• No results found

‘Wat kun jij toch altijd gelijk schreeuwen he!’

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Wat kun jij toch altijd gelijk schreeuwen he!’"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Leeuwarden, 05-02-2018

‘Wat kun jij toch altijd

gelijk schreeuwen he!’

Een conversatieanalytisch onderzoek naar conflicten

binnen gezinshuizen

Auteur: Jildou Dijkstra, S2987767

Docent: prof. dr. T. Koole

Vak: Masterscriptie, Rijksuniversiteit Groningen

(2)

Voorwoord

Terwijl ik dit voorwoord aan het schrijven ben, realiseer ik mij dat er bijna een einde is gekomen aan mijn studententijd. De masterscriptie ‘Conflicten binnen gezinshuizen’ is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit in Groningen en vormt het slotstuk van een periode waar ik met veel plezier op terug kan kijken. Van september 2017 tot februari 2018 ben ik bezig geweest met het schrijven van deze scriptie. Dit is gedaan in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen en de Christelijke Hogeschool Ede.

De totstandkoming van deze scriptie ging gepaard met zowel ups als downs. Ik kwam wat moeizaam op gang, maar door de juiste feedback en begeleiding kreeg ik de smaak weer te pakken en verliep het proces een stuk soepeler. Al met al heb ik het schrijven van deze scriptie als een erg leerzaam traject ervaren. Vooral het boeiende onderzoeksthema en het analyseren van alledaagse ‘echte’ interacties binnen verschillende gezinshuizen zorgden ervoor dat ik altijd gemotiveerd bleef om met de scriptie bezig te zijn.

Graag wil ik hierbij Ellen Schep, docent/onderzoeker pedagogiek bij de Christelijke Hogeschool in Ede, bedanken voor de input die zij mij heeft gegeven met betrekking tot het verzamelen van de conflict-fragmenten en het geven van pedagogische toelichting over de gezinshuizen. Daarnaast bedank ik Myrte Gosen als tweede beoordelaar voor de grondige feedback. Tot slot wil ik Tom Koole, mijn scriptiebegeleider, hartelijk bedanken voor de goede begeleiding en het delen van zijn inzichten in het analyseren van de gesprekken. Mede door de goede samenwerking met bovengenoemde personen is deze scriptie tot stand gekomen.

Ik wens u veel leesplezier toe. Jildou Dijkstra Leeuwarden, 05-02-2018

(3)

Abstract

Middels een conversatieanalytische methode is er onderzoek gedaan naar conflicten binnen gezinshuizen. In een eerste fase van het onderzoek hebben Ellen Schep (docent/onderzoeker pedagogiek bij de Christelijke Hogeschool in Ede) en Jildou Dijkstra (masterstudent Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit in Groningen) onafhankelijk van elkaar conflictinteracties geïdentificeerd. Zij zijn vervolgens tot de conclusie gekomen dat het steeds gaat om correctie-activiteiten waarin emoties een rol spelen. Voor de ontwikkeling van de kinderen is een affectieve interactie tussen de gezinshuiskinderen en hun professionele opvoeders belangrijk. De hechtingsrelatie tussen ouders en kinderen is het duidelijkst te zien binnen conflicten. Voor dit onderzoek is er in totaal 300 uur aan video-opnames van zes verschillende gezinshuizen tijdens en rondom het avondeten beschikbaar gesteld.

Uit de analyses is naar voren gekomen dat wanneer de gezinshuisouders als eerste emoties tonen, dit vrijwel altijd gebeurt bij een declaratieve correctie. Indien de emotie wordt geïnitieerd door de gezinshuiskinderen, dan komt deze emotie vaker tot stand als er sprake is van een correctie middels een vraagvorm. Deze emoties worden veelal geuit wanneer er sprake is van een niet-geprefereerde respons op een correctie van de gezinshuisouder. De kinderen bieden na een correctie vaak weerstand wat gepaard gaat met het tonen van emoties. Opvallend hieraan is dat de ouders vaak niet meegaan in deze emoties van huilen of juist lachen. Dit wordt door Lindström & Sorjonen (2013) ook wel disaffiliation genoemd. De reactie op deze emotie bestaat daarentegen veelal uit wederom een correctie. Daarnaast komt uit de geanalyseerde data naar voren dat het het vaakst voorkomt dat de gezinshuisouder het laatste woord heeft. Het gezinshuiskind doet veelal een concessie, ofwel door excuses aan te bieden dan wel door de gevraagde actie uit te voeren middels een non-verbale handeling. Dit onderzoek draagt bij aan bestaand conversatieanalytisch onderzoek naar correcties (Dijkstra, 2017; Lei, 2017; Nanninga, 2016) en emoties (De Widt et al., 2014), doordat er nu wordt gekeken naar een groter geheel; namelijk conflicten.

(4)

Inhoudsopgave

1.

Inleiding ... 5

2.

Theoretisch kader ... 9

2.1

Gedragscorrecties ... 9

2.2

Correctiemethoden ... 9

2.3

Emoties in conflictsituaties ... 11

3.

Onderzoeksmethode ... 14

3.1

Conversatieanalyse ... 14

3.2

Data ... 15

3.3

Werkwijze ... 15

4.

Analyse ... 17

4.1

Initiëring conflict ... 17

4.1.1

Emotie in de correctie van de gezinshuisouder ... 17

4.1.2

Emotie in de reactie van het gezinshuiskind ... 20

4.2

Reactie op emotie ... 23

4.3

Beëindiging conflict ... 28

5.

Conclusie en discussie ... 32

Literatuur ... 35

Bijlage I

Transcriptconventies ... 38

Bijlage II

Transcripten conflict-interacties ... 39

(5)

1. Inleiding

Om een affectieve relatie tussen ouder en kind tot stand te laten brengen, zijn sensitiviteit en responsiviteit vereist. Dit betekent dat de ouder de signalen die het kind afgeeft op een correcte manier interpreteert en hier vervolgens op een juiste wijze op reageert (Schep, Koole & Noordegraaf, 2016). Wanneer een gezinshuiskind volgens de gezinshuisouder ongewenst gedrag vertoont, kan deze er vervolgens voor kiezen om dit gedrag te corrigeren. Deze correctie en de reactie op de correctie kunnen gepaard gaan met het uiten van verschillende emoties. In een eerste fase van dit onderzoek zijn er door twee onderzoekers, Ellen Schep (docent/onderzoeker pedagogiek bij de Christelijke Hogeschool in Ede) en Jildou Dijkstra (masterstudent Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit in Groningen), onafhankelijk van elkaar, conflict-fragmenten binnen gezinshuizen geïdentificeerd. Hieruit is allereerst geconstateerd dat deze conflicten allemaal bestaan uit correctie-activiteiten. Naast de correcties is door de onderzoekers vastgesteld dat ook emoties tot de definiërende kenmerken van een conflict-activiteit worden gerekend. Binnen conflicten is de hechtingsrelatie tussen ouders en kinderen het duidelijkst te zien. Wanneer kinderen bepaalde emoties uiten in situaties waarin ze bijvoorbeeld bang, verdrietig, onzeker of ziek zijn, dan laten ze hun gehechtheid zien door het zoeken van contact met hun ouder (Juffer, 2010).

Voor dit onderzoek is er in totaal 300 uur aan video-opnames van zes verschillende gezinshuizen tijdens en rondom het avondeten beschikbaar gesteld. De uit huis geplaatste kinderen wonen samen met ‘professionele’ ouders. De gedane analyse laat zien hoe sensitiviteit en responsiviteit een rol spelen in alledaagse interacties. In samenwerking met het lectoraat Jeugd en Gezin van de Christelijke Hogeschool Ede wordt onderzocht hoe professionele opvoeders tijdens alledaagse situaties tot opvoeden komen. In dit onderzoek staat het thema ‘conflicten binnen gezinshuizen’ centraal. Het fenomeen ‘conflict’ is onlosmakelijk verbonden met de aspecten correcties en emoties. Deze twee laatste onderdelen zijn onafhankelijk van elkaar reeds onderzocht binnen alledaagse interacties. Zo heeft Lei (2017) onderzoek gedaan naar de verschillende vormen van directieve correcties in gezinshuizen. Daarnaast hebben De Widt, Koole & Van Berkum (2014) emoties, reacties en effecten in 112-gesprekken onderzocht. Er is echter nog niet eerder onderzoek gedaan naar de manier waarop deze twee

elementen met elkaar samenhangen.

De focus binnen het onderzoek ligt dan ook op de initiëring van conflicten binnen gezinshuizen en de manieren waarop de ouders en gezinshuiskinderen op elkaars emoties reageren. Er wordt hierbij uitgegaan van een benadering waarbij sprake is van emotie-uitingen die fungeren als emotionele handelingen waarop wordt gereageerd. Sensitiviteit en responsiviteit zijn interpersoonlijk; het gaat hierbij om relaties tussen personen. Met behulp van een conversatieanalytische onderzoeksmethode wordt inzicht verkregen in de manier waarop er zowel sensitief als responsief wordt gereageerd.

(6)

Gezinshuizen

Soms is het voor kinderen niet meer mogelijk om nog langer thuis te wonen. Oorzaken hiervan zijn bijvoorbeeld dat de thuissituatie niet veilig genoeg is voor het kind of omdat de ouders niet meer voor het kind kunnen zorgen. Het is dan belangrijk voor het kind dat het weer in een gezinssituatie belandt, bijvoorbeeld een gezinshuis. Een gezinshuis is een kleinschalige vorm van residentiële hulpverlening. Bij residentiële jeugdhulp gaat het om hulpverlening waarbij kinderen en jongeren, op vrijwillige of gedwongen basis (tijdelijk) zowel overdag als ‘s nachts buiten hun eigen omgeving verblijven (Voordejeugd.nl, 2015). In zo’n gezinshuis wonen meestal drie tot zes jongeren tussen de 0 en 24 jaar samen met de gezinshuisouders (Gezinspiratieplein, 2014). Deze gezinshuisouders zijn veelal een echtpaar en proberen zoveel mogelijk een leefomgeving van een normale gezinssituatie te vormen. Hierbij bieden de gezinshuisouders op een deskundige manier 24 uur per dag en 7 dagen in de week verzorging, opvoeding en begeleiding aan de jongeren.

Jongeren die voor een langere periode niet meer thuis bij hun ouders kunnen wonen, worden vaak in een gezinshuis geplaatst als andere vormen van zorg, zoals pleegzorg of een residentiële leefgroep niet gewenst zijn. Jongeren worden bij voorkeur in een gezin geplaatst, dat wil zeggen: in een pleeggezin of een gezinshuis. Een zo normaal mogelijke opvoedingssituatie biedt namelijk de meeste kans op een gezonde ontwikkeling (NVO, BPSW en NIP, 2015). De jongeren hebben baat bij de continuïteit en de steun en aandacht van de gezinshuisouders om zich zo goed mogelijk te kunnen ontwikkelen. Het gezin woont in een accommodatie van een zorgaanbieder of in het huis van de gezinshuisouders. De uit huis geplaatste kinderen kennen meer dan gemiddelde problematiek. Dit betreft voornamelijk problematiek omtrent het psychosociaal functioneren van het kind. Tevens zijn er veelal problemen rondom het gezin van herkomst en de opvoeding. Ook problemen rondom de vaardigheden en cognitieve ontwikkeling komen veel voor (De Baat & Berg - le Clercq, 2013).

Hechting: sensitiviteit en responsiviteit

Volgens Bowlby (1982) is een goede interactie tussen ouders en gezinshuiskinderen van belang om een goede hechting tussen hen tot stand te laten komen. Hechting betreft de aangeboren drang van het kind om steun te zoeken bij iemand die sterker is, een volwassene voor wie het mogelijk is om het kind te helpen en bescherming te bieden. Er is hierbij sprake van een affectieve relatie tussen ouder en kind. Het kind heeft de volwassene nodig om te overleven zolang hij nog niet voor zichzelf kan zorgen. De ouder zorgt er niet alleen voor om het kind te voorzien in de basisbehoeften als voedsel en onderdak, maar het kind wordt ook beschermd tegen gevaren in de fysieke en sociale omgeving. Daarnaast kan het kind door de aanwezigheid van de ouder ervaringen opdoen, dingen leren en zich op deze manier cognitief ontwikkelen (Juffer, 2010). Kinderen laten hun gehechtheid zien door het zoeken van contact met hun ouder wanneer ze bang, verdrietig, onzeker of ziek zijn. Het kind wil hierbij verbinding houden met de veiligheid die de ouder biedt. Deze veilige basis geeft het kind een uitgangspunt om te gaan

(7)

verkennen en een plek om naar terug te gaan in geval van nood. Een gehechtheidsrelatie ontstaat niet alleen bij volwassenen en kinderen die een bloedband met elkaar hebben, kinderen hechten zich ook aan pleeg- en adoptieouders. Juffer (2010) laat zien dat er geen verschil te zien is in mate van gehechtheid tussen kinderen in biologische gezinnen en pleeg- of adoptiegezinnen. Ook kinderen die voor hun eerste levensjaar werden geadopteerd, zijn even vaak veilig gehecht als kinderen in biologische gezinnen (Juffer, 2010). Hieruit kan worden geconcludeerd dat de mate en kwaliteit van gehechtheid niet afhankelijk is van het al dan niet hebben van een bloedband met de ouder. Bowlby (1982) geeft aan dat veelvuldig fysiek contact tussen de ouder en het kind bijdraagt aan een veilige hechting tussen hen. Er dient hierbij een gezonde balans te zijn tussen afhankelijkheid en ruimte om zich te kunnen exploreren. Daarnaast zijn sensitiviteit en responsiviteit hierbij van belang. Volgens Schep (2017) betekent dit dat de ouder de tekens die het kind afgeeft op een correcte manier interpreteert en hier vervolgens op een juiste wijze op reageert.

Tavecchio & Van IJzendoorn (1984) stellen vast dat een veilige hechting vooral afhangt van de manier waarop de mensen die het kind opvoeden, met zijn signalen omgaan. Ouders die ‘sensitief-responsief’ zijn, zijn gevoelig voor de signalen en behoeften van het kind, ze geven de nodige respons en nemen angst bij het kind weg. Daarnaast reageren ze consistent: de ene keer niet anders dan de andere, niet de ene dag met liefde en de andere dag afwijzend. Op deze manier krijgt het kind gaandeweg het gevoel dat zijn sociale omgeving te beheersen en te voorspellen valt en dat hij invloed kan uitoefenen op de relatie met de mensen van wie hij afhankelijk is. Kinderen kunnen echter een onveilige hechting ontwikkelen in reactie op ouders die niet responsief zijn naar hen toe. Bij een vermijdende hechting worden er nauwelijks gevoelens getoond en proberen de kinderen meer op zichzelf terug te vallen (Bowlby, 1982).

Alhoewel sensitiviteit en responsiviteit telkens worden benoemd als essentiële aspecten wat betreft hechting, en responsiviteit waarneembare kenmerken heeft in een op een interacties, er is niet precies bekend hoe deze interacties eruitzien (Schep et al., 2016). Een analyse van sensitiviteit en responsiviteit in interacties zal ertoe bijdragen dat we meer te weten komen over het opbouwen en behouden van affectieve relaties. In dit onderzoek wordt middels een conversatieanalytische methode geanalyseerd hoe de conflicten worden geïnitieerd en hoe er wordt gereageerd op elkaars emoties. Omdat er nog niet eerder onderzoek is gedaan naar het verband tussen correcties en emoties, is dit onderzoek vernieuwend voor de conversatieanalyse. Middels dit onderzoek wordt er een extra stap gezet en wordt er gekeken naar een groter geheel; namelijk conflicten.

In hoofdstuk 2 wordt het theoretisch kader besproken. Hierbij wordt allereerst ingegaan op de gelezen literatuur met betrekking tot gedragscorrecties. Vervolgens zal literatuur over verschillende correctievormen worden besproken. Ook wordt er ingegaan op emoties in conflictsituaties. De

(8)

onderzoeksmethode komt aan bod in het derde hoofdstuk. Hierbij wordt ingegaan op verscheidene aspecten van de conversatieanalyse. Daarnaast worden de data en betrouwbaarheid van het onderzoek besproken. In hoofdstuk 4 wordt de analyse behandeld. Hierbij wordt ingegaan op de verschillende manieren waarop een conflict wordt geïnitieerd, hoe er op emoties wordt gereageerd en op welke wijzen een conflict kan worden beëindigd. In hoofdstuk 5 wordt er een conclusie gegeven, waarbij tevens een reflectie wordt gegeven met daarbij aanbevelingen voor eventueel verder onderzoek.

(9)

2. Theoretisch kader

In de inleiding is al uitgelegd dat dit onderzoek zich richt op conflicten binnen gezinshuizen. Door de twee eerdergenoemde onderzoekers is geconstateerd dat al deze conflicten uit correctie-activiteiten bestaan waarbij emoties een rol spelen. Door het analyseren van emoties in correctie-sequenties worden de conflicten dus geoperationaliseerd. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van relevante literatuur met betrekking tot bovengenoemde correcties en emoties.

2.1 Gedragscorrecties

Zoals reeds aangegeven, wordt er in dit onderzoek gekeken naar conflict-interacties waarin correcties plaatsvinden. Het doen van deze correcties in een gesprek vertoont overeenkomsten en verschillen met het verschijnsel herstelorganisatie. Wanneer gespreksdeelnemers een probleem tegenkomen dat de voortgang van de interactie belemmert of zou kunnen gaan belemmeren, schorten ze de lopende interactie op om dat probleem te verhelpen. Deze vormen van het oplossen van problemen worden door Mazeland (2012) herstelwerk (repair) genoemd. Alles wat voor gespreksdeelnemers een reden is om herstel te initiëren, maken zij daarmee tot een herstelaanleiding (repairable). Een correctie wordt door Schegloff, Jefferson & Sacks (1977, p. 363) ook wel als volgt genoemd: ‘the replacement of an ‘error’

or ‘mistake’ by what is ‘correct’. De overeenkomst tussen gedragscorrecties en correcties die onderdeel

zijn van herstel, is dat in beide gevallen de voortgang van de interactie wordt opgeschort voor de correctie. De correcties die worden gedaan door de gezinshuisouders hebben echter niet te maken met een probleem binnen de lopende interactie. In dit onderzoek worden de kinderen door hun gezinshuisouders gecorrigeerd vanwege hun gedrag en niet wegens de gedane uiting van het kind. Waar het bij herstelcorrectie om gaat, is dat er een probleem dient te worden opgelost om de interactie succesvol te kunnen vervolgen. Daarentegen zijn de gedragscorrecties in dit onderzoek geen onderdeel van herstel, maar hebben ze betrekking op gedragsnormen.

2.2 Correctiemethoden

Zowel Nanninga (2016) als Lei (2017) hebben binnen gezinshuizen onderzoek gedaan naar directieve correcties. Volgens Craven & Potter (2010) wordt middels directieve correcties op een dwingende manier de andere gesprekspartner verzocht een bepaalde handeling te doen verrichten. Nanninga (2016) stelt daarnaast vast dat middels een directieve correctie altijd een verzoek wordt gedaan dat te maken heeft met het hier en nu, een immediate proposal. Bij een immediate proposal wordt verwacht dat de voorgestelde handeling meteen wordt uitgevoerd (Houtkoop, 1987). Een directieve correctie heeft in veel gevallen een imperatief. Dit houdt in dat de uiting een werkwoord heeft in de gebiedende wijs. Nanninga (2016) heeft in haar data drie verschillende soorten directieve correcties gevonden. Allereerst zijn er de correcties waarbij het hele werkwoord als directief wordt gehanteerd, zoals in het volgende voorbeeld is te zien: ‘Zitten aan tafel!’ Tot de tweede categorie behoren correcties waarbij het

(10)

werkwoord in de tweede persoon als imperatiefvorm wordt gehanteerd; een voorbeeld hiervan is als volgt: ‘Gebruik je bestek eens gewoon’. Tot slot zijn er de correcties die worden gedaan middels een ellips. Deze correcties komen over als een imperatief of bevel, maar zijn dat niet omdat er geen werkwoord in de zin staat. Dit is te zien in het volgende voorbeeld: ‘Pet af!’ Er kan verschillend worden gereageerd op directieve correcties. Zo kunnen de kinderen de gevraagde actie van de gezinshuisouder uitvoeren. Dit vindt veelal meteen na de correctie plaats door middel van een non-verbale handeling en is de meest gebruikelijke respons op een directieve correctie. Het komt echter ook voor dat de gevraagde actie niet wordt uitgevoerd en dat er sprake is van weerstand. Dit kan gepaard gaan met verbale uitingen waarbij sprake is van het herhalen en uitbreiden van de directieve correctie. Een derde manier van reageren is beginnende overeenstemming, door Schegloff (1989) ook wel incipient compliance genoemd

.

Hierbij voert de gesprekspartner niet meteen de gevraagde actie uit, maar laat hij of zij wel zien dat er overeenstemming aan zit te komen door voorbereidende acties te verrichten. Hiermee wordt voorkomen dat er een herhaling of uitbreiding van de ander volgt.

Zoals hierboven aangegeven heeft Nanninga (2016) vastgesteld dat er verscheidene vormen van directieve correcties zijn. Tevens zijn hierbij de verschillende manieren van reageren benoemd. Zij heeft echter niet onderzocht wat het verband hiertussen is. Dit heeft Lei (2017) in haar onderzoek wel gedaan. Daarnaast heeft zij hierbij nog een categorie toegevoegd: de imperatief-plus. Dit is een uiting met een werkwoord in de gebiedende wijs met daarbij toegevoegde woorden met als doel de negative face van de ander te beschermen. Het negatieve aspect van face kan gezien worden als de menselijke behoefte aan privacy; ook wel het recht om met rust gelaten te worden (Brown & Levinson, 1987). Indien een kind wordt gecorrigeerd door de ouder, dan wordt de negative face van het kind geschonden. Om ervoor te zorgen dat dit zo weinig mogelijk gebeurt, worden er afzwakkende woorden aan de correctie toegevoegd, zoals ‘eens’ of ‘even’. Deze vorm van directieve correcties heeft dus meer verbale elementen dan een ‘gewone’ imperatief. Een voorbeeld hiervan luidt als volgt: ‘Ga eerst maar even eten’.

Uit het onderzoek van Lei (2017) is gebleken dat er in de meeste gevallen een geprefereerd tweede paardeel komt na een correctie in de vorm van een ellips. Wanneer een gezinshuisouder corrigeert middels een ellips, dan claimt hij of zij het recht tot corrigeren meer dan wanneer er wordt gecorrigeerd middels een imperatief-plus omdat er geen rekening wordt gehouden met het recht om met rust gelaten te worden. Een imperatief-plus leidt daarentegen vaker tot een verbale respons. Hierbij worden namelijk woorden gebruikt die het recht om met rust gelaten te worden beschermen en dit draagt ertoe bij dat de gedane correctie wordt afgezwakt. Hierdoor wordt de correctie als minder urgent gezien en grijpen de gezinshuiskinderen dit aan om in discussie te gaan. Dit leidt vaak tot weerstand.

(11)

Tot slot heeft Dijkstra (2017) onderzoek gedaan naar declaratieve correcties door gezinshuisouders. Declaratieven zien eruit als een bewering of statement (Englert, 2010). Een voorbeeld hiervan is als volgt: ‘Je eet gewoon zittend je fruit’. Dit onderzoek heeft aangetoond dat het doen van declaratieve correcties door gezinshuisouders kan worden gebruikt als vehicle (Schegloff, 2007) voor het doen van verschillende handelingen.De twee meest voorkomende handelingen zijn het doen van een verzoek en het geven van een account. Ten eerste kan door middel van een declaratieve correctie door de gezinshuisouders een verzoek aan de gezinshuiskinderen worden gedaan om het gedrag aan te passen; zoals in het volgende voorbeeld: ‘Ik wil niet dat je onsmakelijk eet’. Daarnaast wordt er middels het doen van een declaratieve correctie door de gezinshuisouders veelal een account gegeven voor hun eerder gedane correctie (Rossi & Zinken, 2016). De ouders leggen hiermee uit waarom de correctie plaatsvindt, dit is te zien in het volgende voorbeeld: ‘Ik roep je gewoon, je vlucht altijd naar boven’.

Hierbij is gebleken dat er na een declaratieve correctie veelal weerstand plaatsvindt door de gezinshuiskinderen. Deze niet-geprefereerde reacties bestaan uit verklaringen voor hun gedrag wanneer ze hierop worden aangesproken middels een declaratieve correctie. Deze gedisprefereerde responsen van de gezinshuiskinderen leiden ertoe dat de sequentiewordt uitgebreid. Een sequentie omvat volgens Mazeland (2012) de handelingen die gespreksdeelnemers in opeenvolgende beurten doen en die met elkaar samenhangen doordat ze deel uitmaken van een sociale structuur voor de organisatie van interacties. Wanneer een gedragscorrectie niet onmiddellijk wordt geaccepteerd, maar er meerdere handelingen nodig zijn om de interactie tot een succes te maken, wordt dit ook wel sequentie-expansie genoemd (Mazeland, 2012). Een declaratieve uiting wordt vaak herhaald of uitgebreid wanneer een gezinshuiskind weerstand biedt. Deze herhaling of uitbreiding gaat vervolgens veelal samen met het formuleren van een norm waarmee de gezinshuisouder aangeeft dat het desbetreffende gedrag niet hoort. In dit onderzoek wordt tevens nagegaan welke correctievormen wanneer worden gehanteerd binnen een conflict.

2.3 Emoties in conflictsituaties

Een conflict kan worden herkend aan verschillende emotie-geladen uitingen. Volgens Eberg (2012) betreft een conflict de innerlijke strijd van een mens, of een strijd in het menselijk samenleven, waarbij de balans van waarden, belangen, of doelen is verstoord. Het gaat bij conflicten niet noodzakelijk om onverenigbaarheid, als wel om tegenstrevingen en een verstoring van een balans tussen dingen of mensen. Strevingen en tegenstrevingen zijn waarden, belangen en doelen. In sommige gevallen worden die wederzijds aanvaard. In andere gevallen ontstaat een conflict. Hierbij kan er onderscheid worden gemaakt tussen de ervaring van een conflict, de uiting van een conflict, en de uitkomst van een conflict. Een conflict wordt over het algemeen ervaren als naar en vervelend, onprettig, pijnlijk. Als een conflict wordt ervaren, kan men dat voor zich houden. Meestal wordt het ervaren van een conflict geuit en krijgt dat de vorm van boosheid of ruzie. De uitkomst van een conflict is niet altijd voorspelbaar en kan

(12)

verschillen van positief, zoals een dieper inzicht, een betere relatie of een rechtvaardiger sociale orde, tot negatief, zoals zelfdoding of verwoesting. Bovenstaande is een psychologische benadering van een conflict; dit concept houdt zich namelijk bezig met het innerlijke leven en het gedrag van mensen. Een andere benadering gaat uit van een interactioneel concept waarbij sprake is van emotie-uitingen die fungeren als emotionele handelingen waarop wordt gereageerd. In dit onderzoek wordt uitgegaan van deze laatste benadering. Binnen deze conflicten is er dus sprake van uiteenlopende emoties. Het concept ‘emotie’ refereert naar een grote verscheidenheid van gevoelens, gedragingen en gedachtes die door de mens allemaal geïnterpreteerd worden als een emotie of een gevolg van een emotie.

Middels het uiten van emoties reageren mensen op situaties die voor hen persoonlijk relevant zijn, situaties die betrekking hebben op de eigen belangen en waarden (De Widt et al., 2014). Een emotie bestaat enerzijds uit emotion, de gevoelens van een individu en anderzijds uit de emotion display, de uiting van de gevoelens (Koole, 2015). Emoties zorgen daarbij niet alleen voor veranderingen in het eigen gedrag, ze zijn ook sociale signalen voor anderen. Zo is huilen bijvoorbeeld niet alleen de uiting van een verdrietig gevoel, maar ook een teken dat diegene troost en steun nodig heeft. We hebben hiermee te maken met het gevoel enerzijds en het uiten van een emotie anderzijds. Hierbij is het wel mogelijk om een onderscheid te maken tussen het gevoel en de emotie, maar de uiting is niet willekeurig.

Gespreksdeelnemers behandelen emoties als gespreksrelevant; ze behandelen emotie-uitingen als bijdragen aan de sociale interactie. Enkel de uitingsvorm is observeerbaar en om deze reden hebben de gesprekspartners alleen toegang tot de uiting van de gevoelens; niet tot de gevoelens zelf. Als we kijken naar de sociale handelingen die hiermee gepaard gaan, dan is de emotie niet het achterliggende gevoel, maar wel de uitingsvorm en de reactie erop. De verschillende uitingsvormen zijn diverse interactieve handelingen aangezien de gespreksdeelnemers de mogelijkheid hebben erop te reageren (De Widt et al., 2014).Wanneer iemand binnen de interactie een bepaalde emotie toont, zoals het uiten van verdriet of juist het tonen van vreugde, dan geeft dit de andere gespreksdeelnemer namelijk een aanduiding van de wijze waarop hij moet reageren (Lindström & Sorjonen, 2013). Hierbij wordt het meegaan in de emotie-uiting van de ander ook wel affiliation genoemd en het niet meegaan in de emotie-uiting wordt omschreven als

disaffiliation.

Emotie kan eveneens invloed uitoefenen op de sequentiële organisatie binnen een interactie. Uit onderzoek van De Widt et al. (2014) naar emotie in 112-gesprekken blijkt dat bepaalde emotieservoor zorgen dat personen zich niet meer aan beurtwisselingen of sequentiële normen houden. In hun onderzoek komt naar voren dat bellers die het noodnummer 112 bellen soms erg geëmotioneerd zijn; ze huilen, schreeuwen, hijgen, smeken, praten gehaast, of met een trillende stem. Zij hebben geconstateerd dat alleen huilen en schreeuwen daadwerkelijk voor problemen zorgen in de interactie: ze zorgen ervoor dat het gesprek moeizaam verloopt, er onbegrip ontstaat en het gesprek wordt vertraagd. Met behulp van de zojuist toegelichte onderzoeken over correcties en emoties is het mogelijk een uitgebreide

(13)

analyse uit te voeren over conflicten binnen gezinshuizen. Er zijn reeds verscheidene onderzoeken gedaan naar correcties en emoties onafhankelijk van elkaar in interacties, maar er is nog niet gekeken naar interacties waarbij deze twee fenomenen samenkomen; namelijk conflicten.

Hierbij wordt gekeken naar de sequentiële positie van de correcties en hoe de emoties hierbinnen interactioneel georganiseerd zijn. De onderzoeksvraag is daarom als volgt: ‘Op welke manier spelen correcties en emoties een rol

(14)

3. Onderzoeksmethode

Dit onderzoek legt de focus op conflicten tussen gezinshuisouders en gezinshuiskinderen tijdens en rondom het avondeten. Om analyses te kunnen doen is er een conversatieanalytische onderzoeksmethode gehanteerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van video-opnames van natuurlijke interactie. Van deze opnames zijn transcripten geproduceerd. Hiermee is het mogelijk om zowel de verbale als non-verbale handelingen van de participanten in beeld te brengen. Ook wordt hiermee de betrouwbaarheid van de analyse vergroot. De interactie tussen de gezinshuisouders en gezinshuiskinderen heeft zowel kenmerken van institutionele gesprekken als van alledaagse interacties. De gezinshuisouders hebben enerzijds een voorbeeldfunctie en zijn een professionele opvoeder, anderzijds proberen zij zoveel mogelijk een leefomgeving van een normale gezinssituatie te vormen.

3.1 Conversatieanalyse

De conversatieanalyse maakt het mogelijk om te onderzoeken hoe taal wordt gehanteerd om handelingen uit te voeren in een bepaalde sociale setting (Sacks, 1992). De conversatieanalyse onderzoekt de principes van gespreksorganisatie waarmee de deelnemers aan een gesprek betekenis geven aan wat ze zeggen en doen (Mazeland, 2012). De methode die wordt gehanteerd is een kwalitatieve en datagestuurde procedure. Dit betekent dat er middels het analyseren van de data een collectie wordt samengesteld die voor de analyse wordt gebruikt. Dit wordt ook wel een collectiestudie genoemd. Meerdere fragmenten met hetzelfde fenomeen, in dit geval conflicten binnen gezinshuizen, worden geanalyseerd. Deze collectie is representatief voor de wijze waarop gezinshuisouders communiceren met gezinshuiskinderen. Om deze reden wordt deze methode gehanteerd als startpunt voor het huidige onderzoek. Met deze collectiestudie wordt ernaar gestreefd op een zo helder mogelijke manier uit te leggen hoe de geanalyseerde gegevens zijn verzameld en welke stappen er zijn ondernomen om de dataset vast te leggen (Mazeland, 2012).

Wat we weten is vastgesteld door middel van de zogenoemde next turn proof procedure; er is geanalyseerd hoe de spreker in de volgende beurt laat zien hoe hij/zij een uiting begrepen heeft (Sacks, Schegloff & Jefferson, 1974). Door naar de volgende beurt te kijken kan worden bekeken welk sociaal effect de spreker bereikt. Hierbij is niet bekend of dit tevens het bedoelde effect was van de spreker, maar het is wel mogelijk om te kijken naar zijn reactie. Bij conversatieanalyse ligt de nadruk op de taalhandeling en wordt er gericht op de interactionele samenhang van bepaalde sociale handelingen. Er wordt hierbij gekeken wat de invloed is van een bepaalde uiting ten aanzien een andere uiting en wat voor handelingen sprekers verrichten met een uiting. Er wordt vanuit gegaan dat de gespreksdeelnemers aan elkaar laten zien hoe ze een uiting begrijpen. De lokale context van het gesprek waarin de sociale handelingen plaatsvinden, is hierbij van belang (Drew & Heritage, 1992).

(15)

3.2 Data

In het kader van dit onderzoek is er in totaal 300 uur aan video-opnames tijdens en rondom het avondeten van zes verschillende gezinshuizen beschikbaar gesteld door het lectoraat Jeugd en Gezin van de Christelijke Hogeschool Ede. Samen met hen wordt dit onderzoek uitgevoerd. Deze opnames zijn allemaal gemaakt zonder aanwezigheid van een onderzoeker. Verondersteld wordt dat de aanwezigheid van de camera een geringe invloed heeft gehad op de interactie tussen de gezinshuisouders en gezinshuiskinderen en dat ze zich niet of nauwelijks anders hebben gedragen dan wanneer er geen camera aanwezig zou zijn geweest. In het gedane onderzoek is er specifiek gekeken naar conflicten tussen gezinshuisouders en gezinshuiskinderen. De conflicten waarbij biologische kinderen betrokken waren, zijn dus buiten beschouwing gelaten. De leeftijd van de gezinshuiskinderen varieert van 7-21 jaar. De focus hierbij ligt op de natuurlijke interactie.

Om de gesprekken te kunnen analyseren worden ze op een speciale manier genoteerd (‘getranscribeerd’). Uitspraken of interpretaties die gerelateerd zijn aan intenties of onderliggende motivaties van de gespreksdeelnemers zijn hierbij niet waarneembaar. De transcripten dienen als hulpmiddel voor de analyse van de interactionele verschijnselen. In de transcripten wordt een schriftelijke/descriptieve representatie van het gesproken woord gemaakt - een transcript is altijd een compromis tussen leesbaarheid en volledigheid, en zal de originele data niet kunnen vervangen. In de transcripten zijn naast de verbale communicatie ook de non-verbale handelingen weergegeven. Voor alle fragmenten binnen de datacollecties geldt dat de transcriptieconventies van Jefferson (2004) worden toegepast. Het streven is daarnaast om dat op een manier te doen waardoor de transcriptie ook zonder al te veel kennis leesbaar blijft (Mazeland, 2012). Deze video-opnames en transcripten vormen de data waarmee wordt gewerkt.

3.3 Werkwijze

In een eerste fase van dit onderzoek zijn er door twee onderzoekers, onafhankelijk van elkaar, conflict-fragmenten binnen gezinshuizen geïdentificeerd. Hieruit is allereerst geconstateerd dat deze conflicten allemaal bestaan uit correctie-activiteiten. Naast de correcties is door de onderzoekers vastgesteld dat ook emoties tot de definiërende kenmerken van een conflict-activiteit worden gerekend. Er wordt hierbij uitgegaan van een benadering waarbij sprake is van emotie-uitingen die fungeren als emotionele handelingen waarop wordt gereageerd. Door het analyseren van emoties in correctie-sequenties worden de conflicten geoperationaliseerd. Om de conflicten in kaart te brengen, zullen allereerst de correctiesequenties worden geanalyseerd. Vervolgens zal worden aangeduid welke manieren de gezinshuisouders hanteren om deze correctiesequenties emotie-geladen te maken en hoe er op deze emoties wordt gereageerd. Tot slot wordt in beeld gebracht op welke wijzen deze conflicten tot een einde kunnen komen. De volledige analyse vindt plaats in de volgende 3 stappen:

(16)

- Stap 1: Analyse initiëring conflict. Omdat is geconstateerd dat alle fragmenten die de twee onderzoekers als conflict-fragmenten hebben geïdentificeerd emotie-handelingen bevatten, wordt in een eerste stap bekeken hoe een conflict wordt geïnitieerd. Hierbij wordt nagegaan wanneer de emoties tot stand komen in de correctie van de gezinshuisouders en wanneer deze juist ontstaan in de reactie van de gezinshuiskinderen.

- Stap 2: Analyse reactie op emoties. Wanneer iemand binnen de interactie een bepaalde emotie toont, zoals het uiten van verdriet of juist het tonen van vreugde, dan geeft dit de andere gespreksdeelnemer een aanduiding van de wijze waarop hij kan reageren (Lindström & Sorjonen, 2013). In deze tweede stap worden dan ook de reacties op de emoties in kaart gebracht.

- Stap 3: Analyse beëindiging conflict. Een conflict kan op verschillende manieren worden beëindigd. Arcidiacono & Pontecorvo (2009) hebben allereerst vastgesteld dat een verbaal conflict kan eindigen in een stand-off. Hierbij mislukt iedere poging om tot een compromis te komen. Wanneer er wel concessies worden gedaan, kan er worden onderhandeld om tot een compromis te komen. Tot slot kunnen conflicten worden beëindigd doordat een van de gespreksdeelnemers zich volledig terugtrekt uit de interactie.

(17)

4. Analyse

In deze analyse wordt middels een aantal fragmenten allereerst bekeken wat de verschillende manieren zijn waarop een conflict wordt geïnitieerd en welke correctievormen hierbij worden gehanteerd. Vervolgens wordt gekeken welke emotie-uitingen hiermee gepaard gaan en of er sprake is van affiliation binnen de conflicten. Tot slot wordt de beëindiging van een conflict geanalyseerd. In deze analyse is de gezinshuismoeder weergegeven als ‘GHM’ en de gezinshuisvader als ‘GHV’. De privacy van de gezinshuiskinderen wordt beschermd middels een pseudoniem. In de titel van ieder fragment staan de leeftijden van de desbetreffende gezinshuiskinderen vermeld.

4.1 Initiëring conflict

Het komt zowel voor dat binnen de conflicten de emotie tot stand komt in de correctie van de gezinshuisouder als in de reactie van de gezinshuiskinderen. Wanneer de gezinshuisouders als eerste emoties tonen, dan gebeurt dit vrijwel altijd bij een declaratieve correctie. Indien de emotie wordt geïnitieerd door de gezinshuiskinderen, dan komt deze emotie vaker tot stand als er sprake is van een correctie middels een vraagvorm. Hierbij wordt een situatie een conflict genoemd wanneer er emoties in het spel komen.

4.1.1 Emotie in de correctie van de gezinshuisouder

Fragment 1 laat zien dat de emotie ontstaat in de declaratieve correctie van de gezinshuismoeder in regel 13. De gezinshuisvader en gezinshuismoeder hebben het met Kas over het nemen van een bijbaantje. Hij wil niet en zegt dat niemand van zijn vrienden dit gaat doen, tot hij zegt dat zijn vriend Niels in een supermarkt in Zuidlaren gaat werken.

Fragment 1 - GH6, week 11, 11 maart, 00005, 01:26-02:50 (KAS 15 jaar)

1 KAS de C­oop in zuidlaren daar gaat niels tenminste wel heen

2 (.)

3 waarschijnlijk=

4 GHV =ja

5 (1.0)

6 KAS hij heeft daar een [sollicitatie gehad

7 GHM ((kijkt Kas aan)) [­nah toen straks zeg je van [n:iemand

8 KAS [nee

9 GHM die ik ken doet werk,

10 KAS nee maar n¯iels had ook alleen een sollicitatie °geregeld°

11 (2.1)

12 GHM ((schudt hoofd))

13 à ja wat kun je toch ook altijd gelijk schreeuwen he (0.6)

(18)

15 en dan denk je ook nog dat wij dat geloven nou en zo stom

16 [kijken ik vind dat niet m¯ooi

17 KAS [hebben niels ouders geregeld thuis.

18 GHM ja precies (.) dus (.) daar gaat het dus al net zo (0.7)

19 en dan doe je net alsof jij de enigste bent die wat moet

20 doen

21 ((schudt hoofd))

22 val je toch weer door de mand je zit ­gewoon te liegen

23 weet je dat,

24 KAS ((lacht))

25 GHM ja en daar ga je nog om l­achen ook (.) ik vind het niet

26 om te lachen (.) dat jij gewoon k­eihard durft te l­iegen

27 (.)

28 en je schreeuwt maar wat (0.6) ­makkelijk he

In regel 1-3 vertelt Kas dat Niels een sollicitatie bij de Coop heeft gehad. De gezinshuismoeder geeft vervolgens in regel 7-9 aan dat zijn uitspraak tegenstrijdig is met wat hij daarvoor heeft gezegd. Hierna ondermijnt Kas in regel 10 zijn eerder gedane uitspraak van regel 1-3. De gezinshuismoeder schudt haar hoofd als non-verbale reactie en laat hiermee zien dat ze geen genoegen neemt met wat Kas zegt. Hierna vindt er in regel 13, 15 en 16 een declaratieve correctie plaats door de gezinshuismoeder. Ze gebruikt hierbij emotie-geladen uitingen als ‘schreeuwen’ en ‘stom kijken’ en klinkt geïrriteerd. Daarnaast schudt ze haar hoofd en eindigt ze deze correctie met een waardeoordeel ‘ik vind dat niet mooi’. In regel 17 doet Kas wederom een poging om zijn uitspraak in regel 1-3 te verzwakken, echter geeft hij nu aan dat Niels zijn ouders de sollicitatie hebben geregeld in plaats van Niels zelf. Door haar uiting in regel 23 te eindigen met ‘weet je dat’, lokt de gezinshuismoeder een reactie uit bij Kas.

In regel 24 geeft Kas hierop een niet-geprefereerde respons; hij begint namelijk te lachen. Dit lachen terwijl er over een probleem wordt verteld, wordt door Jefferson (1984) ook wel troubles-resistance genoemd. De serieuze aard van de conversatie maakt het minder logisch dat er wordt gelachen tijdens het conflict, toch komt dit voor. In bovenstaand fragment van troubles-resistance, laat de gezinshuismoeder tevens troubles-receptiveness zien: ze neemt het probleem serieus. Ze lacht dus niet mee en daarmee affilieert ze niet (Jefferson, 1984). In regel 25-28 evalueert ze zijn gedrag en geeft ze hierover haar eigen waardeoordeel. Ze eindigt haar uiting met ‘he’ als responsuitlokker. De gezinshuismoeder reageert in eerste instantie op het verbale gedrag van Kas. Ze verbaliseert telkens het gedrag van Kas op dat moment, door emotie-geladen uitingen als ‘liegen’ en ‘schreeuwen’ te gebruiken. Daarnaast begint ze een aantal keer haar uiting met ‘ik vind’ waarmee ze haar waardeoordeel laat zien. Ook hanteert ze non-verbaal gedrag door met haar hoofd te schudden, waarmee ze haar emoties laat zien. Kas geeft echter telkens niet-geprefereerde responsen; hij lacht en neemt hiermee de

(19)

gezinshuismoeder niet serieus. Door de weerstand die hij biedt vindt er sequentie-expansie plaats. Deze gedisprefereerde responsen van Kas leiden ertoe dat de sequentie wordt uitgebreid. De gedragscorrectie wordt namelijk niet onmiddellijk geaccepteerd, maar er zijn meerdere handelingen nodig om de interactie tot een succes te maken.

In fragment 2 is Maarten zijn tas aan het inpakken en doet hij een elastiek om zijn broodtrommel. De gezinshuismoeder vindt dit niet nodig en spreekt hem hierop aan. Net als in fragment 1 is hier wederom sprake van sequentie-expansie: de gedragscorrectie wordt namelijk niet meteen geaccepteerd door Maarten. Waar in fragment 1 geen sprake was van fysiek contact, is dit wel het geval in het tweede fragment. Zowel in regel 31 als in regel 41 pakt de gezinshuismoeder Maarten vast. Wanneer hij volgens de gezinshuismoeder een grote mond geeft, doet ze in regel 32-39 een declaratieve correctie. Hierbij komen de emoties in het spel.

Fragment 2 - GH6, week 7, 14 februari, 00006, 15:50-18:20 (MAA 12 jaar)

20 GHM jij zit altijd met alles in je handen altijd te

21 klieren

22 (5.4)

23 MAA ((schudt zijn hoofd en zucht))

24 GHV of ben je het er niet mee eens maarten

25 (1.9)

26 MAA nee

27 GHM nou maar dat hoeft ook nie maar jij bent nu even niet de

28 baas

29 (6.9)

30 MAA maar dat wil ik ook helemaal niet zijn, ja later pas ((loopt

weg))

31 GHM ((pakt maarten zijn arm en zet hem op de stoel))

32 à ­pardon ga jij maar even zitten op de stoel ­ga jij hier eens

33 even zitten. NU. PARDON. ((kijkt maarten aan)) ­zo’n grote

34 mond wil ik niet van jou hebben denk daar heel goed om (1.4)

35 JA dat accepteer ik niet (1.8) jij bent twaalf jaar

36 (5.8)

37 ik wil dat niet hebben maarten (1.2) wil je graag de

38 bioscoop verspelen dan moet je vooral zo’n grote mond op

39 gaan zetten (.) dan gaat ie ook niet door

40 (4.7)

41 ((pakt kin van maarten vast en kijkt hem aan)) wat zeg je als

42 je een grote mond geeft naar volwassen mensen

(20)

44 GHM OH want ik accepteer dit niet hoor (.)­absoluut niet (.) ik

45 weet niet waar jij denkt het recht denkt te kunnen halen

46 maar het is niet zo. Je kan nu gaan poetsen ik wil het niet

47 weer horen

48 MAA ((MAA staat op en loopt weg))

In regel 23 begint Maarten hardop te zuchten en zijn hoofd te schudden als non-verbale respons op de gezinshuismoeder. Hij laat hiermee zien het niet eens te zijn met de gezinshuismoeder. Vervolgens begint de gezinshuisvader zich in het gesprek te mengen en doet in regel 24 een verzoek om zijn mening. Deze vraag sorteert voor op een specifiek antwoord, namelijk ‘nee’. Na een korte stilte volgt uiteindelijk deze ‘nee’ door Maarten. Dit leidt wederom tot sequentie-expansie; de respons van Maarten leidt ertoe dat de sequentie wordt uitgebreid. De gedragscorrectie wordt namelijk niet onmiddellijk geaccepteerd, maar er zijn meerdere handelingen nodig om de interactie tot een succes te maken.De interactie mondt in regel 32 daadwerkelijk uit tot een conflict. De gezinshuismoeder toont haar emoties, dit is te zien door haar stemverhef en haar non-verbale handelingen. Daarnaast wordt er door de gezinshuismoeder tweemaal fysiek ingegrepen. In regel 31 pakt ze Maarten vast waarbij ze hem op de stoel neerzet en in regel 41 pakt ze zijn kin vast waarbij ze hem aankijkt. Ook Maarten laat emoties zien door te zuchten en zijn hoofd te schudden. Uiteindelijk biedt Maarten in regel 43 zijn excuses aan. Hij doet hiermee een concessie. Deze excuses lijken voor de gezinshuismoeder echter niet afdoende te zijn, want een declaratieve correctie volgt in regel 44-47. Maarten geeft geen verbale respons, maar loopt weg.

4.1.2 Emotie in de reactie van het gezinshuiskind

Wanneer de emoties in de reacties van het gezinshuiskind in het spel komen, dan gebeurt dit het vaakst bij een correctie middels een vraagvorm. In het derde fragment is de avondmaaltijd net voorbij en is het de beurt aan Daan en Kas om af te wassen. Kas staat op zijn telefoon te kijken, waarop gezinshuisvader zijn verwachting uit dat Kas vast aan de afwas begint. Het conflict komt hierbij tot stand in regel 4; in de reactie van Kas op de daarvoor gedane uiting van de gezinshuisvader.

Fragment 3 - GH6, week 6, 04-02-2014, 00006: 11.15-12.05 (KAS 15 jaar en DAA 21 jaar)

1 GHV Kas kun je de telefoon wegleggen en vast beginnen,

2 KAS ja ik moet wachten op Daan

3 GHV je kunt al heel veel dingen inruimen die bekers

4 KAS à ((zucht)) wat een bullshit echt wat je allemaal noemt=

5 GHV =die bekers gaat hij namelijk niet voorspoelen

6 KAS bullshit ja echt

7 GHV heeft niets met bullshit te maken=

(21)

9 GHV anders hebben we weer dezelfde discussie als laatst

10 DAA weet je ik heb er eigenlijk helemaal geen zin in

11 KAS je moet je gewoon niet met mij bemoeien. ik mag toch zelf

12 beslissen. ik weet toch zelf wel wat ik moet doen

13 GHV nou begin dan ook, jullie doen het toch ­samen of niet?

14 KAS nee ik mag toch zelf beslissen man

15 (2.0)

16 GHM ­nee Kas dat kan je niet zelf beslissen

17 GHV jullie doen het samen

18 DAA ik heb er zo geen zin meer in als het zo gaat

19 KAS °nee ik ook niet als jij zo gaat doen°

20 DAA het is gewoon respectloos hoe jij tegen me doet

21 KAS ((gaat mopperend in zichzelf de afwas doen en gaat verder

22 niet meer op de gezinshuisouders in))

In regel 1 doet de gezinshuisvader een correctie middels een vraagvorm. Hij sorteert hierbij voor op een specifiek antwoord, namelijk een ‘ja’. Kasper begint zijn respons wel met een ‘ja’, maar hierop volgt meteen een account voor zijn gedrag. De gezinshuisvader neemt geen genoegen met de verklaring van Kasper. Als reactie hierop verzet Kasper zich tegen de gezinshuisvader. Zijn emotie-geladen woord ‘bullshit’ en het hardop zuchten in regel 4 zijn herkenpunten van het conflict. In regel 13 eindigt de gezinshuisvader zijn uiting met de tag question ‘of niet?’ Hij vraagt hiermee om een extra bevestiging van Kasper. Deze bevestiging komt echter niet, hij biedt wederom weerstand in regel 14. De gezinshuismoeder begint zich vervolgens te mengen in het conflict in regel 16. Hierna herhaalt de gezinshuisvader in regel 17 zijn eerder gedane uiting in regel 13, maar ditmaal als declaratief. Uiteindelijk wordt er verder niet meer op de gezinshuisouders ingegaan.

In fragment 4 wordt William door Timo ervan beschuldigd dat hij de appelsnijder kapot heeft gemaakt. De gezinshuismoeder geeft aan dat hij hem niet zomaar mag beschuldigen en reageert hierbij op het verbale gedrag van William. De emotie komt hierbij tot stand in de reactie van William. Dit is te zien aan zijn intonatie, de verbaasde reactie en de beschuldigende toon waarop hij praat. Tevens blijft hij William beschuldigen.

Fragment 4 - GH1, week 45, 8 november, 0004, 00:00-01:31 (TIM 11 jaar)

1 TIM ­oh de appelsnijder is kapot.

2 GHM ¯hm ik denk al e:h drie maanden=

3 TIM =­ja maar hij is nog weer meer erger kapot, ­kijk (1.5) en

4 dat heeft >William gedaan<.

(22)

6 GHM is dat noodzakelijk dat we zeggen wie het gedaan heeft (0.6)

7 moeten we d’r een drama van maken.

8 TIM à ¯maar >William< heeft het wel >gedaan<.

9 GHM ja maar lekker belangrijk (.) om dat nou zo nadrukkelijk te

10 ¯benoemen (.) misschien heb jij het wel ­gedaan jij staat er

11 mee te froemelen nu.

12 TIM à ­nee ik heb het niet ge­daan hij lag op ­tafel (.) met een

13 stukje afgebroken (.)dus heb dat niet kunnen daan (.) en ik

14 heb deze °ook niet gebruikt°

15 GHM maar waarom beschuldig je dan ­William heb jij gezien dat

16 hij het deed,

17 TIM ja maar (.)

18 GHM ¯nee heb jij gezien dat hij dat deed.

19 TIM hij is er wel mee bezig geweest

20 GHM ­nee heb jij gezien dat h¯ij het kapot gemaakt heeft

21 TIM ja:

22 GHM JA?

23 TIM °ja William heeft dat daan°=

24 GHM =dat heb jij gezien daar stond je bij=

25 TIM =nee maar ik zat wel aan tafel dus (..)

26 GHM en jij ZAG dat hij dat ding kapot maakte,

27 TIM °nee°=

28 GHM =¯nee dus dan mag je hem niet beschuldigen.

29 TIM à maar >ik weet zeker dat h­ij< het heeft gedaan.=

30 GHM =dat kan me niet ­schelen je beschuldigt niet zomaar ­iemand

31 (.) daar hou ik niet van

32 TIM ja maar ik weet zeker dat [hij

33 GHM [­nee NEE ophouden nu (2.4) denk

34 er om h­oor want je gaat te ver (1.8) er worden hier niet

35 zomaar mensen besch¯uldigd A h::et is helemaal niet

36 interessant dat dat ding kapot is en B beschuldigen of de

37 schuldvraag bespreken doe ik wel.

38 ((TIM reageert niet meer en het gesprek eindigt))

In regel 4 beschuldigt Timo William ervan dat hij de appelsnijder kapot heeft gemaakt. In regel 15 doet de gezinshuismoeder een correctie middels de vraagwoordvraag ‘waarom’. Deze waarom-vraag wordt meteen opgevolgd door een polaire vraag. Ze wacht daarmee niet het antwoord op de waarom-vraag af, maar stelt een vraag die voorsorteert op een specifiek antwoord. De vraag geeft namelijk de

(23)

mogelijkheid tot een positief of negatief antwoord (Englert, 2010). Nadat Timo een bevestigende respons heeft gegeven, herhaalt de moeder haar vraag in regel 18. Hierop komt vervolgens geen bevestigende respons, maar Timo zwakt zijn eerder gedane uiting af. In regel 20 stelt ze wederom een vraag, deze wordt in dezelfde richting gesteld als de vraag in regel 21, maar dan specifieker geformuleerd. Timo geeft hierop een bevestigende respons, die door de moeder wordt herhaald en ze lijkt hiermee Timo in twijfel te trekken. Timo bevestigt echter wederom. Nadat Timo tweemaal ontkennend reageert op de declaratieve vragen die door de gezinshuismoeder in regel 24 en 26 worden gesteld, doet ze in regel 28 en 30 een declaratieve correctie waarbij emotie gepaard gaat. Ze verheft haar stem en klinkt boos. Wanneer Timo weer weerstand biedt, maakt ze de correctie in regel 33-38 van specifiek (‘je gaat te ver’) naar algemeen (‘er worden hier niet zomaar mensen beschuldigd’). Ze begint hierbij in regel 33 te schreeuwen. Timo blijft bij zijn standpunt dat hij ervan overtuigd is dat William de appelsnijder kapot heeft gemaakt en de gezinshuismoeder blijft volhouden dat hij William niet mag beschuldigen. Het conflict eindigt niet in een compromis; maar in een stand-off. Er worden geen concessies gedaan.

4.2 Reactie op emotie

Wanneer iemand binnen de interactie een bepaalde emotie toont, zoals het uiten van verdriet of juist het tonen van vreugde, dan geeft dit de andere gespreksdeelnemer een aanduiding van de wijze waarop hij kan reageren (Lindström & Sorjonen, 2013). Fridlund (1994) vertelt hierbij dat emoties niet alleen leiden tot veranderingen in het gedrag, maar dat ze ook fungeren als sociale signalen voor anderen. Huilen is als emotie-uiting onderdeel van hechtingsgedrag; kinderen geven hiermee het signaal af dat de ouder in de buurt moet blijven en voor hem of haar moet zorgen zodat het zich veilig voelt (Hendriks, Croon & Vingerhoets, 2008). Zo is in onderstaande fragmenten te zien dat de gezinshuiskinderen door te huilen niet alleen laten zien dat ze verdrietig zijn, maar ze geven hiermee ook het signaal af dat ze troost en steun nodig hebben. Wanneer er wordt meegegaan in de emotie-uiting van de ander, dan wordt dit door Lindström & Sorjonen (2013) ook wel affiliation genoemd. Het niet meegaan in de uiting wordt omschreven als disaffiliation. Dat er binnen conflicten tussen gezinshuisouders en gezinshuiskinderen vaak sprake is van disaffiliation wordt in de onderstaande fragmenten duidelijk gemaakt.

In fragment 5 komt Marieke volgens de gezinshuisvader veel te laat thuis. Zodra ze de kamer binnen komt lopen, spreekt de gezinshuisvader haar hierop aan. De emotie wordt geïnitieerd in de correctie van de vader; hij benoemt zijn emoties en geeft een declaratieve correctie in regel 4-25. Marieke begint te huilen in regel 16, maar hier wordt niet in mee gegaan door de gezinshuisvader. Hier is sprake van

disaffiliation. Ook later in het fragment wordt er door de gezinshuisvader niet meegegaan in de

emotie-uiting van Marieke. Hij biedt Marieke geen troost, maar er lijkt wel sprake te zijn van uitgestelde

(24)

Fragment 5 - GH1, week 45, woensdag 6 november, 13:16 – 14:40 (MAR 16 jaar) 1 MAR ((MAR komt de kamer binnenlopen)) hoi

2 GHV ­Marieke=

3 MAR =ja,

4 goed dat je er bent, <maar ik ben wel heel boos>

5 MAR weet ik,

6 GHV ik snap niet dat je dit kunt maken ten opzichte van Bo

7 MAR °ja°=

8 =en ook ten opzichte van het eten ben ik ook echt niet heel

9 blij [onverstaanbaar] dus ik heb wel uhh ((slaat op tafel))

10 een aantal consequenties hier tegenover staan. laat ik maar

11 meteen heel duidelijk zijn. je gaat zo meteen Bo uitlaten=

12 MAR =ja

13 GHV ik wil jouw telefoon vandaag

14 MAR ja.

15 GHV en ik wil dat je morgen Bo ook gaat uitlaten

16 MAR ((huilt)) °ja°

17 GHV à en je zorgt dat je op tijd bent.

18 (2.0)

19 ik vind je huiswerk heel belangrijk maar ik heb gisteren

20 gezien uhh gehoord dat je bijna de hele avond aan de

21 telefoon hebt gehangen. ik ben hier niet blij mee

22 (1.0)

23 ik hoop dat je dat snapt. echt serieus, Bo die loopt echt

24 serieus al een uur om mij heen te dralen

25 (2.0)

26 dus ik weet niet of je er verder nog een goede reden.voor

27 hebt. dat het huiswerk af [moet snap ik

28 MAR [nee, maar wil je misschien

29 vanavond met mij praten ((huilt)) want ik wil echt dingen

30 zeggen, maar ik durf het gewoon al zo lang niet en

31 ((snuift))ik merk altijd dat als het in me op komt ik niet

32 meer thuis wil komen omdat ik bang ben

33 (2.0)

34 GHV nou dat is prima. ik vind het prima om erover te praten.

35 volgens mij hoef je nergens bang voor te zijn. In het

36 ergste geval [onverstaanbaar] met dingen die je dwars

37 zitten. dus denk daar goed over na.

38 MAR mag ik nu eerst Bo uitlaten=

39 GHV =ja nee graag zelfs want ik wil dat Bo uitgelaten wordt

40 MAR ik ga even naar de wc

41 GHV maar ik wil wel je mobiel

42 MAR ja die pak ik zo uit m’n tas= ((loopt richting trap))

43 GHV =ja

In bovenstaand fragment spreekt de gezinshuisvader in regel 4 Marieke aan op haar gedrag. Allereerst benoemt hij een positief punt van haar gedrag, maar vervolgens nuanceert hij dit meteen door er ‘maar ik ben wel heel boos’ aan toe te voegen. Het benoemen van zijn emotie (‘ik ben wel heel boos’) komt niet overeen met het tonen van de emotie zelf. Hij doet namelijk niet boos. Marieke bevestigt zijn reactie in regel 5 middels ‘weet ik’. Het stijgende intonatieverloop duidt erop dat ze verwacht dat de gezinshuisvader nog meer gaat zeggen. Dit gebeurt vervolgens ook; in regel 6-27 vindt een declaratieve

(25)

correctie door de gezinshuisvader plaats. Ook hierbij benoemt hij zijn emoties. Hij doet dit in regel 8-9 (‘ik ben echt niet heel blij’) in dezelfde richting als het benoemen van zijn emoties in regel 4 (‘ik ben wel heel boos’). De gezinshuisvader geeft Marieke hierbij niet veel ruimte om te reageren. Er volgen telkens alleen minimale responsen (‘ja’ in regel 3, 7, 12, 14 en 16). In regel 16 begint Marieke te huilen. Hier wordt echter niet op gereageerd door de gezinshuisvader. In regel 28-32 geeft Marieke pas een uitgebreide respons aan de gezinshuisvader en ze toont hierbij haar emoties door te huilen. Ze toont hiermee een verdrietig gevoel en geeft daarmee een signaal af aan de gezinshuisvader dat ze troost en steun nodig heeft (De Widt et al., 2014). Echte steun komt er niet van de gezinshuisvader. Hij biedt Marieke geen troost maar stemt er wel mee in om diezelfde avond over haar gevoelens te praten. Hier lijkt dus sprake te zijn van uitgestelde affiliation. In regel 37 volgt er nog een imperatieve correctie en tot slot doet de gezinshuisvader in regel 41 een verzoek om haar mobiel af te geven.

In fragment 6 komt het conflict tot stand in regel 9; waar William zijn emoties de vrije loop laat. Zowel hieraan voorafgaand (in regel 2) en meteen hierop volgend (in regel 10) vindt er een correctie middels een ellips plaats. Door te huilen geeft William als signaal af dat hij troost en steun nodig heeft, maar dit krijgt hij niet. Waarbij in het vorige fragment de gezinshuisouder uiteindelijk toezegt om over de emoties van het gezinshuiskind te praten, is dit niet aan de orde in onderstaand fragment. In plaats van William te troosten, gaat de gezinshuismoeder niet mee in zijn emotie-uiting, maar corrigeert ze zijn gedrag in regel 10.

Fragment 6 - GH1, week 45, zaterdag 9 november, 00006: 01:55-02:30 (WIL 10 jaar)

1 ((GHM is aan het koken, William dekt de tafel))

2 GHM twee ↑onderzetters

3 (0.4)

4 WIL ja ik ben nog nog nie ↑klaa::r,

5 GHM ja ↑weet ik

6 (0.5)

7 GHM ik ↑help jou ef↓fe met opnoemen wa je allemaal nog

8 moe:et.=

9 WIL ((huilend)) =jij bent echt ↑niet (.) aardig.=

10 GHM à =NOU:: ↑hup moven naar je ka↓mer [wat is ↑dit voor

11 onzin.

12 [((William loopt de

13 kamer uit))

14 (0.6)

15 GHM wat een ¯jankebal ben jij (.) kan ik ↑echt niet tegen hoor

(26)

17 (6.0)

18 het moet niet ↑gekker worden

19 (2.0)

20 moeten gaan huilen omdat iemand opnoemt wat je nog moet

21 ¯doen

In bovenstaand fragment is William bezig met de tafel te dekken. Wanneer hij even stilstaat zonder iets te doen, corrigeert de gezinshuismoeder hem in regel 2 middels een ellips. Elliptische zinnen komen over als een imperatief of ‘bevel’, maar hierbij is het werkwoord weggelaten uit de zin. William laat met zijn uiting in regel 4 zien dat de uiting van de gezinshuismoeder in regel 2 voor hem functioneert als correctie om de tafel verder te dekken. De gezinshuismoeder geeft echter aan dat dit niet bedoeld was als correctie hiervoor, maar om hem te helpen herinneren wat hij nog moet doen op dat moment. Hierop volgend begint hij te huilen en uit hij zijn waardeoordeel over de gezinshuismoeder (‘jij bent echt niet aardig). Hij doet hierbij demonstratief zijn handen over elkaar. Hier is sprake van disaffiliation; met huilen vraagt William om getroost te worden (De Widt et al., 2014). Dit gebeurt echter niet. In plaats van William te troosten, corrigeert de gezinshuismoeder hem in regel 10 wederom met behulp van een ellips (‘nou, hup moven naar je kamer’). De uiting ‘nou’ laat tevens zien dat dat er sequentieel gezien een minder vanzelfsprekend vervolg aankomt (Mazeland, 2012). Hierop reageert William wel met een geprefereerd tweede paardeel; hij doet wat hem gevraagd wordt en loopt de kamer uit. Tot slot laat de gezinshuismoeder zien dat dit non-verbale gedrag voor haar nog niet afdoende is, want er volgt een declaratieve correctie in regel 15-21. William is inmiddels echter al op zijn kamer en geeft geen respons meer.

In fragment 7 staat Timo op van tafel om de pan met vlees te pakken. De gezinshuismoeder geeft aan dat dit niet zo hoort en spreekt hem hierop aan. Ook dit fragment laat disaffiliation zien en toont aan dat er niet alleen bij de emotie-uiting huilen sprake is van disaffiliation. In regel 13-14 geeft Timo namelijk het signaal af dat hij hulp nodig heeft, maar dit wordt hem niet geboden.

Fragment 7 - GH1, week 45, 9 november, 00006, 17:54-19:53 (TIM 11 jaar)

1 TIM ((Timo staat op om de pan te pakken))

2 mag ik nog wat vlees ( )

3 GHM ((wijst naar de stoel))

4 °Timo ga eens even zitten°

5 TIM waar­om?

6 GHM om­dat je een vraag stelt en je begint te wandele: (.) wacht

(27)

8 TIM dat zei je jij zei ja

9 GHM ik zeg ja je kan de pan even vragen wou ik gaan zeggen maar

10 ik krijg de kans niet of je bent al weg (1.0) je kan gewoon

11 op je plek blijven zitten en je kan even vragen of de pan

12 komt

13 TIM maar dat is d::an moet ik hem >helemaal vasthouden< en het

14 is een zware p­an, (2.5)

15 GHM ((trekt wenkbrauwen op en kijkt weg)) (1.8)

16 ((kijkt naar Timo haalt schouders op))

17 à d¯an neem je geen vl¯ees (.) °het zal mij een zorg zijn°

18 (2.4)

19 TIM °maar mag ik niet daar naartoe dan° (2.1)

20 GHM wat is er Timo.

21 TIM mag ik dan daar niet naart­oe

22 GHM nee­ we zitten aan tafel en we blijven gewoon zitten (0.6)

23 je kan gewoo:n eten is een sociale >aangelegen­heid< als je

24 iets zelf niet kan dan vraag je dat aan iemand anders. (9.4)

25 TIM ((Timo pakt de pan vast vanaf zijn stoel))

26 GHM ((kijkt naar Timo die de pan pakt))

27 van wie is die beker die daar nog staat dat is nog van mijn

28 thee zeker

29 TIM ((heeft de steel van de pan vast en gooit de beker om))

30 GHM Ti¯mo wil je die pan even terug zet¯ten.

31 TIM ((huilend)) ja maar jij zegt dat ik hem daar naartoe moet

32 doen. (0.8)

33 GHM à ik zei dat je even om h­ulp moest vragen want dit kan jij

34 n­iet je gooit bijna een beker kapot en je gooit bijna de

35 shoarma op de grond (.) en ik denk dat je broers en zus het

36 niet in dank afnemen als zij geen vlees meer h¯ebben (0.6)

37 ik d­enk dat ze daar niet enthousiast van worden, (0.5)

38 TIM °Kasper mag ik van jou de pan°

39 KAS ((probeert saus uit een fles te krijgen))

40 als je even w­acht want nu komt bijna de saus. (1.2)

41 GHV dat is l¯ogisch dat je niet op stel en spr¯ong het vlees

42 hoeft te geven.

De gezinshuismoeder doet in zowel regel 4 als in regel 6-7 een correctie middels een imperatief-plus. Dit is een uiting met een werkwoord in de gebiedende wijs met daarbij toegevoegde woorden met als doel de negative face van de ander te beschermen. Het negatieve aspect van face kan gezien worden als

(28)

de menselijke behoefte aan privacy; ook wel het recht om met rust gelaten te worden, genoemd (Brown & Levinson, 1987). Indien een kind wordt gecorrigeerd door de ouder, dan wordt de negative face van het kind geschonden. Om ervoor te zorgen dat dit zo weinig mogelijk gebeurt, worden er afzwakkende woorden aan de correctie toegevoegd, zoals ‘eens’ of ‘even’ (Lei, 2017).Timo ziet dit als mogelijkheid om een verbale respons te geven, zoals te zien is in regel 5 en 8. Vervolgens breidt de gezinshuismoeder haar eerder gedane correctie uit. In regel 13 volgt er wederom een account voor zijn gedrag. Hij geeft met deze uiting (‘het is een zware pan’) tevens het signaal af dat hij hulp nodig heeft. Deze hulp wordt hem echter niet aangereikt. In plaats van het bieden van hulp, distantieert ze zich van de situatie (‘het zal mij een zorg zijn’). Ze laat hiermee disaffiliation zien. Omdat Timo geen hulp krijgt aangereikt, pakt hij de pan vanaf zijn stoel. Hij gooit een beker om en de gezinshuismoeder doet in regel 30 een correctie middels een vraagvorm. Als reactie hierop begint Timo te huilen. Er volgt echter geen troost of steun door de gezinshuismoeder. Uiteindelijk volgt er in regel 38 toch een geprefereerde respons van Timo; hij vraagt Kasper de pan.

Zoals reeds aangegeven maken kinderen gebruik van hechtingsgedrag om zich te hechten. Dit is gedrag van het kind dat bedoeld is om ervoor te zorgen dat er volwassenen bij het kind in de buurt blijven en voor hem zorgen; zo voelt het zich veilig. Huilen is een uiting van dit hechtingsgedrag. Kinderen zoeken hiermee troost en steun van de ouder. In bovenstaande geanalyseerde fragmenten is echter te zien dat de ouder niet affilieert met het kind; er wordt niet meegegaan met de desbetreffende emotie-uiting. In plaats van troost en steun te bieden, vindt er door de gezinshuisouder veelal wederom een correctie plaats. Hierna komt er alsnog een geprefereerde reactie van de gezinshuiskinderen; de gevraagde actie wordt meestal alsnog ingewilligd.

4.3 Beëindiging conflict

Volgens Arcidiacono & Pontecorvo (2009) kan een verbaal conflict allereerst eindigen in een stand-off; hierbij behouden de gespreksdeelnemers een tegenovergestelde positie, zonder toe te geven. Dit betekent dat er geen oplossing wordt gevonden, maar iedere poging om tot een compromis te komen, mislukt. Daarnaast kan er onderhandeld worden om tot een compromis te komen, waardoor een conflict beëindigd kan worden. De cruciale stap hierin is het doen van concessies. Tot slot kunnen conflicten worden beëindigd doordat een van de gespreksdeelnemers zich volledig terugtrekt uit de interactie (Arcidiacono & Pontecorvo, 2009).

In fragment 8 eindigt het conflict uiteindelijk in een compromis. Dit is te zien aan de concessie die Maarten doet. Hij geeft geen verbale respons, maar willigt het verzoek in middels een non-verbale handeling.

(29)

Fragment 8 - GH6, week 10, 3 maart, 00010, 17:50-19:10 (MAA 12 jaar)

10 GHM ­ja als je het in een keer g­oed doet

11 MAA dat d­oe ik toch ook wel

12 GHM peb peb peb peb he he he kom eens even terug

13 ((pakt maarten bij de arm en zet hem op de stoel))

14 op deze stoel (2.4)

15 denk jij echt dat jij zo’n gr­ote mond hier steeds kan

16 geven

17 dan ben jij wel ver­keerd

18 niks er van (0.6) iedere keer als het weer gebeurt heb je

19 een probleem met mij ik wil dat niet wat denk jij wel n­iet

20 (.) jij hebt het hier tegen volwassen m¯ensen jij hebt niet

21 het r¯echt om een grote mond te geven op geen enkele manier

22 (.) je hebt het niet netjes gedaan ik wil dit absoluut n­iet

23 weer. je moet niet denken dat jij zo’n t¯oon tegen ons aan

24 kunt slaan dat accepteer ik niet (1.2) ok¯e mag je nu naar

25 buiten gaan en het netjes doen.

26 MAA à ((Maarten staat op van zijn stoel en loopt naar buiten))

Wanneer de gezinshuismoeder in regel 10 een declaratieve correctie doet (‘ja als je het in een keer goed doet’), loopt Maarten weg en in regel 11 spreekt hij de gezinshuismoeder tegen. Zij gaat hier niet mee akkoord en start met een imperatief-plus correctie in regel 12 (‘kom eens even terug’). Een imperatief wordt ook wel de gebiedende wijs genoemd en is een werkwoordsvorm waarbij een gebod of bevel wordt uitgedrukt. De uitingen ‘eens’ en ‘even’ zorgen ervoor dat deze correctie een imperatief-plus wordt genoemd. Deze vorm van correctie heeft de meeste woorden. Dit zijn met name woorden die ervoor zorgen dat de correctie wordt afgezwakt, zoals ‘eens’ en ‘even’ in bovenstaand voorbeeld (Lei, 2017). De gezinshuismoeder pakt hem vervolgens vast en zet hem op de stoel. Waar ze is begonnen met een imperatieve correctie, geeft ze in regel 15-16 een correctie middels een vraagvorm. (‘denk jij echt..’). Deze vraagvorm fungeert hierbij als vehicle voor de correctie-initiëring (Schegloff, 2007). Ze wacht de reactie van Maarten echter niet af, maar geeft zelf al het antwoord. Ze eindigt ten slotte met een declaratieve correctie in regel 18-24. Opvallend is dat Maarten geen enkele verbale respons geeft. Pas wanneer de gezinshuismoeder in regel 24-25 een verzoek doet om tot actie over te gaan, staat Maarten op om het net goed te doen. Ook hierbij geeft hij geen verbale respons. Het conflict eindigt hier in een compromis; uiteindelijk doet Maarten een concessie en willigt het verzoek van de gezinshuismoeder in.

In fragment 9 wordt Kas gecorrigeerd omdat hij niet heeft geholpen in het huishouden. In regel 16 zoekt de gezinshuismoeder middels een declaratieve correctie naar een verklaring van het gedrag van Kas. De emoties komen vervolgens in regel 24 in het spel. Nadat Kas wederom een niet-geprefereerde respons

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1 tracht door een analyse van de centrale categorie van de sociologie, namelijk het positionele handelen, vast te stellen wat de oorzaken ' van het conflict zijn en in welke

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

De inspectie vindt dat zorgorganisaties hier iets meer aandacht voor mogen hebben.. Bijvoorbeeld door jou zelfstandig te leren

In de Wet langdurige zorg (Wlz) is expliciet geregeld dat de partner van een echtpaar waarvan een van beiden een geldige indicatie heeft voor opname in een instelling, opgenomen kan

De centrale onderzoeksvraag in dit onderzoek was: wat is de invloed van het deelnemen aan een schuldsaneringstraject bij de gemeente Amsterdam of het deelnemen aan een

Bella Fromm, een Amerikaanse journaliste van joodse afkomst, houdt voor haar krant in de Verenigde Staten een dagboek bij van haar verblijf in Duitsland2. Op 20 april 1936 schrijft

 Herschikking van de centrale voorzieningen stuit ruimtelijk op geen probleem zolang er maar aandacht is voor de bestaande functie (geen nieuwe functies toevoegen).. De

Het college kiest er niet voor om in Eelde één gebouw in te zetten als cultuurhuis.. Dat doet afbreuk aan de