• No results found

Vraag nr. 302 van 10 juli 1998 van mevrouw MARIJKE DILLEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 302 van 10 juli 1998 van mevrouw MARIJKE DILLEN"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 302 van 10 juli 1998

van mevrouw MARIJKE DILLEN Beschutte werkplaatsen – Lastenverlaging

Na een reeks acties hebben de vakbonden van de beschutte werkplaatsen het gewaarborgd minimum maandinkomen afgedwongen in 1996. Dit geeft vandaag aanleiding tot discussies tussen de federa-le overheid en Vlaanderen.

1. De federale overheid heeft recentelijk beslist dat haar bijdrage erin bestaat over te gaan tot een versnelde optrekking van een geplande ver-laging van de sociale lasten (Maribel en Sociale Maribel).

Thans wordt een bijdrage van de deelstaten gevraagd.

Welke beslissing heeft Vlaanderen op dit gebied genomen ?

Wat is de bijdrage vanuit Vlaanderen ?

2. Welke waarborgen worden vanuit Vlaanderen geboden dat de beloften die in 1996 zijn gefor-muleerd ten opzichte van de beschutte werk-plaatsen, wat Vlaanderen betreft, worden of kunnen worden gerealiseerd ?

3. De federale overheid heeft een technische werkgroep opgericht om te bekijken op welke wijze de lasten kunnen worden herverdeeld. Heeft de Vlaamse Gemeenschap hier een inbreng en zo ja, welke ?

Antwoord

Terecht wordt in de vraagstelling aangegeven dat reeds in juni 1996 de CAO 43 septies werd afgeslo-ten. Op dat ogenblik werd overeengekomen de verhoging van de lonen tot 100 % van het gewaar-borgd minimumloon in de beschutte werkplaatsen, gefaseerd uit te voeren.

Ik heb sindsdien bij meerdere gelegenheden het Vlaams Parlement geïnformeerd betreffende de stand van zaken bij de uitvoering van de CAO 43 septies.

Wat in de vraagstelling wordt genoemd "discussies tussen de federale staat en Vlaanderen", dient in een juiste context te worden geplaatst. In juni 1996 immers werd overeengekomen dat de verschillen-de overheverschillen-den verschillen-de financiering van het optrekken

van de lonen tot 80 % van het gewaarborgd mini-mumloon vanaf 1 januari 1997 zouden verzekeren in "een gemeenschappelijke inspanning".

Het is dus niet nu dat van de deelstaten een bijdra-ge wordt bijdra-gevraagd, het was in juni 1996 dat beslo-ten werd een gezamenlijke inspanning te leveren. De technische werkgroep opgericht door de fede-rale overheid, startte zijn werkzaamheden reeds in 1996 en had de opdracht de inspanningen van de verschillende overheden te evalueren. Op basis van deze evaluatie diende een voorstel te worden uit-gewerkt voor de uitvoering van de tweede fase in de financiering tot 100 % van het gewaarborgd minimum maandloon.

Medewerkers van mijn kabinet hebben aan alle werkzaamheden van deze werkgroep deelgeno-men. Via mijn vertegenwoordigers heb ik de vol-gende informatie in deze werkgroep ingebracht en tevens formeel overgezonden aan de federale minister van Sociale Zaken, mevrouw Magda De Galan.

De verhoging op 1 januari 1997 naar 80 % van het GGMMI was alleen mogelijk door een belangrijke stijging van de begroting van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Han-dicap. De Vlaamse regering besliste op 19 decem-ber 1996 om de subsidiëring van de lonen van de werknemers met een handicap in de beschutte werkplaatsen (BW) te forfaitariseren. In dit forfait werd in een bijkomend subsidiebedrag van 717,4 miljoen voorzien voor de realisatie van de 80 % van het GGMMI. Uit de verwerking van de cijfers van het jaar 1997 blijkt duidelijk dat de Vlaamse Beschutte Werkplaatsen op basis van deze forfai-taire subsidiëring van de lonen van de werknemers met een handicap, al hun verplichtingen – inclu-sief het optrekken van de lonen tot 80 % van het GGMMI – konden nakomen op basis van de bij-komende Vlaamse budgettaire inspanning. Boven-dien blijkt dat de globale tewerkstelling van perso-nen met een handicap in 1997 steeg met 196 vol-tijdse eenheden ten opzichte van 1996.

Aangezien deze stijging zich hoofdzakelijk voor-doet in de categorieën van de zwakste werknemers, kan worden gesteld dat noch de invoering van de 80 % van het GGMMI, noch de invoering van het forfaitair subsidiesysteem, aanleiding zijn geweest voor de uitstoot van de werknemers met de ern-stigste graad van handicap.

(2)

werknemers met een handicap (exclusief de loon-subsidie van het omkaderingspersoneel, de onder-houds- en investeringstoelagen) in de beschutte werkplaatsen, vertegenwoordigde in 1997 een bedrag van 4,35 miljard voor 11.092 voltijdse equi-valenten (= 392.318 per voltijds equivalent). In 1996 bedroeg de loonsubsidie 3,634 miljard voor 10.896 voltijdse equivalenten (= 333.535 per vol-tijds equivalent) (zie onderstaande tabel).

1996 Loonsubsidie Vlaamse

Gemeenschap

Gesubsi- Gesubsi- Subsidie dieerd dieerde mln. fr. FTE uren 1e kwartaal 10.941 4.677.488 909,1 2e kwartaal 10.805 4.549.599 927,4 3e kwartaal 10.892 3.878.433 785,5 4e kwartaal 10.947 4.533.156 1.012,2 Totaal 10.896 17.638.676 3.634,2 1997 Loonsubsidie Vlaamse Gemeenschap

Gesubsi- Gesubsi- Subsidie dieerd dieerde mln. fr. FTE uren 1e kwartaal 11.070 4.599.914 1.107,7 2e kwartaal 11.105 4.672.158 1.130,2 3e kwartaal 11.178 4.006.526 977,9 4e kwartaal 11.014 4.594.592 1.135,8 Totaal 11.092 17.873.190 4.351,6 1997 vs 1996 + 196 + 194.514 + 717,4

Dit betekent voor 1997, in vergelijking met 1996, een globale stijging van het Vlaams budget voor loonsubsidies voor werknemers met een handicap in de Vlaamse beschutte werkplaatsen van + 717.400.000 frank op jaarbasis, of een stijging van + 58.783 frank per voltijds equivalent.

Deze substantiële inspanning wordt vanaf 1 juli 1998 nog verhoogd met 127 miljoen recurrente middelen die aan de sector BW werden toegekend in het kader van het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social Profit Sector. Deze bijko-mende inspanning zal bijdragen tot het realiseren van een optimale socio-economische context die noodzakelijk is om de tewerkstelling van deze kwetsbare groep werknemers ook op termijn veilig

te stellen.

Op basis van de substantiële inspanningen die reeds door de Vlaamse Gemeenschap werden gele-verd, rekent de Vlaamse Gemeenschap erop dat de federale regering de nodige beslissingen zal nemen die een gelijkwaardige inspanning vertegenwoordi-gen uit oogpunt van de financiering van het optrekken van het inkomen tot 100 % van het GGMMI ten voordele van de werknemers voor wie dit vandaag nog niet is gerealiseerd.

Ik heb als Vlaams minister in deze technische werkgroep bevestigd dat ik bereid ben namens de Vlaamse regering een protocolakkoord met de federale regering te ondertekenen waarbij de Vlaamse regering aan de sector BW de waarborg geeft het huidig niveau van de subsidies te behou-den.

De federale ministerraad heeft op 3 juli 1998 inder-daad beslist de onderhandelingen met de sociale partners en de gemeenschappen voort te zetten op basis van het principe van "de anticipatie van de lastenverlagingen Sociale Maribel en forfait lage lonen."

Bovendien heeft de federale ministerraad beslist om in samenwerking met de gemeenschappen een nauwkeurige simulatie uit te werken betreffende de budgettaire implicaties voor de RSZ.

Aangezien deze simulatie vandaag nog niet heeft plaatsgehad, en aangezien enkel de administratie van de RSZ deze berekeningen kan uitvoeren, beschik ik nog steeds niet over de gegevens die noodzakelijk zijn om de inspanning van de federale regering precies te kunnen beoordelen en afwegen tegenover de inspanning die door Vlaanderen reeds werd geleverd.

Met deze inspanning heeft Vlaanderen aan de werkgevers in de sector meer dan de noodzakelijke middelen ter beschikking gesteld om de werkne-mers met een handicap in uitvoering van de CAO 43 septies, 80 % van het loon te kunnen uitbetalen. Met deze inspanning heeft de Vlaamse regering het behoud van de tewerkstelling van de zwakste werknemers willen verzekeren. Uit de tewerkstel-lingsresultaten blijkt dat dit beleid het juiste is geweest.

(3)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze subsidie wordt gedeel- telijk aangewend voor de inhoudelijke en organisa- torische uitwerking van het drugpreventieproject van de KBVB.. Het is echter niet mogelijk de

Een jaar geleden, voorjaar 2002, heeft de voorgan- ger van de minister het project "Ti j d-Rovers" ge- lanceerd via Zonneland en Ye t i , twee bladen die mikken op

Het onderzoek moet ook beleidsondersteu- nend zijn en duidelijk maken wat de plaats van bos is binnen de problematiek van ver- zuring en vermesting, wat de relatie is tot an-

In deze was de JEP de mening toegedaan dat de advertentie inderdaad niet alle voorwaarden kan opnemen, maar dat deze toch vollediger zou geweest zijn indien men op een

Een bijkomende onderhoudsbeurt is daarom niet nodig (ook niet wenselijk vanuit de optiek van ecologisch berm- beheer).. Wat wel nog onderhouden moet worden, zijn de vlakke bermen

De projectnota werd reeds conform verklaard door de Provinciale Auditcommissie en de ge- meente Schilde heeft een rooi- en onteigenings- plan opgemaakt, dat door de

Daarbij wordt aandacht besteed aan het globale financiële beheer van het programma, het opgezette controlesysteem in de betrokken lidstaat en de uitvoering van de concrete,

Als compensatie voor de aanleg van het Deur- ganckdok, waardoor wordt geraakt aan het vogel- richtlijngebied "Schorren en polders Beneden-Schelde", zijn een aantal