• No results found

Gecoördineerd antwoord

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gecoördineerd antwoord"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 220

van 25 augustus 1998

van mevrouw CECILE VERWIMP-SILLIS

Omzetting Europese milieurichtlijnen – Problemen Er lopen een aantal procedures bij de Europese Unie (EU) waarbij België in gebreke wordt gesteld op het vlak van milieuwetgeving.

Uit het activiteitenverslag van het Europees Parle-ment van de zittingsperiode 4-8 juli 1998 nog blijkt dit het geval te zijn voor :

a) richtlijn 880/92/EG in verband met het instellen van een systeem van ecolabel ;

b) richtlijn 97/35/EG, aanpassing van de richtlijn 90/220/EEG, in verband met het gebruik in laboratoria en het uitzetten in de natuur van genetisch gemanipuleerde organismen (GGO's) ; c) richtlijn 94/15/EG, eveneens een aanpassing van de richtlijn 90/220/EEG. Uiterlijk op 30 juni 1994 moest deze richtlijn reeds in nationale regelgeving zijn omgezet. Bij verder uitblijven van de omzetting riskeert België hiervoor een boete ;

d) richtlijn 91/676/EEG betreffende de bescher-ming van oppervlakte- en grondwater tegen de nitraatvervuiling afkomstig van de landbouw. Dat ook andere lidstaten van de Europese Unie niet in orde zijn met de omzetting van Europese in nationale wetgeving is geen excuus voor onze laks-heid. Een probleem is zeker wel de Belgische staatsstructuur met zijn bevoegdheidsverdeling. Maar ook dit is geen excuus. Een deel van de leef-milieudomeinen is federaal gebleven, veel is gere-gionaliseerd en valt onder Vlaamse, Waalse en Brusselse bevoegdheid.

1. Bij welke van de geciteerde en wellicht andere voorbeelden schiet Vlaanderen tekort in zijn regelgeving en komt de blaam eigenlijk aan Vlaanderen toe, en waarom ?

2. Bij welke gevallen is Vlaanderen wel in orde met de regelgeving en ligt het probleem bij een andere overheid, welke en waarom ?

3. Hoe verloopt het overleg in deze materie tussen de gewesten en het federale niveau ?

4. Welke afspraken zijn terzake gemaakt voor de vereffening van eventuele boetes ?

N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de

heer Theo Kelchtermans, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling.

Gecoördineerd antwoord

Voor het antwoord op de vraag heb ik overleg gepleegd met Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling Theo Kelchtermans.

1. De rol van het Vlaams Gewest in de omzetting van de vier regelgevingen kan als volgt worden beschreven.

Verordening 880/92 (milieukeur)

Het gaat hier om een federale bevoegdheid met betrokkenheid van de drie gewesten (product-normering).

De bevoegde instantie voor België werd aange-wezen bij koninklijk besluit van 29 augustus 1997 ter uitvoering van de wet van 14 juli 1994 tot oprichting van het Comité voor de toewij-zing van de Europese milieukeur.

De aanwijzing van de vertegenwoordigers in het comité heeft enige organisatorische inspanning gevraagd. De aanwijzing van de leden en van de voorzitter van het Comité gebeurde daardoor pas op 12 juni 1998 door de staatssecretaris bevoegd voor Leefmilieu. Er wordt nu gewacht op de eerste vergadering van het Comité om verdere modaliteiten te regelen, zoals de dos-sierkosten, de gebruiksvergoeding en de voor-lichting van het publiek.

Richtlijn 97/35/EG en 94/15/EG (GGO's) Beide richtlijnen zijn dochterrichtlijnen van de richtlijn 90/220/EEG betreffende de introductie in het milieu van genetisch gemodificeerde organismen. De Europese Commissie heeft Bel-gië gedagvaard voor het Europees Hof van Jus-titie wegens niet-omzetting van de richtlijn 90/220/EEG. Inmiddels heeft het Hof België veroordeeld (arrest van 9 juli 1998 in zaak C-343/97).

(2)

bren-gen") de verschillende bevoegdheden moeilij-ker worden afgebakend. Enerzijds worden fede-rale bevoegdheden geraakt, meer bepaald land-bouw en volksgezondheid. Anderzijds komen ook gewestelijke bevoegdheden in aanmerking, met name (preventieve) gezondheidszorg en bescherming van het leefmilieu.

De ingewikkeldheid van de bevoegdheidsverde-ling heeft uiteindelijk geleid tot het samenwer-kingsakkoord inzake bioveiligheid tussen de federale overheid en de gewesten. Echter, een dergelijk samenwerkingsakkoord volstaat niet, aangezien het noodzakelijk is een aanvullende regeling bij koninklijk besluit in overleg met de gewestelijke diensten op te stellen, na de goed-keuring van het samenwerkingsakkoord door de diverse parlementen.

In dat koninklijk besluit moet voornamelijk de procedure van de kennisgevingsdossiers con-creet worden uitgewerkt. De inhoud van het samenwerkingsakkoord bevat in hoofdzaak a) de procedure van de kennisgevingsdossiers, waarbij aan de gewesten een veto-rol is toege-kend in de gevallen waar de federale overheid een toestemming moet verlenen, b) de instelling van een bioveiligheidsraad die dossiers kan adviseren en die bestaat uit vertegenwoordigers van alle betrokken overheden, c) de financie-ring van de werkingskosten van de technisch deskundige, dit is de dienst Bioveiligheid van het Wetenschappelijk Instituut voor de Volksge-zondheid (afgekort WIV, het vroegere IHE), die ook belast is met het secretariaat van de Biovei-ligheidsraad.

In het algemeen kan worden gesteld dat de federale ministeries trekkers zijn inzake de omzetting van deze richtlijn en dat de gewesten daarbij een aanzienlijke bijdrage moeten leve-ren. De tot op vandaag opgelopen vertragingen in de omzetting in België zijn niet te wijten aan het Vlaams Gewest.

Na de totstandkoming van een tekst eind 1994 eiste de toenmalige minister bevoegd voor Landbouw een wijziging over het toepassingsge-bied van het samenwerkingsakkoord. Pas in april 1995 werd de tekst goedgekeurd en onder-tekend. In het najaar van 1995 werd door de verschillende bevoegde ministers het advies aan de Raad van State gevraagd over het vooront-werp van decreet ter goedkeuring van het samenwerkingsakkoord.

Ingevolge het advies van de Raad van State waren wijzigingen ter verduidelijking van bepaalde artikelen noodzakelijk. Pas op 25 april

1997 werd, na goedkeuring door de diverse regeringen, de definitieve tekst ondertekend. Daarna dienden alle parlementen nog hun goedkeuring te geven. Dat gebeurde voor het Vlaams Parlement eind 1997, voor de andere pas in de loop van dit jaar.

Momenteel is het overleg over het voorontwerp van koninklijk besluit waarvan hierboven spra-ke, bezig.

Als besluit kan worden gesteld dat de omzetting van de richtlijn via een samenwerking weliswaar noodzakelijk was, maar dat de omslachtige pro-cedure voor de totstandkoming van samenwer-kingsakkoorden zeer moeilijk een tijdige omzet-ting kon garanderen.

Richtlijn 91/676/EEG (nitraten)

De omzetting in het Vlaams Gewest is gebeurd door de wijziging van het Mestdecreet en de uit-voeringsbesluiten eind 1995.

In een ingebrekestelling van oktober 1997 stelt de Europese Commissie een aantal vragen over de omzetting. In het antwoord aan de Commis-sie werd erop gewezen dat een aantal bepalin-gen uit de nitraatrichtlijn voorkomen in andere basismilieuwetgeving, waarbij meestal precies door verwijzing in de mestwetgeving naar die andere basiswetgeving en/of uitvoeringsbeslui-ten ervan moet worden aangenomen dat de definities en alle relevante bepalingen van de nitraatrichtlijn door interne Vlaamse wetgeving zijn gedekt. Bovendien werden ondertussen nog een aantal ontbrekende punten bij besluit gere-geld, bijvoorbeeld over het gebruik van kunst-mest, en werd de Commissie in kennis gesteld van de aan de gang zijnde evaluatie van het Mestdecreet.

Wat het Waals Gewest betreft, werd eenzelfde soort opmerkingen geformuleerd, in het bijzon-der aangaande de praktische uitvoering.

In haar ingebrekestelling maakte de Commissie wel een bezwaar tegen de niet-omzetting in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Bij de implementatie van de nitratenrichtlijn is het federaal beleid niet aan de orde.

2. Zoals uitvoerig uiteengezet in punt 1, is er voor de vier regelgevingen geen sprake van "een blaam" voor het Vlaams Gewest.

(3)

het initiatief momenteel bij de federale over-heid.

Momenteel lopen besprekingen over het nieu-we mestactieplan (MAP). Het MAP is in feite een uitwerking van het komende vierjaarlijkse actieprogramma (1999-2003), zoals de nitraten-richtlijn het voorschrijft.

3. Wat de milieukleur en de GGO's betreft, zal het verder overleg gebeuren binnen de organen opgericht door de respectieve omzettingsbepa-lingen, meer bepaald het Comité voor de toe-kenning van de Europese milieukeur en de Bio-veiligheidsraad.

Wat de nitratenrichtlijn betreft, verwijs ik naar het antwoord van minister Theo Kelchtermans op schriftelijke vraag nr. 124 van mevrouw Gerda Raskin (Bulletin Vragen en Antwoorden nr. 11 van 27 maart 1998, blz. 1483).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Eenmaal de gemeentelijke overheid terzake een beslissing heeft genomen, geldt het recht op inzage en tot het verkrijgen van een afschrift in principe voor alle stukken die zich in

Beschermde landschappen – Vliegbeperkingen In de gemeente Oud-Turnhout, en ook in de ge- meente Arendonk, werden landschappen be- schermd waarbij telkens in de beschermingsbeslui-

In de statuten van de intercommunale maatschap- pij "Intercommunale voor Slib- en Vuilverwijde- ring van de Antwerpse Gemeenten", kortweg Isvag, staat in artikel 3 te lezen

– indien de woning door de Doelenaars na re- novatie wordt gehuurd, wordt in het sociaal begeleidingsplan, naast de vergoeding van 535.000 frank voor de aankoop, ook in een

Wanneer dus een justitiabele die overeenkom- stig de bepalingen van een richtlijn heeft gehandeld, de nationa- le rechter verzoekt een nationale bepaling die

Daarin is een beperking opgenomen die inhoudt, dat evenredige consolidatie niet wordt toegestaan voor joint-ventures die tevens groeps­ maatschappij zijn. Zij wezen erop,

In een recent onderhoud met een vertegenwoordi- ger van de Motorcycle Action Group (MAG) werd gewezen op het feit dat bij de werken aan de Ring van Antwerpen, ondanks alle

De ambtenaren van Export Vlaanderen die zit- ting hebben in een raad van bestuur van een overheidsinstelling s.ef een publieke NV, zijn: – één leidend ambtenaar: raden van