• No results found

Eerder onderzoek van Bowlby (1982) heeft aangetoond dat sensitiviteit en responsiviteit belangrijke factoren zijn om een veilige hechtingsrelatie tussen ouders en kinderen tot stand te brengen. Schep (2017) omschrijft deze determinanten als de mate waarin ouders signalen van het kind waarnemen en hoe hierop wordt gereageerd. Tijdens spanningsvolle situaties wordt er door de kinderen hechtingsgedrag geuit. Juffer (2010) geeft aan dat kinderen deze gehechtheid laten zien door het zoeken van contact met hun ouder wanneer ze bang, verdrietig, onzeker of ziek zijn. Het kind wil hierbij verbinding houden met de veiligheid die de ouder biedt. Tavecchio & Van IJzendoorn (1984) stellen tevens vast dat een veilige hechting vooral afhangt van de manier waarop de mensen die het kind opvoeden, met zijn signalen omgaan. Ouders die ‘sensitief-responsief’ zijn, zijn gevoelig voor de signalen en behoeften van het kind, ze geven de nodige respons en nemen angst bij het kind weg. Daarnaast reageren ze consistent: de ene keer niet anders dan de andere. Kinderen kunnen echter een onveilige hechting ontwikkelen in reactie op ouders die niet responsief zijn tegenover de kinderen. Bij een vermijdende hechting worden er nauwelijks gevoelens getoond en proberen de kinderen meer op zichzelf terug te vallen (Bowlby, 1982).

In dit onderzoek zijn fragmenten van conflicten binnen gezinshuizen geanalyseerd. Hiervoor is in totaal 300 uur aan video-opnames van zes verschillende gezinshuizen tijdens en rondom het avondeten beschikbaar gesteld. Zoals reeds aangegeven komt tijdens deze situaties hechtingsgedrag van de kinderen het duidelijkst naar voren. Omdat is gebleken dat conflicten uit allemaal correctie-sequenties bestaan, zijn allereerst de verschillende vormen van correcties geanalyseerd.Naast de correcties is door de onderzoekers vastgesteld dat ook emoties tot de definiërende kenmerken van een conflict-activiteit worden gerekend.Zodoende zijn ook de emotie-uitingen met daarop de verschillende reacties in kaart gebracht. Er is bekeken hoe de aspecten sensitiviteit en responsiviteit hierbij naar voren komen omdat dit de belangrijkste onderdelen zijn om een affectieve relatie te hebben en te behouden. Dit is onderzocht met behulp van een conversatieanalytische methode. De onderzoeksvraag die centraal staat in dit onderzoek luidt als volgt: ‘Op welke manier spelen correcties en emoties een rol binnen conflicten en

hoe worden conflicten beëindigd?’

In dit onderzoek is vanuit communicatiekundig perspectief naar conflictinteracties gekeken. Dit betekent dat er uitspraken kunnen worden gedaan over de sequentiële structuur van de interactie. Zo is in de gedane observaties te zien dat het voorkomt dat zowel binnen deze correcties door de gezinshuisouders of als reactie hierop door de gezinskinderen emoties worden geuit. Uit de analyses is naar voren gekomen dat wanneer de gezinshuisouders als eerste emoties tonen, dit vrijwel altijd gebeurt bij een declaratieve correctie. Met de declaratieve correcties verbaliseren ze vaak het gedrag van de gezinshuiskinderen (‘je zit gewoon te liegen’), dit gaat voornamelijk gepaard met stemverheffing, boze

gezichtsuitdrukkingen en schudden van het hoofd. Ook komt fysiek contact hierbij voor; zo worden kinderen vastgepakt bij hun arm of op een stoel gezet en hierbij met fronsende wenkbrauwen aangekeken. Indien de emotie wordt geïnitieerd door de gezinshuiskinderen, dan komt deze emotie vaker tot stand als er sprake is van een correctie middels een vraagvorm. De emoties van de kinderen bestaan doorgaans uit huilen, zuchten of juist lachen. Deze emoties worden veelal geuit wanneer er sprake is van een niet-geprefereerde respons op een correctie van de gezinshuisouder. De kinderen bieden na een correctie vaak weerstand wat gepaard gaat met het tonen van emoties.

Opvallend hieraan is dat de ouders vaak niet meegaan in deze emoties van huilen of juist lachen. Dit wordt door Lindström & Sorjonen (2013) ook wel disaffiliation genoemd. De reactie op deze emotie bestaat daarentegen veelal uit wederom een correctie. Uit eerder onderzoek van Arcidiacono & Pontecorvo (2009) is gebleken dat conflicten op de volgende manieren tot een einde kunnen komen: middels een stand-off; hierbij behouden de gespreksdeelnemers een tegenovergestelde positie, zonder toe te geven. Daarnaast kunnen de gespreksdeelnemers tot een compromis komen. Ten slotte komt het voor dat een van de gespreksdeelnemers zich volledig terugtrekt uit de interactie. Uit de gedane analyses is naar voren gekomen dat het het vaakst voorkomt dat de gezinshuisouder het laatste woord heeft. Het gezinshuiskind doet veelal een concessie, ofwel door excuses aan te bieden dan wel door de gevraagde actie uit te voeren middels een non-verbale handeling.

De resultaten van dit onderzoek dragen bij aan bestaand conversatieanalytisch onderzoek over correcties (Dijkstra, 2017; Lei, 2017; Nanninga, 2016) en emoties (De Widt et al., 2014), doordat middels dit onderzoek naar de bredere context, namelijk conflicten, is gekeken. Zo kunnen er middels dit onderzoek conclusies worden getrokken over de momenten waarop een bepaalde situatie uitmondt in een conflict en op welke manier zo’n conflict eindigt. Het doel is hierbij niet om de gezinshuisouders aan te tonen dat een bepaalde reactie binnen een conflict niet juist is. Een conflict hoeft namelijk niet per se als negatief te worden gezien. Zo kan een conflict leiden tot een betere of diepere band tussen mensen. Daarnaast kunnen zowel de gezinshuisouders als de gezinshuiskinderen bewust worden gemaakt van hun emoties tijdens zo’n conflict en kunnen ze inzicht krijgen in de invloed van deze emoties op de interactionele structuur van de interactie. Omdat er vanuit communicatiekundig perspectief onderzoek is gedaan, is er geen inzicht verkregen naar de beweegredenen van de gezinshuisouders om op een bepaald moment in de interactie in te grijpen. Dit zou echter als kracht van de analyse kunnen worden genoemd omdat ook de kinderen niet op de hoogte kunnen zijn van deze beweegredenen; hechting blijkt dus niet afhankelijk hiervan te zijn. Dit betekent dat het onderzochte fenomeen ook voor de kinderen toegankelijk is. Daarnaast is de analyse gedaan met behulp van alledaagse ‘echte’ interacties. Omdat er dus niet gebruik is gemaakt van experimentele data, wordt verondersteld dat de resultaten van dit onderzoek een juiste weergave van de werkelijkheid zullen zijn.

Wel dient er een kanttekening te worden gemaakt bij dit onderzoek. In dit onderzoek zijn namelijk conflicten geanalyseerd waarbij gezinshuiskinderen variërend in de leeftijd van 7-21 jaar zijn betrokken. Er is hierbij geen rekening gehouden met de verscheidene manieren van reageren van gezinshuiskinderen binnen deze verschillende leeftijdscategorieën. Het is dus mogelijk dat adolescenten bijvoorbeeld anders reageren binnen een conflict dan kinderen met een jongere leeftijd. Nader onderzoek zal dit uit moeten wijzen. Daarnaast is aangegeven dat zowel responsiviteit als sensitiviteit van belang zijn voor een goede hechtingsrelatie tussen ouders en kinderen. Uit het onderzoek is bijvoorbeeld naar voren gekomen dat de gezinshuisouders veelal niet meegaan in de emoties van de gezinshuiskinderen en dat een conflict het vaakst eindigt doordat de gezinshuisouder het laatste woord heeft en het gezinshuiskind een concessie doet door excuses aan te bieden of de gevraagde actie uit te voeren middels een non-verbale handeling. Het blijft echter lastig om met dit onderzoek uitspraken te doen over de mate van hechting. Er kan middels conversatieanalyse niet worden aangegeven of een bepaalde correctie of het uiten van bepaalde emoties wel of niet bevorderlijk is voor de hechting tussen ouder en kind. Wel is hiermee inzicht verkregen in hechtingsprocessen. Wat betreft vervolgonderzoek is het daarom interessant om de desbetreffende conflicten te analyseren vanuit pedagogische invalshoek. Hiermee kan specifiek onderzoek worden gedaan naar de relatie met de bovengenoemde hechting.

Literatuur

Arcidiacono, F. & Pontecorvo, C. (2009). Cultural practices in Italian family conversations:

verbal conflict between parents and preadolescents. European Journal of Psychology of

Education, 24, 97–117.

Bowlby, J. (1982). Attachment and loss (Vol.1). Attachment. New York: Basic Books.

Brown, P., & Levinson, S.C. (1987). Politeness: Some Universals in Language Usage.

Cambridge University Press, Cambridge.

Craven, A. & Potter, J. (2010) Directives: Entitlement and contingency in action. Discourse

Studies, 12(4), 419-442.

De Baat, M. & Berg- le Clercq, T. (2013). Wat werkt in gezinshuizen? Nederlands

Jeugdinstituut.

De Widt, C., Koole, T., & Van Berkum, J. (2014). Emotionele 112-gesprekken: emoties,

reacties en effecten. Tijdschrift voor Taalbeheersing, 36(3), 267-291.

Dijkstra, J. (2017). ‘Je hoort niet op tafel te hangen’. Een conversatieanalytisch onderzoek

naar declaratieve correcties van gezinshuisouders naar hun pleegkinderen. Groningen:

Rijksuniversiteit Groningen.

Drew, P. & Heritage, J. (1992). Analyzing talk at work an introduction. In: Talk at Work.

Interaction in Institutional Settings. Cambridge University Press, pp. 3-65.

Eberg (2012). Conflicten maken mensen. Waarom zijn er conflicten en waar komen ze

vandaan? Noordhoff Uitgevers B.V.

Englert, C. (2010). Questions and responses in Dutch conversations. In: Journal of

Pragmatics, 42, 2666-2684.

Fridlund, A.J. (1994). Human facial expression: An evolutionary view. San Diego, CA:

Academic Press.


Gezinspiratieplein (2014). Wat is een gezinshuis? Geraadpleegd op 16 oktober 2017, van

http://www.gezinspiratieplein.nl/over-gezinshuizen/wat-is-een-gezinshuis.

Hendriks, M.C.P., Croon, M.A., & Vingerhoets, A.J.J.M. (2008). Social reactions to adult

crying. The help-soliciting function of tears. Journal of Social Psychology, 148, 22–41.

Houtkoop, H. (1987). Establishing agreement. An analysis of proposal-acceptance sequences.

Proefschrift, Universiteit van Amsterdam.

Jefferson, G. (1984). On the organization of laughter in talk about troubles. In: J.M. Atkinson

& J. Heritage (red.). Structures of Social Action. Studies in conversation analysis.

Jefferson, G. (2004). Glossary of transcript symbols with an introduction. In: G. H. Lerner

(Ed). Conversation Analysis: Studies from the First Generation. Amsterdam: John Benjamins,

pp. 13-31.

Juffer, F. (2010). Beslissen over jeugdigen in problematische opvoedingssituaties: inzichten

uit gehechtheidsonderzoek. Raad voor de rechtspraak: Research Memoranda, 6, 6.

Koole, T. (2015). Emotion display. In: Östman, J.O., & Verschueren, J. (2015). Handbook of

Pragmatics. Amsterdam: John Benjamins Publishing Company.

Lei, S. (2017). ‘Doe even rustig’. Onderzoek naar de verschillende vormen van directieve

correcties in gezinshuizen. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.

Lindström, A., & Sorjonen, M.L. (2013). Affiliation in Conversation. In: J. Sidnell, & T.

Stivers (Eds.), The Handbook of Conversation Analysis. Chichester: Wiley-Blackwell, pp.

350-369.

Mazeland, H. (2012). Inleiding in de conversatieanalyse. Bussum: Uitgeverij Coutinho.

Nanninga, A. (2016). Hoe corrigeren gezinshuisouders hun (pleeg)kinderen? Een analyse van

directieve correcties. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.

NVO, BPSW en NIP (2015). Richtlijn pleegzorg voor jeugdhulp en

jeugdbescherming/onderbouwing. 2

e

herziene druk 2015. Nederlands Jeugdinstituut.

Rossi, G. & Zinken, J. (2016). Grammar and social agency: The pragmatics of impersonal

deontic statements. Language. Vol. 92, No. 4, December 2016, pp. e296-e325.

Sacks, H. (1992). Lectures on conversation. Oxford, Basil Blackwell, vol. 1 & 2.

Sacks, H., Schegloff, E.A., & Jefferson, G. (1974). A Simplest Systematics for the

Organization of Turn-Taking for Conversation. Language. Vol. 50, No. 4, Part 1, pp.

696-735.

Schegloff, E.A. (1989). Reflections of language, development, and the interactional character

of talk in-interaction. In: Bornstein, M.H., and Bruner, J.S., Interaction in Human

Development. London: Lawrence Erlbaum Associates, pp. 139-153.

Schegloff, E.A. (2007). Sequence organization in interaction. Cambridge: Cambridge

University Press.

Schegloff, E.A.; Jefferson, G. & Sacks, H. (1977). The preference for self-correction in the

organization of repair in conversation. Language 53:361–82.

Schep, E. (2017). Gezinshuizen en adolescenten. College Rijksuniversiteit Groningen op 13

februari 2017.

Schep, E., Koole, T., & Noordegraaf, M. (2016). Getting, receiving and holding attention.

International Journal of Child and Family Welfare (IJCFW) 2016-Jrg 17-Nr 1/2:

Investigating interactions: The dynamics of relationships between clients and professionals in

child welfare, 17 (1/2), pp. 10-26.

Tavecchio, L. W. C., & Van IJzendoorn, M. H. (1984). Niet alle banden binden even vast. De

gehechtheidstheorie van John Bowlby. Psychologie, 3(11), 18-25.

Voordejeugd.nl (2015). Residentiële jeugdhulp. Geraadpleegd op 20 november 2017, van

https://www.voordejeugd.nl/stelselwijziging/jeugdhulp/soorten-jeugdhulp/residentiele-jeugdhulp.

GERELATEERDE DOCUMENTEN