedrag van kinderen is een hele uitdaging voor ouders. Straffen en belonen kunnen averechtse effecten hebben en escalaties bevorderen (Kohn, 2006). Toegeven aan de eisen van het kind doet het ongewenst gedrag vaak toenemen (Omer & Wiebenga, 2015). Omer beschouwt de principes van Geweldloos Verzet, afkomstig uit de sociaal-politieke sfeer, als concrete handvaten en oplossingen voor ouders die geconfronteerd worden met moeilijk gedrag van hun kind en met escalatieprocessen in de interacties met hun kind. Deze methodiek situeert zich in het derde niveau van de waakzame zorg waarbij ouders reageren op agressie en conflicten van hun kind aan de hand van geweldloze ideeën en acties (Omer & Wiebenga, 2015; Hermkens & Hoet, 2013).

(16)

8 2.1 Korte historische schets

Haim Omer vindt zijn inspiratie in de sociaal-politieke context waarin leiders zoals Mahatma Gandhi en Martin Luther King jr. de leer van geweldloos verzet ontwikkelden in de strijd naar vrijheid en onafhankelijkheid (Omer & Wiebenga, 2015). De geweldloze burgerlijke verzetsbewegingen onder leiding van Gandhi en Luther King situeren zich respectievelijk in India en de Verenigde Staten tijdens de 20ste eeuw.

Ze streden voor burgerrechten en vrijheden en tegen geweld en onderdrukking van discriminerende regimes op een manier die aansluit bij de menselijke waardigheid, vrij van enige vorm van (tegen)geweld (Gregg & Gandhi, 1960; Gandhi, 2012; King, 1957).

Net door het geweldloze karakter van de tegenreacties wordt de zwakheid van de gewelddadige partij blootgelegd. De morele mentaliteitswijziging naar openheid en geweldloosheid doet het vertrouwen en het rechtvaardigheidsgevoel van de burgers toenemen, wint sympathie bij onbetrokken partijen en ontmaskert vroeg of laat de gewelddadigheid van de tegenpartij (Gandhi, 2012; Omer, Schorr-Sapir & Weinblatt, 2008).

Omer vertaalt het sociaal-politiek geweldloos verzet naar het gezinsleven waarin ouders worden geconfronteerd met gewelddadig en/of zelfdestructief gedrag van hun kind(eren) (Lavi-Levavi, Shachar & Omer, 2013). De methodiek blijkt ook binnen de gezinscontext effectief: ouders voelen zich minder machteloos en winnen de regie over het gezinsleven terug (Weinblatt & Omer, 2008). Kinderen die geconfronteerd worden met de ineffectiviteit van hun geweld en met het vastberaden geweldloze verzet van hun ouder(s) tonen op termijn meer positieve reacties en gedragingen. Dit proces noemt men identificatie met de niet- agressor (Alon & Omer, 2006; Omer & Wiebenga, 2015).

2.2 De principes van Geweldloos Verzet

Aan de basis van de methodiek ligt de ouderlijke aanwezigheid en waakzame zorg. Om de ouderlijke aanwezigheid te herstellen en te kunnen terugkeren naar een niveau van minder toezicht, hanteren ouders bepaalde instructies en interventies. Zichzelf beheersen, escalaties vermijden, concrete en realistische doelen nastreven, een steunend netwerk uitbouwen en verzoeningsgebaren toepassen, komen hieronder elk afzonderlijk kort aan bod (Omer &

Wiebenga, 2015).

2.2.1 “Smeed het ijzer als het koud is”

Zich niet laten meeslepen in escalaties en niet impulsief en/of emotioneel reageren op uitdagend gedrag vereist een niet-aflatende zelfdiscipline en -beheersing (Omer & Wiebenga, 2015). Het principe van de uitgestelde reactie helpt ouders om hun (emotionele) impulsen te beheersen door niet onmiddellijk te reageren op de negatieve daden van het kind, maar “het ijzer te smeden als het koud is”. Dit is geen teken van zwakte, maar een effectieve reactie waarmee de ouder aangeeft dat hij niet ingaat op de provocaties van het kind (Omer, 2001).

(17)

9 Een uitgestelde reactie betekent een krachtig neerzetten van continuïteit in de ouderlijke aanwezigheid en betrokkenheid (Hermkens & Hoet, 2013).

Dit principe beschouwt familiaal geweld als een interactief proces: de reactie van de ene versterkt de reactie van de andere en vice versa. In de literatuur noemt men dit escalatieprocessen (Patterson, 1984). Omer (2001) onderscheidt twee vormen van escalatieprocessen die elkaar in de hand werken.

De symmetrische escalatie, waarbij de vijandigheid van het kind en die van de ouder elkaar in een vicieuze cirkel versterken, en de complementaire escalatie, waarbij de toegeeflijkheid van de ouder aanleiding geeft tot steeds groeiende eisen en bedreigingen van het kind.

De ouder wordt zich bewust van de escalatieprocessen in interactie met zijn kind en leert hier niet (meer) toe bij te dragen. Ouders voelen zich sterk(er) in hun schoenen staan vanuit dit groeiende zelfbewustzijn (Weinblatt & Omer, 2008).

2.2.2 Concrete doelen

In de geweldloze strijd stelt de ouder concrete en kortetermijndoelen voorop. Ouders moeten afstand doen van al te ruime en fundamentele verwachtingen. ‘Wees een braaf kind’ is vaag en onrealistisch. ‘Stop met je zus te slaan’ is daarentegen concreet, helder en realistisch (Omer & Wiebenga, 2015). De ouder weegt de verschillende gedragingen van het kind af en selecteert welk gedrag onaanvaardbaar is. Dit biedt duidelijkheid voor alle partijen (Lobregt- van Buuren, 2014).

2.2.3 Transparantie

Steun, openheid en transparantie zijn eveneens centrale concepten binnen de methodiek van Geweldloos Verzet. Het doorbreken van de familiale geheimhouding opent de mogelijkheid om als (geïsoleerde) ouder steun te verwerven uit de sociale omgeving. Steunfiguren of supporters nemen in meer of mindere mate deel aan de strijd tegen het onaanvaardbare gedrag van het kind (Weinblatt & Omer, 2008). Ze kunnen emotionele of praktische ondersteuning bieden, optreden als beschermer of bemiddelaar of toezicht houden (Van Holen, Vanderfaeillie & Vanschoonlandt, 2012; Hermkens & Hoet, 2013). Op die manier ervaart het kind dat de ouder er niet alleen voor staat. Professionele begeleiding en aanmoediging is van belang om de mogelijke schaamte en angst op te vangen. Ouders die hiermee ervaring hebben, bevestigen dat deze stap hun moraal, vastberadenheid en rechtvaardigheidsgevoel vergroot (Weinblatt & Omer, 2008).

(18)

10 2.2.4 Respect

Geweldloos Verzet houdt een respectvolle houding in ten aanzien van de ander. Dit respect vertrekt vanuit het inzicht dat de (gewelddadige) ander niet eendimensionaal is (Weinblatt &

Omer, 2008). Het kind wordt beschouwd als een persoon met goede en minder goede kanten.

Aan de hand van een respectvolle en liefdevolle houding tracht de ouder de goede kanten van het kind meer aan het licht te brengen. Centraal staat de onvoorwaardelijke liefde voor het kind, ook al is die liefde omwille van omstandigheden niet altijd even zichtbaar of voelbaar (Omer & Wiebenga, 2015).

Volgens de opvoedingsvisie van Kohn (2006) is het de bedoeling dat het kind die onvoorwaardelijke liefde altijd voelt, ook als het iets doet wat misschien niet goed is of niet door de beugel kan.

Daarom wordt er afgestapt van straffen en belonen, waarbij het kind het gevoel krijgt dat er voorwaarden verbonden zijn aan het verkrijgen van ouderlijke liefde. De ouder toont het kind daarentegen dat hij op een respectvolle en liefdevolle manier weerstand biedt tegen het ongewenste gedrag (Alon & Omer, 2006).

Dit vergroot zijn vastberadenheid en rechtvaardigheidsgevoel en kan op termijn leiden tot meer positieve wederzijdse interacties (Omer & Wiebenga, 2015).

3. Toepassingen van Nieuwe Autoriteit en Geweldloos Verzet

De principes van Nieuwe Autoriteit en Geweldloos Verzet worden momenteel in verscheidene Europese landen toegepast en winnen wereldwijd meer en meer belangstelling (Lavi-Levavi et al., 2013; Omer & Wiebenga, 2015). Een internationaal netwerk heeft vorm gekregen onder de naam ‘New Authority Network International’ en verspreidt via hun website relevante literatuur en een aanbod aan opleidingen en workshops (be.newauthority.net). Nationaal is er eveneens het Belgisch Instituut voor Geweldloos Verzet, een netwerk waarbinnen de ideeën rond Geweldloos Verzet en Nieuwe Autoriteit gepromoot en verder ontwikkeld worden (www.bigv.be). De visie van Nieuwe Autoriteit wordt aangewend in het gezinsleven, het onderwijs, de hulpverlening en de ruimere gemeenschap (Omer, 2014). Er bestaan verscheidene trainingen, opleidingen en behandelingen gebaseerd op deze opvoedingsstijl. Deze komen tegemoet aan de ineffectiviteit van opvoedingstrainingen die vertrekken vanuit leertheoretische principes en beloningssystemen, die escalaties in de hand kunnen werken en die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de ontwikkeling van het kind en de ouder-kind relatie (Omer &

Weinblatt, 2008; Kohn, 2006).

Omer heeft samen met een aantal hulpverleners een training van Geweldloos Verzet ontwikkeld in Israël, gericht naar ouders van kinderen met acute en ernstige gedragsproblemen. De training bestaat uit een reeks therapeutische sessies, telefonische contacten met de therapeut en supportersbijeenkomsten (Lebowitz, Dolberger, Nortov &

Omer, 2012). Ouders kunnen hier individueel/als ouderpaar of in een oudergroep aan deelnemen.

(19)

11 De groep betekent een grote meerwaarde in het bieden van (h)erkenning, onderlinge steun en feedback waardoor schaamte afneemt en de stap om supporters te betrekken minder groot is (Rodenbrug et al., 2010). Het doel is gevoelens van hulpeloosheid, isolement en escalerende interacties te verminderen (Weinblatt & Omer, 2008). Het programma beoogt in de eerste plaats veranderingen te bewerkstelligen bij de ouder(s), die onrechtstreeks kunnen leiden tot een vermindering van de gedragsproblemen van het kind (Rodenbrug et al., 2010).

Deze basistraining draagt bij tot het ontwikkelen van oudertrainingen in verschillende landen en contexten en voor uiteenlopende doelgroepen. Enkele voorbeelden zijn trainingen die zich richten tot ouders die geconfronteerd worden met geweld tussen broers en zussen (Omer, Schorr-Sapir & Weinblatt, 2008), ouders van wie hun reeds volwassen kind nog in grote mate afhankelijk is van de ouderlijke zorgen en diensten (Lebowitz, et al., 2012),

ouders van jongeren die agressief rijgedrag vertonen (Farah et al., 2014), ouders van tieners met een computerverslaving (Gerah, 2012, zoals geciteerd in Lavi-Levavi et al., 2013), ouders van jongeren met autisme (Lobregt-van Buuren, 2014) en ten slotte ouders van kinderen of jongeren die kampen met suïcidegedachten (Omer & Dilberger, 2015).

De methodiek blijkt niet voldoende effectief wanneer er sprake is van een persoonlijkheids- of verslavingsproblematiek bij de jongere. Toekomstig onderzoek kan aantonen of dit een contra-indicatie betekent voor de training (Rodenbrug et al., 2010).

In België groeit de interesse in en de toepassing van de methodiek Nieuwe Autoriteit en Geweldloos Verzet de laatste jaren binnen het onderwijs en de hulpverlening (Van Holen, Lampo & Vanderfaeillie, 2011) Van Lier & Leonard (2013) passen de principes van Nieuwe Autoriteit toe in het omgaan met leerlingen met gedragsproblemen binnen de schoolcontext.

De kinderpsychiatrische dienst van het UZ Brussel heeft een lopend pilootproject waarbij de oudertraining Geweldloos Verzet ‘Een anker voor je kind’ wordt aangeboden aan adoptieouders die geconfronteerd worden met gedragsproblemen van hun adoptiekind (http://www.steunpuntadoptie.be/nl/oudertraining-paika). Ook binnen het domein van de Vlaamse pleegzorg wordt Geweldloos Verzet ingezet als een effectieve behandeling (Van Holen, Vanderfaeillie & Vanschoonlandt, 2012). Tot slot doen residentiële (psychiatrische) zorgcentra meer en meer een beroep op deze principes in het omgaan met agressie en gedragsproblemen (Madi, 2015).

3.1 Geweldloos Verzet in de praktijk

Ouders die aan de slag gaan met Geweldloos Verzet stappen af van elke vorm van fysiek of verbaal geweld en gaan over tot geweldloze acties en interventies. Men kiest voor handelen indien woorden niet meer effectief zijn, om de onderdrukking en het geweld te beëindigen (Omer & Wiebenga, 2015). Dit druist in tegen de democratische overlegmethode van Gordon (2015) die uitgaat van een gelijkwaardige relatie tussen ouder en kind en waarbij het samen zoeken naar oplossingen via communicatie centraal staat.

Hieronder worden kort de verschillende geweldloze interventies besproken waarbij professionele begeleiding en voldoende voorbereiding essentiële voorwaarden tot succes zijn.

(20)

12 - Ouders beslissen openlijk om de bevelen van hun kind voortaan te weigeren. Hierdoor breken ze met de gewoonte van gehoorzaamheid die na verloop van tijd soms heel natuurlijk is geworden. Aan de hand van de aankondiging lichten ouders hun kind in over hun actieve verzetsplannen. Ze schrijven in deze brief welke concrete gedragingen ze niet meer aanvaarden en dat ze hulp zullen inroepen vanuit hun omgeving om zich hiertegen te verzetten. Na deze eerste stap zal er hoogstwaarschijnlijk nog geen (blijvende) gedragsverandering bij het kind zijn, maar de houding van de ouder(s) is vanaf dit punt

veranderd (Omer & Wiebenga, 2015).

- Wanneer het kind opnieuw grenzen overschrijdt, kunnen de ouders een sit-in uitvoeren.

De ouders bevinden zich daarbij in de kamer van het kind, benoemen welk gedrag zij niet langer tolereren en blijven een tijd in stilte aanwezig waarbij het kind kan nadenken over mogelijke oplossingen of voorstellen (Rodenbrug, Breugem & de Tempe, 2010). De essentie is niet het bekomen van een oplossing van het kind, maar het manifesteren van de

ouderlijke aanwezigheid (Omer & Wiebenga, 2015).

- Het bewust aandacht besteden aan het herstel van de relatie met het kind aan de hand van verzoeningsgebaren is tevens een essentieel aspect van de geweldloze strijd. Het doel van deze gebaren en handelingen is het opnieuw zichtbaar en voelbaar maken van positieve gevoelens tussen ouder en kind, die vaak onderdrukt worden door de overheersende escalatieprocessen (Lavi-Levavi et al., 2013). Deze relatiegebaren staan los van beloningen of verwachtingen ten aanzien van het kind en zijn bedoeld als uitingen van de onvoorwaardelijke liefde van ouders voor hun kind (Omer & Wiebenga, 2015; Weinblatt

& Omer, 2008; Kohn, 2006). Na een incident nemen ouders hun verantwoordelijkheid om de berokkende schade te herstellen en nodigen het kind hiertoe uit. Herstelgebaren vormen een goed alternatief voor straffen (Omer, 2014; Kohn, 2006).

- Ouders proberen aan de hand van de telefoonronde te weten te komen waar hun kind uithangt en hun bezorgdheid te uiten. Door mensen uit de omgeving van het kind te contacteren, wordt de ouderlijke aanwezigheid voelbaar en kan het supportersnetwerk uitbreiden (Weinblatt & Omer, 2008). Nog een stap verder is het bezoek door de ouders aan de plek waar het kind verblijft zonder ouderlijke toestemming (Weinblatt & Omer, 2008).

- Na een extreme crisissituatie kunnen ouders overstappen tot de staking. Dit betekent een keerpunt in het gezinsleven waarin ouders samen met supporters en het kind tijd besteden aan het zoeken naar een oplossing voor de onhoudbare situatie. Hierbij worden de dagelijkse activiteiten tijdelijk stilgelegd (Omer & Wiebenga, 2015).

Ouders die aan de slag gaan met deze interventies dienen professioneel begeleid te worden tijdens dit proces. Professionals ondersteunen ouders om te volharden, bereiden hen voor op mogelijke tegenslagen en negatieve reacties van het kind en helpen hen om realistische verwachtingen te formuleren en na te streven. Het is immers een proces van lange adem waarbij de (soms kleine) effecten meestal pas op lange termijn voelbaar zijn.

(21)

13 Deze interventies kunnen vanuit een kritische invalshoek als intrusief worden beschouwd.

Men kan zich de vraag stellen of de privacy van het kind of de jongere niet wordt geschonden door het betreden van zijn/haar kamer tijdens de sit-in of bij het contacteren van personen uit zijn/haar omgeving in het kader van de telefoonronde. Deze bedenking wijst op de dunne grens tussen de veiligheid en bescherming van het kind enerzijds en de privacy en het wederzijds vertrouwen anderzijds.

3.2 Effecten van de oudertraining Geweldloos Verzet

Verscheidene studies onderzoeken de effecten van de oudertraining waarin ouders de principes van Geweldloos Verzet en Nieuwe Autoriteit leren kennen en begeleid worden in het toepassen van bovenstaande interventies. Aan de hand van een pre-, een post- en een follow-upmeting bij de deelnemende ouders en een controlegroep gaat men de invloed van de training na op gevoelens van hulpeloosheid, isolement en het voorkomen van escalerende interacties. De controlegroep bestond in alle studies uit ouders die op een wachtlijst stonden en pas na het onderzoek deelnamen aan de training.

De verschillende effectstudies onderbouwen de methodiek van Geweldloos Verzet in het omgaan met kinderen en jongeren met gedragsmoeilijkheden (Weinblatt & Omer, 2008; Lavi- Levavi et al., 2013; Rodenbrug et al., 2010).

Ouders die aan de oudertraining hadden deelgenomen, voelden zich minder machteloos, ervoeren minder escalerende interacties en vertoonden meer relatie- en verzoeningsgebaren in vergelijking met de controlegroep. Een verbetering in deze oudervariabelen leidde tot minder conflicten en externaliserende gedragsproblemen bij het kind (Omer & Weinblatt, 2008;

Rodenbrug et al., 2010; Newman, Fagan & Webb, 2012). Sommige studies tonen verschillen tussen deelnemende moeders en vaders. De moeders gaven aan in meerdere mate dan de vaders een toename van sociale steun tijdens de training te ervaren en meer te lijden onder de negatieve interacties en escalatieprocessen met hun kind. Zij ervoeren in mindere mate een verbetering op vlak van escalaties vóór en na de training dan de vaders (Omer & Weinblatt, 2008; Lavi-Levavi et al., 2013).

Zoals reeds vermeld in de inleiding is dit literatuuroverzicht voornamelijk tot stand gekomen op basis van publicaties van Omer en collega’s. Ook de effectstudies van de oudertraining van Geweldloos Verzet werden hoofdzakelijk uitgevoerd en gepubliceerd door de ontwikkelaars zelf. Deze vaststelling wijst op een gebrek aan externe evaluatie en beoordeling van deze toepassingen van Geweldloos Verzet. De effecten werden steeds nagegaan op basis van vooropgestelde hypothesen met betrekking tot de doelstellingen van deze trainingen. Een meerwaarde zou kunnen zijn om dergelijke oudertraining op een kwalitatieve manier te beoordelen waarbij ruimere, eventueel onverwachte, effecten aan bod kunnen komen. Hierbij dient opgemerkt dat een wetenschappelijke kritische blik op deze methodiek en de toepassing ervan in de oudertraining vooralsnog ontbreekt in de literatuur.

(22)

14 Bestaande effectstudies gaan na hoe deze trainingen bijdragen tot de vooropgestelde ouderlijke variabelen (gevoelens van machteloosheid, escalerende interacties, relatiegebaren tonen en een netwerk uitbouwen). De vraag welke variabelen aan de oorsprong liggen van de opvoedingshouding die men beoogt te ontwikkelen, blijft hierbij onbeantwoord.

4. Nieuwe Autoriteit meten: Parental Anchoring Questionnaire

Omer et al. (2013) hanteren de ‘ouderlijke ankerfunctie’ als operationalisering van Nieuwe Autoriteit. Ze beschrijven op basis van een literatuurstudie en hun professionele ervaring vier onderliggende pijlers van de ankerfunctie: zelfcontrole, sociale steun, aanwezigheid en structuur. In hun Israëlisch onderzoek ontwikkelen ze een meetinstrument voor de ouderlijke ankerfunctie: de Parental Anchoring Questionnaire (PAQ). De vragen van de PAQ werden opgesteld door Carthy en Tenne, beiden psychotherapeuten met expertise inzake ouderlijk toezicht bij adolescenten. Op basis van hun professionele ervaring ontwikkelden ze een reeks vragen waaruit vervolgens twee externe psychologen 52 vragen selecteerden die ouderlijke gedragingen toetsen die gerelateerd zijn aan de vier vooropgestelde dimensies.

Carthy et al. onderwierpen deze 52 vragen aan een exploratieve en confirmatorische factoranalyse bij een steekproef van 200 ouders en voerden vervolgens een validiteitonderzoek uit waarbij ze de PAQ vergeleken met bestaande vragenlijsten die dezelfde concepten beogen te meten. De populatie van deze studie bestaat uit Israëlische ouders van kinderen tussen zes en achttien jaar, voornamelijk uit de socio-economische middenklasse (Carthy et al., 2014).

De resultaten van de exploratieve factoranalyse onderbouwen de vier hoofdfactoren van het model van de ankerfunctie. De confirmatorische factoranalyse bevestigt deze factorstructuur waarbij de onderzoekers komen tot een betrouwbare vragenlijst die zowel de vier basisfactoren (zelfcontrole, sociale steun, aanwezigheid en structuur) als de overkoepelende factor van de ouderlijke ankerfunctie meet. De originele vragenlijst met 52 items wordt aan de hand van deze analysemethoden herleid tot een vragenlijst van 20 items (zie bijlage 1). Deze uiteindelijke vragenlijst blijkt een valide meetinstrument te zijn van deze variabelen waarbij voornamelijk de schalen zelfcontrole, sociale steun en aanwezigheid, een grote mate van convergente validiteit tonen (Carthy et al., 2014). Hieronder komen de vier basisfactoren van de ouderlijke ankerfunctie en de door hen gehanteerde meetinstrumenten om de constructvaliditeit van deze schalen na te gaan, aan bod. Al deze Engelstalige vragenlijsten werden naar het Hebreeuws vertaald in het kader van dit Israëlisch onderzoek.

4.1 Zelfcontrole

Ouders kunnen zichzelf verankeren en een stevig anker vormen voor hun kind op voorwaarde dat ze zichzelf voldoende beheersen. De ouder wil en kan het kind niet controleren, maar heeft wel zijn eigen reacties in de hand. Ouderlijke zelfcontrole leidt tot minder gevoelens van hulpeloosheid bij de ouder, minder escalaties en conflicten en draagt bij tot de zelfregulatie van het kind (Omer et al., 2013).

(23)

15 In het validiteitonderzoek van de PAQ wordt de variabele ‘zelfcontrole’ gemeten door de

‘Self Expression and Control Scale’. Dit instrument meet het uitdrukken en beheersen van het gevoel boosheid aan de hand van vier subschalen: internalisatie van boosheid,

externalisatie van boosheid, controle over de internalisatie van boosheid en controle over de externalisatie van boosheid (Elderen, Maes, Komproe & Kamp, 1997).

4.2 Sociale steun

Een tweede pijler van de ankerfunctie is een beroep doen op steun uit de omgeving (Omer et al., 2013). Het ontwikkelen van een sociaal netwerk is belangrijk voor het goed verankerd zijn als ouder. Immers, hoe groot een anker ook is, zonder de kracht van voldoende haken slaagt het er niet in de boot tegen te houden op een wilde zee (Omer et al., 2013).

Carthy et al. (2014) hanteren de ‘Perceived Support Scale’ om de factor ‘sociale steun’ te toetsen. Deze schaal meet de mate waarin de ouder nood heeft aan sociale steun en effectief steun ontvangt uit zijn omgeving (Elad, 2001, zoals geciteerd in Carthy et al., 2014).

4.3 Aanwezigheid

Ouderlijke aanwezigheid verwijst zowel naar de beschikbaarheid en responsiviteit als naar de autoriteit of het gezag die de zorgfiguur uitoefent (Ainsworth, 1991; Baumrind, 1971; Omer et al., 2013). Zoals reeds beschreven omvat dit verschillende niveaus van toezicht en supervisie van de ouder ten aanzien van het kind. Naarmate het kind ouder wordt, blijft de ouder een verantwoordelijkheid hebben om aanwezig te zijn in het leven van het kind ondanks mogelijk protest of verzet. Flexibele waakzame zorg wordt vergeleken met het (lange) touw aan het anker. Het anker aan de boot verwijst naar de ouder die altijd aanwezig is in de gedachten van het kind, maar deze aanwezigheid wordt pas voelbaar indien het kind zich in onveilige omstandigheden bevindt. Naarmate het kind opgroeit, wordt het ouderlijk anker normaliter geïnternaliseerd en leert het kind zichzelf te weerhouden en beschermen (Omer et al., 2013).

Carthy et al. (2014) onderzoeken deze variabele aan de hand van de ‘Parental Monitoring Child Disclosure Questionnaire’. Deze vragenlijst meet de mate waarin de ouder op de hoogte is van het doen en laten van zijn kind aan de hand van drie subschalen: ouderlijke controle, ouderlijke bevraging en het spontaan vertellen door het kind (Stattin & Kerr, 2000; Omer et al., 2013).

(24)

16 4.4 Structuur

De ouderlijke ankerfunctie omvat eveneens de structuur die ouders handhaven binnen het gezinsleven (Omer et al., 2013). Structuur ontstaat doordat ouders duidelijke regels en gewoontes vormgeven waardoor de gezinsactiviteiten, -rollen en -grenzen worden afgebakend en beschermd (Minuchin, 1974). De gezinsstructuur waarborgt het evenwicht tussen de vrijheid waarin de gezinsleden zich als individu kunnen ontplooien en de onderlinge verbondenheid (Minuchin & Fishman, 2009).

Duidelijke afspraken en grenzen bieden kinderen veiligheid en bevorderen hun ontwikkeling (Grolnick & Pomerantz, 2009). Kinderen en jongeren hebben namelijk nood aan voldoende consistente disciplinering (Hoeve & Leiden, 2006). Structuur houdt in dat ouders dagelijkse routines, gewoontes en regels vormgeven en handhaven ondanks uitdagend, grensoverschrijdend of dwingend gedrag van hun kind (Omer et al., 2013). Zoals het anker bepaalt hoe ver de boot kan varen op zee, biedt structuur het kind exploratieruimte binnen een veilig kader van voorspelbare regels en verwachtingen (Carthy et al., 2014).

Carthy et al. (2014) gebruiken voor de meting van de variabele ‘structuur’ de ‘Family Routines Inventory’. Dit is een betrouwbaar en valide instrument om de aanwezigheid en frequentie van positieve en ontwikkelingsbevorderende routines en gewoontes binnen het dagelijkse gezinsleven te meten (Jensen, James, Boyce & Hartnett, 1983).

5. Motivering voor het ontwikkelen van een Nederlandstalige versie van de PAQ Bovenstaand literatuuroverzicht toont aan dat Nieuwe Autoriteit en Geweldloos Verzet als opvoedingsvisies en –methodieken de laatste jaren ruim ingang hebben gevonden in onze samenleving. Het zijn basisconcepten en –attitudes in de opvoedingscontext van kwetsbare en risicovolle kinderen en jongeren. Nieuwe Autoriteit en Geweldloos Verzet worden beschouwd als een ‘state of mind’, een attitude die men zich kan eigen maken als ouder, opvoeder, zorgverlener of leerkracht (http://www.bigv.be/over-nanvr/). Tot op heden is er in de onderzoeksliteratuur weinig gepubliceerd over de gedragscomponenten die aan de basis liggen van deze opvoedingsattitude. Onderzoek focust grotendeels op de effecten van op Nieuwe Autoriteit / Geweldloos Verzet gebaseerde interventies, weinig op het construct of de houding zelf. Ook Omer en collega’s wijzen op dit tekort en nodigen onderzoekers wereldwijd uit om hiervan werk te maken.

Het onderzoek in deze masterproef wil hieraan tegemoet komen door een aanzet te geven tot het ontwikkelen van een Nederlandstalig meetinstrument van de opvoedingsstijl van Nieuwe Autoriteit. Hiertoe werd gekozen voor de Parental Anchoring Questionnaire (PAQ) (Carthy et al., 2014), de enige vragenlijst die vooralsnog beschikbaar is als meetinstrument van de opvoedingsattitude van Nieuwe Autoriteit. Met onze Nederlandstalige adaptatie van de PAQ, de PAQ-NL, willen we bijdragen aan het onderzoek naar de opvoedingsattitude van Nieuwe Autoriteit in het Nederlandstalig taalgebied.

(25)

17 De PAQ-NL kan een meerwaarde betekenen voor o.a. het pedagogisch werkveld, meer bepaald het onderwijs en de hulpverlening: aan de hand van de PAQ-NL zouden leerkrachten, opvoeders en therapeuten een inschatting kunnen maken van de mate waarin zij omgaan met kinderen en jongeren volgens de principes van Nieuwe Autoriteit. Vormingen, opleidingen en andere reflectie- en leermogelijkheden zouden hierop kunnen inspelen, uiteraard steeds aangepast aan de specifieke werkcontext. De PAQ-NL kan ook een nuttige toepassing hebben bij het optimaliseren van therapeutische oudertrainingen: a.d.h.v. deze vragenlijst kunnen ouders hun opvoedingshouding beoordelen waarbij vervolgens de therapie daarop kan inspelen.

6. Probleemstelling en onderzoeksvragen

Omer et al. (2013) beschouwen de ouderlijke ankerfunctie als een operationalisering van het construct Nieuwe Autoriteit en ontwikkelen de Parental Anchoring Questionnaire als meetinstrument van deze opvoedingsattitude. Op basis van de literatuur en hun professionele ervaring veronderstellen zij dat vier gedragscomponenten aan de basis liggen van de ouderlijke ankerfunctie. In hun factoranalytisch onderzoek van de PAQ in een steekproef van Israëlische ouders worden de vier veronderstelde factoren bevestigd (Carthy et al., 2014). Uit voornoemde studie komt de PAQ naar voor als een betrouwbaar en voldoende valide instrument om de ouderlijke ankerfunctie te meten binnen een populatie van (middenklasse) Israëlische ouders. Om de veralgemeenbaarheid van de onderzoeksresultaten van de PAQ te verbeteren, geven Omer en collega’s de aanbeveling om de structuur en de psychometrische kenmerken van de PAQ te onderzoeken in andere populaties en culturen.

In deze masterproef wordt het theoretisch model van de PAQ onderzocht in een steekproef van Vlaamse ouders van kinderen en jongeren van 6 tot en met 21 jaar. De factorstructuur van de PAQ wordt als vertrekpunt genomen, m.n. de ouderlijke ankerfunctie als hoofdfactor en als onderliggende factoren: zelfcontrole, sociale steun, aanwezigheid en structuur. De PAQ werd voor dit onderzoek naar het Nederlands vertaald. De Nederlandse vertaling van de vragenlijst (PAQ-NL) werd samen met een aantal bestaande vragenlijsten, die de veronderstelde onderliggende factoren nagaan, voorgelegd aan een steekproef van Vlaamse ouders van kinderen en jongeren van 6 tot en met 21 jaar. Hiermee ging de onderzoeker na of de PAQ- NL kan beschouwd worden als een betrouwbaar en valide Nederlandstalig instrument van de ouderlijke ankerfunctie als operationalisering van Nieuwe Autoriteit. Hieruit vloeien de volgende centrale onderzoeksvragen en hypothesen voort:

1. Hoeveel en welke onderliggende factoren van de ankerfunctie zijn significant of betekenisvol binnen een steekproef van Vlaamse ouders? We gaan uit van de hypothese van vier factoren: zelfcontrole, sociale steun, aanwezigheid en structuur.

2. Behoudt de PAQ-NL eenzelfde (factor)structuur binnen een steekproef van Vlaamse ouders als binnen een Israëlische steekproef?

3. Is de PAQ-NL een betrouwbaar Nederlandstalig meetinstrument van de ankerfunctie binnen een steekproef van Vlaamse ouders?

(26)

18 4. Is de PAQ-NL een valide Nederlandstalig meetinstrument van de ankerfunctie binnen een

steekproef van Vlaamse ouders?

Hiertoe wordt nagegaan:

4.1. Is er een significante positieve correlatie tussen de schaal ‘zelfcontrole’ van de PAQ- NL en de ‘Emotion Regulation Questionnaire’?

4.2. Is er een significante positieve correlatie tussen de schaal ‘sociale steun’ van de PAQ- NL en de ‘Social Support Questionnaire’?

4.3. Is er een significante positieve correlatie tussen de schaal ‘aanwezigheid’ van de PAQ-NL en de schaal ‘monitoring’ van de ‘Schaal Ouderlijk Gedrag’?

4.4. Is er een significante positieve correlatie tussen de schaal ‘structuur’ van de PAQ-NL en de ‘Family Routines Inventory’?

(27)

19 Hoofdstuk 2. Methodologie

1. Aanvraag ethische commissie

Aangezien deze masterproef plaatsvindt in samenwerking met het doctoraatsonderzoek van Bart Colson aan de VUB werd de Ethische Commissie Humane Wetenschappen (ECHW) aangeschreven. Op 8 juli 2016 werd een positief advies gegeven onder twee voorwaarden.

Ten eerste werd een registratie bij de Privacy Commissie gevraagd omdat er een mogelijkheid is op traceerbaarheid van de deelnemers aan de hand van combinaties van bepaalde opgevraagde demografische gegevens. De onderzoekers hadden dit vooraf zelf aan de Commissie kenbaar gemaakt. Er werd getracht om dit op te vangen door zoveel mogelijk gegevens in categorieën op te vragen (bv. leeftijdscategorieën i.p.v. aantallen). Daarnaast werd gereageerd op het feit dat er een verwerking van gezondheidsgegevens gebeurt met het advies dat het onderzoek in samenwerking met een arts diende te gebeuren. Gelet op de aankomende wetswijziging over de autonomie van de klinisch psycholoog / klinisch orthopedagoog, lijkt deze laatste vereiste slechts een formaliteit. De procedure om aan de genoemde voorwaarden te voldoen is lopende.

2. Kwantitatieve enquête

De gegevens van dit onderzoek werden ingezameld door middel van een online enquête. De studie betreft een kwantitatief survey- of enquêteonderzoek. Met kwantitatief onderzoek worden fenomenen verklaard via het verzamelen en analyseren van kwantitatieve of numerieke data waarbij correlaties en verbanden tussen variabelen worden onderzocht (Muijs, 2010; Creswell, 2013). Dit onderzoek maakt gebruik van een online enquête om informatie te verzamelen over een groot aantal eigenschappen bij veel personen waarbij gezocht wordt naar verbanden tussen deze eigenschappen of variabelen. Een enquête is een schriftelijke of digitale vragenlijst die aan meerdere personen wordt voorgelegd en bestaat meestal uit gesloten meerkeuzevragen en schalen (Korzilius, 2000). Een survey-onderzoek heeft zekere kwaliteitseisen, meer bepaald de mate van betrouwbaarheid en validiteit (Korzilius, 2000). De verzamelde data van een steekproef bieden idealiter een representatief beeld van de ruimere onderzoekspopulatie (Creswell, 2013).

3. Procedure

Voorafgaand aan dit onderzoek werd de literatuur doorzocht naar relevante eigenschappen of variabelen die mogelijks aan de basis zouden liggen van de ouderlijke ankerfunctie en de opvoedingsstijl Nieuwe Autoriteit. Een selectie van het aantal variabelen dat zou opgenomen worden in dit onderzoek was noodzakelijk. Daarom werd er tenslotte voor geopteerd het onderzoek van Carthy et al. (2014) als uitgangspunt te nemen.

(28)

20 De eerste stap bestond uit het samenstellen van de vragenlijst die zou afgenomen worden.

Naar analogie met het Israëlisch validiteitonderzoek was het de bedoeling om naast de PAQ- NL vier toetsingsvragenlijsten af te nemen om de factoren zelfcontrole, sociale steun, aanwezigheid en structuur te meten. In de eerste plaats werd gezocht naar bestaande Nederlandstalige vragenlijsten met een goede betrouwbaarheid en validiteit. Waar Nederlandstalige vragenlijsten ontbraken, werden Engelstalige vragenlijsten naar het Nederlands vertaald. Ten slotte werden twee extra vragenlijsten (PAQ-R en OBVL-K) opgenomen ter vergelijking met de overkoepelende ankerfunctie (PAQ-NL). De geselecteerde vragenlijsten voor ons validatieonderzoek zijn bijgevolg niet identiek aan die in het onderzoek van Carthy et al. (2014)

In een tweede fase werden de PAQ en de geselecteerde Engelstalige vragenlijsten vertaald naar het Nederlands. De oorspronkelijke PAQ, verkregen van Haim Omer, werd vanuit het Hebreeuws vertaald naar het Nederlands door een tweetalige psychologe. De Nederlandstalige versie werd ter controle opnieuw naar het Hebreeuws omgezet door een tweetalige arts. Daarna werd deze versie door Dennis Kahn, mede-onderzoeker van het oorspronkelijk Israëlisch onderzoek en naaste collega van Omer, nagekeken en aangepast waar nodig. De Engelstalige toetsingsvragenlijsten (‘ERQ’, ‘SSQ’, ‘FRI’ en ‘PAQ-R’) werden eveneens heen- en terugvertaald om zo dicht mogelijk bij de originele verwoording te blijven. De vertalingen gebeurden door tweetalige personen waarvan de meesten professionele ervaring hebben met vertalen.

Alle instrumenten werden samengevoegd tot één vragenlijst die in zijn geheel aan de deelnemers werd voorgelegd, dit in tegenstelling tot het originele onderzoek waarbij de vragenlijst werd opgesplitst uit praktische overwegingen. We volgen hiermee de aanbeveling voor factoranalyses (Tinsley, H. E. & Tinsley, D. J., 1987).

De dataverzameling gebeurde met behulp van een online enquête die door de onderzoeker werd ontwikkeld met het programma Lime Survey (Schmitz, 2008). De enquête kreeg als titel

‘Vragenlijst over opvoedingsstijlen’ en omvat 147 vragen. Deelnemers werden vooraf ingelicht over hun vrijwilligheid van deelname, de anonimiteit bij de verwerking van de resultaten, hun rechten als deelnemer en de mogelijke risico’s verbonden aan de deelname.

De verspreiding van de enquête gebeurde via de ‘sneeuwbalmethode’ waarbij via gekende personen nieuwe potentiële deelnemers worden bereikt waardoor de steekproef steeds groter wordt. Concreet startten de onderzoekers bij het aanspreken van personen uit hun eigen persoonlijk netwerk van vrienden, familie, collega’s en kennissen waarbij ze eveneens beroep deden op kanalen die toegang bieden tot een groot aantal potentiële respondenten zoals jeugdbewegingen, scholen en oudernetwerken. Elke deelnemer werd aangemoedigd om een vijftal personen uit zijn/haar netwerk uit te nodigen om deel te nemen aan het onderzoek aan de hand van de begeleidende brief (zie bijlage 2). Ouders van hetzelfde gezin konden beide deelnemen.

(29)

21 De inclusiecriteria om deel te nemen aan het onderzoek zijn:

- leeftijd tussen 22 en 65 jaar

- Nederlandstalig en wonend in Vlaanderen of Brussel

- ouder van thuiswonend(e) kind(eren) van 6 tot en met 21 jaar

De sneeuwbalmethode is een snelle manier om veel respondenten op korte tijd te bekomen waarbij de kans toeneemt dat deelnemers uit verscheidene sociaal economische klassen, leeftijdsgroepen, en andere demografische categorieën worden gecontacteerd.

Deze methode houdt tevens een potentiële beperking in van dit onderzoek, namelijk het gebrek aan een aselecte, representatieve steekproef waardoor in principe geen waarheidsgetrouwe veralgemeningen kunnen gemaakt worden naar de ruime populatie van Vlaamse ouders (Handcock & Gile, 2011; Field, 2009).

Gedurende vier weken was de enquête actief in het kader van de dataverzameling. Nadien ging de onderzoeker van start met de dataverwerking en de interpretatie van de resultaten.

4. Dataverzameling

De onderzoeker ontwikkelde een online enquête met het programma Lime Survey om de data te verzamelen (Schmitz, 2008). De enquête heeft als titel ‘Vragenlijst over opvoedingsstijlen’

en omvat 147 vragen. Het betreft een eenmalige bevraging waarbij respondenten informatie bieden over hun kijk op zichzelf, hun kind en hoe zij als ouder met hun kind omgaan.

4.1 Onderzoeksgroep

De doelgroep van dit onderzoek zijn Vlaamse ouders van thuiswonende kinderen en jongeren van 6 tot en met 21 jaar. Er hebben 160 ouders deelgenomen aan de enquête, waarvan 143 ouders van kinderen en jongeren van 6 tot en met 21 jaar. Deze 143 respondenten werden geselecteerd in het programma SPSS om de statistische analyses op uit te voeren.

In de literatuur wordt gesteld dat de vereiste steekproefomvang gericht op een betrouwbare factoranalyse afhangt van verschillende factoren, onder andere het aantal variabelen. Er bestaat echter geen eenduidige empirische maatstaf van een minimum steekproef. In het algemeen geldt hoe groter de steekproef, hoe beter. De correlaties tussen variabelen kunnen namelijk in grotere mate wijzigen van steekproef tot steekproef wanneer deze beperkt is.

Volgens Gorsuch (zoals geciteerd in MacCallum, Widaman, Zhang & Hong, 1999) is 100 een minimale steekproefgrootte voor een factoranalyse. Een (andere) vaak beschreven regel is vijf deelnemers per onderzochte variabele (Osborne & Costello, 2009). Dit zou betekenen dat een steekproef van 260 aangeraden zou zijn in het kader van dit onderzoek. Andere onderzoekers stellen dat de nauwkeurigheid van de factoranalyse, het aantal onderzochte variabelen en de bekomen factorladingen doorwegen in het nagaan van het aantal onderliggende factoren (Tinsley, H. E. & Tinsley, D. J., 1987; MacCallum, Widaman, Zhang & Hong, 1999).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Thermische power geproduceerd per unit core volume is Voor cilindrische reactor.

Thermische power geproduceerd per unit core volume is Voor cilindrische reactor.

RBMK is veel gebruikte Russische reactor Grote moderator – fuel volume ratio Volume reactors tot 1000 m 3. Dit maakt het duur om meerdere containment gebouwen

De succesfactoren die in dit onderzoek gebruikt zijn, zijn afkomstig uit dertien verschillende bronnen die kijken naar innovatie of innovatiemanagement, zowel binnen als buiten de

Deze illustraties zijn variaties van een fictieve industriële machine en kunnen door Stevens idé partners worden gebruikt in bijvoorbeeld verkooppresentaties van de dienst

Model fit: CFI = 0.92; TLI = 0.91; RMSEA = 0.06; IDS = Inventory of Depressive Symptomatology; BAI = Beck Anxiety Inventory; RNT = General latent factor for Repetitive

b) (10 punten) Maak een tabel met daarin het aantal juryleden per geboor- tejaar. Neem zowel dat aantal als het bijbehorende jaar op in de tabel en sorteer het geheel op jaar.. c)

FIETSEN