Appendix voor de Masterscriptie van Mirjam van den Hoorn
Solen, min far en de vertaling De Zon, mijn vader
De Zon, mijn vader Door Nils-Aslak Valkeapää
Vertaald door Mirjam van den Hoorn
Inleiding door Mirjam van den Hoorn
De pure tekst zonder afbeeldingen
De dichtbundel die u voor u heeft is een vertaling van een vertaling. Het origineel, Beaivi, Áhčážan, is door Harald Gaski, Jon Todal en Kristina Utsi vertaald vanuit het Samisch naar de drie talen en taalvormen Noors Bokmål, Noors Nynorsk en Zweeds, met de titel Solen, min far. Om Beaivi, Áhčážan naar het Nederlands te kunnen vertalen, moest de Scandinavische vertaling gebruikt worden, omdat Samisch een kleine, vrijwel onbekende taal is.
Gaski legt in zijn inleiding op de Scandinavische uitgave uit dat hun vertaling er anders uit ziet dan het Samische origineel. De afbeeldingen die in het origineel staan, zijn weggelaten in de
Scandinavische vertaling, en dus ook in deze Nederlandse versie. Dit is wat hij vertelt over de redenen achter deze keuze:
“Degenen die het origineel kennen, zullen natuurlijk direct op zoek gaan naar de afbeeldingen, de historische foto’s die Sami en hun leven afbeelden, zoals de eerste fotografen ze registreerden vanaf het einde van de vorige eeuw en een tijd daarna. Deze fotografen waren natuurlijk geen Sami, maar tegenwoordig zijn ook Sami ze dankbaar voor het documentatiemateriaal die we anders niet hadden gehad. In Beaivi, Áhčážan vormen deze oude foto’s een eenheid met de lyrische tekst die de foto’s vergezellen, maar niet beschrijven. Daarom zou het natuurlijk wenselijk zijn dat het beeldmateriaal ook in uitgaven in andere talen voorkwam, maar op verzoek van de auteur werd deze Scandinavische uitgave een bijlage van het Samische boek.
Beaivi, Áhčážan is volgens de auteur voornamelijk bedoeld als boek voor de Sami, voor Samische lezers. Daarom heeft hij zich uitgeleefd in alle mogelijkheden die de Samische taal biedt, in geluid en klank, nauwkeurigheid en precisie, afleiding en misleiding, muzikaliteit en joikaliteit in de woorden. De tekst is een overtuigende bevestiging van de vitaliteit en rijkdom van de Samische taal, het is het beste argument tegen de neerslachtigheid en talige tekortkomingen die zich aan het verspreiden is onder vele Sami. Maar van al deze kenmerken kan alleen worden genoten in het Samisch, geen enkele vertaling kan zo’n project overbrengen en behouden. Daarom is het te hopen dat deze vertaling voor de Sami die hun moedertaal niet spreken een aperitief is, een stimulans om hun taal te leren om volledig te kunnen genieten van haar geschenken.
De tekst houdt echter veel meer in dan alleen interne bevordering, het heeft als tekst iets te vertellen aan alle mensen op de aarde. Daarom is het misschien correcter om de tekst los te koppelen van de nauwe en intieme relatie met de Samische taal en cultuur door juist de foto’s die het lezen sturen en begrenzen weg te laten. De pure tekst reikt ver, en als openbare boodschap dienen de vertalingen hetzelfde doel als het origineel.
Het gepresenteerde boek fungeert als een toevoeging aan het poëtisch-beeldwerk Beaivi, Áhčážan op dezelfde manier waarop de muziek in de theaterversie van Beaivi, Áhčážan en de symfonische joik op de CD Eanan, eallima eadni dat ook zijn. Solen, min far is een dichtbundel die een deels ander publiek voor ogen heeft dan het origineel, - de gedichten moeten gelezen en begrepen kunnen worden zonder de bijbehorende foto’s. Misschien is de pure tekst zonder de foto’s de dankbaarheid van de Sami voor de fotografen die ons verleden hebben vereeuwigd, maar die hun foto’s alsnog niet krijgen bij deze uitgave die bedoeld is voor buitenstaanders. De foto’s en de tekst zijn alleen voor de Sami, maar de tekst alleen is voor iedereen. Misschien wordt iedereen die geen Same is, toeschouwer ten opzichte van het Samische boek waar woord en beeld elkaar afwisselen als een intieme eenheid, terwijl de Scandinavische uitgave zonder foto’s op zichzelf zal staan, en slechts met de macht van woorden betekenis zal kunnen overbrengen. Maar de beelden zullen uit de taal rijzen, en de joik zal op de achtergrond klinken. Zelfs een lezer in Manhattan die nog nooit een joik gehoord heeft, of weet wat een rendier is, zal iets achter de woorden vinden, de kracht in de cultuur van het oervolk. We moeten weten om te kunnen beschermen, en we moeten het terrein kennen dat we achter ons hebben gelaten, om de weg te vinden. We moeten misschien allemaal leren, zoals in het gedicht staat, om de deur naar buiten te openen wanneer we naar binnen treden.”
Daarnaast vertelt Gaski dat er een stuk tekst in de Scandinavische vertaling niet vertaald is:
“Dit is gedicht nummer 272, waar de vakterminologie van de rendierhouderij samenkomt met auditieve en zintuiglijke en passende woorden en foto’s om een rendierkudde te scheppen, waar
alle kleuren, leeftijden, geslachten, en - ik wil bijna zeggen: rassen - meetellen. Dat is de verenigde wereld die af en toe net zo moeilijk te beheersen is als een rendierkudde tijdens de migratie. De kudde verspreidt zich over de weide, het ziet eruit alsof de hoeder de controle verloren heeft, maar toch is er een systeem in de onbestuurbaarheid van de kudde. Het is niet alleen het uiterlijk en uiterlijke kenmerken die het rendier zijn naam geeft, ook de plaats in de kudde en zelfs het
karakter van het dier schijnt door in de naam. Op de bladzijden gaan de typografie gepaard met de taal. De stippellijnen geven ons de dwaling - de woorden, begrippen geven ons de precisie, maar ook de esthetiek in de vorm van hoe mooi een rendier beschreven kan worden met maar een woord in het Samisch. Daarom staat het gedicht en de daaropvolgende tekst, die bij dezelfde context hoort, in de Scandinavische vertaling weergegeven in de originele taal.”
Ook in de Nederlandse vertaling is dit gedicht te lezen in de originele Samische taal, om dezelfde redenen.
De Scandinavische vertaling is verschenen in het Noors en Zweeds. Deze keuze is gemaakt door de vertalers zodat de Sami die hun moedertaal niet kennen dit boek ook kunnen lezen en ze nieuwsgierig te maken naar hun taal en achtergrond. Omdat de Samische
leefomgeving de nationale grenzen tussen Noorwegen, Zweden, Finland en Rusland overschrijdt, spreken de Sami meerdere talen. Voor de Nederlandse lezer is dit niet relevant, en zullen de verschillende talen niet terug te vinden zijn. Elk gedicht is vertaald naar de algemene Nederlandse taal.
In de vertaling zijn de Samische persoons- en plaatsnamen behouden in de Samische taal, en de nummering van de gedichten in Solen, min far, en dus ook in De Zon, mijn vader, zijn
identiek aan de Samische uitgave. In het origineel zijn de afbeeldingen en gedichten doorlopend genummerd. De nummers die missen, komen overeen met de weggelaten afbeeldingen.
Als laatst is er aan de Nederlandse vertaling een Samische woordenlijst toegevoegd.
Enkele Samische termen bleven in de Scandinavische vertaling staan, omdat die voor de
Scandinavische lezer - zeker de Samische lezer - bekend waren. Voor de Nederlandse lezer zijn die echter onbekend, en daarom is er achterin het boek een woordenlijst te vinden met een korte uitleg van enkele woorden.
Deze vertaling is met liefde gemaakt om Nederland zich ervan bewust te maken dat dit inheemse volk nog bestaat en een rijke cultuur heeft die gevierd moet worden door Sami, Scandinaviërs, maar ook mensen buiten Scandinavië. De Samische taal verdient erkenning en bewaring, en er is geen betere manier dan door van de literaire kunst te genieten.
7. aaa
aaaaa aa aaaaa
aaaaaaaiivaaaaaaaannnnn aaaaaaainnnnuuuuht baaaaaaraaaaaasss beaiiiiviiii
beaivvvvaaaaažannnnn
aaaaaaidna aaaaaainnnnuuuuht aaaaaiivaaannnnn
aaaaainnnnuuuht beaivvvvaaažannnnnn
aaaa aaaa aaaaaainnnnuuuht aaaaaivaaaannnn aaaa aaaaa aa aaaaa aa aaaaa a aaaa
aaaaivaannn aaa
De Zon
‘s werelds vader De Aarde
lentedochter
gouden bloemen van de horizon geurgras
ik spreek met de aarde
en hoor de beekjes antwoorden met zilveren stemmen
spreek met de aarde buiten tijd
De Zon
‘s werelds vader De Aarde
levendsmoeder
morgenrood aan de horizon de sterrenstaarten
ik spreek met de aarde dee zonnn mijnn zonnnn
aaaaaaiivaaannn aaaainnnnuuuuht aaa a aaaaaa aaaa aaaa aaaa aaaaa
aaaa a aaaa aaaaa
11. weerleeft
het Leven weerleeft
leeft levende vruchten in ‘s werelds moederschoot
wiegt, sust
het baarde water golft
de geboorte wordt geboren het rode geboortebloed
het morgenrood
12. De Aarde, moeder kleine moeder
mijn moeder
De Aarde
en de wind waaide, de wind
de wind zus, lieve zus
broer waaide de wind om te waaien
Winden waaiden waaiden
waaiden
De Zon
De Zon, mijn vader staat op,
De Zon verschijnt
schijnt
schijnt
schijnt
13. vlammen
flikkeren
hemelse vuren wijzen
heffen groeien stijgen
richting de Zon dierenoren vogelvleugels golven naar de zon richting de Zon het licht
de warmte
14. een ochtend
het Schouwspel
het Leven een ochtend
leven tot Leven levenslot uit een greep dieren planten mens goden
laten groeien
planten die groeien groeien
verder
een deel van het grote als de diepe kloof rijk als de zee de stroom
in de levencyclus fraai als het fraaie
ochtend
15. slaat klopt
diep in het hart in de aarde
koel helder bronwater
hartader het graasland, de woonplaats
de windvlaktes de Aarde, moeder
ademt de Zon, mijn vader
weerleeft
het Leven weerleeft
het levende leven weerleeft leeft 16. werelden, volkomen, wijds
graasland, de vlakten wind, over land
en de hemel, blauw, hoog
17. Aarde Moeder Zon Goed
En het vuur wakkert aan de regen stroomde als een rivier, als een zee wiegde de wind
zuchtte de oceaan
kleurde de grijze vlakten groen donderde
Hierheen
naar de blauwe hemel naar de korte zomer vogels kwetterden de Sami
wind in het gezicht
18. dondert de zee
eb en vloed de wind ruist
omhelsd verhardt en verzacht tentstokken op de bergtoppen, de vlakten
in de dalen, de moerassen
19. kleuren van het leven van gevoelens
rijkdom de regenboog het noorderlicht 20. gedachtewereld maan
en hemelsterren het noorderlicht de hemelladder Zonneschijf Zonnezus Zonnedochter zie mijn broer zus, mijn zus de lente!
de Zon bemint het land alles wat leeft
waar de zon verwarmt een witte draad in het rechteroor als een doorgang naar het zonlicht
21. morgen nieuw ik zie ruik voel
nieuwe morgen een stap nog een dag etmaal week maand jaar jaren tiental honderdtal duizendtal
zo ontgroei ik deze aarde tot de aarde
ik
en zulke zoals ik
22. de wind
waaide wolken op weg door de hemel
om het vuur te spreken onze goden
delen met ons dezelfde vreugde droomden dromen zonnegang op de route
de maan door het rookgat noorderlicht
hemelsterren
23. we joikden hadden plezier kwetterden
maakten nesten, wiegen de stenen mond wiegde in de moederarmen rijpten wij
31. beeld van het beeld beelden beeldrijk
beelden van de beeldenschat bont
beeldrijke wereld
32. ik kerf deze beelden in de tijd op de steen, de trommel
van de mensen leven
stijgt daalt als de zon, de wind
33. ik sla deze beelden op de steen, de trommel het is zo langzaam
als ik een tijd getrommeld heb
word ik naar een andere wereld geleid om te zien
34. kerf de hemel
en het teken van de hemel de sáivowereld
en
laat er leven zijn, vos
wolf beer otter hermelijn haas
zalm forel
marene heilbot walvis goudplevier
bergplevier gans
zwaan bosvogel in een boomtop
lijsterbes wilg
esp berk
35. de heilige deur dodenwereld deuren op deuren neer naar binnen naar buiten en de nachtvogel haler
36. en mensen
mensen natuurlijk mensen
kerf ik gaan
komen
in een nieuwe vorm met andere namen in de mensenstroom als een rivier een meer waterval stroming stilwater vriezen tot ijs
smelten
37. bellen klinken in het oceaangeruis golven op weg
levensstroom van de geschenken de helft en de andere proberen
veiligheid te vinden leven
sterven nacht dag zomer winter 38. het geloof,
hartetwijfel de gjetsjer,
gedachtebronnen stromen over de wolken,
om in te vernevelen, te verwolken over land te zweven zee,
gebroken kustlijn sla schuimtijd de oorsprong
39. de ijs-eend om uit te vliegen de bruinkopmees
de wind, kijk ver
40. en de zussen en de broers
en de nichten en de neven en de ooms
en de vaderszusters en de moederszusters de schoonmoeders en de schoonvaders
grootvader en kleinkinderen en kleinkinderen en
en
grootmoeder Grootmoeder
41. en dan
wanneer ik trommel
reis je
het vel van de trommel komt tot leven de grond pulseert
het hart van de grond klopt en je reist op de trommel
velden, woonplaatsen
trekroute van het leven
‘s levens beelden je reist
geluk, voor en tegenspoed
je reist wanneer ik drum
en ik trommel
trommel
trommel
42. ik vlieg weg zie
kom en vertel voor de mensen en hun leven maakt de beelden waarheid
maar ze vroegen er toch zelf om
51. werd ik geboren toen de zon verwarmde de wind waaide
mijn hart in
de stralen van de zon van de maan
de joiken van de lente van het leven
het naar achter gebogen gewei van het witneuzige rendier het zilver van de maan
het goud van de zon drafje
wordt een joik
het rendier met witte benen lief
wind
vliegende draf
52. maar toen zou ik had ik eigenlijk moeten afmaken
de tijd stopte mijn hart bonsde bereikte mijn oren
het bloed ruisde in mijn hoofd
zag de ogen van de jonge hinde, in de ogen tranen
of was dat in mijn ogen
ze begonnen te vertellen over Ája’s vreemde schepsel begonnen te praten over dat arme wezen
in mijn ogen mist in mijn geest nacht
53. vervreemd van de mensen ze begonnen
naar mij te komen
54. wie had gedacht zwakte als een uitweg zwakte als een meer
andere werelden openbaarden
nieuwe andere geluiden in mijn oren
wie had gedacht stille kinderen van de bron
spreken met vogels, rendieren velden stenen
prevelen met de wind wie had gedacht
stierven van de honger zonder leven in het rendier
maar zo vreemd
men weet immers niet wat dat is
en toen
het een en ander
met een oorzaak
met enkele zorgen en ik
ongelukkig mens stakker
zelfs niet het leven van een rendier stil
zat ik luisterend
hun zorgen medelijden
ontblootten zichzelf hun woede
naakt
voor mij, ongelukkig mens
waar men zich geen zorgen over hoeft te maken liet de last gaan, de geheimen
55. en ik vraag zag hij niet binnenin de kåta
een korhoen plotseling lachen en als hij er nu over nadenkt dan was het ook zo
we kijken zwijgend
naar de verhalen van het vuur 56. oh uw, oh uw
groot is uw geloof en zo gebeurt zoals u gelooft en als hij gaat zie ik
werkelijk
hij laat het gebeuren
57. zo’n blauwe hemel in het noorden glooiende vlakten
en een goudplevier die huilt buiten het leven
58. de wind de wind
59. een zeearend in de wolken
60. in Ivguvuotna roept de ijseend de wolken
omarmen de bergen 61. de wind
spreekt met het tentdoek
boven het rookgat drijft een wolk of het is de tent
die vliegt door de lucht speelt op de wolken ik kijk neer op de hemelzee
62. de tentdoeken
zacht fladderend de wind in het rookgat
blauwe lucht
wolken drijven voorbij de ruigpootbuizerd cirkelt
rond de vuurplaats kennis
het vuur al gedoofd
lang geleden
en de sintels de zon
door het tentdoek
de lichtstralen de berkebossen
dansen
het tentdoek tot een joik het aangezicht van de vlakte
ik wist ik weet
66. de tijd
voor de gedachten
te weten in de tijd
het fluiten van de beek
de wind praatte
sprak spelen
de heuvels
de tijden
de stenen het mos op de stenen, het rendiermos
bloeide
bewoog zich leefde op
en ook al sprak ik de taal niet vertelden ze
fluisterden tegen mij spraken
schiepen een joik
67. eenzame vogel, de wolken
ik vlieg,
het vliegt in mij in de wolken
zo ver weg, zo dichtbij mijn hart beeft
vormt zich donkere, verweerde vormen - geslagen door de storm, zo’n vurige liefde en de wind, deze velden
het weer, de winters de lentes, de zomers de herfsten
kenmerken haar beeld
68. in een halfslaap zweef ik
een steen
tussen andere stenen zevengesternte riem van Orion
achtereenvolgend samengebonden achter elkaar
emoties stromen beken overstromen de zon waadt
in mijn geest duizenden jaren de eenzame vogel
69. stap voor stap
de geur van groen, het eerste gras bergheide
engelwortel
zuring
boven de vlakke wateren tegen de hemel
van piek naar piek deze velden de dalen
tussen de bergkloven
over het bosland
naar de kust de weiden
de rendierkalfsvoorden het kalvergebied
70. kom en ik toon je tussen deze paden,
hebben een begin, verdwijnen kom
en ik wijs als een wonder
gestaag, waterbloemen het walvisspuiten
eidereendvluchten opdoemende, krachtige pieken
verpletterde, oneffen stranden vreugdevol suizen de golven en de winden
ijspegels van gedachten, een visioen Kom
de maan is mild,
de nacht wordt vreedzaam betoverd de behoedzame
zacht verblind kom
alles verlicht het, het gevoel wakkert aan de ijle lucht spreekt de gedachten uit
71. het land is anders
waar je hebt gewoond gedwaald
gezweten
het koud gehad de zon hebt zien dalen stijgen
verdwalen en terechtkomen het land is anders
nu je weet hier zijn wortels voorvaderen
72. het land dit land
met haar holen onbekende dieren
onbekende dieren van Sameland
aarde turf de graspollen verwelkte planten
leeft geeft leven
bloeit
in de tent en vuur
levend vuur rond de vlam ook
73. dit land
mensen van vroegere tijden
gedaantes vullen
mijn gedachten
74. Čietnjalvággi met zijn trotse echo,
bloeiende bergheide Jiehkkevárri staat te spieden
Eallenvárri waar lawines rollen,
rollen
115. ik kwam toch om dromen te dromen dromen
ik droom om te komen
116. aan deze kant van wijsheid weet ik niet
voel ik niet
spoedig valt de wind in slaap wanneer de zon klimt
117. niets heb ik ook de woorden vervliegen tot verzen 118. dromen
de dromen heb ik een rijk leven
119. wat gaf me deze gedachte vogelgedachte
om te vliegen en toch
wanneer ik vertrek
zo verkeerd om alles te verlaten de lucht in
kunnen de paden ook niet vertellen
waar ik heen ben gevlogen of ik er echt ben geweest 120. de lente
verschillende joiken
doen mijn gedachten bloeien
140. ik moet ja ik moet over de heuvel
141. ik bewandel deze stenen de stenen grond
voetzolen als stenen een steen zelf en die rolt luid
142. in de zomernacht spreek ik tegen
de kiezelstenen en ze antwoorden
maar ik begrijp hun taal niet 143. wacht
en waar wacht ik op jaar na jaar
144. te zijn en vergeten dat men is
145. hoe te vertellen over de stilte
146. ik ga zitten
met mijn voeten gekruist blijf achter om te zien ik schuif woorden weg gedachten
geheugen gevoelens zodat natuur geluiden geuren
er dwars doorheen
147. zonder woorden denk ik
in beelden gevoelens geuren
148. ik ben niet ik wind wijdte zee hemel vuur water
leven zij
en de anderen zij
en ik
slechts op de beste manier 149. ik zie
honden vechten om een been kleine vogels
jagen anderen
weg van hun eigen nest zij ook
150. steeds zoek ik naar de waarheid ook al weet ik
dat waarheid slechts een droom is een geloof in dat men gelooft deze dromen
stof
voor een leven deze dromen
hebben toch leven gebracht tot nu
waarheden waarheden totdat
weer nieuwe waarheden dromen
169. ik heb niets meer dan mijn jeugd het licht van mijn ogen
de streken harders zalm rendieren de zwanen de blauwborst de trekzalmen de marenen de zon de maan
lentezomerherfstwinter
ogen de hemelsterren het zilveren goud lege handen
heb ik
170. eigendom dit alles erf ik trek over
de vlakten de bergen de fjorden doen
wat zij bepalen
171. ik verlang niet naar rijkdom
maar dat had wel kunnen zijn geweest ik zie
ook ‘s nachts de rijke siidaman
zijn vingers graven in zijn geldbuidel strijkt met zijn hand
verbergt
172. nacht maan
wolken over het rookgat sterren
173. de warmte bood ik vanuit mijn leven
174. opzettelijk zoek ik
dichterbij liefhebben en lokken
175. een enkele nacht alleen
in zich eenzaam
176. mijn kleine vogel
legt de zijden huid af, de kofte andere geluiden verstillen het vuur put uit, de sintels slapen in
de waterval bruist in de verte
soms draagt de wind dichterbij
nacht-tijdingen 177. nacht als dag met vlees en bloed de warme omhelzing passend
178. in de vorst naakt
op een rendierhuid onder een pels
in de warmte van een omarming 179. gloeien
bij het vuur
sterren in de nacht 180. onze grootmoeders
hadden immers de gemeenschap gehad lang geleden
en onze grootvaders dronken voor ons, onbekenden
was het veel
onder dezelfde pels hebben wij
elkaar ontmoet werden gekend
181. laat toppen en bergen horen laat mijn zwakke woord nu zwellen als de zomerregen op de kalverruggen diep als de rookgatmeren
mijn trotse vriend de zuivere kracht het tentlicht de sterrenogen rendiervrouwtjes de windneuzen trots van de siida de prachtdieren laat
dalen en hellingen horen maar geen kik
voor de mensenoren zij gulzige trotse het gebrekkige oor zal niet horen
211. een reis, een reis het hele leven
een enkele tocht zo lang ik me herinner smelt samen
tot een lange herinnering zo lang ik kan zien smelt samen visioenen ook zij
die alleen in mijn gedachten zijn 212. een reis
waarheen, om welke reden hier zit ik
zo eenzaam als men kan zijn tussen mensen
213. en wanneer ik rondtrek in deze streken
plaats na plaats baken na baken het kennen van
mijn voeten, mijn gedachten 214. toen ik een kind was verwonderde ik mij
waarom had ik geen vleugels had zoals andere vogels
en ook al ben ik geen kind meer verwondert het me nog steeds 215. ik roeide op het meer gleed op de golven
de regen regende waagde
de mist bedekte
de golven maakten ruzie fluisterden onder elkaar ik roeide op het meer gleed op de golven
216. ik roeide op het meer
tot de diepte, het vasteland dreef niet meer gaf me over
de zee bruiste, wiegde de wolken, golfden door de lucht
een verdwaalde meeuw wist niet
welke weg
waarheen de wolken het leven
217. bevrijden bevrijd worden op nieuwe paden naar vreemde tijden de geest zuiveren de oude schaamte te aanvaarden
218. Ja natuurlijk, vanzelfsprekend maar wij hebben in ieder geval gewoond
geleefd
219. ik kan niet opscheppen mezelf verhogen
ook jij had niet bestaan zonder wortels
220. natuurlijk morgen andere mensen gewoonten kennis ook daarna morgen
221. wens om te leven voor altijd
ik ben meer dan voldaan de vreugde ook triest
249. over generaties geleerd om zich te redden eenzaam
buiten
met de eigen siida bijeenkomsten meer dan krachten 250. we zijn bezig met de wilde dieren de dieven
dat weet men immers verre familieleden buren
251. hoe zou ik kunnen begrijpen
wat het voor mensen zijn in onze siida
mijn kåta en
van mijn schoonfamilie 252. met zes personen schreeuw je niet begin je geen oorlog bindingen aanspannen
om het laaggebergte te kunnen betreden
253. nooit bekommerden we ons om anderen hadden ook geen tijd
daarvoor koninklijk slot vesting
254. nooit bekommerden we ons om anderen alleen wij waren onder de ogen van de familie van schoonmoeder
zwager nieuwe vrouw andere groepen kozen zorgvuldig en alsnog
jonge rendiervrouwtjes hindes mannetjes gemist
erger
als iemand mist het hart
255. onze woonplaats
de kudde drijven zodat zij in vrede kan grazen alle dagen zwoegen wij op de berghellingen
toch mengen de kuddes, een deel mengt en wij verdelen, verkiezen, verliezen verdelen, verplaatsen, blijven passen op de andere sita’s
onderzoeken verwantschap wie past bij wie
als vriend we maakten ons geen zorgen
toen we niet konden begrijpen dat zoiets bestond
en dat niet wanneer men niet weet dan weet men het niet en een ieder zo slim achteraf
we waren gedwongen om op te passen
en families te zien wie past bij wie
en het beste zou natuurlijk zijn als er glooiende
golvende gebieden bestonden
van een groooooote reendieierkuuuddeee