• No results found

Hof van Cassatie van België

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Hof van Cassatie van België"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hof van Cassatie van België

Arrest

Nr. C.18.0109.N

WOUTERS nv, met zetel te 1850 Grimbergen, Waarbeekdreef 3/sectie B, eiseres,

vertegenwoordigd door mr. Paul Lefebvre, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050 Brussel, Louizalaan 480/9, waar de eiseres woonplaats kiest, tegen

BNP PARIBAS FORTIS nv, met zetel te 1000 Brussel, Warandeberg 3, verweerster,

vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen, Amerikalei 187/302, waar de verweerster woonplaats kiest.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwer- pen van 8 november 2017.

(2)

12 OKTOBER 2018 C.18.0109.N/2

Sectievoorzitter Eric Dirix heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal André Van Ingelgem heeft geconcludeerd.

II. CASSATIEMIDDEL

De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Middel in zijn geheel

1. Volgens artikel 1494, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, mag geen uitvoe- rend beslag op roerend of onroerend goed worden gelegd dan krachtens een uit- voerbare titel en wegens vaststaande en zekere zaken.

Krachtens artikel 19 Organieke Wet Notariaat zijn alle notariële akten in het gehe- le Rijk uitvoerbaar.

2. De notariële akte vormt een uitvoerbare titel wanneer ze, in haar authentieke vorm, alle gegevens bekrachtigt die nodig zijn om het bestaan, de opeisbaarheid en het bedrag van de schuldvordering te bepalen.

De uitvoerbare kracht van de notariële akte die een kredietopening tot voorwerp heeft, komt niet in het gedrang wanneer voor de bepaling van het verschuldigde bedrag bij de vervaldag of voor het uitstel van deze vervaldag wegens een verlen- ging van het krediet moet worden gesteund op externe gegevens. Evenmin is ver- eist dat de akte een uitdrukkelijke terugbetalingsverplichting bevat wanneer het bestaan van deze verbintenis en de omvang ervan impliciet uit de akte volgt.

(3)

3. Uit de vaststellingen van het arrest blijkt dat:

- bij notariële akte van 19 januari 2010 door de bank, de verweerster, een kre- dietopening werd toegestaan voor een bedrag van 4.000.000 euro;

- dit bedrag als een “roll-overkrediet” ter beschikking werd gesteld van de eise- res;

- de modaliteiten van het krediet vervat zijn in de algemene kredietvoorwaarden die werden “gehecht aan de akte om er integrerend deel van uit te maken”;

- krachtens deze voorwaarden de vervaldag bepaald is op 30 september 2011 be- houdens verlenging door de partijen;

- het krediet een aantal keren werd verlengd;

- een nieuwe vervaldag werd bepaald op 31 maart 2014;

- in de akte is bepaald dat het verschuldigde saldo opeisbaar wordt vanaf de be- eindiging van de kredietopening verhoogd met de interest van 6 pct.;

- de kredietopening werd opgezegd op 2 april 2014 wegens wanbetaling;

- de eiseres geen bedragen heeft terugbetaald;

- de bank beslag heeft gelegd voor een bedrag van 4.159.786,01 euro.

4. De appelrechters die op grond van deze vaststellingen oordelen dat de ver- weerster ter zake van de kredietopening beschikt over een uitvoerbare titel, ver- antwoorden hun beslissing naar recht en verwerpen en beantwoorden het bedoelde verweer.

Het middel kan niet worden aangenomen.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eiseres tot de kosten.

Bepaalt de kosten voor de eiseres op 692,86 euro.

(4)

12 OKTOBER 2018 C.18.0109.N/4

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samen- gesteld uit sectievoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, sectievoorzitter Beatrijs Deconinck, en de raadsheren Koen Mestdagh, Geert Jocqué en Koenraad Moens, en in openbare rechtszitting van 12 oktober 2018 uitgesproken door sectievoorzit- ter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal André Van Ingelgem, met bijstand van griffier Vanessa Van de Sijpe.

V. Van de Sijpe K. Moens G. Jocqué

K. Mestdagh B. Deconinck E. Dirix

(5)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hieruit volgt dat het bestreden arrest niet wettig heeft kunnen oordelen dat het vermoeden van artikel 22ter, tweede zinsnede, slechts kan gelden wanneer er een “normaal

Artikel 24, vierde en vijfde lid, van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 bepaalt dat, indien de toestand van de getroffene volstrekt de geregelde hulp van een ander

Door te oordelen zoals in het bestreden vonnis aangegeven schenden de appelrechters eveneens artikel 29bis van de WAM-wet nu de beslissing van de appelrechters erop neer komt

op 21 maart 2014 (1), dat eiseres vervolgens bij vonnis van 18 sep- tember 2015 werd toegelaten tot de procedure van gerechtelijke re- organisatie (2) en nadien bij arrest van

Het middel voert schending aan van artikel 6 EVRM: het arrest oordeelt dat noch de telefoniegegevens die de onderzoeksrechter op grond van de artikelen 46bis en 88bis

57/2021 van 22 april 2021 (B.24.3) heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat het aan de bevoegde strafrechter staat om uitspraak te doen over de toelaatbaarheid van

Krachtens artikel 66, eerste lid, Sluitingswet moet het Fonds tot uitbetaling zijn overgegaan binnen drie maanden vanaf de dag waarop het beheerscomité deze wet

Het onderdeel voert schending aan van artikel 6.1 en 6.2 EVRM en artikel 67bis Wegverkeerswet, evenals miskenning van het algemeen rechtsbeginsel be- treffende de bewijslast