• No results found

Een structurele aanpak van de verarming van eenoudergezinnen in België

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Een structurele aanpak van de verarming van eenoudergezinnen in België"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een structurele aanpak van de verarming van

eenoudergezinnen in België

(2)
(3)

Een structurele aanpak van de verarming van

eenoudergezinnen in België

(4)

Een structurele aanpak van de verarming van eenoudergezinnen in België Deze publicatie bestaat ook in het Frans onder de titel :

Pour une réponse structurelle à la précarisation des familles monoparentales en Belgique

Een uitgave van de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te 1000 Brussel

AUTEURS Dorien Frans, Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck, Universiteit Antwerpen

Marie-Claude Chainaye, Réseau Wallon de Lutte contre la Pauvreté Natascha Van Mechelen, Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck, Universiteit Antwerpen

Carine Vassart

COMITÉ D’ACCOMPAGNEMENT Dr Jocelyne Appelboom – HUDERF, Rebecca Cardelli – IWEPS, Samira Castermans - Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen vzw, Cécile Daron - Service Etudes de la Ligue des Familles,

Kristof D’Exelle - Kabinet Staatssecretaris Brigitte Grouwels, Judith Duchêne - Fédération des CPAS, Union des Villes et Communes de Wallonie,

Nele Hofman - OCMW Kortrijk, Kaat Jans - Co-auteur van een onderzoek naar de maatschappelijke praktijken en leefwereld van eenoudergezinnen van cultureel diverse origine in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Christine Mahy – RWLP, Marie-Line Poucet - CPAS de Charleroi, La maison des parents, Karel Van den Bosch - Federaal Planbureau, Martin Wagener - UCL – CRIDIS-IACCHOS

COÖRDINATIE VOOR DE KONING BOUDEWIJNSTICHTING

Françoise Pissart, directeur

Pascale Taminiaux, projectverantwoordelijke Nathalie Troupée, assistente

GRAFISCH CONCEPT PuPiL

VORMGEVING Tilt Factory

PRINT ON DEMAND Manufast-ABP vzw, een bedrijf voor aangepaste arbeid

Deze uitgave kan gratis worden gedownload van onze website www.kbs-frb.be Een afdruk van deze elektronische uitgave kan (gratis) besteld worden:

online via www.kbs-frb.be, per e-mail naar publi@kbs-frb.be

of telefonisch bij het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting, tel +32-70-233 728, fax +32-70-233 727

WETTELIJK DEPOT D/2893/2014/23

BESTELNUMMER 3242

Juni 2014

Met de steun van de Nationale Loterij

COLOFON

4

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË Koning Boudewijnstichting

(5)

“ … want helemaal alleen, is echt helemaal alleen! Je moet je beslissingen alleen nemen, dat is dus op zich al moeilijk, je loopt financieel gevaar, dus met het risico op straat te belanden, zonder job… Op mijn werk zie ik duidelijk dat alleenstaande moeders het vaakst afwezig zijn, dus voor een werkgever, dat zie je ook, word je gestigmatiseerd door de bevolking die daar een waardeoordeel aan koppelt, misschien vandaag nog meer dan tien jaar geleden…

Als ze niet werken, is dat hun verantwoordelijkheid, als ze niet studeren, is dat hun verantwoordelijkheid, als ze scheiden, is dat hun verantwoordelijkheid, dat hoor je in de media!”

Alle citaten in deze nota komen uit «Gesprekken met alleenstaande ouders»

(6)
(7)

INHOUD

COLOFON . . . . 4

INHOUD . . . . 7

WOORD VOORAF . . . . 9

SYNTHESE VAN DE AANBEVELINGEN . . . . 11

1. Combineren van werk en gezinsleven . . . .11

2. Kinderopvang . . . .11

3. School . . . .11

4. Kinderbijslag . . . .11

5. Alimentatievergoeding . . . .11

6. Huisvesting . . . .11

7. Ouderschapsondersteuning . . . 12

8. Gezondheid . . . 12

9. De genderkwestie . . . 12

INLEIDING . . . . 13

1. Een hoog risico op bestaansonzekerheid . . . .14

2. Problemen toe te schrijven aan meerdere factoren . . . .16

1 . STAND VAN ZAKEN EN AANBEVELINGEN . . . . 19

1.1 Het verzoenen van werk en gezinsleven . . . .19

1.2 Opvang van de kinderen . . . 23

1.3 School . . . 25

1.4 Kinderbijslag . . . 27

1.5 Alimentatievergoeding . . . 29

1.6 Huisvesting . . . .31

1.7 Ouderschapsondersteuning . . . 35

1.8 Gezondheid . . . 38

1.9 De genderkwestie . . . 39

2 . ALLEENSTAANDE OUDERS EN ARMOEDE IN VIJF EUROPESE LANDEN . . . . 41

2.1 Gezinsbeleid . . . .41

2.2 Kinderopvang . . . .42

2.3 Ouderschapsverlof . . . 43

2.4 Minimuminkomensbescherming . . . 44

2.5 Conclusie . . . 45

3 . BESLUIT . . . . 47

3.1 Financiering beschouwen als een investering met een sterk sociaal terugverdieneffect . . . 48

3.2 Een uitdaging voor de staatshervorming . . . 48

4 . DE REALISATIES VAN DE KONING BOUDEWIJN STICHTING . . 49

Koning Boudewijnstichting EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË 7

(8)
(9)

Alleenstaande ouders vormen een zeer kwetsbare groep in de samenleving. Dat heeft enerzijds te maken met de moeilijkheden die ze ondervinden om gezinsleven en arbeid op elkaar af te stemmen, waardoor de werkzaamheid bij deze groep zeer laag is, en anderzijds met het feit dat ze moeten rondkomen met een enkel inkomen in een samenleving waar een tweeverdienersgezin de norm is. Het armoederisico voor alleenstaande ouders is hoger dan voor de andere gezinsvormen; dit geldt in heel België, maar nog meer in Brussel en Wallonië.

De Koning Boudewijnstichting onderzocht samen met het Réseau Wallon de Lutte contre la Pauvreté (RWLP) en het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck (CSB) de positie van alleenstaande ouders in België. Het onderzoek omvat een kwalitatief gedeelte dat werd uitgevoerd door het RWLP bij eenoudergezinnen, hoofdzakelijk moeders, en een kwantitatief en analytisch gedeelte dat werd uitgevoerd door het CSB. In deze unieke publicatie worden beide benaderingen geïntegreerd, wat erg verhelderende vaststellingen oplevert.

Dit onderzoek brengt de belangrijkste knelpunten in kaart en formuleert, in samenspraak met het begeleidingscomité van het project, beleidsaanbevelingen die deze kwetsbare groep uit de armoede kunnen halen en hen kunnen helpen bij hun moeilijke taak om gezin en werk evenwichtig op elkaar af te stemmen. Het is de bedoeling dat deze voorstellen ten goede komen aan alle gezinnen en vooral met een aandacht voor de meest kwetsbare: een bevolkingsgroep waar eenoudergezinnen vaak bij horen.

Deze aanbevelingen werden aan de stakeholders voorgesteld en besproken op een rondetafel die werd georganiseerd op 9 mei 2014.

Op basis van deze bespreking werden ze verfijnd en vervolgens in dit verslag uitvoerig beschreven..

We hopen dat de resultaten van deze werkzaamheden kunnen leiden tot structurele antwoorden in de strijd tegen armoede.

WOORD VOORAF

Koning Boudewijnstichting EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË 9

(10)

De Koning Boudewijnstichting dankt iedereen die heeft bijgedragen aan de realisatie van dit werk:

de ouders die bereid waren om hun ervaringen en bedenkingen te delen met de onderzoekers, de onderzoeksteams, en de leden van het begeleidingscomité die dit project in goede banen leidden.

10

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË Koning Boudewijnstichting

(11)

1 . Combineren van werk en gezinsleven

Het armoederisico van eenoudergezinnen ligt erg hoog omdat velen van hen geen baan en dus geen arbeidsinkomen hebben, aangezien ze een beroepsactiviteit moeilijk kunnen combineren met hun gezinsleven.

Systemen van ouderschapsverlof of deeltijds werk zijn voor hen financieel moeilijk houdbaar.

2 . Kinderopvang

Meer betaalbare en kwaliteitsvolle opvangplaatsen kunnen de armoede bestrijden omdat ze de toegang tot een job vergemakkelijken.

Daarnaast helpen ze om de ontwikkeling van de kinderen te ondersteunen.

3 . School

Scholen gaan niet altijd goed om met de werkelijkheid van eenoudergezinnen. Het opleiden van leerkrachten en de tussenkomst van bemiddelaars kunnen daarbij helpen. Buitenschoolse activiteiten moeten kunnen inspelen op de noden van ouders met een laag inkomen. Ook de begrenzing van de schoolkosten moet een doel zijn.

4 . Kinderbijslag

Door het invoeren van selectiviteit kan de kinderbijslag beter worden afgestemd op de meest kwetsbare bevolkingscategorieën: dat is het meest effectieve middel om armoede bij eenoudergezinnen te verminderen.

5 . Alimentatievergoeding

Vooruitgang is nog mogelijk als men kan garanderen dat de alimentatievergoeding waarop een gezin recht heeft, effectief wordt betaald. De oprichting van één overkoepelende dienst, een objectievere berekening en bemiddeling gaan in de goede richting.

6 . Huisvesting

Het budget voor huisvesting is een van de elementen waardoor eenoudergezinnen onder de armoededrempel terechtkomen.

SYNTHESE VAN DE AANBEVELINGEN

Koning Boudewijnstichting EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË 11

(12)

De toegang tot sociale huisvesting moet gemakkelijker worden en, zoals elders in Europa, kunnen woonpremies ervoor zorgen dat er goede woningen kunnen worden gehuurd op de privémarkt.

7 . Ouderschapsondersteuning

Om alleenstaande ouders te helpen hun diverse verantwoordelijkheden op te nemen, is het nuttig de toegang tot informatie over hun situatie te verbeteren, dagelijkse huishoudelijke ondersteuning en psychologische hulp toegankelijker te maken en hen te helpen om hun sociaal isolement te doorbreken.

8 . Gezondheid

De automatische toekenning van sociale rechten kan voorkomen dat eenoudergezinnen gezondheidszorg uitstellen bij gebrek aan financiële middelen.

9 . De genderkwestie

De meerderheid van de alleenstaande ouders zijn moeders die bij het vinden van werk vaak worden gehinderd door de sociale beeldvorming rond ‘de vrouw die zorg draagt voor anderen’. Men moet ervoor zorgen dat de maatschappij als geheel hierover gaat nadenken.

Synthese van de aanbevelingen

12

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË Koning Boudewijnstichting

(13)

«Net te arm om eruit te geraken, net te rijk om geholpen te worden».

Eenoudergezinnen vormen een bijzonder kwetsbare groep in onze samenleving. Een alleenstaande ouder – in de meeste gevallen is dat de moeder – moet in haar eentje de dagelijkse opvoedingsverantwoordelijk- heden voor de kinderen dragen en instaan voor de gezinsuitgaven (huisves- ting, energie, voeding, gezondheidszorg, school ...).

Deze situatie is des te zwaarder omdat de ouder van een eenoudergezin het erg moeilijk heeft om een beroepsleven te combineren met een erg druk gezinsleven. Dat resulteert in een laag werkgelegenheidscijfer en erg vaak in werkloosheid. Bij sommige gezinnen worden de financiële problemen nog vergroot doordat de verschuldigde alimentatievergoe- ding niet correct betaald wordt.

Bij ouders en kinderen van eenoudergezinnen is het risico op kansarmoede dus groot, en hun positie lijkt de laatste jaren nog moeilijker te worden. Men schat dat het aantal alleenstaande ouders dat onder de armoededrempel leeft, sinds het jaar 2000 is toegenomen.

Om al deze redenen hebben de regionale, federale en Europese overheden deze problematiek hoog op hun agenda gezet, in het bijzonder met het oog op programma’s voor de strijd tegen kinderarmoede.

In het kader van haar actiedomein ‘Armoede en sociale rechtvaardigheid’ wilde de Koning Boudewijnstichting haar expertise inzetten om een zo goed mogelijke kijk op de situatie te krijgen, zodat de aanbevelingen van de experts kunnen doorstromen naar de beleidsverantwoordelijken. Dat kan de uitvoering van passende oplossingen bevorderen.

Deze nota vormt een samenvatting van de eerste twee projecten die in deze optiek werden voltooid:

• Een kwalitatief onderzoek door het Réseau Wallon de Lutte contre la Pauvreté (RWLP) waaraan actief werd meegewerkt door 24 moeders en één vader. Het onderzoek wilde het profiel van eenoudergezinnen beter in beeld brengen en inzicht

INLEIDING

Koning Boudewijnstichting EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË 13

(14)

krijgen in hun dagelijkse problemen en reële noden.

• Een kwantitatief onderzoek door het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck (CSB) rond het bepalen van de huidige financiële situatie van deze gezinnen, het onderzoeken van alternatieve gezinsmaatregelen in België en in het buitenland en, tot slot, het evalueren van de potentiële impact daarvan op de situatie van deze gezinnen.

1 . Een hoog risico op bestaansonzekerheid

In België vertegenwoordigen eenoudergezinnen 19 % van de gezinnen. De studie ONAFTS van 2008 stelde dat 20,48 % van alle gezinnen met kinderen in België een eenoudergezin is. Gespreid over de gewesten bedraagt dat cijfer in Vlaanderen 15,74 %, in Brussel 30,86 % en in Wallonië 25,52 %.

Bij eenoudergezinnen is het risico om onder de armoededrempel te belanden groter dan bij andere gezinnen. Zo zou in Wallonië bijna 1 alleenstaande ouder op 2 leven van een inkomen dat onder de armoededrempel ligt, terwijl dat slechts bij 10 tot 14 % van de koppels het geval is (SILC, 2011). In Wallonië vertegenwoordigen eenoudergezinnen maar liefst 19 % van de gezinnen met een armoederisico (in Vlaanderen is dat 10 %). Ze zijn dus oververtegenwoordigd binnen de groep van kwetsbare gezinnen.

Eenoudergezinnen in Wallonië leven vaker in een meer bestaansonzekere situatie dan soortgelijke gezinnen in Vlaanderen. In Vlaanderen moet ongeveer 1 alleenstaande ouder op 5 rondkomen met een gezinsinkomen onder de armoedegrens, terwijl koppels, met of zonder kind, een lager armoederisico hebben van 5 tot 6 %.

Dit hoge risico op bestaansonzekerheid bij eenoudergezinnen is te wijten aan een cumulatie van risicofactoren op de arbeidsmarkt zoals opleidingsniveau en gender. Alleenstaande ouders zijn hoofdzakelijk vrouwen (8 gevallen op 10) en ze hebben doorgaans een lager opleidingsniveau dan de bevolking in de beroepsactieve leeftijd (31 % bij alleenstaande ouders tegenover 27 % bij de bevolking). Dit maakt hun positie op de arbeidsmarkt bijzonder precair. Bovendien zijn werk en gezin voor alleenstaande ouders moeilijker te combineren dan voor koppels. En, zelfs als ze er in slagen om de zorg voor hun kinderen te combineren met een job, blijft hun situatie in vele gevallen bestaansonzeker, omdat ze moeten rondkomen met één enkel inkomen in een samenleving waar tweeverdienersgezinnen de norm zijn.

14

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË Koning Boudewijnstichting

Inleiding

(15)

Armoederisico naar huishoudtype in Wallonië en Vlaanderen (18-64 jaar), 2010, in %

Bron: Berekening van CSB op EU-SILC 2011

Alleenstaande ouders die leven van een werkloosheidsuitkering bevinden zich duidelijk in de meest bestaansonzekere situatie, onder de armoededrempel. Dat is niet enkel het geval voor alleenstaande ouders die voordien een slechtbetaalde baan hadden, maar ook voor personen die voltijds werkten voor een gemiddeld loon. Volgens standaardsimulaties van het CSB situeert het inkomen van vele eenoudergezinnen met een werkloosheidsuitkering zich onder de armoedegrens, en onder de referentiebudgetten die nodig zijn om menswaardig te leven. Werkloosheidsuitkeringen beschermen gezinnen dus niet, ook al worden ze gecombineerd met kinderbijslag en andere premies.

Maar ook het gezinsinkomen van werkende alleenstaande ouders is vaak ontoereikend, zeker in het geval van een laag loon. We stellen vast dat het inkomen van standaardgezinnen bestaande uit alleenstaande ouders met 1 tot 3 kinderen bij een laag loon onder het referentiebudget blijft, wat betekent dat het arbeidsinkomen hen niet in staat stelt om te voldoen aan de minimale levensbehoeften.

De financiële situatie van eenoudergezinnen wordt doorgaans slechter omdat de armoedenormen worden berekend op basis van twee lonen per gezin (terwijl eenoudergezinnen er per definitie slechts een hebben), maar ook omdat de gemiddelde en de minimumlonen in de afgelopen veertig jaar niet mee gestegen zijn met de algemene welvaart.

0 10 20 30 40 50 60

bevolking

koppel zonder kinderren

koppel met kinderen alleenstaande ouder alleenstaande

Vlaanderen Wallonië

%

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË 15

Koning Boudewijnstichting

Inleiding

(16)

Er werden in België wel verschillende beleidsmaatregelen genomen zoals de verhoging van het leefloon en de kinderbijslag of het openen van nieuwe opvangplaatsen. Daardoor verbeterde de situatie enigszins, maar het armer worden van eenoudergezinnen werd daardoor niet verholpen.

2 . Problemen toe te schrijven aan meerdere factoren

In ‘Regards sur la pauvreté et les inégalités en Wallonie’ (Institut Wallon de l’Evaluation, de la Prospective et de la Statistique, nr. 16, september 2013) formuleren Anne-Catherine Guio en Christine Mahy het als volgt: “Uit de vele gesprekken met gezinnen, jongeren en kinderen die in armoede leven, kunnen we het volgende concluderen: het is essentieel te werken aan een structureel beleid dat tegemoetkomt aan de basis- en grondrechten van mensen, om zo de voorwaarden voor gelijkheid te creëren die vervolgens kunnen bijdragen aan het verminderen en uitschakelen van verarmingsmechanismen en armoede. Gezinnen die moeten leven in een destructieve, blijvende armoede, die hen verplicht ‘om hun potentieel op te eten’ zodat ze primair kunnen overleven, bevinden zich in een staat van intense sociale marginalisering. Ze snijden zich af (of worden afgesneden) van hun potentiële hulpbronnen om ‘gewoonweg stand te houden’. Voor deze gezinnen die blijvende armoede hebben ‘geïntegreerd’ als een ‘manier van leven’ (die ‘gelukkig’ zijn met te weinig om niet alle dagen te moeten lijden), is het essentieel dat er intensief, soms gericht en dringend, in hen wordt geïnvesteerd.

En altijd met hen!”

Hoewel het relevant blijft om het eenouderschap voor te stellen als een overgangsperiode tussen het alleen leven en een nieuw samengesteld gezin, moet men er ook rekening mee houden dat het gezin als instituut sterk geëvolueerd is: soms moet men het jarenlang als alleenstaande ouder zien te redden.

Hoe dan ook, het inkomen en het levenskader moeten voldoende ruim zijn om fatsoenlijk te kunnen leven, ook als men alleen is. Bovendien moet men met dat ene inkomen ook in staat zijn om kinderen op te voeden en hen toegang te geven tot een school, gezondheidszorg, cultuur, sport enzovoort, zonder hen te discrimineren tegenover hun leeftijdsgenoten:

“Ik heb altijd gezocht naar een woning waar mijn dochter haar eigen kamer had en ik de mijne.

Als je een alleenstaande vrouw bent, leeft men wel mee met je problemen, maar een structureel antwoord is er niet … Ik werd tweemaal opgeroepen voor de rechtbank over de uitgaven voor de opvang en de kosten van de schoolmaaltijden, en het antwoord van de rechter luidde: ‘Veel geluk, mevrouw!’ en we sloten een betalingsovereenkomst.”

Als eenoudergezinnen problemen benadrukken inzake vereenzaming, tijdsbeheer, financiële middelen, het combineren van een beroeps- en gezinsleven enz., is het net omdat meerdere factoren in hun leven niet aansloten bij een maatschappij die slecht inspeelt op de sociologische evolutie van de gezinspatronen, naast het feit dat deze maatschappij het steeds moeilijker heeft om de verarming te bestrijden van een belangrijk deel van de bevolking. Maatschappelijk werkers zeggen hierover: “Net te

Inleiding

16

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË Koning Boudewijnstichting

(17)

arm om eruit te geraken, net te rijk om geholpen te worden.” Daarnaast kampen de vrouwen, over wie het hier meestal gaat, zowel met gender- als met sociale ongelijkheid.

Het complexe leven binnen een eenoudergezin heeft een impact op de geestelijke gezondheid van alleenstaande ouders. Zowat 44 % van de eenoudergezinnen zou depressieve neigingen hebben, tegenover 25 % bij koppels.

Inleiding

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË 17

Koning Boudewijnstichting

(18)
(19)

1. STAND VAN ZAKEN EN AANBEVELINGEN

Dit deel van de publicatie verkent de verschillende problematieken waarmee eenoudergezinnen geconfronteerd worden en de oplossingssporen die worden voorgesteld door het Réseau Wallon de Lutte contre la Pauvreté (RWLP) en door het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck (CSB).

1 .1 Het verzoenen van werk en gezinsleven

Een job heeft een positieve impact op de bestaanszekerheid. Het CSB- rapport onderzocht de werkintensiteit van eenoudergezinnen, d.w.z.

het aantal effectief gewerkte maanden in voltijds equivalenten in het voorafgaande kalenderjaar in verhouding tot de potentieel presteerbare arbeidstijd. Een werkintensiteit 1 betekent voor een alleenstaand persoon dat hij/zij elke maand van het jaar voltijds gewerkt heeft, terwijl een werkintensiteit 0 betekent dat deze persoon het ganse jaar niet heeft gewerkt.

In beide gewesten heeft een groot deel van de alleenstaande ouders, in vergelijking met de totale bevolking, het voorbije jaar niet gewerkt. Dit is nog meer uitgesproken in Wallonië dan in Vlaanderen. Er is daarnaast echter ook een significante groep die erin slaagt een maximale werkintensiteit te realiseren. Het aantal gezinnen dat voltijds heeft gewerkt is onder eenoudergezinnen nagenoeg even hoog als bij de totale bevolking. Het is vooral het aandeel gezinnen met een werkintensiteit tussen 0,5 en 1 dat onder eenoudergezinnen een stuk lager ligt in vergelijking met de totale bevolking. Dit geldt voor beide gewesten, hoewel er in Wallonië minder gezinnen met een hoge werkintensiteit zijn.

De werkintensiteit is nauw verbonden met het armoederisico. Gezinnen met een lage werkintensiteit hebben een significant hoger armoederisico in vergelijking met gezinnen met een hogere werkintensiteit.

In Wallonië bedraagt het armoederisico voor alleenstaande ouders met een geringe werkintensiteit 85 % (tegenover 67 % voor de totale bevolking) en voor diegenen met een hogere werkintensiteit bedraagt het armoederisico 20 % (tegenover 6 % voor de totale bevolking). Dit

1.Stand van zaken en aanbevelingen

Koning Boudewijnstichting EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË 19

(20)

patroon is niet typisch voor alleenstaande ouders in Wallonië, maar het kenmerkt ook andere gezinstypes en het treft zowel gezinnen in Wallonië als in Vlaanderen (alhoewel minder uitgesproken).

De sterke relatie tussen werkintensiteit en armoederisico neemt echter niet weg dat ook onder de alleenstaande ouders met een hoge werkintensiteit de kans op financiële tekorten groot is. Werkende armen vinden we terug aan beide kanten van de taalgrens, maar vooral in Wallonië. Het armoedepercentage onder alleenstaande ouders met een werkintensiteit van minstens 6 voltijds equivalente maanden bedraagt maar liefst 18 %.

Werkintensiteit en armoederisico van alleenstaande ouders in verhouding tot de globale bevolking (18-64 jaar, Wallonië, 2010, in %)

Bron: Berekening van CSB op EU-SILC 2011

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

gehele bevolking alleenstaande ouders

WI > 0,2 WI ≤ 0,2

WI 1 WI 0,5<1

WI 0<0,5 WI 0

Werkintensiteit Armoederisico

%

1.Stand van zaken en aanbevelingen

20

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË Koning Boudewijnstichting

(21)

Werkintensiteit en armoederisico naar werkintensiteit, alleenstaande ouders en de bevolking, actieve leeftijd (18-64), Vlaanderen, 2010, in %

Bron: eigen berekeningen op EU-SILC 2011 Noot: WI= Werkintensiteit 1 .1 .1 . Verbeteren van het werkgelegenheidscijfer

De werkgelegenheid bij alleenstaande ouders ligt lager dan bij ouders die een koppel vormen. Zoals blijkt uit bovenstaande figuren heeft bijna 4 op 10 alleenstaande ouders in Wallonië het voorbije jaar niet gewerkt tegenover bijna 2 op 10 in Vlaanderen. Bovendien ontvangen 4 alleenstaande ouders op 10 in Wallonië een werkloosheidsuitkering, en in Vlaanderen is dat het geval bij 3 alleenstaande ouders op 10, terwijl slechts 1 koppel met kinderen op 10 een werkloosheidsuitkering krijgt.

De lage werkzaamheid van eenoudergezinnen is het product van vele factoren. Ten eerste zijn de kansen op de arbeidsmarkt beperkt gezien het profiel van deze groep: hoofdzakelijk vrouwen, een oververtegenwoordiging van laaggeschoolden enz. Ten tweede valt een voltijdse job voor veel alleenstaande ouders moeilijk te combineren met de gezinstaken. Huishoudelijke taken uitbesteden aan derden is voor de meesten financieel niet haalbaar. Ten derde worden alleenstaande ouders die in de werkloosheid terechtkomen veel sterker dan andere gezinssituaties geconfronteerd met een werkloosheidsval. Het aanvaarden van een job betekent voor velen namelijk geen grote meeropbrengst.

Er is zelfs sprake van inkomensverlies door de hoge kinderopvang- en vervoerskosten.

De arbeidsmarktparticipatie van alleenstaande ouders hangt in sterke mate af van de leeftijd van de kinderen:

hoe jonger de kinderen zijn, hoe groter de kans dat de alleenstaande ouder geen werk heeft. De meeste alleenstaande moeders met een kind jonger dan drie zijn niet actief op de arbeidsmarkt. Activerings- en tewerkstellingsmaatregelen zouden rekening moeten houden met de leeftijd van de kinderen.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

gehele bevolking alleenstaande ouders

WI > 0,2 WI ≤ 0,2

WI 1 WI 0,5<1

WI 0<0,5 WI 0

Werkintensiteit Armoederisico

%

1.Stand van zaken en aanbevelingen

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË 21

Koning Boudewijnstichting

(22)

In het geval van werkloosheid en leefloon aanvaarden de betrokkenen vandaag onder druk van het activeringsbeleid jobs die niet echt passen bij hun levenswijze en hun mobiliteitsmogelijkheden. In deze optiek worden alleenstaande ouders nog het meest in moeilijkheden gebracht. Men zou dus rekening moeten houden met de situatie van de personen en het moeten aanvaarden van een job bijvoorbeeld moeten koppelen aan de beschikbaarheid van kinderopvang, met inbegrip van de organisatie van opvang voor schoolgaande kinderen als het gaat om jobs met onregelmatige werkuren.

Betrokken bestuursniveaus: alle niveaus, alle actoren; specifieke aandacht voor de sociale partners, de vakbonden

1 .1 .2 . Herzien van het beleid rond deeltijds werk

Alleenstaande moeders werken minder vaak deeltijds dan moeders in een koppel. Voor eenoudergezinnen is het aannemen van een deeltijdse baan geen oplossing, want het inkomensverlies dat daarmee gepaard gaat is te groot. De situatie zou kunnen verbeteren als deeltijds werk gecombineerd zou kunnen worden met andere premies of met tijdskredietsystemen, maar we stellen vast dat die alternatieven door eenoudergezinnen weinig worden gebruikt.

Betrokken bestuursniveaus: federaal, gewesten

1 .1 .3 . Aanpassen en verplicht maken van ouderschapsverlof

Een manier om werk en gezinsleven beter met elkaar te combineren is het gebruikmaken van verschillende vormen van ouderschapsverlof, maar we stellen vast dat weinig eenoudergezinnen daarop ingaan. Een belangrijke reden waarom lage inkomensgezinnen hun recht op ouderschapsverlof niet opnemen, is wellicht de relatief lage forfaitaire vergoeding. In België verliest een alleenstaande ouder die voltijds werkt voor het minimumloon op die manier 50 % van zijn inkomen. Loopbaanonderbreking is voor een alleenstaande moeder dan ook financieel moeilijk haalbaar. Dit recht lijkt vooral weggelegd voor tweeverdieners die nog voldoende financiële ruimte overhouden als een van de lonen vermindert. De bedragen voor ouderschapverlof dienen dus aangepast te worden, wil men een volwaardig instrument krijgen dat ouders uit alle inkomenslagen in staat stelt om arbeid en zorg te verzoenen.

Los van de financiële toegankelijkheid staat de arbeidswereld nog weigerachtig tegenover vragen om ouderschapsverlof: vaders doen er dan ook geen beroep op om de ontwikkeling van hun beroepsloopbaan niet te schaden. Het verplicht opnemen van ouderschapsverlof kan bijdragen tot de betrokkenheid van de vader vanaf de geboorte van het kind, en daarnaast de arbeidswereld ‘op het spoor zetten’ van een integratie van werk- en gezinsleven.

De sensibilisering van de werkgevers moet verder gaan dan het ouderschapsverlof; ze moet ook betrekking hebben op de werkroosters en prioritair verlof tijdens schoolvakanties. Via het sociaal overleg in elk bedrijf kan men in dit dossier vooruitgang boeken.

1.Stand van zaken en aanbevelingen

22

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË Koning Boudewijnstichting

(23)

Betrokken bestuursniveau: federaal (sociale zekerheid) 1 .2 Opvang van de kinderen

Naast de lagere tewerkstellingsgraad van alleenstaande ouders, is er ook een ongelijk gebruik van de kinderopvang. In stedelijke gebieden zijn de wachtlijsten voor kinderopvang soms lang, en het zijn vooral gezinnen in precaire inkomenssituaties die daar het slachtoffer van worden. De overheidsmiddelen voor kinderopvang gaan bijgevolg vooral naar de hoge inkomensgroepen. Dit mattheuseffect wordt bovendien nog versterkt door het systeem van belastingaftrek waar vooral de rijkere gezinnen het meest van profiteren.

Het is belangrijk dat de publieke strategieën niet alleen de klemtoon leggen op de kosten van de opvang, maar ook op de sociale en pedagogische functie ervan.

1 .2 .1 . Verhogen van het aantal opvangplaatsen

De mogelijkheden om gebruik te maken van kinderopvang, spelen een essentiële rol omdat ze alleenstaande ouders in staat stellen te gaan werken; eenoudergezinnen hebben het immers nog veel moeilijker dan koppels met kinderen om werk en gezinsleven te combineren. Daarom hoort de financiering van kwaliteitsvolle, betaalbare opvangsystemen voor de allerkleinsten thuis in de armoedebestrijding.

Ondanks aanzienlijke investeringen de afgelopen tien jaar, bestaan er in België nog steeds lange wachtlijsten voor deze opvangvoorzieningen.

De toegang tot opvang is trouwens niet gelijk. Onderzoek toont immers aan dat personen met minder goed betaalde jobs en met een laag opleidingsniveau, wat vaak voorkomt bij eenoudergezinnen, minder vaak een beroep doen op opvangvoorzieningen voor de allerkleinsten. Dat heeft een directe impact op de beroepsactiviteit en dus op het gezinsinkomen.

Om in te spelen op de noden van gezinnen in het algemeen en alleenstaande ouders in het bijzonder, moeten opvangvoorzieningen zich kunnen aanpassen aan de atypische werkroosters die vaak voorkomen bij jobs in minder goed betaalde sectoren (horeca, schoonmaak, distributie ...).

Om te vermijden dat de digitale kloof een negatieve impact heeft op de inschrijvingen, mogen de inschrijvingsprocedures zich niet beperken tot het internet.

Alternatieve, gratis opvanginitiatieven kunnen worden aangemoedigd. In Kortrijk werd er een systeem ontwikkeld onder personen van vreemde origine die niet vertrouwd zijn met traditionele opvangvoorzieningen: de ouders regelen dit onder elkaar en zorgen zelf op een alternerende en

1.Stand van zaken en aanbevelingen

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË 23

Koning Boudewijnstichting

(24)

informele manier voor hun opvang. Er bestaan ook meer flexibele opvangvormen zoals ontmoetingsplekken voor kinderen-ouders en tijdelijke opvang. Dergelijke initiatieven hebben uiteraard vooral een complementaire rol. Het kan niet de bedoeling zijn dat deze lokale innovatieve projecten de formele opvang vervangen en op die manier de overheden ontslaan van hun verantwoordelijkheid om kinderopvang voor iedereen toegankelijker te maken.

Betrokken bestuursniveau: de gemeenschappen

1 .2 .2 . Focussen op kwetsbare gezinnen

Opvangvoorzieningen moeten niet alleen werken aan de financiële toegankelijkheid, maar ook aan de culturele drempel die kwetsbare gezinnen moeten overschrijden om te kiezen voor deze voorzieningen.

Voor alleenstaande ouders is het ook belangrijk dat ze tijd hebben voor zichzelf en hun ontplooiing, los van werk of opleiding. Ook voor het kind is dit een goede zaak: onderzoeken hebben voldoende aangetoond dat kinderen baat hebben aan een bijkomende omgeving om zich te socialiseren.

ONE (Office de la Naissance et de l’Enfance, het Franstalige Kind en Gezin) moet volgens zijn missie 10 % van de opvang voorbehouden aan kinderen uit kansarme gezinnen, een cijfer dat niet overal gehaald wordt. In Vlaanderen is in principe 20 % van de plaatsen voorbehouden voor de meest kwetsbare gezinnen.

Naast kinderopvang is er nood aan uitwisselingsplekken tussen ouders en beroepskrachten, en tussen ouders onderling, om te ontdekken dat anderen met dezelfde problemen kampen, om mensen te leren kennen en elkaar te steunen, om te leren hoe anderen bepaalde zaken aanpakken, en om zelf te veranderen. “Gezinnen helpen elkaar als ze vaststellen dat ze met gemeenschappelijke vragen zitten,”

beklemtoonde de verenigingssector in een focusgroep die deel uitmaakte van een actieonderzoek van het Réseau Wallon de Lutte contre la Pauvreté (RWLP). Deze projecten moeten gesteund en uitgebreid worden, zodra ze positief geëvalueerd zijn.

Uit werk van Flora vzw rond solidaire vrouwenprojecten, bleek dat alleenstaande moeders, zeker in Brussel, niet zochten naar projecten voor ‘eenoudergezinnen’ en dat ze zich liever inschakelden in niet- specifieke projecten waarbij de uurroosters verenigbaar waren met hun situatie als alleenstaande ouder.

Het personeel in de opvangvoorzieningen zou overigens gevoelig moeten worden gemaakt voor de specifieke situatie van eenoudergezinnen.

Betrokken bestuursniveau: de gemeenschappen

1.Stand van zaken en aanbevelingen

24

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË Koning Boudewijnstichting

(25)

1 .3 School

Een onderzoek bij vrouwen dat werd uitgevoerd door het Technisch Platform Eenoudergezinnen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, geeft aan dat de school voor moeders de eerste plek is waar ze

‘luisterbereidheid en steun’ vinden.

1 .3 .1 . Bewustmaking van beroepskrachten rond de diversiteit van gezinnen en de realiteit van alleenstaande ouders

Niettemin “beoordeelt men de communicatie met de school en de leerkrachten als beperkt, en zelfs bevooroordeeld” (Trajectoires de Monoparentalité à Bruxelles, les femmes face aux épreuves de la parentalité, verhandeling van Martin Wagener, UCL, oktober 2013). De school kan een erg stigmatiserende plek zijn, die doet denken aan voor en na de scheiding, en die geen oren heeft naar de veranderde realiteit van de kinderen en de ouders. “Als we ook nog eens psychiater moeten zijn!” zei een leerkracht aan een moeder die vertelde dat haar zoon een moeilijk weekend had doorgebracht bij zijn vader, en dat het slecht afgelopen was.

Het zou dus nuttig zijn een betere aanpak uit te werken in de opleiding van nieuwe leerkrachten (in het kader van de verlengde studieduur en via voortgezetten opleidingen) over de realiteit waarin deze gezinnen leven en over hun nieuwe samenstelling. Die aanpak zou passen in een ruimere globale benadering van armoede als fenomeen en in een sociaal-politieke analyse van de evolutie van de maatschappij. Zo ook zouden alle betrokken beroepskrachten (opvangmedewerkers, opvoeders etc.) via hun permanente bijscholing systematisch gevoelig moeten worden gemaakt voor de diversiteit van de gezinnen en voor de reële situatie van eenoudergezinnen.

Er zouden aan de scholen ook middelen kunnen worden toegekend om begeleiders, opvoeders en maatschappelijk assistenten aan te werven, zodat zij kunnen bijdragen tot een positieve driehoeksrelatie tussen ouder, kind en school. Er zijn goede redenen om de uitwisseling van geld gescheiden te houden van de uitwisselingen tussen school en kind.

Om deze bewustwording te bevorderen lanceerde de Koning Boudewijnstichting in 2013, in samenwerking met de minister van Hoger Onderwijs van de Federatie Wallonië-Brussel, een uitwisselingsprogramma tussen kleuterscholen en PMS-centra in de Franse Gemeenschap. Het doel was de band met gezinnen uit kansarme milieus te versterken, zodat er een vertrouwensklimaat ontstaat dat positief is voor de ontwikkeling en het leerproces van de kinderen.

Betrokken bestuursniveau: de gemeenschappen

1 .3 .2 . Een aanbod dat afgestemd is op de buitenschoolse tijd

Voor eenoudergezinnen is het vaak moeilijk om buiten de schooluren een goede oplossing te vinden

1.Stand van zaken en aanbevelingen

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË 25

Koning Boudewijnstichting

(26)

voor hun kinderen; koppels hebben meer mogelijkheden om te schuiven met hun respectievelijke uurroosters. Overigens blijkt uit onderzoek dat de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals mensen met een laag inkomen en alleenstaande ouders, minder gebruikmaken van buitenschoolse opvangvoorzieningen, terwijl het net deze kinderen zijn die vanuit een sociaal en educatief standpunt het meeste voordeel zouden halen uit deze activiteiten.

De aanbevelingen van de Staten-Generaal van het Gezin in 2006 beklemtoonden het belang van “de integratie van parascolaire activiteiten (muziekacademie, sport- en taalactiviteiten) binnen de schoolmuren of, als dat niet kan, van het organiseren van vervoer zodat de leerlingen na de lesuren en zonder tussenkomst van de ouders aan parascolaire activiteiten kunnen deelnemen in plaats van in de naschoolse opvang of ‘studie’ moeten blijven. Daarnaast is het belangrijk de periodes van de schoolvakanties en de schooluren te herzien door meer rekening te houden met de beroepsverplichtingen van de ouders, zonder het belang van de kinderen uit het oog te verliezen.

Dat betekent: zorgen voor een beter evenwicht van de werklast die vereist is tijdens de twee schoolsemesters en de vakantieregeling wijzigen door de periode van de grote vakantie in te korten.”

Concreet wordt voorgesteld om het dagelijkse schoolritme te herzien door meer buitenschoolse opvang in de school te integreren, door het versterken van de samenwerking tussen alle beroepskrachten die de kinderen begeleiden (leerkrachten, opvangmedewerkers, opvoeders enz.) en door huistaken volledig te integreren op school, begeleid door de leerkrachten.

De moeders en vaders met (een wisselend) co-ouderschap betreuren ook het probleem van de open toegang ‘een week op twee’ bij externe (culturele, sportieve…) activiteiten.

Betrokken bestuursniveaus: gemeenschappen, gemeenten

1 .3 .3 . Verminderen van de schooluitgaven

De schoolkosten kunnen zwaar doorwegen op het inkomen van eenoudergezinnen en worden onvoldoende gedekt door de kinderbijslag.

Naast de schoolpremie, die federaal wordt toegekend, kunnen de schoolkosten worden verminderd door maatregelen van de bevoegde onderwijsinstanties. Vlaanderen maakt gebruik van de dubbele maximumfactuur die de bedragen die scholen mogen vragen aan de ouders begrenst, zowel voor verplicht schoolmateriaal als voor schoolactiviteiten.

De maximumfactuur is een belangrijke oorzaak van de regionale verschillen die we terugvinden in de referentiebudgetten voor de kosten van kinderen. Uit het referentiebudget dat werd opgesteld door het CSB, lopen in 2012 de maandelijkse kosten in het kleuteronderwijs op tot 12,46 euro in

1.Stand van zaken en aanbevelingen

26

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË Koning Boudewijnstichting

(27)

Wallonië tegenover 2,87 euro in Vlaanderen. De maandelijkse kosten in het basisonderwijs bedragen 27,54 euro in Wallonië en 13,11 euro in Vlaanderen.

In tegenstelling tot in Vlaanderen is het systeem van de schooltoelagen in Wallonië beperkt tot studenten van het secundair onderwijs en zijn de schooltoelagen in het secundair onderwijs voor de gezinnen uit de simulaties er bovendien een stuk lager dan in Vlaanderen.

Basisonderwijs

Er wordt voorgesteld om de maximumkosten voor de ouders te beperken, door het invoeren van een verplichte maximumfactuur in elke school met plafonds voor alle gevraagde kosten, met inbegrip de extra muros lessen.

Aandachtspunt: dit is een gemeenschapsbevoegdheid. Het komt er dus op aan om in elke gemeenschap gelijkwaardige systemen te ontwikkelen zodat het onderwijs voor alle gezinnen ‘kosteloos’ is.

Hoger onderwijs

Het systeem van de studiebeurzen moet worden herzien; in het bijzonder moet het plafond worden opgetrokken om meer steun te kunnen bieden.

Betrokken bestuursniveaus: gemeenschappen, schoolnetten, inrichtende machten 1 .4 Kinderbijslag

De kinderbijslag heeft een grote impact op het voorkomen van kansarmoede. We stellen echter vast dat de kinderbijslag niet volstaat om de minimale opvoedingskosten voor een kind te dekken. Het feit dat de kinderbijslag niet aangepast is aan de kosten voor het levensonderhoud zorgt vooral voor een verhoogd armoederisico bij gezinnen die weinig verdienen of werkloos zijn, onder wie eenoudergezinnen.

1 .4 .1 . Moduleren van de kinderbijslag volgens het inkomen

Verschillende scenario’s voor een hervorming van het systeem van de kinderbijslag werden onderzocht om na te gaan welke impact ze hebben op het armoederisico van de Waalse bevolking aan de ene kant en alleenstaande ouders aan de andere kant: een volledig universeel systeem dat aan elk kind eenzelfde vast bedrag toekent, een volledig selectief systeem dat de kinderbijslag voorbehoudt voor gezinnen met een laag inkomen (met een werkloosheids- of een invaliditeitsuitkering, eenoudergezinnen) of gemengde scenario’s met een herverdeling van het budget naar hogere kinderbijslagen voor lage inkomensgroepen.

1.Stand van zaken en aanbevelingen

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË 27

Koning Boudewijnstichting

(28)

Impact van de kinderbijslag op het armoederisico, Wallonië (in %, 2012)

Armoederisico Het huidige stelsel Volledig universeel

systeem Volledig selectief

systeem

Totale bevolking 19,4 20,0 17,5

Eenoudergezin 42,0 45,8 13,9

Budget (miljard euro/jaar) 2,004 2,004 2,004

Bron: berekening CSB op basis van MEFISTO

Een volledig universeel systeem heeft een significante, maar ongewenste impact op de armoede en verhoogt het armoederisico met 3 % voor de Waalse bevolking in het algemeen en met 9 % voor de eenoudergezinnen. Het scenario van een 100 % selectief systeem sorteert het meest spectaculaire effect aangezien dit het armoederisico bij eenoudergezinnen doet dalen met 67 % en met 10 % bij de hele bevolking.

Een systeem dat de kinderbijslag beperkt tot de meest kwetsbaren, is sociaal gezien moeilijk houdbaar. Het gevaar van dergelijke programma’s is namelijk dat ze een klein maatschappelijk draagvlak genereren en dus een verlies aan legitimiteit. De administratieve kostprijs is bovendien hoog en hun armoedereducerend vermogen is vaak minder groot dan initieel geraamd vanwege een lage take-up. Ook bestaat het gevaar dat bepaalde bevolkingscategorieën dan niet meer zouden gaan werken, omdat ze financieel geen belang meer hebben bij een job. Gemengde scenario’s zijn dus het meest optimaal, met een universeel gedeelte en een gedeelte dat gemoduleerd zou worden volgens het inkomen van de ouders.

Uit een simulatie met een beperkte budgetneutrale verschuiving, waarbij het universele deel van het bedrag lichtjes verminderd zou worden (tot 90 % van het totale bedrag) en het selectieve deel lichtjes verhoogd (tot 10 % van het bedrag), blijkt een sterke impact op de vermindering van de armoede bij eenoudergezinnen (een daling van het armoederisico met 14 %).

Het CSB onderzocht enkele van de mogelijke scenario’s om het systeem van de selectieve toeslagen te hervormen, maar andere scenario’s zijn eveneens denkbaar en mogelijkerwijze meer geschikt. Een selectiviteit gebaseerd op een inkomenstoets leidt mogelijk tot meer efficiënte en effectieve resultaten dan het huidige systeem van categoriale toeslagen. Via een inkomenstoets kan men immers alle behoeftige gezinnen bereiken, inclusief de werkende armen. Een algemene inkomenstoets vermijdt bovendien dat alleenstaande ouders verkiezen alleen te blijven omdat ze hun financiële voordelen verliezen als ze een nieuw gezin stichten.

Tot slot moeten we noteren dat het huidige systeem, dat bij de toekenning van de bijslag rekening houdt met de plaats van een kind in het gezin, effectief een effect heeft op de vermindering van de armoede van heel wat gezinnen.

1.Stand van zaken en aanbevelingen

28

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË Koning Boudewijnstichting

(29)

Betrokken bestuursniveaus: de gemeenschappen en de gewesten vanaf 01/07/2014 Aandachtspunt/uitdaging voor de staatshervorming

1 .5 Alimentatievergoeding

“Al drie jaar betaalt zijn vader niet meer. Van DAVO krijg ik 173 euro per maand, maar als ik werk vind, heb ik daar geen recht meer op ... Dat zorgt voor spanningen met mijn zoon, want toen ik hem erover sprak, zei hij: ‘Ik ga nooit een rechtszaak beginnen tegen mijn ouders!’”

In 2012 wees de Ligue des Familles erop dat een scheiding doorgaans bijdraagt tot de verarming van de ex-partners, door de “opdeling van het inkomen en de materiële opsplitsing. Het onderhoudsgeld is voor deze personen dan ook onontbeerlijk”.

1 .5 .1 . Versterken van de terugvordering van onbetaalde alimentatievergoedingen

Meer dan 210.000 gezinnen in België, van wie 179.000 eenoudergezinnen (moeders in 94 % van de gevallen), zouden recht hebben op een alimentatievergoeding. Volgens het rapport van de Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO): een instrument voor armoedebestrijding bij vrouwen?, dat in 2011 werd gerealiseerd op initiatief van de Koning Boudewijnstichting, kreeg bijna 40 % van de personen die recht had op steun van de ex-echtgenoot of -partner helemaal niets of slechts een deel van het verschuldigde bedrag.

Alimentatievergoedingen vormen vaak een essentiële beveiliging tegen kansarmoede. Volgens een studie van de KULeuven uit 2009 bedraagt het armoedecijfer bij eenoudergezinnen 22,8 %, als ze een alimentatievergoeding krijgen. Zonder die vergoeding stijgt dat snel tot 42,6 %.

In 2003 werd de Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO) opgericht om onbetaald onderhoudsgeld te recupereren en voorschotten toe te kennen, afhankelijk van het inkomen. Recent werden er enkele wijzigingen doorgevoerd (het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 21 februari 2003 betreffende de oprichting van een Dienst voor Alimentatievergoedingen, met het oog op een effectieve invordering van de onderhoudsschulden, werd door de Kamer goedgekeurd op 22 april 2014):

• Het maximumbedrag dat toegang verleent tot DAVO-voorschotten wordt opgetrokken tot 1.800 euro (tot nog toe bedroeg het maximumbedrag 1.386 euro + 66 % per kind ten laste)

• Kinderen met een handicap tellen voortaan dubbel voor de vermeerdering van het maximumbedrag per kind ten laste

• De toegang is voortaan gratis

• Openen van een centraal register bij Justitie

• Het intrekken van het rijbewijs wordt toegevoegd als mogelijke sanctie ter bestrijding van de straffeloosheid wanneer iemand zijn alimentatieplicht weigert na te komen.

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË 29

Koning Boudewijnstichting

1.Stand van zaken en aanbevelingen

(30)

Enkele specifieke problemen vereisen nog een oplossing. Bijvoorbeeld bij een scheiding zonder vonnis (met name als de vader het kind niet erkend heeft) is het niet mogelijk om een alimentatievergoeding te eisen en bijgevolg kan er ook geen beroep worden gedaan op DAVO.

Betrokken bestuursniveau: federaal

1 .5 .2 . Creëren van een universeel systeem, objectief berekenen van de alimentatievergoeding en versterken van de bemiddeling

Een universeel systeem voor alimentatievorderingen

Meerdere sporen werden voorgesteld om het systeem van de alimentatievorderingen te verbeteren. Zo wordt er gepleit voor de oprichting van een dienst die de vergoedingen automatisch zou recupereren.

Volgens experts zou zo kunnen worden overgestapt van een bijstandslogica, waarbij de eiser het rechtsbewijs moet leveren, naar een logica die inhoudt dat het toegekende recht op een alimentatievergoeding gerespecteerd moet worden. In Quebec, dat een universeel systeem heeft ingevoerd, ontving 80 % van de gezinnen hun alimentatievergoeding volledig en op tijd. Een automatisch systeem is belangrijk omdat het veel meer debiteurs kan bereiken en omdat het meer waarschijnlijk is dat ze solvabel zijn. Overigens draagt een universeel gecentraliseerd betalingssysteem significant bij tot het neutraliseren van de ruzies tussen de ex-partners en wordt het kind aldus beter afgeschermd van de financiële onderhandelingen tussen de ouders.

Berekenen van de alimentatievergoeding

Tot vandaag bestaat er geen eenduidige referentiemethode voor het berekenen van de alimentatievergoeding. Bijgevolg worden de gezinnen geconfronteerd met grote verschillen bij het bepalen van de alimentatievergoeding, wat leidt tot een ongelijke behandeling tussen gezinnen en tot onbegrip. Een objectieve, gestandaardiseerde berekening draagt bij tot een vlottere betaling van de alimentatievergoeding. Een bedrag dat aansluit bij de situatie van elke ouder kan immers gemakkelijker aanvaard worden door de alimentatiebetaler en bevordert een vlottere betaling.

Bemiddeling

De Staten-Generaal van het Gezin (2006) legde ook specifiek de klemtoon op het belang van de aanvaarding van het bedrag van de alimentatievordering (objectivering van het bedrag), op het inschakelen van bemiddeling en op het luisteren naar de situatie van de ouder die moet betalen. Deze overlegbenadering via een derde moet, indien ze mogelijk is, zo snel mogelijk starten, om niet bemoeilijkt te worden door oplopende spanningen. Dat zal de alimentatiebetaler ongetwijfeld helpen om de juistheid van de alimentatievergoeding te aanvaarden en dus ook om ze vlotter te betalen.

Betrokken bestuursniveau: federaal

1.Stand van zaken en aanbevelingen

30

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË Koning Boudewijnstichting

(31)

1 .6 Huisvesting

De huisvestingskosten wegen zwaar op het budget van gezinnen, en in het bijzonder op dat van gezinnen met een laag inkomen, zoals eenoudergezinnen.

1 .6 .1 . Verbeteren van de toegang tot kwaliteitsvolle huisvesting

Eenoudergezinnen hebben minder middelen om te investeren in hun huisvesting en belanden dus vaak in woningen van minder goede kwaliteit. Dat heeft een impact op het fysieke en psychologische welzijn van ouders en kinderen.

Huisvestingskosten volgens type huurmarkt

(op basis van een enquête over het budget van Belgische gezinnen in 2012, geüpdatet door het Institut pour le développement durable)

Per maand in 2012 Update december 2013

Gemiddelde huurkosten sociale woning € 320 € 326

Gemiddelde huurkosten private woning € 539 € 549

Gemiddelde kosten woning als eigenaar

€ 606 € 617

Energie (gas-elektriciteit-olie) € 169 € 162

Bron: Institut pour le développement durable

Men heeft vastgesteld dat eenoudergezinnen vaker in kleinere woningen leven en meer problemen hebben door een gebrek aan comfort of zelfs door ongezonde leefomstandigheden (28 % van de gezinnen die zeggen huisvestingsproblemen te hebben, zijn eenoudergezinnen, tegenover 22 % van de koppels met twee kinderen en 20 % van de koppels met 1 kind).

Het risico op bestaansonzekerheid verschilt ook naargelang iemand eigenaar is of huurder: in België loopt een huurder dubbel zoveel risico op armoede als een eigenaar. Waalse huurders bevinden zich in een nog slechtere situatie (42,3 % kans op armoede) dan Vlaamse huurders (20,6 %), zoals A-C Guio heeft becijferd in WP nr. 16 van IWEPS.

In 2014 becijferde een onderzoek van het Centre d’Etude pour l’Habitat Durable (CEHD), Enquête sur la qualité de l’Habitat en Wallonie - Résultats clés, het aandeel van eenoudergezinnen binnen de groep van eigenaars op 2,8 %, tegenover 35,9 % van de gezinnen met kinderen. In dezelfde studie staat dat 11,6 % van alle huurders een eenoudergezin is.

Betrokken bestuursniveau: gewesten

1.Stand van zaken en aanbevelingen

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË 31

Koning Boudewijnstichting

(32)

1 .6 .2 . Stimuleren van sociale huisvesting

De toegang tot een sociale woning biedt duidelijk bescherming tegen bestaansonzekerheid. De cijfers van het CSB laten zien dat een eenoudergezin met een jong kind, dat leeft van een minimale werkloosheids- of invaliditeitsuitkering en in een sociale woning woont, een inkomen heeft dat hoger ligt dan het referentie-inkomen, terwijl een gezin met eenzelfde profiel dat een privéwoning huurt, zich onder deze drempel situeert.

Bij de gezinnen die voor dit rapport werden bezocht door het Réseau Wallon de Lutte contre la Pauvreté bedroeg de gemiddelde huurprijs van een privéwoning € 628/maand, hetzij 48 % van hun inkomen. Gezinnen in een sociale woning betaalden een gemiddelde huur van € 302/maand, hetzij 26 % van hun inkomen.

Als de kinderen groter worden of als er meer dan een kind is, zien we dat de gezinsleden onder deze referentiedrempel duiken. Eenoudergezinnen die een hypothecaire lening moeten afbetalen, bevinden zich in de meest kwetsbare situatie, met een inkomen dat niet hoger is dan 65 tot 70 % van het referentiebudget.

Daardoor zijn ze niet meer in staat om de minimale normen voor een waardig leven te halen.

In tegenstelling tot andere Europese landen gaf België altijd veeleer de voorrang aan de toegang tot een eigen woning dan aan het opzetten van sociale huisvesting. Eigenaars van woningen maken in Vlaanderen 76 % van de bevolking uit, in Wallonië 73 % en in Brussel 45 %. De sector van de sociale huisvesting vormt slechts een klein deel van het aanbod: 6 % in Vlaanderen, 8 % in Wallonië en 10 % in Brussel. België is ook een van de enige Europese landen dat geen systeem van huisvestingspremies heeft ingevoerd om de financiële toegankelijkheid van privéwoningen te verbeteren voor huurders met een laag inkomen.

Betrokken bestuursniveaus: federaal, gewesten, gemeenschappen

1 .6 .3 . Huursubsidiestelsel uitbouwen

Het aanbod aan sociale woningen uitbreiden zal tijd vragen. Om gezinnen met een laag inkomen, onder wie eenoudergezinnen, te helpen, kan het dus interessant zijn om hen in staat te stellen om een goede woning te vinden op de privémarkt. In vergelijking met andere Europese landen is België erg weinig actief op dit domein.

In een recent advies pleit de Vlaamse Woonraad voor een verruimd huursubsidiestelsel dat wordt uitgebouwd tot een volwaardige pijler van het Vlaamse woonbeleid.

Om het mattheuseffect te vermijden zouden de huursubsidies prioritair gericht moeten zijn op de gezinnen met de laagste inkomens. Nu is de subsidiëring namelijk in de eerste plaats gericht op eigenaars, en komt ze vooral ten goede aan de meest welvarende gezinnen.

1.Stand van zaken en aanbevelingen

32

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË Koning Boudewijnstichting

(33)

In het algemeen gaat men ervan uit dat de huur niet meer dan een derde van het inkomen mag bedragen. Het bedrag dat boven deze drempel ligt moet dus gecompenseerd worden door de huursubsidie.

Het stelsel zou eveneens moeten worden gekoppeld aan bepaalde voorwaarden om ongewenste effecten te vermijden. De huurtoelagen zouden in principe enkel mogen worden toegekend in het geval van onbewoonbare woningen. Daarnaast zouden ze ook kunnen worden toegekend via huisvestingsmaatschappijen of sociale verhuurkantoren, of andere mechanismen die de mattheuseffecten op de markt beperken (met name buitenkansjes voor eigenaars).

Huurtoelagen kunnen een brede sociale impact hebben als ze worden gekoppeld aan een beleid dat kwaliteitsverbetering van huurwoningen stimuleert. De private verhuring zou kunnen worden aangemoedigd via fiscale voordelen en renovatiepremies voor verhuurders om goede woningen te verhuren aan kwetsbare gezinnen. Door te zorgen voor een ruimer aanbod aan fatsoenlijke en betaalbare woningen, kunnen de toelagen eveneens helpen om een verhoging van de huurprijzen te vermijden.

Huursubsidies kunnen ook bijdragen tot een betere ruimtelijke spreiding van lage inkomensgroepen die de neiging hebben om zich te concentreren in wijken met veel sociale of erg goedkope woningen.

Bovendien kunnen de gezagsdragers in de sector van de sociale huisvesting het verhuren van woningen gemakkelijker controleren en aldus discriminatie bestrijden. De sector van de sociale huisvesting vormt dus een instrument bij uitstek om betaalbare kwaliteitswoningen ter beschikking te stellen aan huurders met een laag inkomen. Deze sector moet dus worden versterkt.

De overdracht van de woonfiscaliteit naar de gewesten, die hierin vanaf 2014 volledig hun eigen beleid kunnen voeren, biedt een unieke gelegenheid om een deel van de omvangrijke middelen die nu in de eigendomssector worden besteed, te herbestemmen voor de huursector. Deze overdracht maakt het daarnaast ook mogelijk om de fiscale ondersteuning van eigenaars die een hypotheek afbetalen, meer dan nu het geval is, te richten op de gezinnen met een laag inkomen en op alleenstaanden, al dan niet met kinderen.

Dit kan door het huidige systeem van de woonbonus als volgt aan te passen:

1. In plaats van het voordeel te berekenen op basis van het marginale belastingtarief (het tarief van de hoogste belastingschijf waaraan men individueel onderworpen is), zou dit kunnen gebeuren op basis van een forfaitair percentage, bijvoorbeeld 45 % voor iedereen. Hierdoor zou het belastingvoordeel groter worden voor eigenaars met lage inkomens. Dit zou normaal al het geval zijn vanaf 2015.

2. Voor sommige eigenaars met lage inkomens is het belastingvoordeel beperkt, eenvoudig omdat zij weinig belasting betalen. Dit kan verholpen worden door het belastingvoordeel om te zetten in een terugbetaalbaar belastingkrediet zoals al het geval is voor dienstencheques.

1.Stand van zaken en aanbevelingen

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË 33

Koning Boudewijnstichting

(34)

3. Omdat het maximum in te brengen bedrag voor de woonbonus bepaald is per persoon, genieten alleenstaanden maar de helft van het gezamenlijke voordeel van koppels. Tegelijk zijn de prijzen van de woningen van alleenstaanden niet of nauwelijks lager dan die van koppels, zeker als er kinderen in het gezin zijn. Om deze reden zou men het maximum in te brengen bedrag kunnen verbinden aan de woning, in plaats van aan de persoon. Het voordeel voor alleenstaanden zou dan even groot zijn als het gezamenlijke voordeel voor koppels.

Betrokken bestuursniveau: gewesten

1 .6 .4 . De interpretatie van het begrip samenwonende mag het delen van een woning niet belemmeren

Het statuut van samenwonende, waarbij het vervangingsinkomen daalt als meerdere personen verklaren dat ze op eenzelfde adres wonen, heeft een negatieve impact op eenoudergezinnen die wegens dit statuut niet kunnen overwegen om een woning te delen met andere personen om hun kosten te verminderen. Los van het financiële aspect rond ‘gedeelde’ kosten, vormen de steun, het doorbreken van het isolement en de onderlinge hulp allemaal positieve aspecten die al hebben aangetoond dat deze woonvorm heel geschikt is voor gezinnen, en voor eenoudergezinnen in het bijzonder.

Een individualisering van de rechten zou hen dus meer kansen bieden, net als aan alle personen met een laag inkomen. Indien de politiek bereid zou zijn in deze richting te denken, dan zou ook het globale aantal vereiste woningen verminderd kunnen worden.

In dezelfde ideeënlijn zouden er initiatieven kunnen worden genomen om vormen van solidair wonen te erkennen en te steunen. In 2012 beschreef een studie op initiatief van de POD Maatschappelijke Integratie de vier fundamentele dimensies van solidair wonen:

• een gedeelde woning: door gezinnen die niet noodzakelijk familiebanden hebben;

• een actief en concreet solidariteitsproject van een collectief dat er verblijft, met inbegrip van sociaal kwetsbare personen;

• een resultante: het milderen van materiële en psychosociale consequenties die verband houden met de sociale kwetsbaarheid van sommige bewoners, wat kan bijdragen tot meer autonomie;

• principiële actieve preventie: ingrijpen voor een spiraal op gang komt van schulden, verbreken van sociale banden en het isolement.

Er werd ook gesuggereerd dat alle personen die zo’n woning tot hoofdverblijfplaats kiezen, zouden kunnen beschouwd worden als alleenstaanden voor de wetgeving rond het toekennen van het leefloon en de inkomensgarantie voor bejaarden, en dit voor de hele duur van hun verblijf in die woning. Als meerdere OCMW’s deze principes aanvaarden en hen het statuut van alleenstaande toekennen, kan er geval per geval worden onderhandeld.

Betrokken bestuursniveaus: federaal, RVA, gemeenten, OCMW

1.Stand van zaken en aanbevelingen

34

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË Koning Boudewijnstichting

(35)

1 .7 Ouderschapsondersteuning

Gezien de vele verantwoordelijkheden die alleenstaande ouders alleen moeten opnemen, zouden deze gezinnen gesteund moeten worden om een breed evenwicht op te bouwen dat borg moet staan voor de kwaliteit van hun individueel en gezinsleven, voor positieve perspectieven voor hun kinderen, en op die manier voor hun bekwaamheid om zich in te zetten voor de gemeenschap.

1 .7 .1 . Een effectieve toepassing van de rechten garanderen via automatisering

Te weinig personen die in armoede leven of bij wie het armoederisico groot is, maken gebruik van hun rechten. Een studie van de KU Leuven (Schokkaert en Bouckaert, 2011) schat dat tussen 57 % en 76 % van de personen die recht hebben op een leefloon, dit niet opeisen (zie principe van de niet-take-up).

In een democratische samenleving hebben de burgers taken en aanvaarden ze het naleven van een aantal verplichtingen en regels. Als daaraan niet voldaan is, worden de burgers daar automatisch aan herinnerd. In dezelfde logica zouden de rechten die vrouwen kunnen claimen (leefloon, OMNIO-statuut ... ) via automatische procedures en/of via een betere voorlichting moeten worden toegekend. Het invoeren van zo’n procedure voor de automatische toekenning van rechten zou dus voor gezinnen in armoede een echte stap vooruit betekenen in de toegang tot de grondrechten.

Deze benadering zorgt ervoor dat mensen niet langer meer in een hulpvragende bijstandspositie worden geduwd; sterker nog: op deze manier gaat het om het correct naleven en toepassen van een aantal wettelijk vastgelegde rechten van onze democratische maatschappij.

Betrokken bestuursniveau: federaal

1 .7 .2 . De voorlichting over gezinsthema’s verbeteren

Het zou opportuun zijn te zorgen voor een betere informatiedoorstroming over alle gezinsthema’s (bv.

scheiding, studiebeurzen, steun voor een kind met een handicap, de verhoogde tegemoetkoming voor medische kosten, allerlei voordelen voor grote gezinnen, steun van ziekenfondsen, preventiediensten voor kinderen), met specifieke aandacht voor arme gezinnen die sociaal sterk geïsoleerd zijn, ongeacht of het eenoudergezinnen zijn.

Dit punt werd opgenomen in de aanbevelingen van de Staten-Generaal van het Gezin in 2006:

“Centraliseren van alle beschikbare informatie die voor iedereen toegankelijk is. Het lokale niveau lijkt hier het meest geschikt. Er moet een bijzondere inspanning worden gedaan om te zorgen voor de begeleiding van alle gezinnen met problemen die niet beschikken over voldoende culturele bagage, bij de stappen die ze zetten of nog moeten zetten.”

De informatie zou kunnen doorstromen via:

• Loketten voor gezinsinfo/ gezinsbegeleiding

Wellicht is het realistisch indien eerstelijnsdiensten deze missie opnemen, op voorwaarde dat zij

1.Stand van zaken en aanbevelingen

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË 35

Koning Boudewijnstichting

(36)

hiervoor over de geschikte middelen beschikken. Door dit aan deze diensten toe te vertrouwen is de kans groot dat alleenstaande ouders of koppels bij hen komen aankloppen. Anders gezegd, het moet gaan om plekken die worden bezocht door gezinnen (inclusief zij die niet in aanmerking komen voor het OCMW), zoals sociale diensten van ziekenfondsen en private sociale eerstelijnsdiensten, crèches en andere opvangplaatsen voor de allerkleinsten, en eventueel sociale diensten in scholen.

• Een website

Een internetsite blijft een onontbeerlijke informatiebron die geactiveerd moet worden.

Beroepskrachten zouden deze website ook kunnen gebruiken om gezinnen te oriënteren naar eerstelijnsdiensten. Zo’n website is echter niet voor iedereen toegankelijk vanwege de nog altijd bestaande digitale kloof, vooral als het inkomen daalt bij een scheiding. Naast de financiële drempel hebben veel mensen het vandaag nog altijd lastig om dit instrument vlot te gebruiken. Tot slot moet een website voortdurend worden geüpdatet, als men de effectiviteit ervan wil verzekeren.

• Brochures

Voorlichting voor het grote publiek (inclusief beroepskrachten) kan worden gebundeld in een brochure. Het is de bedoeling dat ze antwoorden geeft op de vragen die een gescheiden ouder zich stelt en telefoonnummers en contactadressen vermeldt voor lokale voorzieningen en ondersteuningsdiensten tot wie men zich kan richten met vragen die zowel ouders als kinderen zich stellen bij een verandering van de gezinssituatie. Zo’n brochure moet beschikbaar zijn bij verschillende diensten: ziekenfondsen, buurtverenigingen, sociale huisvestingsmaatschappijen, medisch-sociale diensten, bevolkingsdiensten in gemeenten, wijkgezondheidscentra ...

Betrokken bestuursniveaus: gewesten, lokaal

1 .7 .3 . Steun in het dagelijkse leven

“Op het moment van de scheiding ging het helemaal niet goed met mij! Ik ging naar het wijkgezondheidscentrum en daar stelde men een psychologische begeleiding voor tegen 4 euro per sessie. Dat kon ik mij nog veroorloven, en gelukkig stelde dit mij in staat om het hoofd te bieden aan veel complexe situaties. Het heeft mij door alles heen geholpen. Vijf jaar later neem ik nog altijd antidepressiva.”

Gezien de verschillende verantwoordelijken waarmee een alleenstaande ouder wordt geconfronteerd, heeft hij/zij nood aan verschillende diensten: hulp bij de dagelijkse taken en de mogelijkheid om tijd vrij te maken voor zichzelf, psychologische steun om de scheiding te helpen verwerken, initiatieven om het isolement te doorbreken en eventueel solidariteit te creëren.

Tijd vrijmaken veronderstelt dat de gezinnen van bepaalde taken ontlast worden. Eenoudergezinnen mogen dan jaarlijks recht hebben op meer fiscaal aftrekbare dienstencheques dan andere gezinnen

1.Stand van zaken en aanbevelingen

36

EEN STRUC TURELE A ANPAK VAN DE VER ARMING VAN EENOUDERGEZINNEN IN BELGIË Koning Boudewijnstichting

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De nadere analyse in paragraaf 8.1 heeft aangetoond welke factoren van positieve dan wel negatieve invloed zijn op het al dan niet leveren van een tegenprestatie door

Naar aanleiding van een aantal verontrustende brieven van de Stichting Steunpunt Studerende Moeders stond de afgelopen week de situatie van alleenstaande studerende moeders op

En als liberalen kunnen wij met voldoening vastst·ellen: het mag er zijn en wij ZJijn volgaarne berei'd het met v:ertrotiwen tegemoet te tre- den. De politieke

Voor het eerst digitaal, want BV’s in de bedrijfsklasse mi- cro en klein kunnen hun cijfers met ingang van boekjaar 2016 uitsluitend en alleen nog via internet deponeren..

Een snel overzicht van de tussen 2006 en 2013 vastgestelde tendensen in de evolutie van de meldingspercentages van de verschillende soorten zaken voor België en voor de

Een van de conclusies van het onderzoek was dat er met gemeenten geen concrete afspraken waren gemaakt over de te leveren inspanningen voor alleenstaande ouders, terwijl het

De minister onderschrijft volledig de aanbeveling om, teneinde de doelstellingen van de sluitende keten van reïntegratie in 2003 te reali- seren, bij gemeenten onder de aandacht

Bijstandsgerechtigden die parttime werken of (in tenminste één maand) parttime werk hebben gedaan naast hun bijstandsuitkering, stromen bijna drie keer zo vaak uit naar werk