• No results found

Brazilië, de kansen van een perireer land : de ekonomiese ontwikkeling van Brazilië in de periode van 1889 tot 1930

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Brazilië, de kansen van een perireer land : de ekonomiese ontwikkeling van Brazilië in de periode van 1889 tot 1930"

Copied!
85
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

N

V N

N

K N

IE

ILIE IN

9

E

i

F

E

NTWIKK

IN

Dokto.ra.aJ s

ip

ti

è van b(:•geleiderti

Loüis van

der

L:indert Veit. Bader

(2)

de kansen van een perireer land

De ekonomiese ontwikkeling van Brazili~ Ln de pertnde van 1889 tot 19'30

Paul Schings

Dez do.ktoraal kr:Lptle is een uitv]o<~isel van mijn

aktivlteiten in het kader van de pr0jektRroep Feokap d e a1s hegeleider tw.d Ve:Lt Ba.d.er vRn clr! vakgroep

(3)
(4)

I Inleiding

I I IE3 autonome ontwi kkeJ ing mogelijk in een ontwikke1Jngsland?

JJI De dynamiek van de ontwikk(?] i ng: produktin l<:r::tchten versus marktre 1 a tie'"

IV

v

De rol van de staat in dn perifer'e landen Konklusie

DEEL TWEE BRAZILIE 1

TI

Inleiding

De koffie ekonomie J Het ontstaan van de I l I . 1 De periode tot 1889

industrie

IJ .2 De inchrntr·ie van 1889 tot 1930

JV De markL en de buitenlandse overheers

TV.] DE~ markt V"2 De bu Lenla.nd~>e invester1ng8n Konk.lusie H b'lJograf:ie Bijlage TabeJ.len I t/m IV 1 18 28 30 '3 2 112 L1 J h6 56 56 6'5 70

(5)
(6)

1

Dezf; doktoraaJskripLL8 :is e<~n uiiv .. loPiF>Ee] van mijn akt.iviteiten

in het kader van de projektgroep lt'eokap. Tn deze projektgroep-ee:n mogelijkheid voor ~3 tudenten om bui ten het re gul ie re onder-· wijsprogramma hun studie zelf vorm te geven met goedkeuring van de Subfakulteitsraad- stond de overgangsproblematiek van feodaJe naar kapitalistiese verhoudingen centraal. Startpunt is daarbij geweest het debat over de produktiewljzen, dat in het begiri van de jaren zeventig opniel~ in de belangstelling is kennen te staan.

Voor de huidige centraJe industrielanden, de Verenigde Staten en de We s teurop<::~se landen, :is een ui. tg·ebre :id v e rk1aringsmode 1

opgesteld met betrekking tot de overgang naar kapitalistiese verhoudingen. Daarin spelen met name de interne verhoudingen op het ied van de produktie, de klassentegenstellingen en

de politiek een voorname rol. Dit model schiet echter tekort wanneer het gaat om de ontwikkelingen in d huidige onderont wikkelde landen te verkJaren. Externe invloeden blijken daar van veel groter belang te zijn geweest, wellicht van doorslag-gevend<'> he te ken is a] s we sommige auteurs mo <~!,en ge loven,,

F:r z vanar het begin van deze eeuw verschillende modellen om de mogelijkheid of onmogelijkheid van ekonom:iese ontw:ikkeling na.ar een italistiese maatschappij in de wat men noemt

onderontwikkelde of ontwikkelingslanden te verklaren opgesteJct"

('n aantal va.n deze theor:Le15n komt :in alg'emene z:i.n aan bod :in het vol e, tweede hoofdc3tuk van liet eer~c;te, theoretiese deeJ van deze skripti.e.

D vraagstelling in di eerste dee:I ifc> ot', en zo ja, :in l1oe

vurre aittonorno ontwik:kel. ing tol <'en tndu tril5] e maatschappij

J.s in de ontwikkelingslanden.

In heL derde hoo:!'d.stuk van het Per' L<' dPel wordt nader ingegaan op <ic" :faktoren dj_e in de; verschi1J ende Lheori(;(;n van doors1

ag-be 1 a:ng bij de verklarin1< worden lJé~s cl1ol1wd o H() t {';aa t

]J i rb ij voora.1 om de Legen telling tussen het gewicht van de on tw:Lkke] ·ing van de produktiekrachten en °··Verhoudingen en dat

(7)

van de markt voor de ekonomiese ontwikkeling. In het vierde hoofdstuk wordt kort gesproken over de rol die de staat speelt bij het bevorderen of het belemmeren van de ekonomiese ontwik-keling. In het laatste hoofdstuk van dit deel worden enkele konklusies getrokken die verder als uitgangspunt zullen dienen voor het tweede deel van de skriptie.

Dit tweede deel handelt over de ekonomiese ontwikkeling in

Brazili~ tussen 1889 en 19JO. Daarmee kom ik bij de eigenlijke

probleemstelling van deze skriptie. Gezien de veelheid en

diversiteit van de verschillende verklaringsmodellen aangaande de ontwikkelingskansen van perif'ere ] and en, ,wil ik nagaan hoe Jn de empiriese werkelijkheid de ontwikkeling in een bepaald land is verlopen en van daaruit een terugkoppeling maken naar de theorie. Het is natuurlijk niet mogelijk op basis van een enkele case-study een hele theorie te ondersteunen of te ont-krachten, wel geeft een dergelijke studie de gelegenheid de zwakke of sterke punten van een bepaalde tlieorie b]oot te leggen. Dat nu wil ik proberen te doen in het tweede deel van deze skriptie.

Zoals gezegd heb ik als case gekozen voor Brazilig, een land dat op dit moment in de Derde Wereld in ekonomiese zin een vooraanstaande positie inneemt, maar nog lang niet de status van afhankelijk ]and heef't kunnen afwerpen. De basis voor de

industri~le ontwikkeling en groei, die het land de laatste jaren heeft doorgemaakt, is gelegd jn de laatste twintig jaar v<.ln de vorige eeuw en de eerste dertig jaar van deze eeuw.

Juist met het oog op de overgangsproblematiek van een feodale naar een kapJtalistiese maatschappij is deze periode van vijftig

ja<1r interessant.

Konkreet komt de probleemstelling van het tweede dee1 op het vo 1 gen.de neer:

Tn hoeverre is er in BrazJ.li~ sprake ~eweest van een autonome on twJ kkf: 1 ing na;:ir e e,n ind tl s t.ri ë 1 e rnaa ts c happ ij

in de periode van 1889 tot .1930, de periode van de Oude Hepuhliek, en welke f';c1ktoren zijn daarbij hetzij in positieve hetzij in negatieve zin van belang geweest?

(8)

Na de inleiding op het tweede dec•l waarin Brazilj(.~ gesit.uE~f:rd wordt in het wereldgebeurnn van die: tijd, komt in hnt twoode hoo:f'dstuk a1] ereerst de kofi:'ie ekonomie a.an bod voor zover deze van botekenis is geweest voor de ontwikkelingskansen van de opkomende industri.e. Daarna wordt in het derde hoordstulc de opkomst van de industrie behandeld, terwijJ in het vierde hoo:f'dstuk de invloed van de marktverhoudingen, de rol van de buitenlandse invester1ngen en de rol van de Braziliaanse staat in verband met de ontwikkeling van industrie aan de orde komen.

In het laatste hoofdstuk zaJ ik konklusies trekken met betrekking tot de probleemstelling van het tweede deel en

tevens proberen een verbinding tot stand te brengen tussen

(9)

men onder autonome ontwikkeling moet verstaan. In de probleem-stelling is gesproken over ontw:ikkeJ-ing naar een industriële maatschappij. Daaronder wordt in ekonomiese zin in het algemeen

gesproken verstaan een maatschappij waarin de :industriële produktievorm onder al dan niet kap:i tal is tif~ se verhoudingen de dominante vorm is. Als overgang van een voornamelijk

agrariese naar een voornamelijk inclus Lriële maatschappij wordt ontwikkeling door de meeste auteurs als een progressieve beweging opgevat.

Wanne<:H' kan deze ontwikkeling autonoom genoemd worden? Dat is naar mijn mening het geval wanneer de dynamiek van de

ontwikke-ling in het land zelf ligt en niet erbuiten.1 Daarmee is dan direkt aangegeven dat als analyse eenheid in eerste instantie zal worden genomen de nationale staat aJs politieke en ekono-miese eenheid. Dat wil echter niet zeggen dat het verklarings-model zich zal beperken tot de grenzen van de nationale staat.

Van11Jt verschillende wetenschappelijke en politieke analyses wordt de bovengenoemde vraag ook op verschillende manier

benaderd en beantwoord. Een stelJingname kan niet los worden gezien van de politieke konsekwenties die eruit voort vloeien. Een uitgesproken bevestigend antwoord op de vraag komt van de kant van de moderniser theorie of traditionele ontwikkelings

theorie. De ontwikkel wordt door de voorstanders van deze theorie gezien als een opeenvolging van fasen die lopen van uiterst traditioneel naar modern. Een land kan vanuit een

tradJ.tionele maatschappijvorm waarin geen kapitalistiese

verr10udingen bes taan, evo 1 UE",ren naar een volwaardige i ndus tri-elc maatschappij onder kapitalistiese verhoudingen, wanneer aan

c~en aantal voorwaarden wordt volda;u1. Deze evolutie kan voor

lk land in tijd gemeten en ook kwa periode verschillend zijn,

] 0 Hiervoor gebruikt S het begrip •autozentrierte

Entwicklung' waarmee hij bedoelt dat het systeem de dynamiek voor de reproduktie in zichzelf draagt(Senghaas 1974:18) •

(10)

deze tijd van sterk neo-konservatief denken(bijv. Reagan en Friedman) is Rostow. Hij is weliswaar niet de eerste geweest die deze theorie heeft geponeerd, maar is wel een van de

meest aangehaalde en duidelijke voorstanders van deze stroming-Hij kwam tegen het einde van de jaren vijf tig met zijn fasen-model voor ekonomiese groei dat hij presenteerde als een universeeJ. model van ontwikk~'Jinf; en als tegenhanger van de marxistiese t r i t s feodalisme-kapitalisme socialisme. Rostow spreekt van • opeenvo. gence · asen. f ··1 l f' 2 De volgorde van deze

land afhankelijk van de bereidheid van de ekonomiose en

politieke leiders om do 'belemmeringen' voor de ontwikkeling uit de weg te ruimen De grootste belemmeringen liggen dan voor·al in de sfeer van de overbJijfselen van de traditionele maat chappij Techno]o eEie 1 geografie se en k1imatologiese

beperkingen worden door Rostow we1 erkend, maar niet als

k ·1 .. k . . 'J

onover. ome .. 1J · gezJ.en.

De fasen van Rostow zijn in feite niet meer dan een exakte kopte van de on tw:i kkel:ings gang van de We tl te uropc se landen en

de Vereni Staten. Rostow poneert zUn model Jos van de ont wJkk lingen in de wereldekonomie en komt zo tot de konk1usie dat elk land ongeacht de maatschappel struktuur de opeen~ vo] fasen zal doorlopen. Rostow gaat op deze wijze geheeJ a·~hi tor ie s te werk ;;,onder rekening te houden met de ges chi e

dPn [.o; van de landen voorda.t ze in zijn termen tot ontwikkeling

oudfH1 .kuunen komen. Ho tow ste]t de uitvoerders va.n de

ekonom:l S() politiek verantwoordelijk voor de ekonomiese ont ...

wikkeling. Dezo pollt'.iE)k z i e t hij alf:; J"Cé>Ultante van de wiJ

vonning van do maat chappij als gc,.hPe]. Groe·i of ontwikkc,ling

" De fa~Hln van Hos Low zijn de vo1g·ende:

1)

de trad:i .. tionelc~

n1<tn!;,; i,j, 2) 11 t overganc;sstad•i.l1m waarin de voorwaarc1en

voor de take~~ot':f worden (ferd,

1)

de krucialEl take off

ase, 11) de weg naar :id, 5) de fase van de hoge

massakonsumptle.

'3" Voor e<:o,n korte s<unenvatt:i.ng van d(' :ideeën van Hostow zie artilcol uit hot jaar 1959 o

(11)

ziet Rostow daarmee als een zuiver interne aangelegenheid. Baran en Hobsbawm verwijten Hostow :in hun kritiek op hem, dat hij met zijn 'theorie' niet in staat is de ontwikkeling te

verklaren, maar alleen die te beschrijven zonder aan te kunnen geven waarom deze fasen elkaar moeten opvolgen(Baran en Hobs-bawm 1972:77).

Een belangrijk aspekt van de moderniseringstheorie is de nadruk die gelegd wordt op de tegenstelling die zou bestaan tussen de achterlijke, traditionele, agrariese sektor en de moderne, industri~le sektor. Vóor Rostow is deze laatste sektor de uitbeelding van het doel waarnaar de maatschappij streeft.

Voor BraziliH heeft Lambert deze theorie op welhaast ideaal-typi ese wijze toegepast. Hij schrijft in zijn boek 'Üs dois Brasis'

'The Brazilians are divided into two systems of economie and social organization .•• These two societies did not evolve at the same rate .• The two Brazils are equally Brazilian, but they are separated by several centuries .• In the course of the long period of coloniaJ isolation, an archaic Brazilian culture was formed, a culture which keeps in isolation the same stability which s t i l l exists in the indigenous cultures of Asia and the Near East .•• The dual economy and the duaJ social structure which accompanies i t are neither new nor characteristically Bra7,·i]jan they exist in all urH-,qua1ly <Ü~VAlopAd

countr:ies.1(Lambert 1959::105-112, geciteerd ir1: Frank

1969:145)

De;T;c opdeling in sektor·en staat ook in cte duaJi.slTl('-,ibeorie

4

,

een anderE~ moderniserinu;sopvatt:ing·, centraaJ, Grondlegger van

cte chte van het dualisme in de sociale workelijkbeid :is J.Boeke. Hij heeft hei dualisme als sociologies begrip

inge-oerd naar aarll.e van zijn bestudering van de kolonjale

Indonesie~'e maatschappij, Hoeke spreekt van een sociaal dualisme in een maatschapp.ij, wanneer tegelijkertijd twee duide1\jk van

o1kaar te onderscheiden stelsels voorkomen die :ieder een deel van de maatschappij domineren. Hij steJt op het sociaal

ekono-rwi esc nivo tegenover elkaar een kapj taJj sties en een

voor-kap:i ta1isL:i.es ste1se1 in de maatschappij, Daarmee korrespondeert

4

Zie voor een uitgebreide behandeJjng van de dua1isme-the6rie Mourmans(lq81), Hoeke kwam in 195~3 met deze theorie in zijn boek 1Economies and economie policies of dual Sucieties'

9

(12)

zijns inziens een tegenstelling tussen stad en dorp(platteland), tussen wereldmarkt en dorpsgemeenschap. Boeke verwachtte dat door de inwerking van de kapitalistiese ekonomie op de voor-kapi talistiese een desintegratie van de laatste zou plaats-vinden. Om dat tegen te gaan was zijn oplossing een volledige dualisatie van de maatschappij, m.a.w. een bestendiging van het duale karakter. In zoverre kreeg de gedachtengang van Boeke een idealisties karakter.

Higgins heeft het dualismebegrip van Hoeke uitgewerkt tot een okonnmies-technies fenomeen:

'De basis van het dualisme is volgens Higgins in wezen niet sociaal(Boeke) maar ekonomisch en technisch. Als de (politieke) wil er maar is in de onderontwikkelde en ontwikkelde Janden(Westerse) dan is de ontwikkeling moge1~jk. 1 (Mourmans 1981 : 'J

1)

De belemmeringen liggen hier ook vooral in de achterl~jke, niet-kapitalistiese sektor met een ontwikkeld technies nivo. Als reaktje op de dualismethese van de moderniseringstheorie

is in de jaren zestig een alternatieve theoretiese aanzet ontwikkeld, die in de marxistiese traditie te plaatsen valt. De kritiek op de moderniseringstheorie kwam er vooral op neer dat de strikte scheiding tussen de beide sektoren in de ekono-mie niet te handhaven was. Tevens was het niet zo dat men de ontwikkeling louter in termen van interne faktoren, los van bet :Lnternationale ekonorniese gebeuren zou k.unnen verklaren" Grondleggers van deze nieuwe aanzet dJe in latere jaren op verschillende wijze verder is uitgewerkt, zijn Baran en Frank. Met name in de ontwikkel landen zijn hun idee~n op grote

chaal verwerkt. Vanwege de ujtgebreJdheid van deze stroming er een aparte naam aan gegeven naar het voornaamste thema: he1 dependencia- of afhankelijkheidsdenken.

De tra.d:LLie waarop d i t denken vooral terugg·aat, is d:ie van het kJ <lf.' >'i ·i. el<e irnJHor i.a1 i E3rneden.ken va.n men2; en a1 s Lenin en Luxemburg;. HeL is daanHn goed Jn het kort clc; voornaamste pln1t('tl d<iarvan

<1<1n te halen voor2over- de~e passen bij de vraagstelling van dit

,~ hoo :fd Lul<. )

S.

Hierbij heb ik gebruik gemaakt van het samenvattend artikel van Palrna(1978) Kortb(')idshalve beperk ik me tot het weer-p;even van het standpunt van 1,en:Ln t.'ln de positie van de Komintern na 1928.

(13)

Lenin ging er in tegenstelling tot Marx vanuit dat het kapi-talisme niet zondermeer een progressieve kracht was, die wanneer eenmaal in een maatschappij ingebracht die hele

maat--schappij zou transformeren. Veeleer was het volgens Lenin zo dat het kapitalisme in haar imperialistiese fase

6

voor veel onderontwikkelde landen een koloniale overheersing door geavanceerde landen betekende. Deze imperialistiese landen zocl1ten naar investeringsmogelijkheden voor hun overschot aan kapitaal, naar afzet- en grondstoffenmarkten die alleen

veilig gesteld konden worden door koloniale overheersing. De positie van de onderontwikkelde landen in de arbeidsdeling op were1dnivo die hieruit voortgekomen was, moet uiterst zwak worden genoemd. Zij moesten voedsel en grondstoffen leveren

tegen 1age pr~jzen en importen ui L de 'moeder.landen' duur

betalen. In die situatie zou volgens Lenin alleen verandering komen wanneer de koloniale banden zouden worden doorbroken. Dan bestond de mogelijkheid voor kapitalistiese ontwikkeling en industrialisatie. IDen direkte overgang van het feodalisme

(~~

naar het socialisme werd door Lenin niet voor mogelijk gehouden, m.a.w. Lenin hield nog steeds vast aan het progressieve

karakter van de kapitalistiese ontwikkeling al was hij daarin veel minder optbnisties dan Marx en Engels. Op de kracht van

de nation~le bourgeoisie zou het aankomen of deze ontwikkeling

zou aatsvinden(Palma 1978:896).

Nu waren bijvoorbee1d de Latijnsarner:lkaanse landen a1 sinds het be n van de vorige eeuw politiek onaïhanke1ijk zonder dat er van industrialisatie vergelijkbaar met die in West-Europa en

de Vereni e Staten sprake was geweest. Lenins visie werd dan ook in de jaren twinL:Lg al door de Komintern herzien, Deze .her'zie11.ing be to:nd voora] claarin dat de interne

k:]assenverhou--6

0 Lenin ziet het irnper:la:lisrne a1s het hoogste stadium van het kapitalisme. Belangrijkste kenmerken van deze fase zijn:

] ) kon een tra tie van de produkLie f)rl lwt i taal in rnonopo-· li s 9 2) versme]t:ll1g van bank en indu trii~el kapitaa1 9

J)

itaalexport,

4)

verdeling van de wereld onder inter-nationale rnonopolistiese verbonden, 5) voltooiîng van de

territorJale verdeling van de wereld tussen de grote

italistiese mogendheden(Lenin, Jmperialisme a1s hoogste stadium van bet italisme,1971, hoofdstuk

4).

(14)

dingen in de onderontwikkeJde landen een belangrijker plaats kregen in de analyse. Gesproken werd over de belangenovereen J,ornsten van de traditio:ne1e dominante k1assen 1 dat zijn de

grootgrondbezitters, de p1antagehouders en de hande1skapita-listen1 en de imperialistiese krachten. Al deze groepen hadden er belang bij de bestaande situatie te bestendigen. Het progressieve karakter van het kapitalisme werd daarmee als beperkter gezien. De positie van de nationale bourgeoisie werd daardoor moeil r gemaakt. Zij moest het opnemen z:owel

rialistiese krachten en de intern tegen de buitenlandse

dominante groepen. Deze visie van de Komintern is het uitgangs-punt geweest van het beleid van veel Latijnsamerikaanse

kommunist ese partijeri tot na de Kubaanse revolutie Deze partijen hielden vast aan een geleidelijke ontwikkeling naar het socialisme via Jn eerste in tantie burgerlijke revoluties

en wezen de mogelijkheid van gewapende st ijd af. Pas na het sla.gen van de Kubaans rev0Jutie1 waarin de mogelijkheid van

een overgang naar het ocialisme werd aangetoond, veranderden

zij hun s t •

Door werd de ana.Jys van de Komintern verder gevoerd. eerde te laten zien dat door de alliantie van de pr~-kapi tali tie e elites in de ontwikkelingslanden en de ita

J t ese c ites in de geavanceerde landen de ontwikkeling in de ee stgenoemd landen zeer beperkt zal moeten zijn. Het

grootBte dee] van het relatie:f surJ.1lu 8 dat in de

ontwikkelings·-7.

Haran h ft z deegn ui rkt jn zijn boek 1Political

onomy of growth' New York

1957.

B. aran ft e s u hegr:ip ingevoerd dat teruggaat naar

e k1as :i.(l kono111en I~ c<,1.rclo en Smith., en daarmee afwijkt van lwt n1eerwaard(~b0lgr:lp van Marx. Baran ziet surplus a]s

en !logr p dat e;e n bet rckk:ing hcei'I op ar1ar·i e ondornemine,en,

maa.r ge re Jat eerd is aan de huis houd ine; van de taa t"

on d c r c he id t 1 ) a k t u e e J 8 tH' p ] u s , hr, t v e r s chi 1 t u s s en cl e tput en d0' konsrnnrJtie" Daarmee kunnen netto invef:>

te worden gedaan. ze wordnn vcH'rninderd or vermeer~·

naar gc'>1anf~ het uit tromen

or

:instromen van taal ove taatsgrenzeno

2)

potentieel surplus, llfoi verschil

tussen de netto output en een bepaald minjmum-konsumptie nivo,. In :feite blij:fl. dit een puur tl1ooretios begr:ip, maar hot wijst o wel op dat er v rspillJ.ng kan bestaan binnen

on maatscl1appij.

Daarnaast preekt Ilaran n.og over· Pen gepland surplus dat echt r a s begrip alleen bruikbaar Js binnen liet kader van

(15)

landen gekre~erd wurdt, wordt afgeroomd naar het buitenland. Dit gebeurt door middel van de transfer van winsten, dividenden, roya.1 ties en de betaling op leningen of door de import van

J uxo konsumpti eprod uk ten. Hiwrdoor knn het surp1 u s niet in de ontwikkelingslanden zelf produktief gemaakt worden door het in de industrie te investeren.

Frank heeft met al deze idee~n zijn metropool-satellietmodel gebouwd. BasisvooronderstelJ.ing van Frank is dat in het kader van de wereldmarkt sinds de 16e eeuw a] sprake ts van monopo-lievorming in de verhouding tussen geavanceerde en onwikkelings-Janden en wel in het voordeel van de eerstgenoemde landen, die

hij metropolen noemt. Via de metropool-satelliet-keten, die ook ts doorg;edrongen in de intern<') s truktuur van de on twikkfl1j ngs-Janden, wordt het surplus stef)ds naar dt~ metropool afgproornd9

waardoor de) ontwikkel inlo'.' in de per:i f(,r:i e :fei Le] ijk onmop;olijk wordt gemaakt en zelfs omslaat in wat hij noemt 1de ontwikkeling

van de onderontwikkel 9

Het is zijns inziens dan ook een misvatting te veronderstellen dat de ekonomiese ontwikkelJng in een land verloopt volgens

vas tgelc~ e stadia zoals Hostow dacht.

In

de ontwikkelde

landen heeft zich nooit een situatie van onderontwikkeling voorgedaan zoals in de ontwikkelingslanden wel het geval is

en geweest is" Het enig·e moment waarop er een zekere mate van

()" Onderonlw:ikkeling: gerc·]ateE)rd aan het. b()grip onlwik.ke1inp; zoa.ls geformulE:t~rd op p.'J houdt dit in E!konomiese zin :in

f)ch•r geval ·in twt uitbl\jven van het ontstaan of dominant

woi·den van een :indt1strJële maatschappij. Voor de meeste onderontwikkelde landen betekent het dal de op de agrariese procl1:1ktie gebaseerde ekonom·i.e hei ,,;waartep11nt b].ijft,

Het begrip onderontwikkeling wordL echter ook gebr11ikt voor uJteenlopende politieke en sociale gevolgen van de ekono-miese f;·ituatie die afw en van de not'men 7.oals df;Ze geJden

in de centrale landen. Tn die zin hee:ft het betrekking op

versch solen aJ s lwt niet tot :3tand komen van politieke tabiJ.itei.t i de vorm van een demokraties stel.se],

k:ulh1rel aShankelijklie·id van het lllJitenland, 1m:1i1.r ook OJ! het ontbroken van voldoende m<•(ltese V(erzorging en ondervoc';ding van de lievolking·. I.n dat opz·icl1t wordt

onderontwikkeling gezien als gevolg van de achterlijkhetd van de bevolking. Senghaas nt :ri(:h daar t0gen af. H~j z:iet

ondorontwildze] ing· niet als <eon dool'f;Ftnp;,;stadium op weg naar ontwikkeling, maar aJs een integraal onderdeel van

hot door de itaJ:istieE;e me LropoJ en gedorninec:rde internationale okononl"io <' ysLeem(SengbaéH3 197li:18).

(16)

ontwikke1 :in{:>; .in rle Sat;eJ 1 i e t %ict1 kan voordoen is wanneer ch:

banden met de metropooJ. verzwakt zijn tijdens oorlogen en krises, maar deze ontwikkeling wordt weer teniet gedaan, v-anneer de

banden met de metropool hersteld zijn. De enige, definJ.tieve i1itweg voor de sateJlietlanden is het breken met de

kapitalis-tiese wereldekonomie waarvan ze via de banden met de wereld markt deel uit maken" Alleen een soc:ialistiese omwenteJing kan de ontwikkeling op gang brengen, een even simpele als

naieve konklusie die echter door meer mensen wordt aangehangen. Frank wurdt in z konkJusie gesterkt door het feit dat de

bourgeoisie in de satellietlanden geen progressieve betekenis heeft gehad(Frank 1969 146 150) •

Wa] e tein heeft het model van Frank aangepast. Hij is gekomen me lH:)t bogr van de wereJ dekonomie als uitgangspunt van zijn

·16e l · t J" i"

.. 10 1 k

analyse. De were_ de onomie is vanaf de ) eeuw capi ·a .:ts ;1es

c~n word rkt door een specJfieke arbeidsdeling. Op basis

eze arbeidsdeling beeft Wallerstein de landen ingedeeld

i.r1 een trum 1 s em:i.peri:ferie en JH~r:i :1: er:1 e. DE) z pos i ties zijn

voJgens hem niet onveranderl • Zo kunnen centrale landen terugva] 1c:Hl in oen semiperi.f re toestand zoals met Spanje en

gebeurd na de 16e eeuw1 on semi perifere landen

Por

kunnen o Jimmen tot centrale Janden. Dit laatste kan volgens Wullers oin maar op manie name] ijk door je geheel a:f te

lu-Iton van et buitenJand(au ark.ie). Pas wanneer de ontwikke·-~

O. r>tein onder cheidt tw(:'() soorten sociale systemen: en wereld temen. Mini ystemen komen op djt

t ni.et meer voor. WereJdsystemen daarentegen

w l , ge kenmerkt don C'en enkelvoudige arbe :id

d llng en ve Jvoudige k.uJ.turen. Dat wjl eggen dat de

arboidf;df;] ing· a] J een op het ekonorniese maar niet op het po J j t:i e en kn 1 ture le ied werk:1;aa.rn is. Wa.l] ers te in

ndor~~crie dt twee f';oorten W(0re1dsysternen, n . l . werü1d···· imperi on were d kononLieË';n. W.::ire] dimper:ia bezitten een pol.itiek eenheid waarin de po1iLt ke ün ükonorniese macht

amenv 11 , oa] b oorbe ld het vroegere Clünese Rijk [,Homo nse Il.ijk. Werc'ld lrnnorrde kennen gof~n pol:Lt:ieke id en daarmee ook geen enkelvoudi.ge ekonomiese macht.

De mark funktioneert a1 contraul rui lmecha.n:i.sme en als urplu erd Jer. Voor Wa1 Lcr te in l1oort bij ec~n

were1d-konom:le pe deJ'in·i Lie rlP itaJ i Ltef'>E) produktiewijze wat voor hem inhoudt de procluktin voor dn markt met als

(17)

l:i ng op gang is zijn banden met het buitenland heilzaam. Voor de perifere landen is er daarentegen geen enkel perspektief. Hun positie is zo afhanke1ijk van de wereldmarkt en van de

centrale landen, dat er van ontwikkeling in feite geen sprake kan z~jn elfs niet wanneer een radikale breuk met de wereld-ekonomie zou worden bewerkstel1:igd(Wa1Jerstei:n

1976).

B Jangrijkste bijdrage van Baran, Frank en Wallerstein is dat zij hebben laten zien dat landen niet ge'rso1eerd van elkaar kunnen worden geana.lyseerd, maar :c;teeds in c!e samenba.ng van een groter, voorname1 ekonomie s gel1e el Daarmee hebben zij tevens duidelijk

t dat externe faktoren van doorslaggevende betekenis kunnen zij:n voor de ontw:ikk.eJingskansen van een land"

Ook al lH~e:ft li'rank folf niet het begrip a:fhankf~lijkheid gebruikt al cEnitraa.1 bog·rip in zi,in ana1y~:;e, toch wordt hij a1s f)en van

d ggers van het dependenciadenken gezien. Dit denken

b uit Lat s "~Amerika tot de theorie!:~n over onder-ontwikkeling. De kerngedachten van het dependenciadenken z ij:n

door D et en Van Haastrecht als volgt samengevat:

1

t

J De tuatie van o:nderoniwikkeling kan slechts verklaard worden door aan de rol van externe faktoren grote aandacht

te schenken. De maats eJijke struktuur van de onderont-lde eden is n:Let autonoom ontstaan, maar voora] door van buiten die ieden gekomen dominerende machten. 2. Het gaat h:Lerbtj niet a1Jeen om het vaststellen van de

omvang en van het overheersingskarakter van die externe faktoren maar vooraJ om het opsporen van de neers1ag van

d work:ing van die f'aktoren in elk onderdeel van de

o c ale f'.1 truk tuur van de onderon twikke1 de maatschappij.

(

...

)

). dero ~wikk ling en ontwikkeling zijn met elkaar samen hangende proc ssen bo:ide veroorzaakt door het historiese proc s van de ontwJkkeling van het kapitalisme op

wereld-chaa] "

( @ • • )

:ft':tng· n d

f f J n g van cl e

onderontwikkeJ inp; ·j;3 E>lechls mogelijk na veroorzakende extcrné' behf,ers:ing: geen hervormings maar ec'n overwi:nni_ngE;·-- tra.tegie 0

• Hes g van c!e onderonLwikkeJ ing is slechts mult:idis i invo] df; band tus en :3ociale en ekonomiese faktoren is eer hecht.'

(Di t:z, en Van Haastccc)cht 19711 ;;_q)

opsomm.in van kerngecla eb ten mag· men niet konkluderen

(18)

Tussen de verschillende auteurs die als dependencistas bekend staan, bestaan kwa benadering behoorlijke verschillen. Dietz en Van Haastrecrit nemen een ind(~ling over van 1<-;vers en Von Wogau die de dependencistas onderscheiden naar het gebruik dat zij maken van het begrip afnankelijk~eJd, in burgerlijk

nationalis-tiese theoretici, zoals Furtado, Jaguaribe, Pinto en S11nkel, en marxistiese theoretici, zoals Cardoso, Marini, Dos Santos, Quijano en Stavenhagen. De eersten zien de afnankelijkheid als de som van externe variabelen die de voorwaarden bepalen voor de nationale ontwikkelingspr11cessen. De nadruk l i g t op

de beperkingen van de mogelijkheden van de staat om een autonome ontwikkelingspoJitiek te voeren. De marxistiese theoretici zien de a:friankeli.ikheic1 a]s dE~ bijzondt~r<c; ui twerkinp; van hf;t wereld kapitalistiese systeem op de onderontwikkelde landen(Dietz en Van Haastrech 197h:35).

o geeft Dos Santos de vol defini t e van het begrip a fbankeJ id waarin de nauwe samenhang tussen de interne

i tua ti<c; van de a:fhanke1 landen en de wereldekonomie naar

vor(~n komt

dependence we mean a situation in which the economy of certa:Ln count:ries is conditjoned the development and expan ion of another economy to which the former is sub-,jec ted. The re1at:ion o:f ·ïntei'd<c~pendence between two or

mor·e conom:ies and between these a.nd world tracle, assumes

the form o :f dependencc wlien ome eonn Lr·ies ( thf~ dominant ones) can Ec'Xpa.nd and can he sel:f f;tartinf_;, while otl1er countrie (the dependent one can do thJs on1y as a

re:flection of that expansion, whtch can have either a po itive or a negative effect on the immediate develop ment.• (Do anto 1971:226)

aa en S Ja ter hebben ook ge pro be e rd te 1 aten zien dat e erne faktoren va11 :invloed zijn op de ontw:LkkeJ jnf;skansen van per re ] andnn. ij bo chr n de E3it11aLie van de ontw:ikkelings

lil n cl met he bflgTip p r·Lf'ecr kapitaliESI1ie. Dat Js pas van oepass:ing' wann er de puri fnre Linden ge'fn]zorporeer·d raken in do wereJdekononrif;, Voor de LaLijnsa.merikaanse landen

B en Ar gen t i. n i (~ dat rond Jf\')0 al riet p,'nval. Door de o .in.korporat e komt (;on hepna1de komb:ina tie van procluktte~"

(19)

sarrieng;oian van ongel\jke, V(~rschillende r>roduktiewijzen binnen een samenhangend geheel. Onderontwikkeling is dan het gevolg van de ontwikkeling van het kapitalisme ir1 de metropolen, waar de dynámiek van de internationale ekonomie l i g t . De strukturele afhankelijkheid die de verhoudi.ng tussen metropool en periferie kenmerkt, is het verbindingsmechanjsme waardoor de

reproduktie-ek van de metropool tot in de periferie doordringt. Welke kombinatie van produ.k.tiewijzen in een konkreet 1and tot stand komt kan slechts door een bistoriese anaJyse achterhaal.tl worden(Senghaas

1974:15-31;

Slater

1977:10-19).

Op deze wijze wordt door S s en S1ater ontwikl<:eling in de perifere landen niet uitgesloten zoals Frank en Wal1erstein in feite wel doen, maar veel meer het ongelijkmatige karakter van de ontwikkel ten nadele van de perjfere landen benadrukt. In deze landen is dus zowel sprake van ontwikkeling als van

onderontwikkeling, die beide niet ten voord(de van het peri:fere land strekkon

vormt ef}n uitzondering in de reeks van marxitotiese

theoretici wat betreft zijn analyse en konklusie. ln feite gaat hij weer terug naar d(~ :ld()ü(~n van Marx zelf. Ma.rx beschouwde

hel j ta1:ismc~ a1s per de fini tie progret'sinve kr<1.cht. In de zo

vat Hey het

r t: n de p co cl 11k t i

itaJisme op wereJ.dschaaJ op als de expande-ze die uiteindeJijk allesoverheersend zaJ W<l rden • De ze f)Xp<':lns gaat overa] ten koste van de pr6 ita

t e produktievormen. Waar geen ontwikkeling valt waar te n men Jigt dat aan deze talistiese vonnen die niet in

s Laat \jn vo1doende 1vr 1 1oonarbeiders voor dü kapi talistiese

on twikke1 inr; te leveren. Daarom is dwang van buitenaf' nodig om de voorwaarden voor 1talistiese ontwikkeling te kre~ren.

Dat in do vorige euw n de r:erél te lJEd f t van duze eein·; VOO 1 eurd door midde] van ko1onia1e overheersing.

JonJ atie was pas moge] toen het kapitalisme in de po fere landen voldoende gerijpt was om zonder de politieke

(20)

op!!!(-;rkel\jk hoe dicht Hey met zijn beoordeling van cle pré-kapi

tal -j st:i.ese verhouding;en in de buurt komt van de ideeën van d(-J

J • • [ 1-- • 11

mo0ern1ser1ngs~11eor1e.

Een andere lijn van denken die in de ekonomiese politiek van veel Lat samerikaanse landen vooral sinds de jaren dertig opgang heeft gemaakt is de gedachte van de industrialisering vja de bnportsubstitutie, dat is de vervanging van importpro-dnkten door in het eigen land r:emaakte produkten. Een belangrijk protagonist van het importsubstitutieclenken in Latijns-Amerika was sinds het eind van de jaren veertig de ECLA(of in het

Spaans CEPAL), de VN~-kommissie voor de ek.crnomiese on_twikke1ing

van Latijns-Amerika~ met als belangrijkste vertegenwoordiger

Haolil Prebisch. Het rtsubstitut:iedenken is in feite een chtengang die gezien kan worden in de lijn van de modernise-ringstneorie voorzover het het kreëren van de interne voor-waarden voor ontwikkeling betreft. Kern van deze gedachte is dat door midde] van het opzetten van fabrieken waar produkten gemaakt worden dje tot dan toe geîmporteerd werden, de ontwik-ke] ing op gang kan worden gebracht. De voornaamste belemmer

voor de industrialisatie ligt namelijk in de aard van de relaties met het bui ten land. Dure indus tri(-)1(~ produkten moe ten u:i t het

or te erd worden 9 terwijl s tfl eds goedkoper worden de

prima re produk ten (gronds toff'en en voed

tc"erd worden" Door de importsubs t i tutje zou men minder afhanke

1 kunnen worden van de importen. Omdat dit proces niet spon-taan van de grond kan komen, moet de staat door direkt of

i.nd·i rekt ijpen er voor zorgen dat het op gang komt.

Volgens Dietz en Van Haastrecht wordt bij deze strate e u

itge--gaan van een aantal voorwaarden waari.n in feite niet kan worden voldaan 1. er moet een voldoende grote interne markt zijn;

dfoZü bJijf' ec.hter te k:le:ln va:nw8ge de {','rOtP inkomensonp;e1ijkrw:Îd, omhoog om l(:gen de importen te kunnen

kon.k.urre n; d:i t Jukt niet vanwf-){';e d() te lage loonkosbn1

waar-door de prLkkeJ to produkttvi Lcitsverhoging njEJL terk -Ls 9

J- men mo t onaf'hankelijk worden van het bui.tenland voor wa

Hierbij heb -Lk

~J tok over Hey

ik gprnaalzt van het samenvattend hoo :fel--in lrnt boek van Brewer(1980:182 202),

(21)

betreft de kapitaalgoederen(wachines, grondstoffen en half-fabrikaten),

4.

er moeten grote investeringen worden gedaan om nieuwe industr:Lefü1 van de grond Le krijgen; deze blijken in vee] geva]lcYn ni()t op te brengen t0: zijn,

5.

men moet vat

krijgen op de toffen uit het eigen land; deze zijn echter

in veel gevallen in handen van buiten]anders(Dietz en Van Haastrecht

1974 15

16).

Met name in de jaren dertig en de jaren vijftig werd door vers cli.i].1 ende I,a tijnsame rikaans e 1andf:n van11i t deze importsub--stitutiegeciachte ekonom ese politiek gevoerd met maar rnat:ig sukses. In de jaren es tig werd algemeen erkend, ook door de ECLA, dat d e po11t1ek toch niet had opgeleverd wat ervan verwacht was. Men begnn in te zien dat de faktoren buiten Latijns··Arnerika. tocl1 vee1 stEc,rkor van invloed waren op het ontwikkel proces dan men gedacht had.

Kort samengevat kan worden gestel.tl dat het begrip ontwikkeling voor a1 de genoemde theoretiese richt in feite neerkomt op

industrialisatie en het dominant worden van de kapitalistiese prod11kt :L e. De verschillen li.ggen op het punt van de mogelijk-heid van ontwikkeling De traditionele ontwikkelingstheorie gaat ui tdrukkE<J. van dez rnoge1ijkheid uit f~n ziet alleen

internè beperkingen terwijl andere richt in het extreemste

gf}VaJ zoals Frank en Waller tein 1 uitkomen op een ontkenning

van ontwikkel ge] den. Een aantal dependencistas preek zoals Dos Santos ove een vo11edige konditionering

va1·1 c]() 011twikke1ing :i.n perif~}re :landen door externe invloeden.

en en Slat r op een door de internationale veT'h.oudingen beperk to on twi kkeJ ing met e (·)n eigen karalcter.

Pa]ma maakt naar mijn mening terecht de opmerking dat de

f'wijzing van eJke mogel :id van on twi.kkel op zich niet :Ls te handhaven. Dat e ontwikk<)J in de zin van industrialise

g in do Wore]d en he ()f'L p1aa ts gevonden, va1 t niet

te on tkenn He tempo n de aard van deze ontwikkeling moet

olgens l:Hnn weJ een punt van d:i kus in vormen, mE1ar dat moet gnheur vanu t een be tud ring van de konkr(:lte ituat:ie

(22)

Hierin sluit Palma zich aan bij Cardoso die in zijn artikel de vertegenwoordigers van het dependenciadenken het verwijt maakt dat zij een statiese analyse hebben gemaakt van de situatie in de Latijnsamerikaanse landen. Verschijnselen die door de depen-dencistas worden aangevoerd als argument voor nun onderont-wikkelings-· of stagnatiethese zijn volgens Cardoso veeleer kenmerken van de specifieke ontwikkeling van het afhankelijk kapitalisme in de periferie en moeten ook als zodanig geanaly-seerd worden(Cardoso

1977:57).

SJater sluit met zijn konklusie hier ook bij aan, maar voegt er tevens <~en ander element aan toe. Hij spreekt over de blokkering van de ontwikkeling van de kapitalistiese produktiewijze in de perifere landen door een aantal interne en vooral externe

faktoren. Daardoor is, zoals hij stelt, een autonome industri~le akkurrmlatj_e die algemeen en dominant moet worden wil er van ontwikkeling sprake zijn, onmoge1ijk. Kapitalistiese ontwikkeling heeft er volgens Slater in de periferie wel op enige schaaJ plaatsgevonden, maar er is geen sprake geweest van

(23)

TII

In het vorige hoofdstuk heb Jk geprobeerd aan te g·even boe verschi11ende auteurs de ekonorn:ieEH) ontwikkelingskansen voor perifere landen inschatten. In dit hoofdstuk gaat het in meer

pecifieke zin om de aard en herkomst van de bepalende faktoren oorzover dez in de es naar voren komen. Met name staan hierbij tegenover elkaar de rol van de ontwikkeling van de

produktiekrachten en ertwudi11gen f;n de rol van de markt

( laties) als motor van de ekonomJese ontwikkeling.

Een t'Je 1angT' g·e ·Lchtspunt

punt van diskussie is d(:J vraag vanuit welk

en anaJyse van de ekonorniese ontwikkeling bekeken mo t worden en welke van daaruJ t gezien de beJangrijkste

b ende toren z his r:Les tw:ikkel van de perifere landen. Hie aa ik de faktoren voorzover genoemd doo de vertegenwoordigers van de moderniser theorie buiten

b scho • Zij gaan an een aantal voorwaarden ujt waaraan voldaan moet wordenl ie hiervoor p.15 en 16) 1 maar komen niet

h

d

o en verkl i.ng voor net uitbl van on wikkeling, die rder gaat dan dat

:î. t Ji'ran

p

benadr·ukt

r n~Jet vold is aan de voorwaarden. sme van de mo i ser:ings tbeor:i e t het l uter :in termen van interne ren a] technie e tekortkom in de landbouw, te

:Ltaa en een te kleine nterne markt, verklaren van

tagna t i van ontw 1eve benadering js(

ling van de perifere landen een rank 'J969:22J e.v,,)_ Over het hoofd wordt in dat en dat er externe faktoren werkzaam

,die de trukturen en mogol eden van de perifere landen we be'ïnvlo den en d rmee een auLonoom proces van

ontwJk-e 1 i nr: bel ernrne en. Tot op d :i L punt kuun en de mees te ch• PE'nden

c Las 1~an k m e e:aa n 0

ver·cic;re c;d ne ing, van F r·a opva ing b {','r p ontbreek ijn we b(){',TÏp en <itri de] a he t r'echt a] liekr'ittse:Pr'd en dan :i La] sme, Van dit

dc'lfinitte, maar o1gt samen:

(24)

een systeem van produktie voor de markt waarin winst not motief van de produktie vormt en

deze winst gerealiseerd wordt ten behoeve van iemand anders dan de dirokte producent aan wie het daarbij ontnomen wordt. 1 (Laclau 1974:136)

Wanneer een land betrokken raakt bij de internationale hande1 binnen de were1dekonom1e 1 dan moeten we dat land a1s

kapita1is-ties zien, want er wordt op welke manier dan ook voor winst geproduce(ord.

De dynamiek van de ontwikkeling ligt voor een land in de marktrelatj.es. Zo laat Frank zien dat, al naar gelang de mogelijkheden van een bepaald produkt op de wereldmarkt(bijv.

suiker in Noord-Oost Brazili~) een bepaalde re o wordt tnge-schakeJd om daarin te voorzien(Frank 1969:152-155). De feite-lijke macht lJ.gt bij die

monopoliseren sinds de

landen die de markt hebben weten te

e

16 eeuw, eerst de Spanjaarden en Portugezen, daarna de Nederlanders en de Enge1sen tot deze eeuw.

Volgens Wallerstein die zoals we hebben gezien de analyse van Frank verder heeft gevoerd, hebben deze landen een arbeids deling op wereldschaal tot stand gehracht waarbij de satelliet-]anden grondstof'fen en voedingsprodukten moesten produceren 9

terw de centrale landen de industrigle produktie ter hand ngen nemen Via de marktrelaties werd het surplus van de satelli.et naar de metropool afgeroomd en droeg daar bij tot de inrhuitr:iË:l]e ontwik:keling" E sentieeJ voor de ontwikkel in{'; van de ekonomie van (~en satelliet is voigens Frank en Wa11erstein de werking van de wereJdmarkt. De wijze waarop en de verhou-dingen waaronder de produktie in de perifere landen pJ.aats vindt, zijn bij Frank en Wallerstein van ondergescnikt belang.

o teJt WallersteJn dat de produktie voor winst gepaard kan gaan met versclril.1 ende vorrrwn van Wél t hij noemt ':Labour con tro] 1 aJ naar gelang de keu e die de heersende klasse in een land maakt(Walle stein 19711:126)"

Lac]au mei name heeft zich tegen de opvatting van Frank en Waller tein afgezet. Hij brengt er tegen in dat er onderscheid moet worden t tussen een produkti<')Wijze en een ekonomies

(25)

systeem. Er bestaat zoiets als een kapitalistiese produktiewijze 1 maar dat is vóora1 een theoretJes begrip met bepaalde kenmerken

in p1 aa ts van een :in de werke] 1jkhe id ?:Ui ver voorkomend ver·-s chUn s el. Daarentegen is een ekonomies systeem wel terug te vinden in de werkelijkheid en te beschrijven in termen van de verschillende produktiewijzen die erin voorkomen en die e1kaar wederzijds beînvloeden. Een ekonomies systeem kan dus volgens Laclau nooit kapita1isties g0noemd worden. De dynamiek van het ekonomies systeem zit volgens Laclau in de konkrete produktie-verhoudingen en deze zullen dan ook startpunt moeten zijn van elke analyse van de ontwikkeling in een land. Laclau is zo,

in tegenstelling tot Frank en Wallerstein 1 van mening dat in

La Lijns~Amerika is en geweest is 1 van feodale produktie

verhoudingen, wat niet in strijd hoeft te zijn met produktie voor de wereldmarkt. Uit indelijk zijn sinds de tweede helft van de vorige eeuw de ka pi tal is tie se produktieVf:lrhoudingen s te ecls domlnanter zijn geworden zonder echter de feodale verhoudingen

v o J l. o d i g te v e rn 1 e t i gen . 1 2

n fe te opteert Laclau ervoor de on twi kke 1 :Lng in eerste

Jn lantie als een intern proces te beschouwen, waarbij externe invloeden kunnen worden aangewezen die echter niet van

door-laggcvende betekenis zijn

Het punt van de karakterisering van de perifere maatschappij-formaties is in h.et be n va.n de jare.n zeventig uitgebreid

l )0dJ.<:Uss:Leerc · ·1 · l :tn · l Jé~·· t d b E' a·~ t over ce procu ·1.ev-·1Jzen° 1 i ·kt · " 1 3

·r

n ceze 1 dl kus ie wordi door edereen be treden dat de feodale en kap:ital:istie e erhoudingen zowel principieel a]s ruimtelijk

ge en van elkaar gescheiden zijn, zoals in de dualisme-these wordt ge teld. Daarenters-en wordt geprobeerd aan te t~even hoe

de :intern(" prodl1k.tieverboud:ing'en op eJkaa.r inwerken on welke invloed de externe faktoren hebben.

Voor' Seng;t1aa. en Slater kunnen de ontwikkelingslanden zoaJs

a1 perifeer kapital:isties getypeerd worden.

1 Zie voor de k.ritiek van Laclau op Ji'rank en Wal] ers te in

l:ieL artikel van Lacla.u in d<) bundel van de SUN 'Wat is

'Lmpuria1ismn? 1 u:L t 107li.

1'3, Zie voor C<)îl overzic1it van dit debat. tiet art:ikcl van A.Fosterw·Carter :in New Left Hnv:L(;W nr.107 uit 1078"

(26)

Zij worden gekenmerkt door wat zij noemen een strukturele

he terogeni tei t, wat wil :;;,eggen dat er verschil lende produktj_e-wijzen naast elkaar bestaan, maar dan niet zomaar toevallig

(Senghaas 1974:22; Slater 1977:14).

Rey heeft voor dit naast elkaar bestaan van produktiewijzen de term artikulatie ingevoerd. Deze toestand is volgens hem de normale toestand en kan niet alleen als overgangssituatie worden gekenschetst. Van de naast elkaar bestaande produktie-wijzen kan er ~~n als de dominante worden aangewezen. De

overgangssituatie is dan de periode waarin twee produktiewijzen strijden om de dominantie. Wanneer deze strijd beslist is, staat de reproduktie van de maatschappij verder in het teken van de reproduktie van de dan dominante produktiewijze. Voor de niet-dominante produktiewijzen betekent dat, dat zij een rol gaan spelen in de reproduktie van de dominante produktiewijze en daardoor moeten worden aangepast. Voor Slater en Senghaas is deze heterogeniteit in de interne verhoudingen uitdrukking van de internationale verhoudingen, die gekenmerkt worden door een strukturele afhankelijkheidsverhouding tussen centrale en

perifere landen. De bepalende faktoren voor de ontwikkeling liggen dus voor de perifere landen buiten hun grenzen. De ontwikkel van de interne produktieverhoudingen kan alleen verklaard en begrepen worden in de kontekst van de internatio-nale verhoudingen. Konkreet heeft dat beLekend voor een peri-feer land, dat er na de inkorporatie in de kapitalistiese wereldmarkt er voortdurend surpJ.usprodukt door het

imperialis-ties kapitaal werd onttrokken waardoor de nationale kapitaals-akkumu1at:Le belemmerd werd,, Deze overdracht van f.;11rpl us vond plaats via bet mechanisme van de ongelijke rui1.J

4

1 li Het begrip ongelijk<~ rui] :is afkomstig van Emmanuel.

Slater omschrijft het als volgt: 'Kort gezegd vindt ongelijke ruil plaats omdat op de kapitalistiese wereldmarkt het

produkt van een uur arbeid in een Jand met onderontwikkelde produktiekrachten, gemiddeld genomen verkocht wordt voor een bedrag dat lager is dan wat betaald wordt voor het produkt van een uur arbej.d dat is voortgebracht in een land met meer ontwikkelde produkt1ekrachten.' (Slater 1977:

]11) Op dez(~ wijze moeten on ('orontwikke1de landen een deel van hun surpJus besteden aan de import van dure produkten uit de ontwikkelde landen.

(27)

Bovendien kon, 1omda t er een be 1 an gE;novf; reenkoms t bestond tussen

de pr~-kapitalistiese sociale krachten en het imperialisties

kapitaal, er geen voldoende sterke nationale burgerlijke klasse opkomen. Door al deze faktoren kwam er geen interne markt op voor industriële p:rodukten. Voorzover deze er was werd ze voor een groot deel voorzien door importen, waarbij de dominantie van het buitenlands handelskapitaal van belang was(Senghaas 197L1:2J e.v.; Slater 1977:1J 14).

Marini vervolgens legt vooraJ de nadruk op de gevo:lgen van de integratie van de perifere :landen in de kapita1istjese wereld-ekonomie op het nivo van de produktiestruktuur. Voor de Latijns-amerikaanse landen betekende deze integratie, die volgens

Marini al rond 1840 voltooid was, dat zij voedingsmiddelen en gronds tof'fen voor Wes !;.-Europa en de Veren igcle Sta ten moes ten gaan produceren. Vanuit deze laatste landen was de druk groot om de prijzen van grondstoffen en andere primaire produkten te laten da1en 1 dit om de dreiging van de tendenti~le daling van

de winstvoet15 tegen te kunnen gaan. Vj.a het mechanisme van de onge1 ruil werd meerwaarde overgedragen naar de centrale landen. Voor de interne produktieverhoudingen betekende dat dat de arbeiders overuitgebuit moesten worden, d"w.z. dat door de verlenging van de arbeids en door het verlagen van de lonen de arbeiders onder het bestaansminimum werden betaald. Daardoor waren zij des te meer aangewezen op de opbrengsten van de subsistentiesektor waarmee ze via hun familie nog

15" Het begrip tendenti~l daJ.ing van de winstvoet is door Marx erd in het derde dcieJ van het Kapitaal(in de J1oo:fdstukk.en 1'.3, 11.i en ·1 15) Ilet s1 aat op de gevolgen van

de opvoering van de produktiviteit door het inzetten van meer en betere machines. t aandeel van het konEstante

taa1 ( ) tn de organ icH'l e samen f; t~;] 1 ing van het ka pi taal

(c+v) neemt dan toe ten nadele van het variabele kapitaa1 (v), de arbeidskrachten. Gevolg hiervan is dat, als de

meerwaardevcH~t(m/v) gelijk bliji't dE: winstvoet(m/c+v)

daalt. Er zijn Lal van mogelijkheden om deze daling tegen te gaan. Zo kan men proberen de meerwaardevoet te laten stijgen door verhogJng van de absolute of relatieve meer-waarde, maar ool< kan men proberen goedk.opere grondsto:ffen

(behorende tot het konstante kapitaal) te verkrijgen, Een derde moge1ijkheid js de kapitaalexport naar landen waar een hogere winstvoet is te bcreJken door een :lagere organie samenstelling van het kapitaal en door re

(28)

banden hadden. Op deze wijze kon er geen interne markt ontstaan en is de kapitaalsakkurnulatie te gering om te dienen als basis voor een ontwikkeling naar industr'-i<'disatie. De arbeidsdeling op wereldschaal werkt zo volgens Marini stagnerend op de

ontwikkeling in de perifere landen(Marini 1976).

Cueva vat de primaire kapitaalsa.kkum11latie in strikt marxistiese z:i.n op en probeert van daaruit de ontwikkeling in Latijns-Amerika to verklaren. De primaire akkumu1at:ie houdt in de scheiding van de direkte producent van zijn produktiemiddelen en het opkomen van het kapitalisties eigendom van de produktiemiddelen. Onder druk van de metropolen kwam de internationale arbeidsdeling

tot stand waarbij de peri:fere l and<~n werden omgevormd tot oxport-ekonomiegn die kompJementair waren aan de industriële ekonomieën in de metropolen. De buitenJandse invloed 1n een perifeer land, zeker in Latijns-Amerika, bleef beperkt tot de handels en financië1e sektor. De buitenlandse investeringen, voornamelijk Engelse, in de spoorwegen waren gericht op het verbeteren van de infraE;truktuur voor de aan-- en afvoer van handelswaar. Verdere direkte buitenlandse investeringen bleven in de tijd waar Cueva hier over praat, de tweede helft van de vorige eeuw, uit. Cueva noemt dit in navolging van Prebisch een naar buiten gericht ontwikkeJingsmndeJ in de perifere 1anden, omdat de citeit tot het akkumu1eren van kapitaaJ afhangt van de primaire exportaktiviteit. De industriële ontwikkel is daarmee afhankelijk geworden van de schomme--1ingen in de exportaktiviteit. In de exportsektor hebben de

traditionele grootgrondbezitters hun positie weten te behouden en zelfs weten te verbeteren. Cuova spreekt over de Junkerweg

l ( l ] ' 16 ( ·1···1 t p . . l . )

naar 1e • ;a.1sme verge_ D< me· ruisen in ce vorige eeuw 1

16. Marx r;;preekt van twee manieren van ontwikkeling naar het industrjeel ita1isme. Een revoJutionaire weg wanneer djrekte producenten de produktio in de hand nomen, kapitaal

akkumul~~ren en produkten a:fz.e t ten zoals dat rond 1600 in Enge.land voor het eerst begon, en een niet-revolutionaire weg wanneer het handelskapitaal di.rekt bezit neemt van de produktie(Das Kap:ita1, dritter Baud 197':5:~)1+7)0

Lenin maakt een vergelijkbaar onderscheid in z.ijn boek

'De ontwikkeling van het kapitalisme in Rusland', wanneer hij spreekt over do niet revolutionaire 'Junkerweg' naar :het kapitalisme. Hierbij houdt de oude ekonomie van liet

grootgrondbezit stand en gaat langzaam over in een kapita-li~>tiese ekonomie, m.a.w. er is sprake van een inwendige omvorming van de ekonomie van de grootgrondbezitters, die nog lange tijd gebaseerd bJijft op Jijfeigenschap.

(29)

absolute meerwaarde en daarmee gee produktiviteitsverhoging binnen de landbouwsektor. Zo kon er geen moderne bourgeoisie en geen modern proletariaat tot stand komen, of sJechts zeer geleidelijk. De interne markt kon zich slechts heel langzaam en onevenwichtig uitbreiden(Cueva

1979).

Ook Furtado brengt bet industriaJisatjeproces in verband met de expansie van de export. Dit doet hij voor Latijnsamerikaanse landen als BraziliM en Argentini~ in de tweede helft van de vorige en de eerste helft van deze eeuw Volgens Furtado bracht de gespeciaJiseerde produktie voor de export wel een groeiende produktiviteit en een toename van het (nationale) inkomen met zich meeu Zo ontstond een kern van een binnenlandse markt, die in eerste instantie voorzien werd met importprodukten.

Industri~le produktie moest in Latijns-Amerika dus konkurreren zowel met de ambachtslieden met een Jage produktiviteit die de lokale markt voorzagen, als met de ef:ficiënte producenten op de wereldmarkt Volgens Furtado was de aarcl van de exportsektor van essentieel belang voor de omvang van de thuismarkt.

In

de eerste :fase van de industria1isatie kwamen alleen :fabrieken voor nie t--duurzame konsumptiogoederen zoals voedingsmiddelen 9

textiel en schoeisel toL stand. De groeimogeltjkheden in deze sektoren waren zeer beperkt vanwege de geringe omvang van de interne markt Dat bleek vooral uit de stagnatie in de industrie vlak voor en direkt na de wereldkrisis van ·1929. De Lerugva1

in de export en de verla van de importko~fficient die daar

11it vol 1 opende weJ de mogelijkheid voor een proces van

import nbstitutie dat echter a]]een op p;an{'; kwam in ]anden

d·le a:l ch~ encstf) rase van. de :lndusLriatisatie hadden doorgemaakt"

Nog sL(~eds ontbrak ecllter een basis o:nder het proces van

industrialisatie namelijk een eigen produktiemiddelen industrie.

Om dc)ze basjsinclustt'ic~ën op Le zetLen werd na de Tweede WereJd

oorlog vooraJ gesteund op de aktiv:ite:itcn van de staat, maar

ook L eds meer op buitenJ;~u1d:cH; invert(-:ringen en technologie. Lrategi e van de importsubs tj tut ie i é5 dus voJ g<3ns I1'urtado

(30)

niet voldoende geweest om een a11tonoom industrialiserings-proces op gang te brengen" Voor li'urtado is voor autonome ontwikkeling de eigen produktie van kapitaalgoederen een absolute voorwaarde(Furtado

1969).

Bijna alle hier genoemde auteurs e:aan uit van het afhanke1 ka.rakter van de ontwikkeling in de perifere landen" Dat houdt

tevens in dat er van een autonoom ontwikkelingsproces, zoals dat in West-Europa en de Verenigde Staten heeft plaatsgevonden bij de overgang naar het kapitalisme, geen sprake kan ~ijn in de perifere landen. Do dominerende faktor op wereldschaal is het

italisme waarvan de kern i indtJf> trial isee rde l;cn1den.

te vinden in de centrale, ge

Frank en W<.d.1erstein ste11en de verhoud op en de werk:Jng van do wereldmarkt verantwoordelijk, terwijl Senghaas Sla ter en Marini een aantal gevolgen van de opname van de perifere landen in de wereldekonomie laten zien, waarbij zowel de markt ,, P at ie E3 al de produktieverhoud een rol spelen.

Fu tado en Cueva benadrukken ieder vanuit hun analyse de belang-r at<~ van d produktie voor de expo t. Furtado ziet er een progressief element in, omdat zijns inziens het be van

cl

he

indus ia isat e erdoor moge] op den duur niet voldoende wa

werd gemaakt, zij het dat om de g1·oel in stand te

houden. Cueva laat ien ho de e exportaktivitc.it een rem

wa.s p de ontwikkelj.ng van d produkti ekracliten e~1 daardoor in

(31)

IV

Over de rol van de staat in de perifere landen bestaat geen uitg·ebre:ide theorievorming zoals dat wel het geval is over de rol van de staat in de centrale landen. Toch wil ik hier in het kort ingaan op de vorming van de staat en de rol die de nationale regeringen in het ekonomiese proces spelen in de

peri rore landen"

In deze landen is het staatsvormingsproces later op gang

gekomen dan in de centrale landen van Europa. Aan de ene kant is dat een logiEHJ gevolg van de ko.loniale status di(~ vee.1 landen in Afrika, Azi~ en Latijns-Amerika hebben gehad. Aan de andere kant is het tevens een gevolg van de ondergeschikte positie die die landen in de wereldekonomie hebben ingenomen en nog steeds innemen. De Latijnsamerikaanse landen zijn reeds in een vroeg stadium, jn het begin van de vorige eeuw, erin

ge laagd hun koloniale status ar te werpen. Dat was in een tijd dat hun koloniale overheersers, Spanje en Portugal, hun positie als g:t'oo tmachten ve1·loren riadden. In een periode van ongeveer vijf'tig jaar word de politieke kaart van Latijns Amerika ont-worpen zoa.ls we deze op dit moment nog steeds kennen. Tevens w~rd de interne strijd om de macht besJecht in het voordeel van de r:fgenamen van de koloniale heersers, de plantagehouders en de andere grootgrondbezitters.

Cueva heeft dan ook geen ongelijk, wanneer hij ste1t dat de

vorndng va.n de nationalo staten in Latijns-·Anrnr·ika begrepen mo t worden de gegevon historiese kontekst en tegen de

achte van de internationale ekonomie. De uit de koloniale i t a l i tiese strukturen kenden zo weinig samenhang dat het niet erwonder1 ijk was dat de :fase van de onafhankcd eids L meer het karakter kreeg van een interne

Lr om de rnacrit

c p.robe0)rden hun uit nel 1.ijke vo

arnert met de o

tussen inv1o

allerlei regionale en J.oka1e machten, d te behouden. Volgens Cueva hangt de

van enigs,,,in stabie.le nationale taten

t van een organiese bourgeoiEdeo Deze bour~ geoisie wordt door hem niet opgevat a:ls een louter industri(01e

(32)

bourgeoisie, maar hij rekent daaronder ook de voor de wereldmarkt prod ncerende g-roo tg-rondbe zi. t te rs f)n de handel ska pita 1 is ten van binnen- en buitenlandse oorsprong. Pas wanneer de opname van de Latijnsamerikaanse landen in de wereldekonomie voltooid is1 is

de stabilisatie van de wat hij noemt de liberale-oligarchiese E: taa t mo gel ~jk"

Het karakter van de staat werd bepaald door de omstandigheden waaronder deze tot stand was gekomen o Latijns -Amerika raakte zoals we hebben gezien, betrokken bij de expanderende kapitalis-tiese produktiewijze in de rol van grondstoffenleverancJer. Intern betekende dat geen doorbreking van de bestaande machts-verhouding. De macht van de traditionel heersende klasse

bepaaJde het autoritaire karakter van de staat. Een ander gevolg was verder dat er geen sterke centrale regeringsmacht tot stand

17

kon komen.- Voor Brazili~ betekende dat, dat er een federale staat tot stand kon komen waarin de lokale oligarchiegn vol-doende mogelijkheden hadden om hun eigen regio te besturen (Cueva

1979:

·-83) 0

De zwakte van de centrale regeringsmacht komt tot uiting in de af'hankel positie die de regerjng inneemt tussen de heersende

binnenlandse en buitenlandse machten, De staat moest er zorg voor dragen dat de be van beJ.de groeperingen behartigd werden, enerzijds om op voldoende politieke steun en anderzijds om op voldoende inkomsten te kunnen rekenen. De opkomende

industriële boure;eoisi.~) moest in een dergc0lijkE~ situatie optornen

tegen de dominante binnen- en buj.tenlandse belangen. Zij kon hij het verkrijgen van voldoende kapj taa:t en hot zekerstellon van de afzetmarkten niet rekenen op de steun van de staat.

17- Voor Wallcrstein is de zwakte van de centrale regerjng in de perifere landen een van de belangrijkste kenmerken

waari.n deze landen zieh onderscheiden van de centrale landen, en tevens een belangrijke oorzaak voor het voort-bestaan van de ondergeschikte positie van do perifere landen(Wallerstein 1974:1~9 en

355).

(33)

v

Naar mijn mening is het duidelijk geworden uit de eerdere hoofd-stukken dat voor de verklaring van de ekonomiese ontwikkeling in de perifere landen de positie van die landen ten opzichte van de wereldekonomie van wezenlijk belang is. Daarmee draagt de overgang van feodale of liever pr~-kap1talistiese, vernou-dingen naar kapitalistJese een ander karakter dan die in de centrale landen van West-Europa, die in een vroeger tijdperk

en onder andere omstandigheden heef't p1 aa tsgehad. Vanwege het afhankelijke karakter van de positie van de perifere landen in de wereldekonomie is er van een autonome ontwikkeling naa ttalistiese ve~houdingen geen sprake, wel van een aYhankelijke ontwikke1J_ng met een E~igen, ongelijk karakter.

De manier waarop deze perifere landen in de were1deknnoa1i.e

i.in opgenomen kan !HH<l verschil-Jend 7'ijn. Zo zijn de Latijnsame

rikaanse landen in de vorige eeuw, terwijl ze politiek onaf-hanke1 waren hierin opgenomen. Dat betekende eveneens dat

de overhe<~rs op ekonom~Les nivo door tuit dorninan te land in

land, niet kon doordr:ingen tot in de produkti.e.

die Lijd,

De 1sen beheersten daarentegen binnen hun eigen imperium we1 deg·el de produktie van grondstoffen(bijv. in Soedan en

gypte) "

De positie van een perifeer land wordt verd~r bepaald door de aard van de produkten die op de wereldmarkt kunnen worden gebracht. Er is een duidelijk verschil tussen landen die a11een mineralen J.everen en landen die voedingsmiddelen en

grondstof-fen Ieveren. De eerste kunnen worden beschreven als een cnc1ave-ckonomie waarin de buitenlandse invloed reJ.atief

beperkt blijft en de sub istentie-ekonomie die de rest van hei.

1and b boerst wcdn1g ontw:Lk:ke]:ing;skansen t)iedt(Co:lomlLLa, Peru

c11 B<)1 ivia) • De tw cede 1 ancien wo r·d<~n bes c.hré:ven a1 s export-·

ekonomie(5n waarin l10L grootste deeJ van tiet produkt.1epotentiee1 in dJen t staat van de produktie voor de wereldmarkt(Brazi1i~1

Chili en Argen inJ~).

(34)

grotendeels bepaald wordt en ai:'hankelijk is van de aard van het produkt waa.rmoe riet ]and op de wereJ.dmarkt kan verschijnen, m.a.w. dat de pos:Itte va.neen land op de wereldmarkt van

door--slaggEJV(:)nde be tek.Enüs voor de kau en op ekonorni ese on twikk.el tng. e e post tie op dE" wereldmarkt is echter c-èen weerspiegel:ing van de rol dJ.e een land speelt :in hr:t leader van de internationale arbeidsdeJjng, die tot stand is gekomen als gevolg van de

expans:ie van de kaptta1istiese rrodukt:uèwijze vanutt de 1Duropese ] and en" Daarln he ei:'t het V(~rs chi 1 in d() ma te va.n on tw:t kke1

dat op het moment van de inkorporatie bestond ten gunste van de contrale landEHl gespeeld" Het kon1rn<,rcië]e overwicht van de ('nnt e Jan.den op de wereldmarlcc heeft de af11ankelijkrn"id van

fere landen alleen maar bevorderd. d pe

Vfn·klaring van de gebf'~1n·LE"nissen in de peri:fere :tanden a1s louter ' nditione rd' door externe faktoren(Dos Santos) doet m s inzJens geen recht aan de ontwikkel lJ b CF de in terne v er-·

houd:i ngen die zeker wa.arneembaar ts. Dat u tevens een ontken n i11g i n:l:1oudcn van d.e ges chiedeni van de perifere landen v66r

d () ame in de wereldekonomie. Voor een go d begri.p van de s i t u a t e in een perifeer land i een bestudering van de jn erne rhoud ngon daarom onmisbaar. deze wijze kan

komen vast te staéHl in hoE'!Verre er- na de opna.rne :in de wereJd ckonomic prake is geweest va tcndenscn in de richtjng van hct on L taan van i t a l i t·iese verhoudingen, z.oa.ls het opkomen van

t al i ,., t i cl van produktiemiddelen1 van :loonarbeid en

van EHH1 interne markt voor indus trilc'le produkten.

ens moe daar bi,i bel.rokken worden we]kEl Lernc.: faktoren deze

L clet1i3üII ee:ft het weinig zin ecrn

L o v o ren ov () tl L fe j of Latijn ~-Amerika nu aJ fJ

0 i1 o t' a] iL1]i t i e moet worden gekarakteriseerd. Het

gant veel e om de verhoud:ing lU3

r ()

0 da 1 e 0 f p ·-ka pi ta1 i

( ' p ta1 L:i t> r ]a.ti('S ·in het kadcr va.neen ana.Jy fJ

de ontwikk Jingsmogel heden van een perli:'eer' Jand. Dit

vd :L.k pro on LcJ don.n met llPtr kleine; tot de nk:onomieso

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The search strategy consisted of both medical subject headings (MESH) terms as well as alternative terms known for each of the MESH terms. The search terms included

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Die filosofies- opvoedkundige mandaat (grondslag) van die Pretorius-kommissie was tweërlei van aard: dat “die Christelike beginsel in onderwys en op- voeding erken, openbaar en

H oew el geen boeke of tydskrifte uitgeleen word nie is studente en ander lede van die publiek welkom om enige w erke te kora raadpleeg. Fotostatiese afdrukke

 dŽĞŬŽŵƐƚƐĐĞŶĂƌŝŽ͛ƐƉĂƚŝģŶƚĞƌǀĂƌŝŶŐĞŶ͕ĚĞĐĞŵďĞƌϮϬϭϳͲsĞƌƐůĂŐ ϲ  ŝƐĐƵƐƐŝĞ

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

• Het aantal wetten neemt sinds 1980 stelselmatig toe, en dat geldt ook voor ministeriële regelingen sinds 2005, het aantal AMvB’s neemt enigszins af sinds 2002. • In de jaren