• No results found

1 h.i.s.m. art. 6 WVW 1994

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "1 h.i.s.m. art. 6 WVW 1994 "

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kans op cassatie in strafzaken XXXI

Codes var.1

trefwoordenlijst

1 h.i.s.m. art. 26 lid 1 c.q. 2 WVW 1 h.i.s.m. art. 33a WVW

1 h.i.s.m. art. 6 WVW 1994

1 h.i.s.m. art. 8 aanhef en onder b WVW 1994 1 h.i.s.m. art. 8 aanhef en onder a WVW 1994 1 h.i.s.m. art. 107,1 WVW 1994

2 h.i.s.m. art. 36 WVW 2 overtreding RVV

2 h.i.s.m. art. 163 lid 2 WVW (weigeren ademonderzoek) 2 h.i.s.m. art. 5 WVW (gevaarzetting op de weg) 2 h.i.s.m. art. 9, 1-3 WVW

2 h.i.s.m. art. 9, 1 WVW 2 h.i.s.m. art. 9 lid 6 WVW 2 h.i.s.m. art. 7,1-a WVW 2 h.i.s.m. art. 32 lid 2 WVW 2 h.i.s.m. art. 180 lid 3 WVW

3 moord c.q. medeplichtigheid bij of tot moord 3 h.i.s.m. art. 312 Sr. resp. poging

3 h.i.s.m. art. 317 Sr.

3 (poging tot) diefstal met geweld, dood ten gevolge hebbend 3 wederrechtelijke vrijheidsberoving

3 (poging tot) moord

3 (poging tot) doodslag, gekwalificeerde doodslag c.q. medeplichtigheid

3 (zware) mishandeling c.q. poging zware mishandeling, al dan niet gekwalificeerd 3 zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend

3 zware mishandeling met voorbedachte rade 3 mishandeling

3 deelnemen aan vechterij, de dood resp. zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend (art. 306 Sr.) 3 sexuele delicten

3 h.i.s.m. art. 240b Sr (kinderporno)

3 schennis eerbaarheid in het openbaar; ontucht 3 bedreiging

4 h.i.s.m. dan wel feitelijk leiding geven aan h.i.s.m. art. 225 Sr.

4 diefstal (met braak; in vereniging; met inklimming) resp. poging tot diefstal 4 diefstal van vee uit de wei

4 diefstal; h.i.s.m. art. 6 WVW met zwaar lich. letsel 4 verduistering

4 oplichting c.q. poging tot oplichting; doen plegen van oplichting 4 heling

1

M.u.v. var. 20a en 23a.

(2)

XXXII

var.1

4 gewoonte maken van opzetheling 4 bedrieglijke bankbreuk

5 h.i.s.m. art. 141 Sr.

5 h.i.s.m. art. 131 Sr.

5 h.i.s.m. art. 139 Sr (lokaalvredebreuk) 5 huisvredebreuk

5 vernieling c.q. beschadiging 5a h.i.s.m. 140 Sr.

6 mensenhandel 6 h.i.s.m. art.197 Sr.

6 h.i.s.m. art. 188 Sr.

6 h.i.s.m. art. 157 Sr.

6 h.i.s.m. art. 162 Sr.

6 h.i.s.m. art. 379, aanhef en sub 2 Wetboek v. Strafrecht Ned. Antillen (steekpenningen aannemen als ambtenaar) 6 h.i.s.m. art. 180 Sr.

6 h.i.s.m. art. 231 Sr. (vervalsen reisdocumenten) 6 h.i.s.m. art. 261 lid 1 Sr. (smaad)

6 h.i.s.m. art. 437 Sr. (als antiekhandelaar geen aantekening houden in register) 6 h.i.s.m. art. 461 Sr.

7 niet tijdig openbaar maken van de jaarrekening (art. 394 lid 3 BW jo art. 1 WED)

8 h.i.s.m. verbod in art. 2 eerste lid aanhef en onder A Opiumwet (binnen grondgebied v. Nederland brengen) 8 h.i.s.m. verbod in art. 2 eerste lid onder B Opiumwet (bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,

verstrekken, vervoeren)

8 h.i.s.m. verbod in art. 2 eerste lid aanhef en onder C Opiumwet (aanwezig hebben) 8 h.i.s.m. art.3 eerste lid onder A, B, en/of C Opiumwet

8 h.i.s.m. art. 10a Opiumwet

8 h.i.s.m. Landsverordening Verdovende Middelen 9 h.i.s.m. art. 26 lid 1 WWM

9 h.i.s.m. art. 13 lid 1 WWM 10 h.i.s.m. art. 139 WMS 11 APV-overtredingen

11 h.i.s.m. art. 68 Algemene Wet Rijksbelastingen; feitelijk leiding geven aan h.i.s.m. art. 68 AWR door rechtspersoon 11 h.i.s.m. voorschrift gesteld bij art. 82,1 Wet Toezicht Kredietwezen

11 h.i.s.m. voorschrift gesteld bij art. 2 Wet Arbeid Vreemdelingen 11 h.i.s.m. voorschrift gesteld bij art. 4 Wet Arbeid buitenl. werknemers 11 h.i.s.m. voorschrift bij of krachtens art. 6,2 Vreemdelingenwet 11 h.i.s.m. art. 31b Auteurswet

11 h.i.s.m. art. 5 lid 1 Wet op de accijns 11 h.i.s.m. art. 13 Bestrijdingsmiddelenwet 1962 11 h.i.s.m. (art. 84) Alg. Bijstandswet

11 h.i.s.m. art. 4 lid 1 Wet Gevaarlijke Stoffen 11 h.i.s.m. art. 5 Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen

11 h.i.s.m. art. 17,1e Wet op de telecommunicatievoorzieningen

(3)

Kans op cassatie in strafzaken XXXIII

var.1

11 h.i.s.m. art. 22 Jachtwet

11 h.i.s.m. voorschrift bij art. 1,1

e

aanhef en 1 Wet op de Kansspelen 11 h.i.s.m. (art. 30) Wet Aansprakelijkheid Motorrijtuigen

11 h.i.s.m. Wet Milieubeheer jo APV

11 h.i.s.m. (art. 18.18; art. 8.1.) Wet Milieubeheer

11 h.i.s.m. overtreding krachtens art. 24 Wet milieugevaarlijke stoffen 11 h.i.s.m. voorschrift krachtens art. 93 Wet op de Bedrijfsorganisatie

2

11 h.i.s.m. voorschrift gesteld bij art. 11 Arbeidsomstandighedenwet 11 overtr. voorschrift gesteld bij art. II, 2

e

lid Wijzigingswet 1988 Warenwet 11 h.i.s.m. Rijtijdenwet

11 h.i.s.m. voorschr. gesteld krachtens art. 6 Meststoffenwet 11 h.i.s.m. art. 19 lid 3 Vleeskeuringswet

11 h.i.s.m. bep. van Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering c.q. Alg. Arbeidsongeschiktheidswet 11 h.i.s.m. Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

11 overtreding voorschrift krachtens art. 6 Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten

11 opzettelijk begaan overtreding art. 7 c.q. h.i.s.m. voorschriften gesteld bij art. 13 Wet Bodembescherming 11 h.i.s.m. voorschrift krachtens art.5 Warenwet (door rechtspersoon)

99 onbekend

Codes var.2

trefwoordenlijst

1 na verwijzing m.b.t. sub 1 subs. telaste gelegde en wat betreft strafoplegging 1 na verwijzing bij arrest HR d.d. 27-6-1995

1 na verwijzing via arrest HR d.d. 19-12-1995 1 na verwijzing via arrest HR d.d. 6-2-1996 1 na verwijzing via arrest HR d.d. 31-5-1994

Codes var.4a

trefwoordenlijst

3 zaak 3 maal aangehouden

3 nl. één echte behandeldag, 2 maal aanhouding (i.v.m. afwezigheid verd. c.q. afwezigh. Getuige)

Codes var.4b

trefwoordenlijst

1 vord. BP-1 niet-ontvankelijk vord. BP-2 toegewezen 1 twee BP-en

1 meer dan een BP

1 meerdere vorderingen toegewezen resp. afgewezen 1 vordering BP deels toegewezen

1 vordering BP ten bedrage van 500,- toegewezen 1 vordering BP ten bedrage van 9775,- toegewezen 1 vordering(en) BP toegewezen

1 BP in vordering NO verklaard

2

voorhanden hebben en in voorraad hebben van mestrunderen waaraan clenbuterol is toegediend.

(4)

XXXIV

var.4b

1 vord. 3 BP ‘en deels toegewezen; 2 vord. NO verklaard 1 vorderingen toegewezen; 1 vord. NO verklaard 1 vordering BP deels toegewezen

1 3 vorderingen BP toegewezen; 1 vord. BP NO 1 vier BP-en; vorderingen (totaal 5000,-) toegewezen

Codes var.5a

trefwoordenlijst

1 hof verklaarde telastelegging partieel nietig (schrapte uit de tll steeds de woorden waarmee werd verwezen naar bij de dagvaarding gevoegde video- en fotomateriaal in kinderporno-zaak); o.a. deze beslissing werd in cassatie aangevochten

Codes var.5c

trefwoordenlijst

1 na cassatie en verwijzing uitsluitend t.a.v. de strafoplegging, zodat eerdere bewezen verklaring in stand bleef 2 schuldig zonder straf

3 schuldig zonder straf en o.a.v.

3 verd. niet strafbaar, ovar en tbs met dwangverpleging

Codes var.5d

trefwoordenlijst

1 verdachte niet-ontvankelijk in appel

Codes var.6

trefwoordenlijst

0 geschrift dat niet kan w. beschouwd als schriftuur met middelen

1 brief van verdachte met diverse klachten, waarvan HR er één – over de procedure in hoger beroep – onderkent als cassatiemiddel (AG niet); overige niet steeds identificeerbare klachten betreffen verd. ’s persoonlijke situatie (geen inkomen, geen ziektekostenverzekering e.d.)

Codes var.7

trefwoordenlijst

2 3 middelen, waarvan 2 ingetrokken; aangevuld met een middel via aanvullende schriftuur 7 4 middelen, plus 3 middelen per aanvullende schriftuur n.a.v. “verbeterd arrest van hof”

3 3 klachten, blijkend uit pleitnotities van bij pleidooi voorgedragen middelen 10 bij pleidooi voorgedragen en schriftelijke opgave daarvan

Codes var.11

trefwoordenlijst

1 t.a.v. één middel NO in cassatie (vern. en verwijzing o.g.v. twee andere middelen (code 8)

3 conclusie tot verwerping, na uitvoerige ambtshalve beschouwing over kwalificatie v. bewezen verklaarde handelingen als sex. binnendringen (mede in licht v. HR NJ 1994, 379, nt. ’t H. en HR NJ 1998, 781, nt. JdH)

3 subs.

9

verwerping beroep subsidiair vernietiging en verbetering kwalificatie

3 verbeterde lezing arrest, resp. bewezen verklaring c.q p.v. ttz n.a.v. middel; verwerping 3 verbeterde lezing kwalificatie; verwerping

3 (gedeeltelijke) ambtshalve cassatie met afdoening, en niet-ontvankelijk verklaring m.b.t. één van meer voorgelegde cassatiemiddelen

3 middel wel gegrond maar kan niet tot cassatie leiden, na constatering dat het ontbreken v. andere mogelijkh.om

verz. genoegdoening te bieden voor in cass. fase opgetreden vertraging i.c. (TBS met dwangverpleging opgelegd)

niet rechtvaardigt dat OM NO w. verklaard, waar de mate v. overschr. RT dat gevolg zeker niet zou kunnen hebben

indien zo’n andere mog. wel aanwezig zou zijn

(5)

Kans op cassatie in strafzaken XXXV

var.11

4 ambtshalve aanleiding voor cassatie t.a.v. beslissing hof t.a.v. BP en terugwijzing in zoverre 5 ambtshalve vernietiging t.a.v. strafoplegging en verwijzing

5 na gegrond bevinden van middel en constateren van ambtshalve cass. grond wat betreft redengeving bewezen verklaring: ambtshalve cassatie i.v.m. nietigheid onderzoek ttz i.v.m. verzuim blijk te hebben gegeven te h.

onderzocht of er reden was ottz te schorsen om verz. in geleg. te stellen alsnog bij onderzoek aanwezig te zijn 5 na gegrond bevinden van middel en constateren van ambtshalve cass. grond dat hof beslissing t.a.v. verweer

strekkend tot NO OM niet in verkort arrest heeft opgenomen; dit is onherstelbaar verzuim

3

5 cassatie n.a.v. ambtshalve kanttekening bij bewezen verklaring en/of aanhaling wetsartt.; verwijzing 6 ambtshalve vernietiging behoudens v.z.v. vonnis PR is vernietigd; inleidende dagvaarding nietig 6 cassatie en nietigverklaring inleidende dagvaarding

6 verwerping middel via art. 101a RO, en ambtshalve cassatie i.v.m. strafoplegging: alsnog vermelden van art. 416 (oud Sr) als wett. voorschrift waarop strafoplegging mede is gegrond

6 verwerping middel via art. 101a RO, en ambtshalve cassatie i.v.m. beslissing t.a.v. BP; afdoening via NO-verklaring BP

6 ambtshalve cassatie i.v.m. strafoplegging: strafvermindering i.v.m. overschr. red. termijn in cassatiefase (n.a.v.

middel verbeterde lezing bewezen verklaring)

6 verwerping middel via art. 101a RO, en ambtshalve cassatie i.v.m. strafoplegging: strafvermindering i.v.m.

overschr. red. termijn in cassatiefase

6 verwerping middelen via art. 101a RO en ambtshalve cassatie m.b.t. opleggen schadevergoedingsmaatregel 6 verwerping middel via 101a RO en ambtshalve cassatie met afdoening via beslissing over in beslag genomen goed 6 ambtshalve vernietiging v.z.v. art. 57 Sr niet is aangehaald, en afdoening na verbeterde lezing bewezen verklaring

n.a.v. middel

6 ambtshalve vernietiging en verbetering kwalificatie 6 ambtshalve verbetering aanhaling wetsartt.; verwerping

7 cassatie t.a.v. kwalificatie en terugwijzing voor berechting t.a.v. strafoplegging 7 cassatie o.g.v. middel t.a.v. deel bewezen verklaring en strafoplegging; terugwijzing 7 cassatie o.g.v. middel en terugwijzing

7 cassatie n.a.v. middel t.a.v. strafoplegging en verwijzing

4

7 cassatie o.g.v. middel; oproeping nietig verkl. en terugwijzing naar Rb.

7 cassatie n.a.v. middel en ambtshalve; terugwijzing m.b.t. kwalif. en strafopl.

8 cassatie n.a.v. middel i.v.m. nietigh. onderz. ttz en verwijzing

8 cassatie om ambtshalve reden n.a.v. middel, dagv. deels nietig; verwijzing

8 cassatie en verwijzing n.a.v. middel verzoeker en mede n.a.v. middel ingediend namens BP'en -nl. hof gaf geen beslissing op vord. BP én-

8 subs.

10

cassatie m.b.t. strafoplegging en toepassing maatregel, en verwijzing, n.a.v. gegrond middel verzoeker en ambtshalve aangetroffen cassatiegrond, subsidiair cassatie m.b.t. strafoplegging en toepassing maatregel en en afdoening via vermindering hoofdstraf tot toegelaten wett. maximum

8;5 cassatie o.g.v. middel(en) en om ambtshalve reden;met verwijzing

8;9 cassatie o.g.v. middel, verwijzing n.a.v. middel en deels nietig verklaring inleidende dagvaarding i.v.m. innerlijke tegenstrijdigheid

8 subs 9 cassatie o.g.v. middel inz. strafoplegging en motiv.; of afdoening door HR om proceseconomische redenen (vgl. NJ 93.086)

8 cassatie n.a.v. middel, wat betreft besliss. t.a.v. een telastegelegd feit en strafoplegging; verwijzing 8 cassatie o.g.v. div. middelen; verbetering kwalificatie; verwijzing

8 cassatie o.g.v. div. middelen; aanhaling juist wetsart. bij kwalificatie; verwijzing 8 cassatie o.g.v. middel(en) met verwijzing

3

AG verwijst naar HR NJ 2000, 71 en naar wetsgeschiedenis Wet 26-9-96, Stb. 1996, 487.

4

AG spreekt evenals HR van “verwijzing”, terwijl sprake is van terugwijzen naar het hof van herkomst.

(6)

XXXVI

var.11

8 cassatie n.a.v. middel t.a.v. straftoemeting (verminderen straf) en t.a.v. beslissing op vord. BP; verwijzing om op vord. BP te beslissen

8 cassatie n.a.v. middel t.a.v. strafoplegging (RTC) en om ambtshalve reden; verwijzing 9 cassatie n.a.v. middel, wat betreft de strafoplegging; afdoening via strafvermindering door HR 9 cassatie n.a.v. (deels) gegrond middel; afdoening via strafvermindering

9 cassatie n.a.v. deels gegrond middel, wat betreft beslissing t.a.v. vordering BP; afdoening

9 met verwerping overige middelen via 101a RO, cassatie n.a.v. middel en strafvermindering i.v.m. schending red.

termijn in cass.; verbeterde lezing bewezen verklaring en verbetering aanhaling wetsartt.

9 cassatie n.a.v. middel, en afdoening via vermindering opgelegde straf en verbetering kwalificatie en/of aanvulling wetsartikelen

9 cassatie n.a.v. middel, en afdoening via vermindering opgelegde straf en aanvulling wetsartt.

9 cassatie n.a.v. middel, onverbindend verklaring APV-bepaling en ovar 9 cassatie

5

en nietigverklaring van dagv. in hoger beroep

9 cassatie o.g.v. middel en nietigverklaring van dagv. in hoger beroep 9 cassatie m.b.t. kwalificatie en verbetering

9 cassatie o.g.v. middelen en NO-verklaring ovj

9 cassatie t.a.v. kwalificatie en/of m.b.t. wetsartikelen waarop strafoplegging berust, en afdoening 9 vernietigng n.a.v. middel t.a.v. aanhaling wetsart. en verbetering in zoverre

9 cassatie n.a.v. middel wat betreft beslissing t.a.v. BP ‘en; verbetering dictum in zoverre 9 cassatie o.g.v. middel; vv beslag i.p.v. o.a.v.

9 AG signaleert primair ambtshalve grond voor cassatie en concludeert tot vern., mede omdat middel ook terecht is voorgesteld; stelt afdoening HR voor via NO-verklaring ovj nu inleidende dagvaarding ontbreekt

10 verwerping cassatieberoep; verbeterde lezing veroordeling m.d.v. dat kennelijke misslag w. hersteld

Codes var.12

trefwoordenlijst

1 middel faalt en lijkt toepassing van art. 101a RO over zich af te willen roepen 2 verwerping middelen via art. 101a RO, vernietiging en verbetering m.b.t. kwalificatie

5 verwerping middel via 101a RO; aanleiding voor ambtshalve cassatie t.a.v. beslissing inzake BP

Codes var.13

trefwoordenlijst

3 HR verwerpt via 101a RO en gaat niet in op conclusie m.b.t. ambtshalve beschouwing over kwalificatie v. bewezen verklaarde handelingen als sex. binnendringen (mede in licht v. HR NJ 1994, 379, nt. ’t H. en HR NJ 1998, 781, nt.

JdH)

3 HR verwerpt via 101a RO en gaat niet in op conclusie m.b.t. beschouwing over aanleiding voor ambtshalve cassatie t.a.v. beslissing inzake BP en advies tot terugwijzing in zoverre

3 verbeterde lezing arrest, bewezen verklaring n.a.v. middel, HR verwerpt overigens (deels via 101a RO) 3 verbeterde lezing p.v. ttz n.a.v. middel; verwerping

3 verbeterde lezing kwalificatie; verwerping

3 HR constateert schending RT in cassatie; omdat mate v. schending zou behoren te leiden tot vermindering straf met minder dan ½ week ziet HR geen grond om aan dat oordeel enig rechtsgevolg te verbinden; volstaat met dat oordeel 3 HR constateert schending RT in cassatie; omdat belang samenleving bij beveiliging hier de overhand moet hebben

en TBS met dwangverpleging z. naar zijn aard niet leent voor vermindering, moet in dit uitz. geval w. volstaan met enkele vaststelling dat RT is overschreden

5

AG gaat ten onrechte uit van ontbreken middelen, en concludeert tot deze beslissing ambtshalve; HR acht het

voorgelegde middel terecht voorgesteld

(7)

Kans op cassatie in strafzaken XXXVII

var.13

3 HR constateert schending RT in cassatie; gelet op opgelegde straf (4 weken ov) en mate van overschrijding RT (bijna 11 md tussen instellen cassatieberoep en binnenkomst stukken bij griffie HR) is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig rechtsgevolg te verbinden; volstaat met dat oordeel

5 middel blijft onbesproken; ambtshalve cassatie en verwijzing i.v.m. nietigheid onderzoek ttz i.v.m. verzuim blijk te hebben gegeven te h. onderzocht of er reden was ottz te schorsen om verz. in geleg. te stellen alsnog bij onderzoek aanwezig te zijn

5 ambtshalve vernietiging t.a.v. strafoplegging en verwijzing

6 (gedeeltelijke) ambtshalve cassatie met afdoening, en niet-ontvankelijk verklaring m.b.t. één van meer voorgelegde cassatiemiddelen

6 middelen behoeven geen bespreking, ambtshalve cassatie en nietigverklaring inleidende dagvaarding

6 HR casseert, na verwerping middel via art. 101a RO, ambtshalve i.v.m. strafoplegging en repareert (vgl. vermeldt alsnog art. 416 (oud Sr) als wett. voorschrift waarop strafoplegging mede is gegrond; verstaat strafoplegging op nader aangeduide wijze)

6 HR casseert, na verwerping middel via art. 101a RO, ambtshalve en vermindert straf i.v.m. tijdsverloop (meer dan 2 jr na instellen cassatieberoep)

6 verwerping middel via 101a RO en ambtshalve cassatie met afdoening via beslissing over in beslag genomen goed 6 verwerping middelen via 101a RO, ambtshalve cassatie en bevel tot in mindering brengen van tijd in

uitleveringsdetentie

6

doorgebracht op de opgelegde gevangenisstraf

6 verwerping middelen via 101a RO en ambtshalve cassatie m.b.t. kwalificatie; HR verbetert 6 verwerping middelen, ambtshalve cassatie en herstel verzuim om art. 339 Sr. aan te halen

6 verwerping middelen via art. 101a RO en ambtshalve cassatie m.b.t. opleggen schadevergoedingsmaatregel 6 verwerping middel via art. 101a RO, en ambtshalve cassatie i.v.m. strafoplegging: strafvermindering i.v.m.

overschr. red. termijn in cassatiefase, 10 md. wordt 9 md. en 2 wk

6 ambtshalve cassatie i.v.m. strafoplegging: strafvermindering i.v.m. overschr. red. termijn in cassatiefase (n.a.v.

middel verbeterde lezing bewezen verklaring)

6 ambtshalve vernietiging v.z.v. art. 57 Sr niet is aangehaald, en afdoening na verbeterde lezing bewezen verklaring n.a.v. middel

6 ambtshalve vernietiging en verbetering kwalificatie

7 cassatie t.a.v. kwalificatie en terugwijzing voor berechting t.a.v. strafoplegging (HR kan niet zelf afdoen nu hof niet heeft vastgesteld dat bewezen verkl. feiten uitvloeisel vormen van één ongeoorloofd wilsbesluit)

7 cassatie n.a.v. middel en ambtshalve; terugwijzing m.b.t. kwalif. en strafopl.

7 cassatie ambtshalve en n.a.v. middel(en) en; terugwijzing

7 cassatie ambtshalve en n.a.v. middel(en) en; terugwijzing; COM anders

7 HR

7

casseert o.g.v. middel t.a.v. strafoplegging en overweegt ambtshalve termijnoverschrijding, te verdisconteren in na – verwijzing (i.c. terugwijzing) – op te leggen straf

7 cassatie n.a.v. middel i.v.m. nietigheid onderzoek ttz en terugwijzing

7 cassatie n.a.v. middel t.a.v. beslissing op vord. BP; terugwijzing om op vord. BP te beslissen 7 cassatie o.g.v. middel t.a.v. deel bewezen verklaring en strafoplegging; terugwijzing 7 cassatie o.g.v. middel en terugwijzing

7 cassatie o.g.v. middel; om ambtsh. redenen (schending RT in cass. en vord. van een BP) volgt terugwijzing (AG:

afdoening via strafvermindering)

8 cassatie en verwijzing n.a.v. middel verzoeker en mede n.a.v. middel ingediend namens BP'en -nl. hof gaf geen beslissing op vord. BP én-

8 cassatie m.b.t. strafoplegging en toepassing maatregel en verwijzing, n.a.v. gegrond middel verzoeker en ambtshalve aangetroffen cassatiegrond (toegepaste hoofdstraf boven toegelaten wett. maximum) 8 cassatie n.a.v. middel, wat betreft besliss. t.a.v. een telastegelegd feit en strafoplegging; verwijzing

8 cassatie t.a.v. strafoplegging en verwijzing, n.a.v. in dit geval niet tot cassatie m.b.t. bewezen verklaring leidend middel (bewezen verklaring bevat voldoende overige onderdelen die s.f. opleveren)

6

In strijd met art. 27, eerste lid Sr.

7

HR spreekt evenals AG van “verwijzing”, terwijl sprake is van terugwijzen naar het hof van herkomst.

(8)

XXXVIII

var.13

8 cassatie n.a.v. deels gegrond middel, v.z.v. beslissingen m.b.t. één telastegelegd feit en de strafoplegging;

verwijzing naar ander hof

8 cassatie n.a.v. middel en ambtshalve; deels afdoening via nietig verkl. inl. dagv t.a.v. een feit; verwijzing volgt 8 cassatie n.a.v. middel en ambtshalve; verwijzing volgt

8 cassatie o.g.v. middel; volgt verwijzing (COM anders, c.q. andere reden

8

) 8 cassatie o.g.v. middel(en); volgt verwijzing

8 cassatie o.g.v. div. middelen; verbetering kwalificatie; verwijzing

8 cassatie o.g.v. div. middelen; aanhaling juist wetsart. bij kwalificatie; verwijzing 8 cassatie o.g.v. middel; volgt verwijzing met inachtn. schending RT in cassatie 8 cassatie o.g.v. middel met verwijzing naar COM voor redenen; volgt verwijzing 8 cassatie n.a.v. middel en ambtshalve; volgt verwijzing

9 cassatie n.a.v. middel en ambtshalve, verklaart appeldagvaarding c.q. oproeping nietig

9 cassatie n.a.v. middel en ambtshalve, verklaart inl. dagvaarding nietig wegens innerlijke tegenstrijdigheid 9 cassatie n.a.v. middel en ambtshalve, omdat stukken uit 1

e

aanleg ontbreken zodat niet kan w. nagegaan of tijdig

appel is ingesteld tegen vs in 1

e

aanleg: het moet ervoor w. gehouden dat dit tijdig is geschied (NB in appel is req.

NO verklaard); HR verklaart inl. dagv. – die vlgs AG ontbreekt – nietig 9 cassatie o.g.v. middel en nietigverklaring van dagv. in hoger beroep 9 cassatie o.g.v. middel en nietigverklaring van inleidende dagv. i.v.m. betek.

9 cassatie n.a.v. middel; verbetering kwalificatie

9 cassatie n.a.v. middel, en afdoening via vermindering opgelegde straf en verbetering kwalificatie

9 cassatie n.a.v. middel, en afdoening via vermindering opgelegde straf (vervallen geldboete naast ov.vrijheidsstraf) 9 cassatie n.a.v. middel, wat betreft de strafoplegging; afdoening door HR middels strafvermindering (25 % minder

onvoorw. deel van opgelegde gevangenisstraf)

9 cassatie n.a.v. middel, wat betreft de strafoplegging; afdoening door HR middels strafvermindering (8 % minder vrijheidsstraf)

9 cassatie n.a.v. middel, wat betreft de strafoplegging (en ambtshalve); afdoening door HR middels strafvermindering (4-10 % minder (onvoorw. deel van) opgelegde gevangenisstraf c.q geldboete of uren dienstverlening)

9 cassatie n.a.v. middel en ambtshalve wat betreft strafoplegging i.v.m. schending RT in cassatie; afdoening door HR middels strafvermindering (8 % minder ov. vrijheidsstraf)

9 cassatie n.a.v. middel, wat betreft de strafoplegging (en ambtshalve); afdoening door HR middels strafvermindering (meer dan 10 % minder (onvoorw. deel van) opgelegde gevangenisstraf c.q geldboete of uren dienstverlening) 9 cassatie n.a.v. middel, wat betreft de strafoplegging; afdoening door HR middels strafvermindering (4-10 % minder

(onvoorw. deel van) opgelegde gevangenisstraf) en ambtshalve aanvulling wett. voorschriften waarop strafopl. mede berust en/of verbetering dan wel verbeterde lezing kwalificatie

9 cassatie n.a.v. middel, wat betreft de strafoplegging; afdoening door HR middels strafvermindering (8 % minder (onvoorw. deel van) opgelegde gevangenisstraf) en beslissingen t.a.v. BP’ en anders dan in h.b.

9

9 cassatie n.a.v. middel, wat betreft de strafoplegging; afdoening door HR middels strafvermindering (meer dan 10 % minder (onvoorw. deel van) opgelegde gevangenisstraf) en ambtshalve verbetering kwalificatie

9 cassatie n.a.v. middel, wat betreft de strafoplegging; afdoening door HR middels strafvermindering (6 md ov. in plaats van 21 md. gevangenisstraf waarvan 6 vw.)

9 cassatie n.a.v. middel, wat betreft de strafoplegging; afdoening door HR middels strafvermindering (minder dan 4 % minder (onvoorw. deel van) opgelegde gevangenisstraf c.q geldboete of uren dienstverlening)

9 cassatie n.a.v. middel, wat betreft de strafoplegging; afdoening door HR middels strafvermindering (8-17 % minder OBM)

9 cassatie n.a.v. middel, wat betreft de strafoplegging; afdoening door HR middels strafvermindering (geldboete 25.000 vervalt, naast opgelegde gevangenisstraf van 7 jaar en 6 md)

8

Noot JCMC: omvat niet de gevallen waarin COM naast de grond waarop cassatie volgt ook andere redenen noemt voor cassatie, op grond van middelen.; dergelijke gronden blijven dikwijls onbesproken door de HR.

9

Noot JCMC: AG concludeerde tot verwijzing; HR constateerde n.a.v. 2

e

middel nog enkele mankementen in

beoordeling vorderingen BP en ziet hierin ambtshalve grond voor vernietiging.

(9)

Kans op cassatie in strafzaken XXXIX

var.13

9 cassatie n.a.v. middel, en afdoening via vermindering opgelegde straf (min 10 %) en aanvulling wetsartt.

9 cassatie n.a.v. middel, en afdoening via vermindering opgelegde straf (minder dan 4 %) en ambtshalve verbetering kwalificatie

9 cassatie t.a.v. kwalificatie en/of m.b.t. wetsartikelen waarop strafoplegging berust, en afdoening 9 cassatie, verbeterde lezing bewezen verklaring en verbetering kwalificatie

9 cassatie t.a.v. kwalificatie m.b.t. een feit; ovar terzake

9 cassatie n.a.v. deels gegrond middel, wat betreft beslissing t.a.v. vordering BP; afdoening 9 cassatie na.v. middel en ambtshalve; vv beslag i.p.v. o.a.v.

9 cassatie n.a.v. gegrond middel t.a.v. straf en aanhaling wetsartt.; volgt afdoening 9 cassatie en nietigverklaring van dagv. in hoger beroep

9 cassatie o.g.v. middelen en NO-verklaring ovj

9 vernietigng n.a.v. middel t.a.v. aanhaling wetsart. en verbetering in zoverre

9 cassatie n.a.v. middel wat betreft beslissing t.a.v. BP ‘en; verbetering dictum in zoverre

9 met verwerping overige middelen via 101a RO, cassatie n.a.v. middel en strafvermindering i.v.m. schending red.

termijn in cass.; verbeterde lezing bewezen verklaring en verbetering aanhaling wetsartt.

10 verwerping middelen via 101a RO, geen cassatie en ambtshalve bevel tot in mindering brengen van tijd in verzekering en VH

10

doorgebracht op de opgelegde gevangenisstraf

10 HR gaat ambtshalve in op ontvankelijkheidsvraag in cassatie, nl. op instellen cassatieberoep door anonieme verd.,

“gaat om” (vgl. HR NJ 1993, 352)

11

; acht i.c. echter verz. ontvankelijk en verwerpt middelen via 101a RO. HR overweegt dat uit artt. 449-452 moet w. afgeleid dat een verd. te wiens laste een recht. besl. is gewezen waarin hij op andere wijze dan bij name is aangeduid, geen rechtsmiddel tegen een einduitspraak kan aanwenden anders dan onder bekendmaking v. zijn persoonsgegevens; nu verz. i.c. niet bekend kan zijn met deze gewijzigde opvatting is verz. ontvankelijk in cassatie

10 verwerping middelen via 101a RO, verbeterde lezing veroordeling m.d.v. dat kennelijke misslag w. hersteld

Codes var.14a

trefwoordenlijst

5 middelen via 101a RO verworpen en bevel HR m.b.t. strafoplegging (op de voet van art. 27 lid 1 Sr.) 5 HR verwerpt middel onder verwijzing naar gronden genoemd in COM

5 middelen via art. 101a RO verworpen, vernietiging en verbetering m.b.t. kwalificatie

5 HR gaat ambtshalve in op ontvankelijkheidsvraag in cassatie, nl. op instellen cassatieberoep door anonieme verd.,

“gaat om” (vgl. HR NJ 1993, 352)

12

; acht i.c. echter verz. ontvankelijk en verwerpt middelen via 101a RO.

Codes var.14b

trefwoordenlijst

1 HR verwerpt eerst via art. 101a RO middel 1, 2, 4 en 5 en bespreekt (en verwerpt) dan middel 3 via uitgebreide motivering

1 HR verwerpt eerst via art. 101a RO middel 1, bespreekt dan middel 3 en laat resterende 5 middelen onbesproken 1 HR verwerpt eerst via 101a RO middel 2, casseert vervolgens mede n.a.v. middel 1 en ambtshalve en verklaart zelf

appeldagvaarding nietig

1 HR verwerpt eerst 5

e

middel en vervolgens de overige 15 middelen via 101a RO 1 HR bespreekt eerst middel 2 en vervolgens de overige middelen (integrale verwerping)

1 HR bespreekt eerst middel 5 (terecht voorgesteld; geen cassatie) en verwerpt overige middelen via 101a RO 1 HR bespreekt eerst middel 2, leest n.a.v. middel bewezen verklaring verbeterd en verwerpt cassatieberoep (deels via

101a RO)

1 HR bespreekt eerst middel 1 en 3; vervolgens deels verwerp. via 101a RO en laat overige middelen onbesproken

10

In strijd met art. 27, eerste lid Sr.

11

COM gaat op deze ontvankelijkheidsvraag niet ambtshalve in; wel uitvoerige beschouwing over middelen die de HR via art. 101a-formule afhandelt.

12

COM gaat op deze ontvankelijkheidsvraag niet ambtshalve in; wel uitvoerige beschouwing over middelen die

de HR via art. 101a-formule afhandelt.

(10)

XL

dan middel 1, casseert op grond van middel 2 en laat middel 3 daarom onbesproken

1 HR bespreekt eerst middel 2 en acht (impliciet) dit middel gegrond; ander middel blijft c.q. overige middelen blijven onbesproken

1 HR verwerpt eerst 2

e

middel via 101a RO en bespreekt (en verwerpt) dan middel 1 via uitgebreide motivering

Codes var.20

trefwoordenlijst

1 middel is geen cassatiemiddel in de zin der wet

1 brief verd. bevat geen klachten van de soort die de HR kan onderzoeken (nl. feitelijke mededelingen omtrent positie verz. in algemene zin)

1 middel niet duidelijk geformuleerd; berust op onjuist begrip van grondslagleer

1 klacht richt zich zonder toelichting tegen bewezen verklaring; het moet ervoor worden gehouden dat middel daarop geen betrekking heeft

1 klacht uit middel mist nadere motivering, op welk(e) punt(en) de …wet volgens de steller te ruim en daarmee strijdig met EEG-Richtlijnen is uitgelegd; AG acht z. ontslagen van verplichting op deze klacht in te gaan

13

5 (twee) middelen gericht tegen onderdeel van door hof vernietigde beslissing PR 6 middel heeft (voor een deel) geen feitelijke grondslag

6 middel berust (deels) op onjuiste lezing van bestreden uitspraak 6 klachten betreffen feiten die niet zijn telaste gelegd

6 middel berust deels op verkeerde lezing, deels op verkeerde weergave van bevindingen psychiater, zoals door hof weergegeven

6 v.z.v. aan het middel een bepaalde opvatting ten grondslag ligt (…) over het oordeel van het hof mist het feitelijke grondslag; dat oordeel van het hof is niet onbegrijpelijk

6 een aantal middelen heeft geen feitelijke grondslag, want zijn gericht tegen een pas later gecompleteerd afschrift van de bestreden uitspraak; advocaat handhaafde middelen na deze completering

6 klacht berust op verkeerde lezing van overweging c.q. arrest hof

6 middel 1 mist feitelijke grondslag v.z.v. het klaagt over gebruik voor het bewijs van verklaring, die in feite niet is gebruikt

6 middel doet beroep op verweer in 1

e

aanleg terwijl aan stukken van geding in h.b. niet valt te ontlenen dat verweer is gevoerd

6 middel faalt reeds bij gebrek aan feit. grondslag nu niet blijkt dat door of namens verz. een verzoek aan hof zoals in middel gesteld is gedaan

6 middel verwijst naar iets dat ttz gebleken zou zijn, dat door hof niet is vastgesteld en waar ttz ook geen beroep op is gedaan: mist feitelijke grondslag

6 deels mist middel feit. grondslag, v.z.v. beroep wordt gedaan op feiten en omst. waarvan uit p.v. ttz niet blijkt dat ze ttz zijn aangevoerd

6 onderdeel middel is vergeefs voorgesteld nu dergelijk verweer niet volgt uit hetgeen ter zitting door verz. naar voren is gebracht

6 middel mist feit. grondslag nu hof de –uit betoog raadsman geïsoleerde – zinsnede niet als avas-verweer hoefde op te vatten; strekking verweer betrof NO OM en dat is

14

beslissend voor de ondergrens bij interpretatie v. verweer v.

verd.

6 middel mist feitelijke grondslag v.z.v. het klaagt dat uit stukken v. geding valt af te leiden dat ook anderen dan verz.

hebben geschoten, nu hof noch blijkens gebezigde bewijsmiddelen noch blijkens arrest overigens e.e.a. heeft vastgesteld

6 in cassatie kan niet voor het eerst verweer w. gevoerd dat mede berust op omst. v. feitelijke aard, waarop niet eerder een beroep is gedaan en waarover door de rechter ook niets is vastgesteld: middel mist volgens AG feitelijke grondslag

6 uit niets blijkt dat hof straf in uitk.fraudezaak zou hebben laten afhangen van soort uitkering dat verzoeker kreeg;

uit vervolgingsrichtlijn OM blijkt niet van onderscheid maken, waar middel op doelt

6 de suggestie in het middel dat verd. tot afstand van rechtsbijstand ttz is bewogen op basis van onjuiste of onvolledige informatie mist feitelijke grondslag

13

AG haalt HR mei 2000, 01069/99 en HR maart 2001, 00207/00 E aan.

14

AG verwijst naar Krabbe in Knigge, Leerstukken strafprocesrecht, 4

e

druk, 1998.

(11)

Kans op cassatie in strafzaken XLI

var.20

6 anders dan middel stelt heeft hof wel degelijk overwogen dat redelijke termijn i.c. is overschreden; reeds op deze grond faalt derhalve de klacht

6 terwijl middel stelt dat niet bepaaldelijk en gemotiveerd beslist is op verweer, leest AG in expliciete overweging van hof dat men geen noodweersituatie aanwezig achtte

6 anders dan gesteld in middel, heeft hof wel degelijk beslist op verweer

6 ook al was hof i.c. formeel beschouwd niet eens gehouden tot reactie op aanhoudingsverzoek (niet ttz naar voren gebracht; vgl. HR NJ 1999, 60) is vanwege hof wél gereageerd, zodat middel in zoverre feitelijke grondslag mist 6 AG leest n.a.v. middel het p.v. ttz bij bestreden arrest verbeterd, concludeert vervolgens dat door deze lezing aan

het middel feitelijke grondslag komt te ontvallen

6 de aan het middel ten grondslag liggende opvatting dat sprake is van schrijffout in arrest hof, houdt AG voor juist;

middel mist feit. grondslag zodat aan veronderstelling v. middel dat bewezen verkl. steunt op kennelijk niet bestaande verklaring kan w. voorbijgegaan

6 AG leest n.a.v. middel het bestreden arrest verbeterd, concludeert vervolgens dat middel feitelijke grondslag mist v.z.v. het klaagt over betreffende punt

6 middel mist feitelijke grondslag nu, anders dan steller middel opmerkt, zich wél een akte van uitreiking van de dagvaarding in persoon in het strafdossier bevindt

6 AG haalt andersluidende verklaring (van verzoeker zelf) aan dan passage in middel toegelicht 4 middel klaagt over gebreken in onderzoek ttz dat niet (mede) tot bestreden uitspraak heeft geleid

7 middel richtte z. tegen een beslissing op verzoek opheffing VH terwijl er geen reden was de bestreden uitspraak zelf te vernietigen; aldus had verzoeker bij dit middel geen redelijk belang

7 middel mist belang

7 verzoeker mist belang bij klacht, nu hij ook zelf heeft verklaard een confrontatie met het slachtoffer te hebben gehad 7 gebrek aan belang, nu hof betr. verklaring v. niet opgeroepen getuige niet tot bewijs heeft gebezigd

7 verzoeker heeft, gezien veroordeling (i.v.m. verbod X, JCMC), geen belang bij klacht (over onverbindendheid van regeling Y. JCMC)

7 i.c. is geen verzoek om contra-expertise gedaan (verweer in middel (betreft contra-monsters i.v.m. tegenonderzoek) 7 raadsman heeft geen belang bij middel (2), nu middel klaagt over beletten door het hof dat aan vraag aan getuige

gevolg werd gegeven (art. 293 Sv (288 oud)), terwijl raadsman uit eigen beweging heeft afgezien van verdere vragen

15

7 AG merkt op, dat hij, nu omtrent enig belang bij gegrondbevinding van de cassatieklacht niets naar voren is gebracht, zou willen aannemen dat dit ontbreekt

16

8 nu verweer is gericht tegen overweging ten overvloede, behoeven klachten geen bespreking (wat er ook zij van de overwegingen van het hof)

8 middel richt z. deels tegen vaststelling die ’s hofs oordeel niet draagt

12 AG kan met de beste wil van de wereld niet inzien waarover steller van middel precies beoogt te klagen; kan geen rechts- of moiveringsklacht onderscheiden maar bespreekt middel uitsluitend op grond van zeer welwillende lezing 12 middel miskent (deels) dat omdat in cassatie geen beroep kan worden gedaan op feiten en omstandigheden welke

niet vaststaan en waarvan niet blijkt dat daarop in feitelijke aanleg een beroep is gedaan 12 vraag in middel leent zich niet voor onderzoek in cassatie; is niet ttz hof opgeworpen

12 een algemene verwijzing naar pleitnota in 1

e

aanleg kan niet gelden als uitdr. herhaling van de in die pleitnota gevoerde verweren (NJ 1999, 59 en 60; NJ 1999, 369)

12 in middel aangehaalde regelgeving m.b.t. monsterneming slaat niet op de voorliggende casus 12 deel van klachten in middel berust op foute lezing van een verklaring

12 middel doet beroep op stukken waaruit bep. stellingen w. afgeleid, die i.c. niet aan de orde kunnen komen omdat het hof van die stukken geen kennis heeft kunnen nemen

15

AG haalt hier HR DD 98.349 aan (inperking ruimte voor zittingsrechter om te beletten dat aan vragen aan getuigen gevolg wordt gegeven).

16

AG Van Dorst in COM bij rolnr. 108.988: “(…) In het strafgeding behoort het, ook in cassatie, te gaan om de waarborging van reële belangen die door beginselen, verdragsvoorschriften en/of wetsbepalingen w. beschermd;.

Vernietiging enkel om reden dat een rechtsregel niet is nageleefd terwijl niet blijkt en in elk geval niet w.

aangevoerd dat de verd. daardoor is benadeeld, dient in mijn ogen geen nuttig doel en zou daarom achterwege

moeten blijven(…)”.

(12)

XLII

var.20

12 middel bevat slechts stelling bij bepaalde overweging van hof, dat oordeel onjuist is c.q. dat verweer gehonoreerd had moeten worden

12 middel is een herhaling van zetten (uit andere “grieven”) in iets andere bewoordingen

12 hof heeft –anders dan in middel gesteld – niet tot zwaardere straf besloten dan door AG gevorderd

12 OM NO verklaren bij verstekbehandeling door hof i.v.m. schending redelijke termijn na verstekarrest, ziet AG niet zitten: wel erg vooruitziende blijk van hof, toegekend in middel

12 bestreden uitspraak was niet gewezen n.a.v. het onderzoek t.t.z. op een zittingsdag waar volgens het middel een gebrek aan kleefde

12 middel vermeldt feiten i.v.m. betekeningsperikelen niet juist

12 middel doet beroep op feiten en omstandigheden die in cassatie niet vast staan c.q. waaromtrent feitenrechter niets heeft vastgesteld en/of waaromtrent ter zitting niets is aangevoerd

12 in cassatie kan geen acht geslagen worden op feiten en omst. die in feitelijke aanleg door de strafrechter – niet b.v.

door de bestuursrechter,zoals i.c. – niet zijn vastgesteld of tenminste aangevoerd; uit hetgeen door verdediging aan hof is kenbaar gemaakt – i.v.m. verweer inzake NO OM – kan niet volgen dat de bestuursrechter zich in bedoelde zin (nl. dat coffeshop i.c. rechtmatig was gevestigd) heeft uitgesproken

12 middel c.q. klacht (schending redelijke termijn in feitelijke aanleg en/of schending redelijke termijn in voorbereidend onderzoek) dat/die niet voor het eerst in cassatie aan de orde kan komen

12 middel gericht tegen verwerping verweer zonder dat helder is in welk belang verzoeker zou zijn geschaad 12 verweer in f. aanleg niet gevoerd; bezwaar geldt temeer nu verz. in appel werd bijgestaan door rechtsgeleerd

raadsman

12 middel klaagt over niet beslissen op verzoek (verzoek om nieuwe rapportage c.q. benoeming tegendeskundige na PBC-rapport) dat niet ttz is gedaan

17

12 verweer uit middel – dat onderzoek van feitelijke aard vergt – kan niet voor het eerst in cassatie worden gevoerd;

vgl. DD 98.132, ro 7.4.

12 middel (deels) tardief voorgesteld

12 middel bevat deels nieuwe verweren (..) die niet voor het eerst in cassatie kunnen worden gevoerd

12 niet blijkt dat in hoger beroep een verweer van de strekking zoals vermeld in middel is gevoerd, althans hoefde niet zo w. opgevat

12 klacht faalt reeds omdat rechter slechts dan op verweer als onderhavige hoeft te antwoorden indien het ttz is gevoerd, terwijl i.c. niet blijkt dat een beroep aldus is gedaan

12 verweer zoals vermeld in middel is nergens in feitelijke aanleg gevoerd (AG bespreekt niettemin waarom verweer niet opgaat)

12 middel – betr. gebruik voor bewijs van later per brief weersproken verklaring van getuige – miskent dat ttz niet is verzocht betr. getuige te horen

12 geen redengevende feiten ttz aangevoerd voor rechtsgevolg (NO) dat verzoeker in het middel bepleit

12 middel ziet er aan voorbij dat in cassatie niet kan worden beoordeeld of het bewijsmateriaal overtuigend is; vraag of bewezen verklaring uit betr. bewijsmiddelen kan w. afgeleid kan zonder ernstig voorbehoud bevestigend w.

beantwoord, betreffende overweging van hof is niet onbegrijpelijk en kan overigens niet op juistheid w. beoordeeld;

v.z.v. middel betoogt dat hof – nu rechtbank van deze feiten had vrijgesproken – zijn oordeel nader moest motiveren stelt het een eis die niet op het strafprocesrecht berust

12 klacht – dat art. 152 Sv. niet zou zijn nageleefd – kan niet voor het eerst in cassatie naar voren w. gebracht nu daarvoor een feitelijk onderzoek noodzakelijk is

12 klacht kan niet in cassatie w. onderzocht

12 terzake is geen verweer gevoerd of iets vastgesteld

12 middel miskent dat een beroep, nu het niet om een zuivere rechtsvraag gaat, niet voor het eerst in cassatie kan w.

gedaan (AG voegt 2 opm. toe ten overvloede, waarom bezwaar uit middel niet opgaat 12 klacht over niet beantwoord verweer faalt al omdat niet blijkt dat dit verweer is gevoerd

12 in middel is op geen enkele wijze geconcretiseerd in welk opzicht verzoeker in zijn verdediging zou zijn geschaad 12 dergelijk verweer is niet gevoerd althans het hof hoefde verzoekers verklaring niet als zodanig verweer op te vatten

17

AG Van Dorst memoreert uitgebreide jurisprudentie over het niet kwalificeren als verzoek van de volgende

opties: zinspelen op aanvullend verzoek, opmerking maken over of bepleiten van de mogelijkheid van contra-

expertise.

(13)

Kans op cassatie in strafzaken XLIII

var.20

12 steller middel gaat uit van onjuiste voorstelling van wat is telastegelegd: d.w.z. gaat ten onrechte uit van pseudo- bewijsverweer waarop hof diende te responderen; in tll is niet de term opgenomen van het verweer – nl.

medewerking verlenen, bij blaastest – zodat geen sprake is van pseudo-bewijsverweer in die zin en ook niet van responsieplicht

12 v.z.v. middel z. beroept op het feit dat rechtbank medeverd. heeft vrijgesproken, miskent het dat (appel)rechter niet gehouden is z. te conformeren aan oordeel van andere rechter in strafzaak tegen medeverdachte

12 middel miskent dat in geval als het onderhavige de juistheid van de beslissing niet getoetst kan worden

12 klacht over ontbreken van stukken in strafdossier kan niet voor het eerst in kader van cassatieberoep naar voren w.

gebracht; i.c. heeft HR te oordelen of hof op destijds ter besch. staand dossier beslist heeft cfm de eisen; AG noemt optie van herziening (art. 457, 1-2 Sv.)

12 middel (van advocaat v. individuele verzoeker) is deels gericht tegen vrijspraak

Codes var.21

trefwoordenlijst

0 (onderdeel van) middel onbesproken

0 klacht onbesproken; nu toelichting ontbreekt moet het ervoor worden gehouden dat middel geen betrekking heeft op deze klacht

1 middel c.q. deel van klachten uit middel is ondeugdelijk

1 middel is deels ondeugdelijk, voor zover gericht tegen afwijzing wrakingsverzoek; hiertegen staat ingevolge art.

515,5 Sv geen cassatieberoep open

1 redenering en middel ondeugdelijk: middel gaat uit van vergelijking tussen strafoplegging bij behandeling door

“verwijzingsrechter”

18

na verwijzing door HR en strafoplegging bij behandeling in hoger beroep; na verwijzing zou juist geen geheel nieuwe behandeling van de zaak hebben plaatsgevonden, zodat strafverzwaring –t.o.v. straf 1

e

rechter-verbazing kan wekken

3 termijnoverschrijding met aanvulling verkort arrest (art. 365a lid 3 Sv.) hoeft niet tot nietige uitspraak te leiden

19

3 AG spreekt – in 110.369 en 110.155 m.n. uitvoerig toegelicht – tegen dat sprake zou zijn van overschrijding

redelijke termijn

3 nu hof verz. al voor tijdsverloop in feitelijke aanleg heeft gecompenseerd via strafvermindering, rechtvaardigt de enkele omst. van schending in feit.aanleg in combinatie met schending in cassatiefase niet dat dit tot NO OM zou m.

leiden

3 AG legt uit dat ook het in het middel bedoelde onderdeel van de bewezen verklaring uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid

3 middel faalt; AG legt uit – n.a.v. middel dat klaagt over ontoelaatbare conclusie of gissing in voor bewijs gebruikte getuige verklaring – dat het erom gaat of de “interne waarneming” juist is; de redenen v. wetenschap hoeven niet in verkl. vermeld te w.

20

; verder komt aan bewijsmiddelen waarin bep. modus operandi v.e. verd. w. blootgegeven – ook voor de strafbaarheid v.h. feit bepalende – mede bewijskracht toe in een concrete zaak

21

3 AG spreekt middel tegen: omst. dat degene tegen wie vervolg. is gericht geen dader kan zijn geweest (als vennoot van een ten tijde v. delict nog niet bestaande vof) leidt niet tot NO maar tot vrijspraak

3 middel faalt, want appeldagvaarding is cfm. Art. 588 lid 3 onder c Sv. betekend

3 middel faalt, nu straf niet zwaarder is dan gevorderd; voor beoordeling is de in art. 9 Sr. gegeven volgorde de eerste leidraad (Corstens, pg. 690)

3 impliciet negatief oordeel: middel vergeefs voorgesteld 3 stelling in middel mist iedere relevantie

3 impliciet negatief oordeel: het mogelijk aan OM te maken verwijt – actie om bij verstek gewezen arrest te betekenen – zinkt in het niet bij verzaking van normale burgerplicht om stukken bij het postkantoor op te halen

3 middel vergeefs voorgesteld

22

; AG ziet geen reden om in dit geval van vaste jurisprudentie

23

af te wijken aangezien middel niet inhoudt dat en waarom verz. door de gevolgde gang van zaken in enig rechtens te respecteren belang is geschaad

18

Begrip ingelast door JCMC.

19

Vgl. HR DD 98.216

20

Verwijzing naar HR NJ 1937, 163 en COM Remmelink bij NJ 1971, 192.

21

Verwijzing naar : niet gepublic. HR 22 sept. 1992, nr. 91.868; COM Mach. Voor NJ 1998, 423 en COM Meijers voor NJ 1995, 537 m.nt.C.; COM Wortel voor NJ 2000, 194 en NJ 1970, 314.

22

AG memoreert dat dezelfde raadsman in andere zaak een middel met soortgelijke strekking heeft voorgesteld dat via art. 101a RO is afgedaan bij arrest van 2 maanden eerder dan de onderhavige zaak.

23

HR 18 oktober 1994, DD 95.098.

(14)

XLIV

var.21

3 onvolledigheid van ’s hofs overwegingen n.a.v. gevoerd verweer – str. tot NO i.v.m. schending red. termijn – vormt geen reden tot cassatie aangezien rechtsgeleerd raadsman kan uitleggen a. cliënt dat o.g.v. vaste jur. V. HR de door hof gegeven motivering slechts op één procesfase (nl. v.d. 1

e

instantie) kan slaan; middel faalt

3 middel faalt; het ontbreken van een specifieke regeling

24

staat er niet aan in de weg dat z. een overtr. ex art. 13 Wet Bodembescherming kan voordoen, indien vast staat dat het (…) plaatsen van paardenmest op de bodem tot verontreiniging of aantasting van de bodem kan leiden

3 AG bespreekt waarom de steller van het middel geen gelijk heeft en verbindt er geen expliciet oordeel over het middel aan

3 Art. 54 APV A’dam is niet in strijd met art. 1 Sr. of 7 EVRM, nu norm (…) is geconcretiseerd en voorts norm betreft die “(…) inevitably couched (is) in terms which … are vague and whose interpretation and application are questions of practice”(…)

25

3 in middel is niet helder waar hier recht op “private life” in geding is; AG meent dat alleen art. 2 Vierde Protocol bij EVRM in geding is (recht z. vrij binnen territorium verdragsstaat te bewegen) terwijl beperking die is aangebracht via APV-bepaling valt binnen de uitz. Van art. 2.3 Vierde Protocol

26

4 verweer genoemd in middel is terecht verworpen, wat er zij van de gronden waarop hof verwerping heeft doen steunen

4 middel kan niet slagen

27

omdat stuk (betr. vraag of dagv. in opdracht of i.o.m. ovj is uitgebracht), dat volgens middel niet ttz zou zijn voorgehouden (art. 297 lid 5 Sv) niet behoort tot de stukken waarop ten bezware van verd.

geen acht mag w. geslagen dan v.z.v. ze zijn voorgehouden; onder deze stukken zijn te begrijpen stukken welke van invloed kunnen zijn op bewijs van telastegelegde, strafbaarheid van bewezene en van verd. of oplegging

straf/maatregel 5 middel niet aannemelijk

7 middel kan reeds niet tot cassatie leiden omdat het miskent dat een dergelijk beroep – nu het geen zuivere rechtsvraag is – niet voor het eerst in cassatie kan worden gedaan; voorts: middel is gebaseerd op onjuiste lezing van het telastegelegde

7 (deel) middel kan reeds niet tot cassatie leiden omdat niet blijkt dat hierop in feit. aanleg een beroep is gedaan 7 aan middel ontbreekt feitelijke grondslag nu ontbrekende processtukken zijn aangevuld

7 aan middel ontbreekt feitelijke grondslag nu geen sprake is van twee maal veroordelen voor hetzelfde feit

7 middel kan reeds niet tot cassatie leiden omdat daarin w. miskend dat de in het middel genoemde verdragsbep. I.c.

iedere toepassing missen

7 middel kan reeds niet tot cassatie leiden omdat – anders dan gesteld – hof meer dan een verkl. van getuige X voor bewijs onder bewijsmiddelen heeft opgenomen

8 middelen falen bij gebrek aan feitelijke grondslag en worden meer dan afdoende afgedaan met de aan art. 101a RO ontleende overweging

8 middel faalt, nu aanhaling van niet-toepasselijk wetsartikel niet tot nietigheid van bestreden arrest leidt

28

; middel kan via 101a RO afgedaan

9 middel gaat uit van onjuiste rechtsopvatting, nl. dat nadere motivering in hoger beroep vereist is als in eerste aanleg lagere straf is gevorderd dan in hoger beroep opgelegd

9 middel berust op onjuiste rechtsopvatting dat artt. 56 en 57 Sr. meebrengen dat meer feiten tegelijk moeten worden aangebracht

9 middel berust op onjuiste rechtsopvatting over grondslag gewijzigde telastelegging na schorsing ottz en opnieuw aanvangen onderzoek in gewijzigde samenstelling (DD 81.302)

9 de in toelichting op middel besloten stelling – dat hof bep. stuk onder gebezigde bewijsmiddelen had moeten opnemen – vindt geen steun in het recht

9 v.z.v. middel strekt ten betoge dat hof de gehele inhoud v.d. videoband – met verkl. v. 10-jarige get. In studioverhoor – in arrest had dienen op te nemen, stelt het een eis die geen steun vindt in het recht

29

9 v.z.v. middel betoogt dat hof – nu rechtbank van deze feiten had vrijgesproken – zijn oordeel nader moest

motiveren stelt het een eis die niet op het strafprocesrecht berust 9 opvatting in middel is i.h.a. onjuist

30

24

nl. over opslaan van paardenmest.

25

EHRM 26 april 1979, NJ 1980, 146.

26

HR 14 februari 89, DD 89.269.

27

onder aanhaling van HR NJ 1998, 713.

28

AG verwijst naar HR 14 november 1989, DD 90.128 en HR 17 april 1984, DD 84.368.

29

onder aanhaling van HR 15 februari 2000, nr 112.602, r.o. 3.3.

30

AG verwijst naar nr. 106.689 en 107.427.

(15)

Kans op cassatie in strafzaken XLV

var.21

9 stelling in middel vindt geen steun in het recht

31

9 Middel berust op onjuiste opvatting over WWM, categorie III-wapens

9 Middel ziet eraan voorbij dat wet niet eist – bij hogere straf in appel – dat v. eenparigheid uit de uitspraak blijkt

32

9 stelling dat ff. die niet zijn telastegelegd en bew. verklaard niet mogen w. meegewogen bij strafopl. Omdat verd. z.

daar niet tegen heeft k. verdedigen, vindt in zijn algemeenheid geen steun in het recht

9 anders dan middel stelt bestond er i.c. geen bijzondere motiveringsplicht voor hof bij strafoplegging (art. 359 lid 7 Sv.)

9 er bestond voor verz. wel degelijk anders dan in middel aangevoerd een rechtsplicht (tot waarschuwen politie en slachtoffer), welke plicht volgt uit art. 136 lid 1 Sr.; deze specifieke rechtsplicht brengt met z. mee dat door het niet waarschuwen etc. verz. medeplichtig kan w. geacht aan de door een ander gepleegde moord

9 hof heeft verweer op bep. manier kunnen verstaan, niet onbegrijpelijk oordeel terwijl het hof niet gehouden was tot nadere overweging

9 eis uit middel –nl. dat na vernietiging en verwijzing door HR uitsluitend t.a.v. de strafoplegging, de overige

beslissingen (t.a.v. bewezen verklaring, opnemen bewijsmiddelen, kwalificatie e.d.) in het bestreden arrest herhaald moeten worden, vindt geen steun in het recht

9 steller middel gaat ten onrechte uit van niet strafbaarheid van verzoekers handelen zonder voldoen aan adm.

Verplichting o.g.v. Regeling administratie van handel in uitheemse dier- en plantensoorten 9 uitvoerige motivering waarom middel te hoge eis stelt aan bewijs van opzet

9 middel berust op de gedachte dat opzettelijk handelen eerst kan worden bewezen indien vast staat dat dader zich tenminste enigermate bewust is van de strafbaarheid van gedrag; waarom dat uitgangspunt niet het juiste is behoeft geen nadere toelichting (onder verwijzing naar alom bekend handboeken v. materieel strafrecht; vgl.

kleurloos opzet e.d.)

9 stelling in middel vindt (deels) geen steun in het recht

9 stelling dat voor beoordeling van de vraag of redelijke termijn in cassatie is overschreden zelfstandige betekenis toekomt aan overschrijding termijn in art. 365a Sv., vindt geen steun in het recht (HR 3 november 1998; nr.

109.288)

9 middel miskent dat van eenparigheid van stemmen niet hoeft te blijken (HR NJ 1972, 240)

9 impliciete stelling in middel dat bewezen verklaring van een onderdeel van het telastegelegde niet zou mogen steunen op slechts één bewijsmiddel, vindt geen steun in het recht

9 stelling in middel – dat plaatsen in buitenland van peilzenders onder controle dient pl. te vinden van OM – vindt i.c.

geen steun in het recht, nu plaatsing is geschied in kader van lopend GVO binnen eisen van art. 359a Sv.

9 opvatting in middel dat voor bewezen verklaring noodzakelijk conclusie dat het om cocaïne ging, alleen te trekken valt op basis van oordeel v. deskundige of van gebruikersverklaring, vindt geen steun in het recht (vgl. HR NJ 1984, 11)

9 middel (wegens verwerping van verweer) faalt, omdat het zelf uitgaat van onjuiste opvatting over de toepasselijkheid van bep. regels

9 middel (3) ziet er aan voorbij dat betr. wetsartikel (77g lid 2 Sr) bep. combinatie van jeugddetentie en plaatsingsmaatregel toelaat

9 AG verwijst voor juiste uitleg van wetsartikel (i.c. art. 181 lid 2 WVW 1994) naar jurisprudentie HR en wetshistorie, anders dan in middel gesteld

9 stelling in middel geeft blijk van onjuiste rechtsopvatting: aanvraagformulier voor verblijfsvergunning heeft bestemming om jegens beoordelaar als bewijs te dienen

33

9 art. 6 EVRM geeft –anders dan middel veronderstelt – geen waarborgen t.a.v. strafprocedures en gerechtelijke procedures waarin burgerlijke rechten w. vastgesteld; wijze waarop verz. – veroordeeld voor lokaalvredebreuk – verbod is opgelegd gebouw te betreden maakt geen deel uit v.d. strafprocedure

9 klacht uit middel miskent dat ook een door een overheidsorgaan gebruikte ruimte die voor publiek toegankelijk is, (…) in de zin van art. 139 Sr. een voor de openbare dienst bestemd lokaal is

9 klacht uit middel dat binnengaan in voor publiek opengestelde ruimte geen binnendringen kan opleveren, berust op onjuist begrip van de bestanddelen van art. 139 Sr.

31

AG merkt op dat NJB 1996,43 en NJB 1998,31 andere casus betreffen i.v.m. strafmotivering.

32

AG verwijst naar NJ 78.629, 81.71;DD 73.098, 74.069, 78.222, 82.022, 86.530.

33

AG vermeldt hier: HR NJ 1984, 406: hierin oordeelt HR, dat aanvraagformulier voor rijbewijs een geschrift is

met bewijsbestemming.

(16)

XLVI

var.21

9 stelling dat van verduistering slechts sprake kan zijn indien het goed vrijwillig is toevertrouwd vindt in haar algemeenheid geen steun in het recht

34

9 middel miskent dat het begrip “toeeigening” in de zin van art. 321 Sr niet vereist dat in een geval als het onderhavige persoonlijk de overboeking regelt maar dat dit ook d.m.v. een ander kan geschieden

9 middel miskent dat strafrechtelijke verjaringsregels (artt. 70-73 en 76-77 Sr.) slechts betrekking hebben op recht tot strafvordering; dat recht vervalt niet doordat niet-strafrechtelijke acties als gevolg van niet-strafrechtelijke verjaringsregels wellicht niet meer ingesteld kunnen worden

9 hetgeen wordt aangevoerd omtrent weerlegbaarheid van Meer- en Vaartsituaties i.h.a. (…) vindt geen steun in het recht

35

10 middel is ongegrond

11 dat hof op onvoldoende/onjuiste gronden verweer heeft verworpen – beroep op ontbreken van mat.

Wederrechtelijkheid – hoeft niet tot cassatie te leiden, nu niet is aangevoerd noch blijkt dat verd. een beroep heeft gedaan op vrijstellingsmogelijkheid, zodat bij beoordeling middelen ervan moet w. uitgegaan dat zo’n beroep niet is gedaan; omdat die mog. In het leven is geroepen om aan bezwaren van verd. tegemoet te komen heeft hof om die reden beroep op afw. Van mat. Wederrechtelijkheid terecht verworpen

11 middel klaagt terecht over niet responderen hof op beroep op schending redelijke termijn maar dit behoeft i.c. niet tot cassatie te leiden, omdat het tijdsverloop in deze casus niet zonder meer leidt tot het oordeel dat inbreuk is gemaakt op art. 6 lid 1 EVRM; onder omstandigheden kan dit anders zijn, maar terzake is ttz in hoger beroep niets aangevoerd

11 AG meent dat met observeren zoals i.c. waarbij via scanners mobiele tel. w. afgeluisterd, inbreuk op art. 8 EVRM w.

gemaakt; in zoverre is AG het eens met steler middel; echter geen aanleiding enig gevolg te verbinden aan onrechtmatigheid, nu niet is aangegeven welke invloed dit op verloop van onderzoek heeft gehad noch welke belangen v. verdediging in concreto evt. in de knel zijn gekomen

11 feit dat hof in het midden heeft gelaten of psych. gestoorde verz. het te laat instellen van h.b. verontschuldigt, w.

terecht in middel aangevoerd; hoeft niet tot cass. te leiden: nu verz. voorzien was van rechtsk. bijstand heeft hof e.e.a. in het midden kunnen laten

11 middel terecht voorgesteld; hoeft i.c. gezien kwalificatie hof i.c. niet tot cassatie te leiden

11 dat verweren – NO OM en beroep op bewijsuitsluiting – niet expliciet zijn verworpen (358 lid 3 Sv) hoeft niet tot cassatie te leiden nu uit overweging hof duidelijk is dat verweren zijn verworpen

11 middel kan i.c. niet tot cass. leiden omdat HR kan uitleggen waarom verweer terecht is verworpen 11 req. is door omissie in p.v. ttz in h.b. niet in enig belang geschaad

36

11 gegrond middel (schending RT na instellen h.b.) hoeft niet tot casssatie te leiden, want hof heeft terecht beroep op NO OM verworpen

11 ceen cassatie nu hof niet expliciet beantwoord verweer slechts had kunnen verwerpen

11 ceen cassatie nu blijkens gebezigde bewijsmiddelen hof niet expliciet beantwoord verweer – i.c. meer een vraag dan verweer van verdediging– slechts had kunnen verwerpen

11 geen cassatie nu HR kan uitleggen dat en waarom hof – wiens overweging inderdaad onbegrijpelijk is – verweer slechts kon verwerpen

11 geen cassatie nu daargelaten onbegrijpelijke bewijsmotivering, oordeel hof (leugenachtige verklaring verz.) door overige, nader besproken gronden w. gedragen

11 hoewel de klacht (dat hof ten onrechte heeft overwogen dat verz. tot meer dan één vrijheidsstraf is veroordeeld wegens vermogensdelicten is gegrond –op just. Doc. Komen wel andere veroord. Tot vrijheidsstraf voor-) gegrond is, kan zij niet tot cassatie leiden; reële invloed op de straftoemeting heeft dit verschil op strafblad niet

11 ook al blijkt i.c. niet v.e. (zelfst.) oordeel v. hof over betrouwbaarh. v. verkl. anonieme get., dit i.c. niet tot cassatie hoeft te leiden omdat er geen reden was om a.d. betrouwbaarheid v. verkl. anonieme get. te twijfelen; verkl. w.

bevestigd (HR anders)

12 middel stelt met juistheid vast dat het hof op geen enkele wijze aandacht heeft besteed aan verweer van de raadsman

12 middel gegrond, naast ambtshalve i.v.m. middel gesignaleerde cassatiegrond

37

12 middel (1) gegrond; hof heeft aandacht HR per brief gevestigd op gemaakte vergissing 12 middel is gegrond; treft doel

34

AG verwijst o.a. naar HR 2 december 1958, NJ 1959, 195.

35

Met name niet – aldus AG – in HR NJ 1998, 385 en HR NJ 1977, 434.

36

AG verwijst naar DD 94.093.

37

I.v.m. verwerping door hof van verweer inzake optreden RC als zittingsrechter in eerste aanleg.

(17)

Kans op cassatie in strafzaken XLVII

var.21

12 middel deels gegrond, nl. vzv het klaagt over schending lex certa-beginsel (art. 8 EVRM), nu hierop een beroep is gedaan

38

12 middel terecht voorgesteld c.q n.a.v. middel: verbeterde lezing van arrest c.q. p.v. ttz

39

bij bestreden arrest is mogelijk (feitelijke grondslag komt na verbeterde lezing aan middel te ontvallen)

12 middel terecht voorgesteld: verbetering of verbeterde lezing kwalificatie c.q. verbeterde lezing bewezen verklaring door HR is mogelijk

12 AG acht middel (impliciet) gegrond: schending redelijke termijn in cassatiefase; stelt vernietiging voor t.a.v.

strafoplegging en strafvermindering 12 AG acht middel (impliciet) gegrond

12 middel terecht voorgesteld: schending redelijke termijn in cassatiefase, i.c. meer dan geringe overschrijding met 26 md tussen instellen cassatieberoep en ontvangst stukken ter griffie HR en geen bijz. omstandigheden ter

rechtvaardiging tijdsverloop

40

; toch strafvermindering i.p.v. OM NO nu anders onvoldoende recht zou worden gedaan aan de ernst van de feiten o.m. tot uitdrukking komend in opgelegde gevangenisstraf

12 middel – uit inhoud gebruikte bew. m’ en kan niet volgen hoe de inhoud luidt van de in bew. verklaring vermelde voorschriften – is gegrond

12 klacht in middel is gegrond; redelijke termijn in cassatie overschreden, inzending van stukken naar HR meer dan 8 maanden na instellen cassatieberoep

12 middel terecht voorgesteld; strafvermindering verzoeker i.v.m. schending redelijke termijn in cassatie (inzending dossier naar HR na 8 md)

13 middel klaagt terecht over schending redelijke termijn –i.c. inactivity van 20 maanden, tussen arrest bij verstek en verstekmededeling-; AG niet eens met OM NO, stelt strafvermindering voor

13 middel slaagt voor zover het hof – zonder nadere motivering niet zonder meer begrijpelijk – oordeelt dat een getuige, om wiens oproeping is verzocht door de verdediging, kennelijk niet te traceren is

13 middel is gegrond v.z.v. de beslissing van hof over vordering BP, wat betreft de eigen schuld van het slachtoffer 13 middel is gegrond v.z.v. het klaagt over de door het hof gegeven motivering voor zijn beslissing, waar het blijk geeft

van een verkeerde rechtsopvatting over assistentieverlening van de marechaussee aan de regiopolitie door dit niet als bijstand op te vatten in de zin van art. 58 Politiewet; verweer is echter terecht verworpen

13 middel in zoverre/deels gegrond c.q. wat betreft primaire of subsidiaire klacht gergond 13 AG meent dat middel in gering opzicht gegrond is; slechts leidend tot verbetering dictum

14 middel niet gegrond v.z.v. stelling dat ondervragingsrecht “in het geheel” niet kon w. uitgeoefend; wel aanl. voor ambtshalve overweging: procedurele tekortkoming dat ondervragingsrecht (art. 6 EVRM) onvoldoende kon w.

uitgeoefend

14 n.a.v. middel concludeert AG dat tll deels nietig is wegens innerlijke tegenstrijdigheid

14 n.a.v. middel concludeert AG dat tll deels nietig is v.z.v. hier de aan verd. verweten gedraging ontbreekt 14 n.a.v. middel concludeert AG dat sprake is van schending RT in cassatiefase

14 cassatieberoep slaagt, zij het niet geheel c.q. geheel niet om redenen in middel 14 middel faalt; n.a.v. middel conclusie dat kwalificatie onjuist is, HR kan verbeteren

14 AG meent n.a.v. middel (grondslagverlating) dat gegeven kwalificatie juist is en suggereert subidiair wijziging van kwalificatie bij gelijkblijvend strafmaximum

14 middel miskent dat op niet naleving van termijn 365a Sv geen sanctie is gesteld 16 verzoeker is wat betreft dit middel niet ontvankelijk in cassatie

16 middel blijft onbesproken; ander middel gegrond

16 middel kan onbesproken blijven; ander(e) middel(en) gegrond 16 deel middel –grondslagverlating – niet expliciet besproken 16 AG geeft wel overweging i.v.m. middel/klacht maar geen conclusie

38

Opm JCMC: blijkens afschrift vonnis is in feitelijke aanleg op het lex certa-beginsel geen beroep gedaan; HR wijkt in arrest af van COM.

39

AG verwijst naar HR NJ 1997, 485.

40

AG verwijst naar HR 1998, 814 en HR NJ 1999, 326.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

op 21 maart 2014 (1), dat eiseres vervolgens bij vonnis van 18 sep- tember 2015 werd toegelaten tot de procedure van gerechtelijke re- organisatie (2) en nadien bij arrest van

Het middel voert schending aan van artikel 6 EVRM: het arrest oordeelt dat noch de telefoniegegevens die de onderzoeksrechter op grond van de artikelen 46bis en 88bis

57/2021 van 22 april 2021 (B.24.3) heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat het aan de bevoegde strafrechter staat om uitspraak te doen over de toelaatbaarheid van

Krachtens artikel 66, eerste lid, Sluitingswet moet het Fonds tot uitbetaling zijn overgegaan binnen drie maanden vanaf de dag waarop het beheerscomité deze wet

De uitvoerbare kracht van de notariële akte die een kredietopening tot voorwerp heeft, komt niet in het gedrang wanneer voor de bepaling van het verschuldigde

Door aldus te oordelen dat de vordering tot nietigverklaring niet kon worden toegewezen omdat een formele mededeling van het belangenconflict in de gege- ven omstandigheden

Door aan de eiser, in zijn hoedanigheid van erkend, en dus rechtmatig op het grondgebied verblijvende, staatloze, leefloon en maatschappelijke dienstverlening te weigeren schendt

schriftelijk vast te stellen in een arbeidsovereenkomst, conform artikel 11bis Ar- beidsovereenkomstenwet, heeft niet tot gevolg dat de tot een halftijdse betrekking