• No results found

Verenigend boegbeeld en bron van verdeeldheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verenigend boegbeeld en bron van verdeeldheid"

Copied!
88
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verenigend boegbeeld en bron

van verdeeldheid

De functie en betekenis van het Urker vissersmonument binnen de Urker

gemeen-schap (1968-2020)

Naam: Marjanne Romkes-Foppen

Studentnummer: s2986817

Studie: Geschiedenis Vandaag

Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen

Vak: masterscriptie

Datum: oktober 2020

(2)

Voorwoord

‘Hun beroep kan riskant zijn. Hun vrouwen weten het ook, sommigen wennen er nooit aan. Te veel vrouwen zijn weduwen van de zee geworden. Te veel visserijmonumenten staan er langs de Nederlandse kust.’ Gedurende de bachelorfase van mijn studie geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, en met name tijdens de colleges Geschiedenis in Publieke Debatten van dr. J.J.B. Turpijn, is mijn fasci-natie voor herinneren en herdenken in monumenten ontstaan. Onder begeleiding van dr. Niek Pas schreef ik in 2015 mijn bachelorscriptie over ontwikkelingen in de Franse nationale herdenkingscul-tuur rond verzetshelden uit de Tweede Wereldoorlog, met als focuspunt het Pantheon in Parijs. Mijn interesse voor uitingen van het verleden in het heden heeft ook geleid tot mijn keuze voor de master Geschiedenis Vandaag. Toen ik op zoek ging naar een geschikt onderwerp voor mijn masterthese wist ik al snel dat ook dit project zich in de hoek van monumenten, herinneren en herdenken moest bevinden. Aangezien ik het dit keer in een andere hoek wilde zoeken dan de aan oorlog gerelateerde monumenten, viel mijn oog, ook vanuit mijn persoonlijke achtergrond, al snel op vissersmonumen-ten.

Als geboren en getogen Urkse ken ik het Urker vissersmonument mijn leven lang al. Naast de indrukwekkende beeltenis van het Urker vrouwtje heeft één gedenkplaat in het bijzonder altijd mijn aandacht getrokken: de plaat met de namen van mijn grootvader en zijn oudste zoon. Twee jaar voor de oprichting van het monument ‘bleven’ zij op zee. Een fragment van het bord met de scheepsnaam is het enige wat ooit van de kotter en haar bemanning is teruggevonden. Na het verlies van haar man en zoon bleef mijn oma met negen kinderen achter. Mijn vader was zes jaar oud toen het gebeurde. Het tragische lot van zijn vader en broer weerhield mijn vader er echter niet van ook naar de visserijschool te gaan. Dat dit beroep niet zonder gevaar is heeft ook mijn hij aan den lijve ondervonden. In 1981 was hij er getuige van toen een bemanningslid over boord sloeg en verdronk. Vier jaar later moest mijn vader de visserij vaarwel zeggen nadat zijn hand tussen de lier raakte en hij vier halve vingers verloor.

Ik heb tijdens mijn onderzoek een inkijkje gekregen in het onbeschrijfelijk verdriet dat zoveel fami-lies op Urk en daarbuiten heeft getroffen, en dat ook jaren later nog heftige emoties oproept. Ik heb getracht de feiten en de soms zo ingewikkelde gevoelens zo goed mogelijk te beschrijven.

Het was een lang traject, dat soms als een molensteen om mijn nek hing, maar het was het waard. Wat aanvankelijk voelde als een eenzame exercitie waar alleen ikzelf in geloofde, kreeg in de loop der tijd steeds meer de wind in de zeilen. Hier hebben historicus Eva Vriend en journalist een be-langrijke bijdrage in geleverd. Dankzij jullie viel alles ineens voor mij op z’n plek. Dank daarvoor! Deze scriptie was ook nooit tot stand gekomen zonder hulp van de verschillende personen die ik tijdens de lange weg van dit onderzoek heb gesproken en geraadpleegd. Allereerst mijn scriptiebe-geleiders Barbara Henkes en Albert van der Zeijden. Met Barbara begon ik dit avontuur. Zij heeft

(3)

mij altijd gestimuleerd. En Albert wist mij tijdens een inspirerend symposium en diverse gesprekken te triggeren, te motiveren en gaf me de ‘zin’ in mijn onderzoek terug. Ik dank ook iedereen die ik mocht interviewen en met dame de nabestaanden die mij een inkijkje wilden geven in hun beleving. Zij geven de materie een gezicht. Ik bedank ook de experts die me inwijdden in hun passies en vakgebied, ieder die me wilde helpen om de geschiedenis van het Urker vissersmonument beter te begrijpen en allen die me hebben geholpen om de juiste bronnen en archiefstukken op te duiken. Dank ook aan ieder die naar me wilde luisteren, met me meedacht en me soms misschien onbewust de juiste richting opstuurden.

Ik dank mijn vader die naar me luisterde en stap voor stap de wereld van de visserij voor mij inzich-telijk maakte, mijn vrienden en familie die op wat voor manier dan ook tot steun zijn geweest. Ook in praktische zin. Dank ook aan mijn kinderen, die door ‘te zijn’ de zware dingen vaak lichter maak-ten. En last but not least noem ik mijn man die altijd een luisterend oor bood, me stimuleerde, in me geloofde en oneindig vaak bereid was met me te sparren.

(4)

Inhoud

Inleiding 4

I Van Wens tot Comité 12

I.I De vis werd duur betaald 12

I.II Impact 14

I.III Op weg naar een eigen vissersmonument 16

I.IV Waarom een vissersmonument?! 17

I.V In de bres voor het monument 19

I.VI Inzamelingen 21

I.VII Rampen volgen elkaar op 23

II Het Urker vissersmonument 25

II.I Een monument voor heel Urk 25

II.II De beeldhouwer uit Bergen 26

II.III Vorm en beeldtaal 27

II.IV Praktische uitvoering 29

II.V De namen 30

II.VI De vissersdoden 31

II.VII De onthulling 34

II.VIII Retoriek 36

III Naar een volwassen monument 37

III.I Rouwverwerking en gemeenschapsvorming 37

III.II Overdracht 40

III.III Nieuwe namen 41

III.IV De Urker visserij 43

III.V De namendiscussie in de jaren zeventig 47

III.VI De visserij in de jaren tachtig 47

III.VII De namendiscussie weer opgerakeld 48

III.VIII Een herdenkingspraktijk ontstaat 49

III.IX Retoriek 50

IV Namenbeleid onder vuur 52

IV.I Opnieuw om tafel 52

IV.II Voor- en nadelen afgewogen 54

IV.III Nieuwe rampspoed 56

IV.IV Herdenken in de jaren negentig 57

IV.V De politiek roert zich 58

IV.VI Belangengroepen spreken zich uit 60

IV.VII Natuurlijke dood twistpunt 62

IV.VIII Onvrede blijft 62

IV.IX Een nieuw criterium 64

V Het stof dwarrelt neer 65

V.I Nieuwe richtlijn alweer ter discussie 65

V.II De visserij wankelt 67

V.III Nieuwe namen, ook na 1996 69

V.IV Herdenkingspraktijk vanaf 1996 70

V.V Namen blijven wringen 74

V.IV Nostalgie en identiteit 75

Conclusie 77

(5)

Inleiding

In de vroege morgen van 28 november 2019 verdwijnt de Urker garnalenkotter UK 165 van de radar. Het is zeer onstuimig weer op de Noordzee, met regen, windkracht 5 à 6, metershoge golven en veel stroming. Een automatisch noodbaken geeft rond 05:45 uur een signaal af vanaf het vaartuig. Als de Kustwacht er niet in slaagt contact te leggen met de bemanning van het schip, wordt alles in gang gezet om het vissersschip en de twee opvarenden te redden. De viskotters en marineschepen die in de buurt zijn, sluiten zich aan bij de zoekactie en zetten koers naar de laatst bekende locatie van de UK 165, zo’n zeven kilometer ten westen van Texel. In de loop van de morgen worden enkel een leeg reddingsvlot, een zwemvest en reddingsboei gevonden. Het schip wordt diezelfde dag nog op de bodem van de Noordzee gelokaliseerd. Van de twee Urker bemanningsleden ontbreekt ieder spoor. De slechte weersomstandigheden maken het verder zoeken bijna onmogelijk.1 Hoop op het levend en wel terugvinden van de bemanningsleden slaat om in hoop op het vinden van hun licha-men. De reddingsactie wordt een bergingsactie. Maar waar zijn ze?

Op Urk slaat het nieuws van de vermissing in als een bom. De verdwijning van de UK 165 vormt voorlopig het sluitstuk in een reeks van de vele incidenten die de vissersgemeenschap in de afgelopen decennia hebben getroffen. Vrijwel elke Urker familie heeft kortere of langere tijd geleden te maken gehad met verlies van geliefden op zee. Voor veel Urkers roept de ramp met de UK 165 dan ook pijnlijke herinneringen op van wanhoop, onzekerheid, verdriet en rouw. De vurige hoop op een waardige begrafenis voor de vissers wisselt af met de stille angst dat de Urker zeelieden, net als zovelen die hen voorgingen, een eeuwig zeemansgraf zullen krijgen.

In de dagen van de vermissing van de bemanningsleden van de Uk 165 wordt in elke kerk op Urk gebeden om de vondst van de bemanningsleden, evenementen worden afgelast en op social media stromen de steunbetuigingen aan de getroffen families binnen. Het Urker vissersmonument vormt in de uitingen in de publieke sfeer een gezamenlijk beeldmerk, een punt van verbinding. Aan de voet van de vissersvrouw en langs de naamplaten leggen mensen bloemen. De vissersgemeen-schap slaakt een zucht van verlichting als de bemanningsleden na drie slopende dagen van zoeken in de stuurhut van het visserschip worden gevonden en kunnen worden teruggebracht naar Urk. De families kunnen afscheid nemen en de lichamen van hun geliefden begraven. Op het Urker vis-sersmonument zullen de kersverse namen van bemanningsleden Jochem Foppen en Hendrik Jan de Vries verschijnen.

Het vissersmonument van Urk is één van de tientallen vissersmonumenten aan de Nederlandse kust die getuigt van het leed van Nederlandse vissers en hun families. Hoewel de visserij in Nederland al jaren een dalende trend laat zien, lijkt het boek van de vissersmonumenten nog lang niet gesloten. Het herdenken rondom de vissersmonumenten begint zelfs de laatste jaren weer aan populariteit te winnen, bestaande vissersmonumenten worden aangepast en er worden nog steeds nieuwe

1 ‘Zoekactie naar vermiste UK 165 Lummetje’, visserij.nl (28 november 2019): geraadpleegd 27 januari 2020. Beschik-baar via https://www.visserij.nl/2019/11/28/zoekactie-naar-vermiste-uk-165-lummetje/.

(6)

vissersmonumenten opgericht.2 Dankzij de inzet van moderne DNA-technieken door het project Zeeslachtoffers, een coldcaseteam van het Nationaal Forensisch Instituut (NFI), is het sinds enkele jaren alsnog mogelijk lichamen van onbekende vissers alsnog te identificeren. Verschillende vissers in ‘nomen nescio’-graven kregen hierdoor hun namen terug, namen op verschillende vissersmonu-menten hun lichamen.

Hoewel het nog een betrekkelijk onontgonnen historisch onderzoeksterrein betreft, is in de litera-tuur op diverse manieren aandacht geweest voor vissersmonumenten in Nederland. Zo traceren Hoeken-Roeleveld, Flinterman- van Hoeken en Verbaan in Scheveningen gedenkt 1982-2007 de ont-staansgeschiedenis, ontwikkeling van diverse monumenten en herdenkingen voor omgekomen vis-sers in Scheveningen.3 Van Beelen en Buitelaar doen dit in soortgelijke studies voor Katwijk.4 Daar-naast zijn er lokaal georiënteerde werken waarin aandacht is voor de verhalen achter de namen op de monumenten. Jurie van de Berg beschrijft in Een zee van tranen het lot van de tientallen mannen die op het Urker vissersmonument staan, terwijl Mulder, Leijen en Prins de verhalen vertellen van de omgekomen vissers in Egmond aan Zee.5

Wat in deze overwegend beschrijvende literatuur over de Nederlandse context ontbreekt, is een diepgravender analyse naar de functie en betekenis van vissersmonumenten en visserijherden-kingen voor lokale gemeenschappen in Nederland. Dat, terwijl de vissersmonumenten van Neder-land getuigen van heroïek, rampspoed en leed dat verbonden is met een eeuwenoud beroep in Ne-derland, leed dat nog steeds niet ten einde is. Iets dat nog zeer recent pijnlijk werd geïllustreerd door de ramp met de UK 165.

Twee studies zijn in dit kader in het bijzonder interessant. Zo spreekt socioloog Durk Hak van ‘mythical fishing communities’: visserijgemeenschappen waarbinnen, tegelijk met de terugtrek-kende visserij, oude tradities en waarden die refereren aan het visserijverleden in stand worden gehouden vanuit de behoefte van identiteitsvorming.6 De trend van oprichting van nieuwe vissers-monumenten en uitbreiding van bestaande vissersvissers-monumenten kan in veel gevallen als uiting daar-van worden beschouwd.

2 A. van der Zeijden, ‘Sporen van de Eerste Wereldoorlog in Nederland. Het vissersmonument in Egmond aan Zee’,

Volkskunde 1 (2014): 70. De afgelopen decennia zijn nieuwe vissersmonumenten opgericht in o.a. Pernis (1994),

Bres-kens (1998), Den Helder (1999), Wieringen/Den Oever (2005), Ouddorp (2006), Harlingen (2012). In Katwijk werd een tweede vissersmonument onthult met namen (2005), aan het vissersmonument in Harderwijk (2008), Scheveningen (2013) en IJmuiden (2015) werden namen toegevoegd, in Egmond verscheen het Derper Vraauwtje (2015) en in 2016 is op de begraafplaats van Arnemuiden een nieuw monument opgericht (2016) en ook in verscheen er in dat jaar een nieuw vissersmonument in Termunten (2016). Aan de vissersmonumenten van Scheveningen (2013) en Breskens (2015) werden ook digitale vissersnamenmonumenten gekoppeld.

3 D. van Hoeken-Roeleveld en D. Flinterman- van Hoeken, Scheveningen gedenkt 1982-2007: Het vissersmonument

(Scheveningen: Van Hoeken-Roeleveld, 2007); D. van Hoeken-Roeleveld, D. Flinterman-van Hoeken en A.D. Verbaan,

Op Zee gebleven: Verhalen van Scheveningse herdenkingen (Den Haag: Vereniging Herdenk Scheveningse Zeelieden,

2012).

4 L. van Beelen, De zee geeft: Het verhaal achter de twee monumenten voor hen die op zee bleven op de Katwijkse

Boulevard (Katwijk: Stichting Visserijdagen Katwijk, 2015); S. Buitelaar, Op zee gebleven (Katwijk: Van den Berg, 2005).

5 J. van den Berg, Een zee van tranen, 2e ed. (Urk: Van den Berg Maritiem, 2010); M. Mulder, R. Leijen en C. Prins, Op

zee gebleven: Het verhaal achter de namen op het vissersmonument te Egmond aan Zee (Egmond: Stichting Historisch

Egmond, 2013).

6 D. Hak, ‘Early modern hunting and gathering cultures. Fishing at the lemmer 1870-1930’, Focaal. Tijdschrift voor

(7)

Daarnaast is er het essay van historicus Albert Van der Zeijden in Volkskunde waarin hij vis-sersmonumenten voor het voetlicht plaatst als vergeten onderdeel van de Nederlandse herden-kingscultuur van de Eerste Wereldoorlog. Hij heeft daarbij ook aandacht voor de beeldcultuur, func-tie en ontwikkeling van vissersmonumenten in Nederland. In lijn met de theorie van Hak spreekt

Van der Zeijden over een trend van folklorisering van het visserijverleden in (voormalige) vissers-gemeenschappen, waarbij ceremonies rond vissersmonumenten de nostalgie van vervlogen tijden in herinnering roepen en vooral een toeristische trekpleister zijn geworden.7

Juist het Urker vissersmonument biedt voor het verder verkennen van dit onderzoeksterrein een interessante case-study. De ramp met de UK 165 laat zien dat het vissersmonument van Urk, ook vijftig jaar na de oprichting nog een actuele betekenis voor de Urker gemeenschap heeft. De folklorisering zoals die bij vissersmonumenten elders in het land zichtbaar is, lijkt op Urk nog niet aan de orde. Dat betekent echter niet dat de veranderende tijdsgeest geen invloed heeft gehad op het Urker vissersmonument. Het beeld van de vissersvrouw is nog precies dezelfde, maar het mo-nument is in de afgelopen vijftig jaar ook veranderd. En dat ging niet altijd zonder slag of stoot: hoewel het monument de Urker bevolking op momenten verbindt, heeft ze in haar geschiedenis ook gezorgd voor verdeeldheid, controverse en discussie. Twistpunt vormde hierbij steeds de vraag wie wel en wie niet in het Urker vissersmonument herdacht moesten worden.

Het Urker vissersmonument als verenigend boegbeeld en bron van van verdeeldheid binnen de Urker gemeenschap (1968-2020): hoe kan deze paradox worden verklaard en wat zegt die over de veranderde functie en betekenis van het monument binnen de Urker gemeenschap? Dat is de vraag die binnen dit onderzoek centraal staat.

Het Urker vissersmonument vertelt een verhaal van dood en rouw in een Nederlands vissersdorp. Een verhaal van herdenken binnen een lokale visserijgemeenschap, van in- en uitsluiting, de strijd die dat oplevert én een verhaal van identiteits- en gemeenschapsvorming. De verklaring voor de schijnbare tegenstelling tussen de verdelende en verenigende kracht van het Urker vissersmonu-ment, lijkt voor een belangrijk deel in de doorwerking van deze mechanismen te liggen. Om dit uit te diepen, zal bij dit onderzoek gebruik worden gemaakt van relevante concepten en theorieën uit het veld van de memorystudies. Belangrijk hulpmiddel hierbij is het overzichtswerk Memory in Cul-ture van professor in engelse taal en cultuur Astrid Erll, dat een synthese vormt van de belangrijkste theorieën uit dit veld die verband houden met herdenken: van grondlegger van de memorystudies filosoof en socioloog Maurice Halbwachs tot cultuurhistorica Aleida Assmann, egyptoloog Jan Assmann, literatuur- en cultuurwetenschapper Ann Rigney en socioloog Jeffrey Olick. 8

In lijn met het gedachtegoed van Halbwachs en zijn concept van het ‘collectief geheugen’ moet de oprichting van het vissersmonument, het hierin gesymboliseerde verleden en de bijbeho-rende herdenking allereerst gezien worden als een vorm van collectief herinneren waarbij de Urker gemeenschap gezamenlijk stil staat bij gebeurtenissen uit het verleden. Daarbij is zoals ook

7 Van der Zeijden, ‘Sporen van de Eerste Wereldoorlog in Nederland. Het vissersmonument in Egmond aan Zee’, in:

Volkskunde 1 (2014): 63-70.

(8)

cultuurhistorica Aleida Assmann en historicus Jos Perry opmerken altijd sprake van een construct, een selectie van historische feiten die afhankelijk is van het moment en de context waarbinnen wordt herdacht en die het resultaat is van een sociaal proces. Datgene wat in de loop der tijd in het vissers-monument werd herdacht, zegt dus meer over de behoeften en belangen van de personen binnen de gemeenschap die besloot te herdenken en het moment waarop daartoe besloten werd, dan over de daadwerkelijke gebeurtenissen uit het verleden.9

Socioloog Jeffrey Olick maakt daarbij een belangrijk onderscheid tussen het geheugen op individueel niveau en op collectief niveau. Het geheel van individuele herinneringen die binnen een gemeenschap bestaan, beschrijft hij met de term collected memory. Het geheugen op collectief niveau, collective memory, is het geheel van gedeelde versies van het verleden. Tezamen vormen het collected en collective memory het cultureel geheugen van een gemeenschap. Dat cultureel geheugen heeft op zijn beurt weer mentale, sociale en materiele dimensie. Monumenten, zoals het Urker vissersmonu-ment behoren tot de materiele dimensie, de bijbehorende herdenkingsrituelen behoren tot de sociale dimensie. Ze zijn beide zichtbaar en onderzoekbaar. Dat is lastiger voor de mentale dimensie van het cultureel geheugen: het geheel van normen, waarden en zelfperceptie. Die zijn meer impliciet, onder het oppervlak aanwezig, maar zijn wel te onderzoeken via de sociale en materiële uitingen. Onderzoek naar het Urker vissersmonument en de bijbehorende herdenkingspraktijk geeft dus toe-gang tot die, onzichtbare, onderliggende structuren. Ze toont als het ware het onzichtbare web wat Urkers op bepaalde momenten belangrijk vinden en vonden, en de verschuivingen daarin in de loop der jaren.10

Ten aanzien van de verbindende kracht van het Urker vissersmonument zal bij dit onder-zoek naast het werk van Erll ook gebruik worden gemaakt van inzichten van cultuurwetenschapper Ann Rigney en archeologe en specialist erfgoed- en museumstudies Laurajane Smith. Zij leggen in hun werk uit hoe monumenten en rituelen daaromheen een rol spelen bij het ontstaan van onder-linge verbondenheid en een groepsgevoel en hoe identiteitsvorming daarbij een rol speelt.11

De vraag hoe het Urker vissersmonument een functie vervulde bij gemeenschaps- en identi-teitsvorming is met het oog op twee in 2020 verschenen werken in het bijzonder interessant en rele-vant. In haar boek Eens ging de zee hier tekeer onderzocht historica Eva Vriend de gevolgen van de

inpoldering voor zuiderzeegemeenschappen als Urk. Vriend ontdekte tijdens haar onderzoek hoe de (voormalige) vissersgemeenschappen langs de Zuiderzee hun identiteit nog altijd aan het water ontlenen en zich elk op hun eigen manier vastklampen aan dit verleden.12 Journalist en schrijver

9 M. Halbwachs, Het collectief geheugen, vert. M.Elchardus (Leuven 1991); B.Niven en S.Berger, ‘Introduction’ in:

Wri-ting the history of memory, S. Berger en W.J. Niven ed. (Londen & New York:Bloomsbury Academic, 2014): 2,3; Erll, Memory in culture, 8; B. Schwartz, ‘The social context of commemoration: A study in collective memory’, Social Forces

61, no. 2 (1982): 374; J. Perry, Wij herdenken dus wij bestaan: over jubilea, monumenten en de collectieve herinnering (Nijmegen: Sun, 1999): 112.

10 Erll, 8, 104, 105 en 115.

11 Erll; A.Rigney, ‘Embodied communities: commemorating Robert Burns, 1859’, Representations 115 no 1 (2011): 71-101; L. Smith, Uses of heritage (London en New York: Routeledge, 2006); A. Erll en A. Rigney, ‘Introduction. Cultural memory and its dynamics’, in: Mediation, remediation and the dynamics of cultural memory, ed. A. Erll en A. Rigney (Berlijn en Boston: De Gruyter, 2009).

12 E. Vriend, Eens ging de zee hier tekeer. Het verhaal van de Zuiderzee en haar kustbewoners (Atlas Contact: Amster-dam/Antwerpen, 2020).

(9)

Matthias Declercq probeerde bijna gelijktijdig met Eva Vriend de kern van de Urker identiteit bloot te leggen. Hij dompelde zich een jaar lang onder in de Urker gemeenschap, wat resulteerde in het boek De ontdekking van Urk.13 Terwijl Vriend vooral de gedeelde elementen tussen de verschillende zuiderzeeplaatsen waaronder Urk blootlegt, zoomt Declercq in op het unieke van de Urker identi-teit. Hij spreekt over nostalgie als de ‘maizena’ die Urk bindt en samenklontert. 14 Dit onderzoek naar de specifieke casus van het Urker vissersmonument sluit op beide werken aan. De gekozen methode van de casestudy maakt het mogelijk om hierbij de diepte in te gaan en op alle relevante aspecten in te zoomen. Op die manier kunnen complexe zaken zaken, zoals de functie en betekenis van dit monument, haar rol bij identiteits-en gemeenschapsvorming en de verhouding tussen nos-talgie en ‘echtheid’ grondig worden onderzocht.15

Om collectief een monument kunnen oprichten en als gemeenschap gezamenlijk te herden-ken moet sprake zijn van een zekere consensus over de inhoud, het hoe en het waarom van de her-denking. Zo lang de groepen die herdenken enigszins op één lijn zitten is er weinig aan de hand. Maar wanneer opvattingen, inzichten en behoeften tussen betrokkenen binnen de herdenkingsge-meenschap veranderen of van elkaar gaan verschillen, kan ook de vraag ten aanzien van de herden-king verschuiven. Discussie ontstaat als de vorm of inhoud van een herdenherden-king op een bepaald moment onvoldoende aansluiting vindt bij de behoefte van groepen die samen de herdenkingsge-meenschap vormen.16 Om de veranderende behoefte in het herdenken rond het Urker vissersmonu-ment te verklaren zal dus de veranderde context waarbinnen de herdenking plaatsvindt scherper in beeld moeten komen, net als de onderlinge verschillen van inzicht binnen de Urker gemeenschap.

Dat de behoefte van bepaalde groepen uiteindelijk de boventoon gaat voeren, heeft volgens onder meer antropologe en archeologe Maria Theresia Starzmann te maken met machtsrelaties: de ene groep heeft meer invloed op de vorm en inhoud van de herdenking dan de andere groep.17 Dat de vorm van de herdenking rond het vissersmonument op Urk ter discussie komt te staan, zou dus ook een resultaat kunnen zijn van een verandering binnen de sociale kaders en de onderlinge ver-houdingen tussen belanghebbende groepen. Met het oog hierop is het ook goed te kijken naar wie in de loop der tijd zeggenschap hadden over de herdenking rondom het Urker vissersmonument en welke keuzen hieruit voortvloeiden.

Omdat de strijd rondom het Urker vissersmonument zich in de loop der jaren vooral con-centreerde rondom de namen op het vissersmonument, is het ook relevant om te kijken naar theo-rieën over het vermelden van namen op monumenten. Hier heeft onder meer Jos Perry over ge-schreven. Ook politicoloog Jenny Edkins en Laqueur besteedt hier aandacht aan. En in de context van vissersmonumenten specifiek geeft de studie van Bosmans een inkijkje in het belang van het vermelden van namen voor nabestaanden van omgekomen vissers die vaak door het ontbreken van

13 M.M.R. Declercq, De ontdekking van Urk (Amsterdam en Antwerpen: Podium en Manteau, 2020). 14 Vriend, 180.

15 Z. Zanal, ‘Casestudy as a research method’, Jurnal Kemanusiaan 9 (2007): 1-6.

16 K. Hodgkin en S. Radstone, ‘Introduction’, in Contested Pasts. The politics of memory, ed. K. Hodgkin en S. Radstone

(Londen en New York: Routeledge, 2003): 5 en 6.

17 M.T. Starzmann, ‘Engaging memory. An introduction’, in Excavating memory. Sites of remembering and forgetting, ed.

M.T. Starzmann en J.R.Roby (Gainesville: University Press of Florida, 2016): 3; Hodgkin en Radstone, ‘Introduction’, 5 en 6.

(10)

de lichamen van hun geliefden alleen de naam op het vissersmonument als tastbare herinnering hadden.18

Om de casus van het vissersmonument te ontrafelen en de paradox van haar verenigende en verde-lende werking te verklaren en te duiden, zal dit onderzoek zich richten op de geschiedenis van het Urker vissersmonument en daarbij zowel kijken naar het monument zelf als naar de

herdenkingsprak-tijk, de rituelen en ceremonies die in de loop der jaren rondom het monument hebben plaatsgehad.

Daarbij ligt de focus op de volgende vragen: Hoe en tegen welke achtergrond is het monument tot stand gekomen? Welke keuzes werden gemaakt bij de oprichting? Hoe heeft het Urker vissersmo-nument zich in de loop der jaren ontwikkeld? Hoe wisselden enerzijds in momenten van samenbin-ding en anderzijds in momenten van strijd rondom de namen op het monument elkaar af? Hoe ontwikkelde de discussie rond de namen zich? Welke factoren lagen aan die ontwikkelingen ten grondslag? En wat zit hieronder?

Voor het in kaart brengen van de levensloop van het vissersmonument van Urk, van initiatief tot uitvoering en oprichting, het onderhoud, momenten van samenbinding en discussie en de aan-passingen van het monument, zal vooral geput worden uit primair bronmateriaal. Hierbij gaat het met name om de archieven van partijen die direct bij het monument betrokken zijn geweest, zoals de Gemeente Urk, De Eerste Urker Onderlinge, Urker visserskoor Crescendo en het Comité Her-denking Vissersmonument. Daarnaast wordt hiervoor gebruik gemaakt van krantenarchieven, met name van lokale krant Het Urkerland.

Om bijbehorende context helder te krijgen zal gebruik worden gemaakt van de werken van Vriend en Declercq, het overzichtswerk Urk in de twintigste eeuw en Urk. De geschiedenis van een eiland. Daarnaast wordt geput uit werken die specifiek de visserijcontext van Urk beschrijven zoals 50 jaar Urker vissersschepen, Vissers van toen, Een zee van tranen en In de Vis. En uit werken die dat doen voor de bredere Nederlandse context doen zoals Een zee te hoog, ’Ou je roer recht’ en Het zilver van de zee.19

Daarnaast is de bundel Noordzee. Nederlandse Kustcultuur in woord en beeld interessant. Hierin heeft kunsthistorica Sarah Bosmans aandacht voor monumenten voor vissers en zeelieden die naast zee-helden monumenten, monumenten voor het reddingswezen de derde categorie gedenktekens langs de kust vormen.20Zowel het karakter van de visserijgemeenschappen in Nederland als de

vissers-monumenten als onderdeel van de Nederlandse kustcultuur komen in haar bijdrage aan bod.

18 Perry, Wij herdenken dus wij bestaan; J.Edkins, ‘Missing migrants and the politics of naming. Names without bodies, bodies without names’, Social research vol. 83 no.2 (2016): 359-382; T. Laqueur, ‘Memory and naming in the Great War’, in: Commemorations. The politics of national identity, ed. J.R. Gillis (Princeton: Princeton University Press, 1994):150-167.

19R. Bogerd, ed., Urk in de twintigste eeuw (Urk: Stichting Urker Uitgaven, 2011); A.J. Geurts, Urk. De geschiedenis van

een eiland (Lelystad: Openbaar Lichaam Erfgoedcentrum Nieuw Land, 2005); M. de Boer, ed., 50 jaar Urker vissers-schepen: fotoboek 1945-2003 (Urk: C.P.O. Oost/Visserijbelangen, 2003); In de vis. Hoe Urker vis een wereldproduct werd (Urk: Vereniging van Visgroothandelaren Urk, 2015); H.A.H. Boelmans Kranenburg en J.P. van de Voort, Een zee te hoog: Scheepsrampen bij de Nederlandse zeevisserij 1860-1976 (Bussum: De Boer Maritiem, 1979); A. van der Veer,

ed., Het zilver van de zee: Logboek van de Nederlandse Zeevisserij (Amsterdam: Elsevier, 1984); W.M. den Heijer, Ou

je roer recht. de kottervisserij vanaf 1960 (Alkmaar: de Alk, 1999).

20 S. Bosmans, ‘Als visser op zee gebleven. Vissersmonumenten langs de Nederlandse kust’, in Noordzee. Nederlandse

(11)

In aanvulling op de archiefbronnen en contextliteratuur zal in dit onderzoek ook gebruikt worden gemaakt van enige interviews met betrokkenen zoals nabestaanden en vertegenwoordigers van het gemeentebestuur, de visserijsector en bij het monument betrokken instanties. Deze inter-views vormen met name een belangrijke bron voor het traceren van verschillende opvattingen bin-nen de betrokken groepen en conflicten die niet op papier zijn vastgelegd. Hierbij gaat kwaliteit boven kwantiteit. Op basis van de informatie uit de literatuur en bronnen wordt gezocht naar met name woordvoerders en leidinggevenden die een verrijkend perspectief kunnen bieden, of de infor-matie uit de bronnen kunnen verduidelijken.

Bij de uitwerking van dit onderzoek wordt zoveel mogelijk een chronologische opbouw ge-hanteerd. Het eerste deel van deze scriptie staat in het teken van de jaren 1955-1968, de jaren van de totstandkoming van het Urker vissersmonument. Het eerste hoofdstuk zoomt in op de context en aanleiding voor de oprichting, de belangrijkste betrokkenen en het proces dat leidde tot de uitein-delijke onthulling van het monument. In het tweede hoofdstuk staan de gemaakte keuzes centraal, de keuzes voor het beeld, de vormentaal en bijbehorende symboliek. Daarnaast zoomt dit hoofdstuk in op het onderwerp van het monument: de groep vissers die in het monument wordt herdacht. En ook de gekozen locatie en gebruikte retoriek komt in dit hoofdstuk aan de orde. Ten slotte komt de inwijdingsceremonie aan bod.

In het tweede deel staan de ontwikkelingen en veranderingen rondom het Urker monument in de periode 1968-2020 centraal, het karakter en de context van deze veranderingen en de daarmee gepaard gaande controverses. Hoe werkten de gemaakte keuzes in de praktijk uit? Welke partijen mengden zich in de discussies en welke uiteenlopende visies stonden op verschillende momenten centraal? Het derde hoofdstuk richt zich hierbij op de jaren 1969 tot 1990, de periode waarin de eerste contouren van een herdenkingspraktijk met rituelen en ceremonies zichtbaar werden en de periode waarin regelmatig de vraag terugkeerde wie wel en wie niet een plaats moeten krijgen op het monument. Het vierde hoofdstuk richt zich vervolgens op de periode 1990-1996 die met name in het teken stond van de afwikkeling van de de discussie rondom de namen. Het laatste hoofdstuk zal ingaan op de belangrijkste ontwikkelingen rondom het monument in de periode 1996-2020.

In de conclusie zullen de bevindingen worden samengevoegd om niet alleen paradox tussen de verenigende en verdelende kracht van het Urker vissersmonument te verklaren, maar ook bloot te leggen hoe de rol, functie en betekenis van het vissersmonument zich binnen de Urker gemeen-schap heeft ontwikkeld en welke verschuivingen hierin hebben plaatsgevonden. Hierbij is het niet zozeer de bedoeling vanuit de casus van het Urker vissersmonument te generaliseren, de casus van het Urker vissersmonument is ontstaan binnen een algemene, maar ook een eigen, specifieke con-text. Dit onderzoek geeft uiteindelijk vooral inzicht in het specifieke geval van het vissersmonument van Urk in al haar complexiteit, hoewel het wel aansluit ook aan op de toegenomen aandacht voor herdenken rondom vissersmonumenten in Nederland, zowel binnen de wetenschap als daarbuiten. Niet alleen helpen de werken van Hak, Van der Zeijden, Declercq en Vriend bij het beter duiden van deze casestudy, de geschiedenis van het vissersmonument toont ook hoe verschillende aspecten die zij beschrijven werden geconcretiseerd en tot wasdom kwamen in het Urker vissersmonument. Zo wordt in de conclusie van dit onderzoek ook bezien of de trend van folklorisering binnen

(12)

(voormalige) visserijgemeenschappen die de onderzoekers beschrijven ook grip heeft gekregen op Urk en haar vissersmonument. Ook sluit dit onderzoek aan op de hernieuwe aandacht voor identi-teits- en gemeenschapsvorming in zuiderzeegemeenschappen als Urk. Ten slotte zullen in de con-clusie suggesties voor mogelijk vervolgonderzoek worden gedaan.21

(13)

I Van wens tot comité

‘Dood en graf in de golven gevonden’

,,In zee gebleven.. dat waren de woorden die, soms jaar op jaar door de dominee, vergezeld door een ouderling in een of meer gezinnen gesproken werden. Dan verloren vrouwen hun mannen en zonen en was het aantal weduwen en wezen weer toegenomen. De vissers waren wel uitgevaren maar niet

weer-gekeerd. Ze hadden dood en graf in de golven gevonden. Gordijnen werden gesloten en jarenlang was er soms diepe rouw in het dorp.(…) Een monument dus voor in zee gebleven vissers.”

- Meester Tromp de Vries, januari 1994.22

De inspanningen voor het oprichten van het Urker vissersmonument hadden alles te maken met het leed waar de Urker vissersfamilies in de loop der jaren mee werden geconfronteerd. Hierbij ging het zowel om het verlies van vele levens op zee, als de emotionele en economische impact van deze gebeurtenissen voor de families en het dorp als geheel.

I.I De vis werd duur betaald

Nederland heeft met haar kilometerslange kustlijn van oudsher een haat-liefde verhouding met de zee en het water. In de vissersdorpen aan de Noordzee en de voormalige Zuiderzee was de visserij tot midden twintigste eeuw het belangrijkste middel van bestaan. Op Urk is de visserij al die tijd een belangrijke economische pijler gebleven, terwijl deze bedrijfstak in veel andere vissersplaatsen op den duur is uitgestorven. Ondanks de technische vernieuwingen die de sector in de loop der jaren doormaakte, bleken de risico’s van het zeevisbedrijf van alle tijden. Grillige weersomstandig-heden, stabiliteitsproblemen, fouten in het menselijk handelen en technische mankementen lagen continue op de loer en konden het verschil tussen leven of dood van de visserman betekenen. Elk scheepstype en elke vismethode met bijbehorende bedrijfsvoering kende daarbij eigen risico’s.23

De precieze omvang van het aantal visserijslachtoffers zijn voor Urk, maar ook ongetwijfeld voor andere vissersgemeenschappen lastig exact te bepalen. Dit heeft alles te maken met de wijze van registratie en de gehanteerde criteria. Vissers die omkwamen en niet direct werden gevonden, konden niet meteen worden doodverklaard en begraven. Soms werd pas jaren na dato een rechts-vermoeden van overlijden uitgesproken. Ze ontbreken dan ook in de burgerlijke stand en begraafre-gisters. Hun lichamen konden ook elders aanspoelen, waarna ze als onbekende vissersdoden wer-den geregistreerd.

Vanaf 1860 werd door het College voor Visscherijen, een adviesorgaan van de regering, een administratie bijgehouden van scheepsongevallen. Hierdoor is 1860 een belangrijk ijkjaar geworden

22 Archief Urkerland, 50e jaargang, nr 4 vrijdag 28 januari 1994, p.13 ‘Eerste Urker Onderlinge: Monument voor iedereen die op zee is omgekomen’.

23 D. Couwenbergh, ‘De geschiedenis van vissersrampen’, isgeschiedenis.nl (24 november 2014): geraadpleegd op 8

maart 2017 om 10:37 uur. Beschikbaar via http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/de-geschiedenis-van-vissersrampen/; ‘Waarom een namenmonument’, Vissersnamenmonument Scheveningen.nl: Geraadpleegd op 8 maart 2017 om 10:50 uur. Beschikbaar via http://www.vissersnamenmonumentscheveningen.nl; Boelmans Kranenburg en Van de Voort, Een

(14)

voor ongevallen met Nederlandse vissersschepen. Ook het vissersmonument van Urk vormt een bron voor de Urker verliezen. Echter, in zijn boek Een zee van tranen noemt Jurie van den Berg meer vissers dan op het monument staan. Hij telt alle vissers mee die omkwamen als gevolg van hun werkzaamheden op het water.24 Later in dit onderzoek zal blijken dat de criteria voor plaatsing op het vissersmonument lange tijd ‘enger’ waren, wat het verschil verklaart. Hieronder zijn voor Urk de indrukwekkende aantallen vermeld die op het vissersmonument staan. In werkelijkheid lagen de Urker verliezen nog hoger.

De hoeveelheid scheepsongevallen bereikte tussen 1860 en 1914 met het verongelukken van meer dan 400 Nederlandse vissersschepen een dieptepunt in vergelijking met de perioden daarna. Het kleine vissersdorp Urk verloor in deze relatief korte periode van vijftig jaar meer dan tweehon-derd vissers op zee, meer dan de helft van het totaal aantal Urker vissers dat uiteindelijk op het vissersmonument werd bijgeschreven. Stormen vormden in deze periode nog de grootste schrik van Nederlandse vissers. Hun kleine, lichte houten zeilscheepjes met platte bodems werden gemak-kelijk verzwolgen door de hoge golven. Tijdens een grote voorjaarsstorm in maart 1883 kwam een schrijnend aantal van 200 opvarenden van Nederlandse vissers om het leven, waaronder zo’n dertig Urkers. De komst van nieuwe scheepstypen en technische verbeteringen, zoals de overschakeling op lichtere katoenen netten, vergrootten op lange termijn de veiligheid aan boord. Op korte termijn betekende een aanpassingsperiode door gebrekkige kennis, onbegrip en onderschatting van risico’s eerder juist een toename van ongevallen.25

De Eerste Wereldoorlog vormde zowel een zegen als een vloek voor Nederlandse vissers. Hoge visprijzen en schaarste maakten dat de vissers van het neutrale Nederland veel geld konden verdienen door toch de zee op te gaan. Maar op de door oorlog geteisterde Noordzee loerde het gevaar van ontploffende zeemijnen, torpedovuur en ander oorlogsgeweld. Vele honderden Neder-landse vissers kwamen als gevolg daarvan tijdens de oorlog om. De kleine vissersgemeente Urk telde in deze periode zo’n 3000 inwoners en verloor 14 vissermannen. Ook in de decennia na de Eerste Wereldoorlog eisten de op de zeebodem achtergebleven explosieven nog levens. Naar aan-leiding van de verliezen uit de Eerste Wereldoorlog, richtten de zwaarst getroffen vissersplaatsen Egmond en Scheveningen in 1922 de eerste Nederlandse vissersmonumenten op. Een aantal jaar later, in 1930, volgde ook de oprichting van het vissersmonument van Katwijk.26

Ondanks de voor de visserij economisch moeizame periode na de Eerste Wereldoorlog, zette de motorisering van vissersschepen aan het einde van de jaren twintig definitief door. De natuur vormde niet langer het grootste risico voor visserlui. Daarentegen werden ontploffingen, aanvarin-gen, strandinaanvarin-gen, lekken en branden als factor belangrijker. De overlevingskansen van vissers in nood namen daarnaast toe door verbetering van de kwaliteit van reddingsboten, en toegenomen middelen van het reddingswezen.27 Ondanks deze ontwikkelingen verloren tijdens het interbellum in totaal 15 Urker vissers het leven aan boord.

24 Van den Berg, Een zee van tranen.

25 Boelmans Kranenburg en Van de Voort, 16-21 en 30-39. 26 Ibidem, 40-44.

(15)

De Tweede Wereldoorlog verliep gelet op het aantal vissersdoden voor Nederland minder rampzalig dan de Eerste Wereldoorlog. Wel werden veel, ook Urker vissersschepen gevorderd door de Duitse bezettingsmacht. Slechts een klein aantal vissers kon beperkte dagvisserij uitoefenen voor de kust. Het aantal Nederlandse visserijslachtoffers lag tijdens de Eerste Wereldoorlog gemiddeld vijf keer zo hoog als tijdens de Tweede Wereldoorlog.28 Urk verloor in de periode ’40-’45 bij ver-schillende mijnontploffingen vier vissers en in totaal maar liefst 19 schepen.29

Na de Tweede Wereldoorlog zorgden verscherpte veiligheidsvoorschriften, mechanisatie en technische innovaties ervoor dat de visserij veiliger werd en niet langer tot de meest gevaarlijkste beroepen van Nederland behoorde. Terwijl de introductie van sterke, betrouwbare motoren en de-gelijke scheepsbouw ervoor hadden gezorgd dat de stormwaardigheid van vissersschepen sterk verbeterde, gingen ongevallen en technische gebreken een grotere rol spelen.30 De inzet van krach-tigere motoren brachten de stabiliteit aan boord in gevaar.31 Talrijke ongevallen met vissersschepen,

ook op Urk, na 1945 zien dat scheepsrampen nooit volledig konden worden uitgebannen.32 I.II Impact

Duizenden Nederlandse vissers, waaronder meer dan vierhonderd van Urker afkomst, zijn zo sinds de negentiende eeuw op zee omgekomen. Hun gezinnen en nabestaanden achterlatend.33 De emo-tionele impact van het vergaan van vissersschepen en ongevallen op zee was van oudsher groot binnen kleine vissersgemeenschappen als Urk. Bij het vergaan van schepen werden het dorp keer op keer geconfronteerd met relatief grote verliezen van vaak jonge levens. Daarbij waren de (fami-lie)relaties in de vissersplaats hecht, waardoor de rampen tragedies voor het hele dorp betekenden. De impact voor getroffen gezinnen was des te groter omdat met name bij de kustvisserij regelmatig vaders, zoons en broers op hetzelfde schip voeren. Dit is ook zichtbaar in de steeds herhalende fa-milienamen op de platen van het Urker vissersmonument. Elke nieuwe ramp herinnerde de Urkers keer op keer aan eerdere verliezen.34

De kans op overleven was met name bij plotseling opstekende stormen gering. Hoewel de overlevingskansen van vissers in nood in de loop van de twintigste eeuw toenamen door verbete-ring van de kwaliteit van reddingsboten en toegenomen middelen van het reddingswezen, kwam hulp nog steeds vaak te laat of helemaal niet.35 Adequate communicatie en plaatsbepaling was tot ver in de twintigste eeuw heel lastig, waardoor de toedracht meestal onzeker bleef. Vermiste be-manningen werden in de meeste gevallen niet meer teruggevonden. Familieleden bleven soms jaren hopen op een behouden thuiskomst. Geen lichaam betekende bovendien geen mogelijkheid tot

28 Boelmans Kranenburg en Van de Voort, 44, 45. 29 Geurts, 290-297.

30 Boelmans Kranenburg en Van de Voort, 27 en 47. 31 Den Heijer, 27.

32 Boelmans Kranenburg en Van de Voort, 47; Geurts, 273.

33 Couwenbergh, ‘De geschiedenis van vissersrampen’; ‘Waarom een namenmonument’; Van den Berg, Een zee van

tranen.

34 Boelmans Kranenburg en Van de Voort, 65-68. 35 Ibidem, 26 en 27.

(16)

afscheid nemen of een ‘afsluiten’ door middel van een begrafenis.36 Tot ver in de twintigste eeuw werd amper over het vissersleed gesproken, er was weinig gelegenheid om bij de verliezen stil te staan en achterblijvende vissersvrouwen waren genoodzaakt snel hun dagelijks leven en de zorg voor hun gezin weer op te pakken.37

Maar hoe werd het verlies van visserlevens bij het ontbreken van een begrafenis dan ver-werkt? In het geval van Urk, maar waarschijnlijk ook in veel andere visserijgemeenschappen vond de verwerking van zeerampen vooral plaats binnen huiselijke en kerkelijke kring, het was iets wat er bij hoorde. Zo stonden de Urkers in reguliere kerkdiensten stil bij de het overlijden van vissers op zee, waarbij de dominee de getroffen famillies in het gebed herdacht. Daarnaast bood de kerk thuis pastorale ondersteuning aan de betrokkenen en was het op Urk de gewoonte dat naast de dominee ook de burgemeester van Urk een speciaal woord sprak tijdens de begrafenis van diegene die na een scheepsramp als eerste was gevonden. Naast de persoonlijke aandacht voor nabestaanden direct na rampen, werd in algeme zin in de standaard voorbeden in kerkdiensten stil gestaan bij diegenen die korter of langer geleden iemand hadden verloren: ,,Wij denken aan hen die alleen zijn achtergeble-ven”. 38

Urker weduwen gingen na het verlies van geliefden in rouwkleuren gekleed en bedekten hun ramen met witte lakens als teken van rouw. In een tijdsgeest waarin tot grofweg de jaren tachtig ook reguliere begrafenissen vooral vanuit huis, en niet vanuit de kerk, plaatsvonden, was het niet de gewoonte om voor de vermisten speciale herdenkingsdiensten te houden. Toch lijken hierop wel uitzonderingen te zijn geweest. Zo werd na het vergaan van de Urker kotter UK 91 op vrijdag 17 februari 1968 een speciale dienst gehouden in het Kerkje aan de Zee op Urk, naar aanleiding van het ‘blijven’ van gemeentelid Albert Zwaan die een vrouw en vier kinderen achterliet. In de dienst stond de prediking van ds. Bouman, die als vooruitstrevend bekend stond, in het teken van het verhaal van Jezus in de Storm en werd het achterblijvende gezin kracht toegebeden.39

Naast de emotionele impact waren ook de financiële consequenties van een vissersramp in-grijpend. Niet alleen bleven gezinnen in slopende onzekerheid achter over het lot van hun geliefden, bij het ontbreken van een lichaam duurde het ook vaak lang voor iemand officieel doodverklaard werd. Intussen was het bedrijf en de broodwinning van hele gezinnen weggenomen, waardoor een armoedeval tot begin twintigste eeuw onvermijdelijk was. Tot 1883 waren nabestaanden op Urk voornamelijk afhankelijk van particuliere initiatieven, liefdadigheid en de diaconie. Waar mogelijk boden de Urkers elkaar praktische hulp. De kerkelijke besturen en het gemeentebestuur deden in noodgevallen een beroep op de vrijgevigheid van de Nederlandse bevolking. Naar aanleiding van

36 Bosmans, ‘Als visser op zee gebleven. Vissersmonumenten langs de Nederlandse kust’. 37 Bosmans, 46.

38 Digitaal Archief van het Christelijk Urker Visserskoor Crescendo te Urk (DACUVC), PC, deel 2 29 oktober 1966 tot 12 mei 1972, sept 1967- aug. 1968, p. 34, ‘Eenrum. Herdenkingsavond Urker mannenkoor’ uit: Neerder- Nieuwsblad (22 jan 1968); Persoonlijk Archief weduwe Fim Zwaan, liturgie Dienst des Woords 17 februari 1968; Gesprek met weduwe Fim Zwaan op vrijdag 16 oktober 2020; Gesprek met dominee C. Bos op 19 oktober 2020; Gesprek met Jacob Korf op 20 oktober 2020; Gesprek met nabestaande van twee in 1966 zee geblevenen op 20 oktober 2020.

39 DACUVC, PC, deel 2 29 oktober 1966 tot 12 mei 1972, sept 1967- aug. 1968, p. 34, ‘Eenrum. Herdenkingsavond Urker mannenkoor’ uit: Neerder- Nieuwsblad (22 jan 1968); Persoonlijk Archief weduwe Fim Zwaan, liturgie Dienst des Woords 17 februari 1968; Gesprek met weduwe Fim Zwaan op vrijdag 16 oktober 2020; Gesprek met dominee C. Bos op 19 oktober 2020; Gesprek met Jacob Korf op 20 oktober 2020.

(17)

de ramp in 1883 werd voor Urk de eerste vereniging tot ondersteuning van behoeftige weduwen en kinderen van op zee verongelukte vissers opgericht, een fonds dat uit het gehele land giften ont-ving.40 In verschillende vissersplaatsen, waaronder Urk, konden weduwen na verloop van tijd een terugvallen op lokale ‘onderlinge’ verzekeringen waaraan reders en bemanningen bijdroegen. Met de invoering van de Oorlogszeeongevallenwet in 1915, Zeeongevallenwet in 1919 en later de Alge-mene Weduwen en Wezenwet uit 1957 verbeterde de positie voor nabestaanden van vissers ver-der.41

I.III Op weg naar een eigen vissersmonument

Op Urk bleek het einde van de Tweede Wereldoorlog allesbehalve een definitief einde van het vis-sersleed. In de eerste zes jaren na de oorlog vielen op Urk wonderwel geen slachtoffers in de visserij. Maar deze voorspoed duurde niet lang.42 In 1951 kwamen twee vissers bij verschillende incidenten om en bij een grote stormramp op 6 oktober 1954 verdwenen in één nacht zes Urkers: de schipper van de UK 60 en de gehele bemanning van de UK 174. Van deze laatste zo goed als nieuwe kotter en haar bemanningsleden, in de leeftijd van slechts 37, 25, 20, 15 en 19 jaar, werd nooit meer iets vernomen. Het plotselinge verlies van zoveel jonge levens hakte er flink in op het voormalig eiland.43

Krap een jaar na de stormramp van 1954, onthulde koningin Juliana in IJmuiden een vissers-monument aan de kop van de Vissershaven. IJmuiden was een belangrijk handelscentrum van vis en dit vissersmonument moest hét nationale monument voor omgekomen vissers worden. In de eerste twee jaar na de oprichting vonden nog geen herdenkingen plaats rondom het monument. Vanaf 1957 veranderde dat, mede op initiatief van het in 1953 opgerichte Urker visserskoor Cres-cendo. Op Tweede Pinksterdag 1957 leverde dit mannenkoor een muzikale bijdrage tijdens de eerste kransleggingsceremonie bij het IJmuider vissersmonument.44 Na een stille tocht vanaf het markt-plein naar de kop van de haven, zongen de twee aanwezige koren enkele psalmen, waarna het ge-zelschap drie minuten stilte hield. Daarna volgde een kranslegging. De plechtigheid vond plaats onder grote belangstelling: naast enkele visserij-organisaties en families uit IJmuiden en andere vis-sersplaatsen, waren maarliefst 150 Urker nabestaanden aanwezig.45

Oud-visser Meindert Abbetjes de Boer herinnert zich dat de Urkers na de plechtigheid in IJmuiden tot de conclusie kwamen dat Urk een eigen vissersmonument moest krijgen. De Boer: ,,De oprichting van het monument ontstond vanuit een gezamenlijke zorg dat mensen die met kotters gebleven waren, zoals de bemanning van de UK 174, in de vergetelheid dreigden te raken.” Dit idee vond aansluiting bij oud-visserman Lub Jan Kramer en bankdirecteur Cees Zeeman. Zij gingen zich inzetten voor de totstandkoming van een eigen Urker monument voor omgekomen vissers.46

40 Geurts, Urk. De geschiedenis van een eiland, 141. 41 Boelmans Kranenburg en Van de Voort, 72-78. 42 Van den Berg, 99-112.

43 Van den Berg, 108

44 DACUVC, Plakboeken Crescendo (PC), deel 1 5 september 1953 (oprichting) tot 24 september 1966, 1 sept 1953 – juni 1957, p.49, ‘Herdenking bij IJmuidens vissersmonument’, geraadpleegd op urkervisserskoor.nl.

45 DACUVC, PC, deel 1 5 september 1953 (oprichting) tot 24 september 1966, juni 1957- dec. 1962, p.2-10, geraadpleegd op urkervisserskoor.nl.

(18)

Lub Jan Kramer (1891-1970) was een maatschappelijk betrokken Urker. Hij was zijn leven lang visserman geweest en droeg in de jaren vijftig het stokje van het vissersbedrijf over aan zijn zoons. Kramer was bestuurslid van diverse verenigingen en werd in 1958 zelfs wethouder voor de gemeente Urk. Zijn affiniteit met de visserij en de belangen van de vissersgemeenschap blijkt wel uit het feit dat hij mede-oprichter was van de Eerste Urker Onderlinge verzekering voor vissers, Visserijbelangen, de Urker Vis Aanvoer en Afzetmaatschappij (UVAA) en Draagt Elkanders Lasten (DEL). Daarnaast trad hij als kenner van de visserijhistorie en visserijmethoden op in diverse publi-caties, waaronder de plaatselijke krant Het Urkerland en Visserijwereld.47 Cornelis Zeeman (1920-1970) was directeur van de plaatselijke vestiging van de Amsterdamsche Bank en stond vanuit die functie in nauw in contact met Urker ondernemers. Ook was hij zeer betrokken bij kerkelijke en maatschap-pelijke organisaties op Urk.48 Zeeman hield zich met name bezig met de financiële aspecten die bij oprichting van het monument kwamen kijken.

I.IV Waarom een vissersmonument?!

Kunsthistorica Sarah Bosmans stelt dat de trend van oprichting van vissersmonumenten in Neder-land vanaf de Eerste Wereldoorlog psychologisch verklaard kan worden vanuit feit dat de gemeenschappen te maken hadden met ‘geblevenen’ die niet konden worden begraven. De vissers-monumenten dus als plek van herinnering aan hen die op zee ‘bleven’.49 De prominente belang-stelling vanuit Urk voor de herdenking bij het vissermonument in IJmuiden, laat zien dat binnen de Urker gemeenschap de behoefte leefde om stil te staan bij het vissersleed, hier uiting aan te geven door de vissersdoden met kransen te gedenken. Hoewel de herdenkingen in IJmuiden een belang-rijke aanleiding vormden voor de oprichters om hun plannen door te zetten, is er echter nog een andere verklaring waarom de initiatiefnemers op Urk nu juist in de jaren vijftig besloten om een vissersmonument op te richten.

De toekomst van Urk was in deze periode heel onzeker. Vanaf de jaren dertig veranderde er namelijk veel voor deze en andere vissersgemeenschappen rondom de Zuiderzee: hun vis- en leef-gebied zou drastisch wijzigen als gevolg van de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 en de inpoldering van delen van de Zuiderzee. De Zuiderzee, ook voor Urker vissers zo belangrijk was, veranderde langzaam maar zeker van zoutwaterzee in het zoete IJsselmeer met alle desastreuze gevolgen voor de visstand en de visserij van dien. Ten tijde van de inpolderingsplannen voelden bewoners van zuiderzeeplaatsen als Urk zich al innig verbonden met hun woonplaats en met elkaar. Die band was alleen maar hechter geworden door de afhankelijkheid van de visserij en de band met het water die van oudsher bestond: de zee gaf en de de zee nam. De visserij vormde voor Urk niet alleen het belangrijkste middel van bestaan, maar bepaalde in belangrijke mate ook de way of life in het dorp,

47 L. Kramer, Herinneringen uit mijn leven. Tevens een beeld van de Urker visvangst (Uitgave van Famillie Kramer: Urk, 1971) 242,243; Bogerd ed. Urk in de twintigste eeuw 1900-1999, 122.

48 K. Hoekstra en L. Post, ‘Behartiging belangen van de visserijsector’, in: Urk in de twintigste eeuw, R. Bogerd ed. (Urk: Stichting Urker Uitgaven, 2011) 111-124, aldaar 224.

(19)

het vormde zoals ook historicus Eva Vriend en journalist Matthias Declercq betogen een essentieel onderdeel van de Urker cultuur en identiteit. 50

Urk, het meest geisoleerde eiland midden in de Zuiderzee zou met de voltooiing van de ingrijpende inpolderingsplannen geen eiland meer zijn en tot het vasteland gaan behoren. De steun-maatregelen voor vissers bleken slechts een doekje voor het bloeden en de mogelijkheden voor uit-oefening van visserij op de voormalige Zuiderzee die er nog waren, werden steeds meer beknot. Bovendien hielden de planmakers weinig tot geen rekening met de Urkers: ze moesten maar ver-trekken en elders bestaansmogelijkheden zoeken buiten de visserij. Voor Urk was geen plek in de nieuwe polder, het dorp was op zichzelf aangewezen en moest zichzelf opnieuw uitvinden.51

In veel Zuiderzeegemeenschappen betekende de inpoldering een definitieve neergang van de visserij. In Bunschoten-Spakenburg, Enkhuizen, Vollenhove, Marken, Harderwijk en Elburg liep het aantal vissers met meer dan een derde terug, terwijl op Urk in 1947 nog sprake was van een stijging van het aantal verleende visvergunningen ten opzichte van 1939. Toch bestonden ook onder Urker vissersfamillies veel zorgen over hoe het in de toekomst verder moest. De Urker vissers zagen alleen nog mogelijkheden in het verplaatsen van hun activiteiten naar het Noordzeegebied. Dit vergde een omschakeling naar nieuwe vismethoden en visserijtechnieken.Verschillende Urker fam-millies trokken uit Urk weg om hun geluk dichterbij de Noordzeevisgronden te beproeven.52 Maar

de Urker vissers zetten door en met succes: ondanks alle tegenwerkingen zou Urk als gemeenschap standhouden.

Onder invloed van de ingrijpende veranderingen, keerde Urk zich als gemeenschap meer in zichzelf: het was in haar tijd als excentrisch gelegen eiland en ook na de inpoldering nog steeds in grote mate op zichzelf aangewezen. Het verzet en de weerstand bekrachtigde de drang voor behoud van het eigene en werd voor de Urkers een manier om met alle onzekerheden om te gaan. De Urkers hielden vast aan de visserij en hun orthodox protestants geloof en hielden zo de cultuur die daar-omheen was gebouwd in stand: ora et labora, bidden en werken, praktisch bezig zijn, op zee soms risico’s nemen en kinderen krijgen. Kortom: kotter, kerk en kinderen en het gezin als pijlers van de Urker identiteit. 53 Zoals Vriend het beschrijft keerden de Urkes hun ,,rug naar het nieuwe land”, hielden ,,hun vizier gericht op het water” en ,,wendden zich tot elkaar.’’ 54 Bij gebrek aan toekomst-perspectief bood een blik op het verleden uitkomst, met daarin een centrale rol voor het vissersver-leden. Declercq noemt het als het ware het ‘medaillon’ dat door de Urkers met trots werd gedragen en uitgedragen.55 Zoals Vriend opmerkt, was het misschien wel door het vasthouden aan die ‘eigen-heid’ dat Urk als vissergemeenschap, in tegenstelling tot veel andere Zuiderzeeplaatsen, de inpol-dering kon overleven.56

50 E. Vriend, Eens ging de zee hier tekeer, 97,168 en 346; Geurts, 205; Declercq, 146-150. 51 L. Post en K. Post, ‘Geen plek voor Urk’, Urcker Kronieken (2018) 2-26; Vriend, 74. 52 Geurts, 205; Eva Vriend, Eens ging de zee hier tekeer, 97.

53 Declercq, 97,129, 146, 314. 54 Vriend, 230

55 Declercq, 129, 314. 56 Vriend, 346.

(20)

Ondanks dat dit niet expliciet in de bronnen naar voren komt, kunnen de inspanningen voor een eigen vissersmonument in de jaren vijftig als uiting van deze ‘keer naar binnen toe’ worden ge-zien. Monumenten worden doorgaans opgericht vanuit de behoefte van (delen) van een collectief, een gemeenschap, en vanuit een gevoel van gemeenschappelijkheid en gedeelde herinneringen.57 Terwijl de toekomst voor de visserij en het dorp soms uitzichtloos leek, richtten de oprichters zich met hun initiatief op het gemeenschappelijk visserijverleden en de keerzijden daarvan. Op datgene wat volgens hen Urk gemaakt had tot wat het was. Het vissersmonument dus als een manier om het ‘zelf’, het eigene te herdefiniëren.58 En daarbij waren herinneringen aan het vissersleed en de impact daarvan in de volle breedte aanwezig binnen de Urker samenleving.

Meer dan 36 jaar na dato vertelde dorpshistoricus en betrokkene schoolmeester Tromp de Vries over de context waarin het vissersmonument ontstond:

,,Van opgerichte gedenktekens wisten we op het Urk van voor de oorlog niets af (…) Dat veranderde toen na de oorlog overal in het land monumenten werden opgericht (…) Urk kreeg ook zijn gedenk-teken (voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, red.) bij het oude kerkhof(…) We hadden dus een heus monument. En dat bracht Urk op de gedachte nu ook een gedenkteken op te richten voor de vele in zee gebleven vissers, als blijvende herinnering aan de tragische gebeurtenissen die de eilandbevolking zo vaak en zo diep geschokt hadden.

De Vries benadrukt hier de behoefte aan een blijvende herinnering, niet zozeer alleen aan de indivi-duele vissers die in de loop der tijd omkwamen, maar ook een herinnering aan de impact die deze tragische gebeurtenissen hadden voor de Urker gemeenschap als geheel. Een gedenkteken dus be-doelt voor het collectief. Dat dit niet betekent dat iedereen binnen een collectief ook op dezelfde manier dacht over herdenken, bleek al bij de eerste interessepeilingen.

I.V In de bres voor het monument

In de lokale krant Het Urkerland vroegen Kramer in Zeeman op 7 maart 1958 of er belangstelling was voor het oprichten van een monument voor in zee omgekomen vissers. Daarbij wezen ze op ‘honderden van onze Urker vissers die tijdens de zware strijd om het bestaan’ waren omgekomen: ,,Is het nu niet de taak van het nageslacht een eenvoudig posthume hulde te brengen aan hun naam?.”59 De gehoopte en verwachte massale steun vanuit de bevolking bleef echter uit: op deze eerste oproep van de initiatiefnemers kwam vrijwel geen reactie. Hoewel vrijwel alle individuele Urkers door hun nauwe verbondenheid met de visserij directe en indirecte herinneringen hadden aan het verlies van geliefden op zee en in grote getale hun betrokkenheid bij de herdenking in IJ-muiden toonden, moest het bewustzijn van dit gemeenschappelijke leed en het gevoel van urgen-tie van een eigen vissersmonument blijkbaar eerst nog worden aangewakkerd. Waar Kramer en

57 Erll, 8 en 9.

58 Erll, 8, 9 en 104, 105.

59 AU, Jaargang 13, no. 38, 7 maart 1957, "Wie wil meewerken tot het verkrijgen van een monument voor onze in zee omgekomen vissers?" door L. Kramer en C. Zeeman;

(21)

Zeeman eerst nog verwachtten het benodigd kapitaal al in 1959 te kunnen verzamelen, zou dat uit-eindelijk nog jaren duren.60

Later zei Tromp de Vries hierover dat het plan voor een vissersmonument aanvankelijk am-per aansloeg bij de bevolking, maar dat het heel snel ging vanaf het moment dat de bevolking de noodzaak van het monument doorhad.61 Intussen waren de initiatiefnemers vastbesloten en over-tuigd van hun zaak. In hun pogingen de Urker bevolking voor de zaak te winnen, benadrukten ze de verbondenheid van Urk met het water en het collectief leed: volgens Kramer en Zeeman was er geen Urker familie die geen doden in het water had te gedenken: ,,Gij zijt er allen bij betrokken.” In een latere subsidieaanvraag werd ook de diepe behoefte genoemd om middels monument op zee omgekomenen te eren zoals dat in andere vissersplaatsen al gebeurde.62 Vissers dus als lokale hel-den van Urk.63

Hun tweede oproep werd beantwoord met de eerste giften en toezeggingen ten bate van een toekomstig monument.64 Voor de initiatiefnemers betekende dit een bevestiging om het plan door te zetten. Ze richtten een voorlopig Comité Vissersmonument op. Kramer trad op als secretaris en Zeeman werd penningmeester.65 Bij de lokale vestiging van de Amsterdamsche Bank openden de twee een rekening voor het doel.66

Hoewel Urk van verre oorsprong rooms-katholiek was, kreeg het protestantisme vanaf de zeventiende eeuw een stevige voet aan de grond op het eiland. De gereformeerde zuil bleef domi-nant, maar vanaf de jaren zestig schoof het dorp in religieus opzicht steeds verder op naar rechts: het orthodox protestantisme overheerste. De ‘keer naar binnen’ uitte zich voor de Urkers niet alleen in het vasthouden aan de visserij, het dialect en de klederdracht, maar in religieus opzicht ook in een vasthouden aan kerkelijke tradities zoals strikte handhaving van de zondagsrust, trouwe kerk-gang, christelijke koorzang en instandhouding van de een eigen bid- en dankdag voor de vissers.67 Eind jaren vijftig waren op Urk grofweg vier protestants-christelijke kerkelijke stromingen met weer eigen aftakkingen en richtingen actief: de Hervormde, de Gereformeerde, de Christelijk Gerefor-meerde en de Oud GereforGerefor-meerde stroming.68 In de jaren zestig en zeventig zou het aantal

60 FA, 736, Archief Gemeente Urk 1814-1995, inv. nr. 690, brief van B&W op 3 april 1959 en bijgevoegde lijst met ge-adresseerden.

61 AU, jaargang 23 no. 46, 17-05-1968, ‘In de raadzaal’.

62 FA, 736, inv. nr. 690, kopie aanvraag B&W op 26 oktober aan Provinciaal Anjerfonds Overijssel.

63 AU, Jaargang 13, no. 41, 28 maart 1957, "6 maart 1958 Herdenkingsplechtigheid Paessens-Moddergat" door L.K.; AU, Jaargang 13, no. 45, 25 april 1957, "Ramp van 28 april 1868. Negentig jaar geleden" door L. Kramer.

64 AU, Jaargang 13, no. 38, 7 maart 1957, "Wie wil meewerken tot het verkrijgen van een monument voor onze in zee omgekomen vissers?" door L. Kramer en C. Zeeman; AU, Jaargang 13, no. 41, 28 maart 1957, "6 maart 1958 Herden-kingsplechtigheid Paessens-Moddergat" door L.K.; AU, Jaargang 13, no. 45, 25 april 1957, "Ramp van 28 april 1868. Negentig jaar geleden" door L. Kramer; Flevolands Archief te Lelystad (FA), 736 Archief Gemeente Urk 1814-1995, inv. nr. 690 Stukken betreffende het comité tot oprichting, onthulling en overdracht van het vissersmonument 1958-1970, Urkerland dd. 2-5-1958 'Ingezonden. Het vissersmonument' door L. Kramer en C. Zeeman.

65 GU, 1.853.3 Monumenten, doos 579 nr. 3 Vissersmonument Plaatsingscriteria van de namen, Voorgeschiedenis, raadsvoorstel no 85 voor raadsvergadering 20 maart 1959 verstuurd op 19 februari 1959.

66 FA, 736, inv. nr. 690, Urkerland dd. 2-5-1958 'Ingezonden. Het vissersmonument' door L. Kramer en C. Zeeman; AU, Jaargang 13 7 juni 1957- 30 mei 1958, no 45 2 mei 1958, Ingezonden brief van De comm. Monument Omgekomen Urker Vissers L. Kramer C. Zeeman 'Het vissersmonument'.

67 R. Bogerd, ‘Kerken op Urk en in de polder trekken eigen voren’, in: Urcker Kronieken 1 (2010) 125-156: 11; Vriend, 135 en 171-178.

(22)

aftakkingen vanuit deze stromingen alleen maar toenemen, waardoor de gemeenschap van Urk rond 1980 kon kiezen uit twintig kerkgebouwen.69

Hoe gingen de oprichters om met deze relatief grote religieuze verdeeldheid binnen de kleine bevolking? Pragmatisch. Kramer en Zeeman, zelf prominente leden van de Gereformeerde kerk, zochten steeds een breed draagvlak, over kerkmuren heen en in alle gezamenlijkheid. Het vissersmonument moest voor de gehele Urker gemeenschap zijn. De initiatiefnemers benaderden Urker verenigingen, winkeliers en de visserijsector en riepen de besturen op vertegenwoordigers aan te stellen voor een gezamenlijke vergadering. Daarnaast vroeg het voorlopig comité medewer-king en steun van het gemeentebestuur. Het plan kreeg de volle instemming van de Gemeente Urk, maar de het College van burgemeester en wethouders van Urk weigerde de leiding te nemen en een eerste vergadering uit te schrijven.70 Om onduidelijke redenen ging de eerste vergadering op 23 mei 1958 uiteindelijk niet door.71

I.VI Inzamelingen

Inmiddels was initiatiefnemer L. Kramer zelf wethouder geworden en klopte samen met Zeeman in augustus 1958 aan bij de gemeente met een subsidieverzoek voor het op te richten vissersmonument. B&W besloot de zaak aan te houden tot de bespreking van de begroting van 1959.72 Voor de raads-vergadering van 20 maart 1959 bracht het college een voorstel voor subsidie in de gemeenteraad. Ze noemde het ‘verwonderlijk’ dat in een plaats als Urk, ,,die zo dicht bij het water heeft geleefd en zoveel brood uit het water ontvangt (…) nog nimmer krachtdadig is gestreefd naar de stichting van een monument voor in zee omgekomenen.” Het streven verdiende volgens burgemeester en wet-houders de aandacht en medewerking van het gemeentebestuur.73 Ze vatte de subsidie op als sti-mulans, maar benadrukte wel dat ze het initiatief alleen wilde steunen bij voldoende draagvlak van-uit de bevolking: oprichting van een vissersmonument moest een zaak van ‘particulier initiatief’ blijven. De subsidie werd uiteindelijk vastgesteld op twintig procent van het totaalbedrag dat in de samenleving zou worden ingezameld, tot een maximum van duizend gulden.74

Met het oog op de uiteindelijke verwezenlijking van een vissersmonument, drong het college erop aan dat het voorlopig comité werd omgezet in een definitief waarin ook de gemeente zitting kon nemen.75 Het gemeentebestuur nam nu op verzoek van het comité wel het initiatief om een

69 Ibidem; Vriend, 228.

70 FA, 736, inv. nr. 690, brief namens het voorlopig comité L Kramer en C. Zeeman aan B&W gedateerd mei 1958 en reactie B&W aan Voorlopig Comité Vissersmonument op 7 mei 1958.

71 FA, 736, inv. nr. 690, advies van secretaris Bakker aan B&W over subsidie voorlopig vissersmonument op 18 februari 1959.

72 FA, 736, inv. nr. 690, brief namens voorlopig comité aan B&W op 21-8-1958 met notities B&W; M. Schraal, ‘Ontwikke-lingen op bestuurlijk en politiek gebied’, in: R. Bogerd ed. Urk in de twintigste eeuw 1900-1999 (Urk: Stichting Urker Uitgaven, 2011) p.33-67, p.44.

73 GU, 1.853.3, doos 579 nr. 3, Voorgeschiedenis, raadsvoorstel no 85 voor raadsvergadering 20 maart 1959 verstuurd op 19 februari 1959.

74 GU, 1.853.3, doos 579 nr. 3, Voorgeschiedenis, raadsvoorstel no 85 voor raadsvergadering 20 maart 1959 verstuurd op 19 februari 1959; FA, 736, inv. nr. 690, uittreksel notulen van de openbare vergadering van de raad van 20 maart 1959.

75 GU, 1.853.3, doos 579 nr. 3, Voorgeschiedenis, raadsvoorstel no 85 voor raadsvergadering 20 maart 1959 verstuurd op 19 februari 1959.

(23)

vergadering te beleggen. Alle plaatselijke besturen van vissersorganisaties, middenstandsverenigin-gen, vakbonden en bedrijven, onderwijzers, winkeliers en lokale overheidsfunctionarissen ontvin-gen een uitnodiging.76

Het Comité Vissersmonument zag uiteindelijk het levenslicht in deze vergadering op 11 april 1959. Burgemeester Schipper trad op als voorzitter van het Comité, dat verder bestond uit gemeen-tesecretaris Bakker, Kramer en Zeeman en lokale prominenten zoals schoolmeester Tromp de Vries (1917-2011).77 De Vries schreef regelmatig over de geschiedenis en het dialect van Urk en was ook de auteur van het Urker volkslied. Samen met L.J. Kramer deed hij jarenlang onderzoek naar omge-komen Urker vissers en De Vries raakte zo gaandeweg het proces steeds nauwer betrokken bij de oprichtingsplannen.78 Het comité bestond verder uit beroepsvissers, predikanten van de verschil-lende kerkrichtingen van Urk, zakenlieden uit de visserij industrie en enkele raadsleden. Ze stelde zich een gecombineerd doel: enerzijds de uitgave verwezenlijken van een boek over de geschiedenis van Urk van C. de Vries en anderzijds de baten daarvoor gebruiken voor de oprichting van een monument voor de gebleven vissers.79 Daarom stond het comité ook wel bekend als het Comité Ma-nuscript en Monument.80

De kosten voor de oprichting van het vissersmonument werden in 1959 geschat op maximaal 5000 gulden.81 De commissie noemde het monument een erezaak voor het vissersbedrijf en riep Ur-ker bedrijven in de krant op om het initiatief te steunen.82 Naast de boekverkoop vulde de commissie de baten aan met collecten en giften, rente-inkomsten en de verkoop van de vis in de afslag: de veilingopbrengsten van niet-alledaagse vangsten zoals kreeft, heilbot en zalm kwamen ten goede van het op te richten monument.83 Visserskoor Crescendo zette zich ook in voor het project en hield bij een optreden in 1958 een collecte ten bate van het vissersmonument.84

Hoewel het inzamelen wel doorging, stagneerde de voortgang van de plannen vervolgens tot medio jaren zestig. Waarschijnlijk had dit te maken met ziekte van de burgemeester en later met

76 FA, 736, inv. nr. 690, verslag vergadering B&W over vissersmonument en Boek over Urk op 27 maart 1959; FA, 736, Archief Gemeente Urk 1814-1995, inv. nr. 690, brief van B&W op 3 april 1959 en bijgevoegde lijst met geadresseerden. 77 FA, 736, Archief Gemeente Urk 1814-1995, inv. nr. 690, verslag vergadering op 11 april 1959; Museum het Oude Raadhuis, Vereniging Vrienden van Urk, werkgroep Genealogie, map B Brands, gezinsstaat van Riekelt Brands; Museum het Oude Raadhuis, Vereniging Vrienden van Urk, werkgroep Genealogie, map B Bos, gezinsstaat van Rein Pietersz. Bos; Museum het Oude Raadhuis, Vereniging Vrienden van Urk, werkgroep Genealogie, map Ij en Z, gezinsstaat van Cornelis Zeeman; ‘Tromp de vries. geboren 7 maart 1917 - overleden: 1 januari 2011’, Het Urkerland (3-2-2011). wg 2011-2; FA, 736, inv. nr. 690, circulaire van Comité Vissersmonument op 6 mei 1968.

78 L. Kramer, Zee op! Uit het leven van een Urker visser (Bussum: De Boer Maritiem, 1976), 88,89; ‘Tromp de vries. geboren 7 maart 1917 - overleden: 1 januari 2011’, Het Urkerland (3-2-2011) wg 2011-2.

79 FA, 736, Archief Gemeente Urk 1814-1995, inv. nr. 690, verslag vergadering op 11 april 1959. 80 AU, jaargang 23 no. 46, 17-05-1968, ‘Monumentaal’.

81 FA, 736, Archief Gemeente Urk 1814-1995, inv. nr. 690, verslag vergadering op 11 april 1959.

82 FA, 736, inv. nr. 690, Urkerland dd. 2-5-1958 'Ingezonden. Het vissersmonument' door L. Kramer en C. Zeeman; AU, Jaargang 13 7 juni 1957- 30 mei 1958, no 45 2 mei 1958, Ingezonden brief van De comm. Monument Omgekomen Urker Vissers L. Kramer C. Zeeman 'Het vissersmonument'.

83 GAU, 1.853.1 Vissersmonument 1967-1977, doos OGW 94-1, Financieel overzicht Comité Vissersmonument van 1958-1.10.1968; Van den Berg, 130; FA, 736, Archief Gemeente Urk 1814-1995, inv. nr. 690, verslag vergadering op 11 april 1959; FA, 736, inv. nr. 690, Overzicht ontvangsten en uitgaven van het Comité Vissersmonument te Urk over de periode 1958 t/m 8 maart 1965.

84 AU, jaargang 23 no 28, 12-1-1968, p.5; DACUVC, PC, deel 1 5 september 1953 (oprichting) tot 24 september 1966, 1 sept 1953 – juni 1957, juni 1957-dec 1962, p.24, geraadpleegd op urkervisserskoor.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De gemiddelde versnelling (in m/s 2 ) van de bal tijdens de eerste t seconden dat hij onder water is, is gelijk aan de helling van het verbindingslijnstuk tussen de punten op de

De ontwerpbeschikking met de overige stukken ligt voor een ieder ter inzage vanaf donderdag 5 mei 2016 tot en met woensdag 15 juni 2016 op de volgende plaatsen en tijden:. - in

In deze PBLQatie hanteren we een aanpak die is gebaseerd op de samen- hang tussen de burger en zijn digitale vaardigheden, het beleid dat de overheid voert bij het inrichten van

De voorgestelde onderdelen c en d van het eerste lid hebben betrekking op het algemene belang bij een ongestoord onderzoek (onderdeel c) of bij financiële stabiliteit (onderdeel

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Heer  Hert wordt niet probleemloos ver- heerlijkt, maar geportretteerd met diepgang als een ambitieus en vermetel krij- ger, die ongelofelijke, griezelige macht verwierf door

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

In de documenten van het Wiskundig Genootschap — het eerste notulenboek is nog steeds zoek — wordt dit Monument van Op- richting pas in de notulen van de 26e algeme- ne vergadering