Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 30
bron
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 30. E.J. Brill, Leiden 1911
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_tij003191101_01/colofon.htm
© 2009 dbnl
1
Een nieuw Mandeville-handschrift.
In de kostbare verzameling van handschriften en oude drukken, die door Sir George Grey in 1861 aan de Zuid-Afrikaansche Bibliotheek te Kaapstad ten geschenke werd gegeven, bevonden zich negen Middelnederlandsche handschriften. Door latere schenkingen is deze verzameling met nog een drietal andere Dietsche handschriften verrijkt. Onder die twaalf handschriften zijn er tien getijdenboeken;
een bevat eene vertaling der psalmen, en het laatste en merkwaardigste is een zoo goed als volledige tekst van de Reis van Jan van Mandeville (slechts één blad ontbreekt). Dit handschrift was nog niet bekend in Europa toen Dr. N.A. Cramer in 1908 vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden eene uitgave bezorgde van ‘De Reis van Jan van Mandeville, naar de Middelnederlandsche handschriften en incunabelen.’
Het is een handschrift op perkament uit de jaren ± 1390 tot 1430. Het is
genummerd 361, 362 en 363, Afdeeling I van de hooger vermelde ‘Grey Collectie’.
Folio 1 is blijkbaar het eenig in zijn geheel overgebleven blad van een half quatern;
het is de wedergade van een blad dat zich vroeger vooraan bevond doch thans
verdwenen is, behoudens een smal kimmetje (onglet) bij den naad; daaromheen
bevond zich een dubbel blad waarvan de eerste helft vooraan tegen het omslag
geplakt was en nu voor het grootste gedeelte is weggescheurd; de andere helft van
dit dubbel blad bevond zich tusschen folio 1 en 2
2
en is weggescheurd; op de overgebleven kim zijn nog een paar teekens robrik te zien [stukjes van dit teeken: ] waaruit met zekerheid is af te leiden dat hierop het vervolg stond van den tekst van bl. 1 v o . Folio 2 is de wedergade van een blad dat tusschen folio 2 en 3 is weggesneden. Verder vindt men tien quaternen; doch tusschen f o 64 en 65 is weer een blad uitgescheurd. Achteraan is er nog een dubbel blad waarvan de tweede helft vroeger blijkbaar tegen het omslag was geplakt, doch thans geheel daarvan is losgemaakt; dit laatste blad is bovendien gedeeltelijk verknipt en vernield. Dit maakt samen 83 bladen. Deze bladen zijn 262 tot 265 mm. hoog bij 185 mm. breed. Elke bladzijde is verdeeld in twee kolommen, met potlood afgeschreven en gelijnd. De kolommen zijn 61 tot 65 mm. breed, 197 tot 202 mm.
hoog, en bevatten 42 regels elk. Reclamen komen voor op het laatste blad van ieder quatern. Ook de signaturen zijn, behalve in het eerste quatern, goed zichtbaar, en bestaan uit kleine letters met Romeinsche cijfers: bj tot biiij, cj tot ciiij enz. Op het vijfde blad van ieder quatern staat bij wijze van signatuur een kruisje.
Blad 1 r o is onbeschreven, behoudens aanteekeningen van vroegere bezitters (zie beneden).
Op blad 1 v o komt de volgende inhoudstafel voor:
+
bl. 1. v o a.
+
Dit es die tafle van dien dat in dit boec gescreuen es die wege ten heylegen lande te trecken
Item vander stat van constantenoplen ende vanden
+
.j.
heylichdom datter in es
+Item vanden lande van grieken ende vanden wondre
+
.ij.
datter in es ende van haren geloeue
++
.iij.
Item vanden lande van cypre ende vanden wondre datter in es
++
.iij.
Item van enen groten wondre dat es bider stat van akon.
+Item vande soudaen van babilonien ende van sire macht
+
.iiij.
van siere loy ende waer hi woent
++
.v Item van den lande van egypten
++
.vj.
Item van enen wondre dat vonden wert int wout van egypten
+Item vander stede daer balseme wast ende om te wete
ofte si gerecht es
3
Item vanden coren soldre Josephs die hi maken dede
+
.vij.
jegen dic diere ja[re]
++
.viij.
Item van der stat van alixandren
+Item vanden wege om te gane van babilonien toten
+
ix.
berge van synay.
+Item vanden wege vanden berge van synay tot Jherusalem
+
.x.
ende van den groten wondre die daer syn.
++
.xi.
Item vander stat van Jherusalem ende vanden wondre dat daer is.
++
.xij.
Item vander doder zee.
+Item van Sinte Jans hoede ende van eenre fonteynen die
+
.xiiij.
wonderlijc es.
++
bl. 1 v o b.
+
Item hoe die van galylee ontbieden ontset ende hulpe alsi‖belegen
+
.xv.
sijn sonder bode te sindene.
+Item van menegerande kersten die in dat lant sijn ende
+
.xvi.
van haren geloeue.
+Item vanden wege om te gane ten lande van ouer zee
+
.xvij.
die ter zee niet en mogen.
++
.xviij Item van den gelooue vanden sarrasinen
+Item hoe die soudaen sprac toten ridder die desen boec
+
.xix.
maecte van onsen kerstenen geloeue seir wonderlike
+Item van mahomet ende van sinen leuen ende waer om si genen wijn en drinken.
+
.xxi.
Item vanden castele daermen den sporware waect
++
.xxij.
Item van eenre stat daer geen kersten mensce leuen mach
++
.xxiij.
Item wat hemels broet es.
++
.xxiiij.
Item vander vrouwen lande
+Item vanden lande van ethiopen ende vanden wondre
+
.xxv.
datter in es
++
.xxvi.
Item van den dyamanten
++
.xxvij.
Item hoemen die dyamante proeuen sal
+Item vanden lande van jnden ende vanden eylanden
+
.xxviij.
ende vanden wondre die daer in sijn
++
.xxix.
Item vanden bossch daer tpeper wast
++
.xxx.
Item waerom si anbeden .i. osse.
+Item om te weten waer Sinte thomaes leit ende vanden wondre
+
.xxx.
die in sire kerken sijn.
+Item vanden groten hoechtide der temple enter afgode
+
.xxxi.
der heydene
++
.xxxij.
Item vanden lande daer alle vrouwen gemeyn wijfs sijn
+Het vervolg dezer tafel stond op het tusschen 1 en 2 uitgescheurde blad; op het
overgebleven strookje zijn zooals gezegd
4
nog gedeelten te zien van de met robrik gemaakte teekens die ieder Item voorafgaan.
Bl. 2 r o is onbeschreven, behoudens latere aanteekeningen (zie beneden). Op bl. 2 v o staat eene gekleurde penteekening.
Op bl. 3 begint de eigenlijke text. Begin:
+
bl. 3a.
+
In den name des vaders des soens ende des heylichs geests. Amen.
Want dat alsoe es dat lant van ouer zee dat es te wetene dat heyleghe lant der geloeften onder alle andren landen es dat utvercorenste ende dat werdichste Ende vrouwe ende onerste van alle andren landen. Ende es ghebenedijt geheylicht Ende gheconsacreert vanden heyleghen lichame Ende metten dier baren bloede ons heren ihesu cristi. In welken lande hem behaghelec was Ende woude hem inden lichame der glorioser maget Sinte marien verscinen ende menschelijc vleesch an nemen ende voedinghe. Oec woudi in dit lant om gaen ende daer in wandelen ende meneghe miracle daer in doen ende predeken ende leren dat gheloue der kerstene al sine kindren. In dit lant woude hi menich verwijt ende spot dogen ende liden om onsen wille. Van desen lande sonderlinghe woude hi geheten sijn coninc die was ende es coninc des hemels ende der erden des lochts ende der zee ende al der dingen die daer in sijn Ende hi hiet hem seluen sonderlinge van desen lande coninc doen hi seide. R e x s u m i u d e o r u m . Dats te seggene ic ben coninc der ioden want doen was dit lant der ioden ende dit lant hadde hi vercoren te sinen behoef
+
bl. 3b.
onder alle andren landen als dat beste
+‖ ende dat doghendelecste ende dat werdichste van alder werelt want het es dat herte ende dat beste van alder werelt als die phy[lo]sophe
1)seit. Virtus rerum in medio consistit.
Dats te seggen die doeght der dinghen es inder middelt. enz.
Einde:
Ende ic ian van mandeuille vorseit die wt onsen lande van ingelant sciet varende ouer zee jnt jaer ons heren .m.ccc. ende .xxij. hebbe sint menich lant om gacn ende hebbe geweest in menich goet gheselschap ende gesien menich scoen feyt hoe ic selue noyt scoen feyt en dede no ander doecht daermen af spreken mochte maer nv ben ic comen te rasten jegen minen danc mids fledersine ende artielen die mi verworgen. Ende
+