• No results found

UMC Radboud

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "UMC Radboud"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UMC ~)St Radboud

Bloktoets Datum Aanvang

58103 Celbiologische processen 4 maart 2011

10.00 uur

Deze tentamenset kunt u na afloop meenemen

Universitair Medisch Centrum

Faculteil_dct Medische We!Otl$eheppon

Ook de doordruk van het antwoordformulier voor de meerkeuzevragen mag u behouden.

Achter deze pagina Is de codontabel toegevoegd.

ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE:

• Dit tentamen bestaat uit 57 meerkeuzevragen.

• De beschikbare tijd voor het gehele tentamen is 2 uur.

• Controleer of

uw

tentamenset compleet Is.

• Vermeld op hel antwoordlormuller duidelijk

uw

naam en sludentnummer.

• Bij iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste.

• U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het CIJFER voor het belteffende alternatief te omcirkelen.

• Vragen waar u door tijdnood niet aan toekomt. laat u onbeantwoord. Acht u aUe alternatieven, na zorgvuldige bestudering, even juist, dan moet u de vraag niet beantwoorden. Kunt u één of meerdere allematleven elimineren. dan moet u de vraag wel beantwoorden.

• Wanneer u het tentamen beêindigd hebt, dient u

uw

antwoorden (dus de omcir1<elde CIJFERS)

zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier, het gebru11< van een ootlood is ongewenst

• Open gelaten vragen laat u blanco.

De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve antwoorden, ongeacht uw omcir1<ellngen in

uw

toetsboekje.

• Onleesbare cijfers of meer dan één cijfer per hokje zullen als blanco worden geTnterpreteerd.

• Het gebruik van alle audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan, tenzij expliciet vermeld elders op dit voorblad. Mocht u dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemer1<t. Op uw tafel mogen

uw

studenterren registratiekaart en los schrijfmateriaal liggen. Etui's moeten van tafel.

De vragen worden als volgt gescoord:

antwoorden: Goed fout open

2 keuze-vraag 1 -1 0 punten

3 keuze-vraag 1 -112 0 punten

4 keuze-vraag 1 1/3 0 punten

5 keuze-vraag 1 • 114 0 punten

Indien u commentaar heeft op de vragen, noteert u dat op het commentaarformulier (laatste blz.) en levert u dat na afloop van het tentamen in, tezamen met

uw

antwoordformulier.

Voor het overige mag u de volledig ter hand gestelde tentamen.set, incl. het kopie-antwoordformulier behouden.

LET OP 11

ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP HET ANTWOORDFORMULIERI VEEL SUCCES!

(2)

T st position 2nd posïtion 3rd position

1s·

end)

u c A G

(3• end)

.J, -t

u

Phe Phe Leu Leu Ser Sv-Ser Ser Tyr Tyr SSTOP TOP Cys Cys STOTrp P

c u

A G

Leu Pro His Arg

u

Leu Pro

Gin

Arg

A

.

Leu Pro

Gin

Arg

G

c

Leu Pro H1s Arg

c A

lle Met lle lle Thr Thr Thr Thr Asn Asn Lys Lys Ser Arg se~ Arg A

c u G

G

·Val Val Val Vat Al a Al a Al Al a a Asp Asp

Glu Glu

GGty

Gty

Gly ty

A u c G

(3)

1. Welke uitspraak is juist?

é)

Mitochondriên in eukaryote oellen stammen hoogstwaarschijnlijk af van a- proteobacteriên. Dit is onder andere te zien aan hun efficiênt coderende circulaire genoom.

2. Transcriptie en translatie in prokaryote oellen zijn ontkoppelde processen.

;t.

De endesymbiont-hypothese geeft een veridaring voor het ontstaan van leven via vorming van oellen met RNA als erfdrager.

sr.

Archae - ook wel archaebacteriên genoemd - hebben een andere genetische code dan eukaryoten en prokaryoten.

2. Welke van onderstaande beweringen is/zijn juist?

X

De kern is via het endeplasmatisch reticulum onlosmakelijk verbonden met peroxisomen en lysosomen via de buitenste lipidelaag van het dubbelmembraan.

S. Peroxisomen bevatten lipasen. nudeasen en proteasen.

«.

Op de membranen van het Golgi-oomplex komen ribosomen voor.

D. Endosomen zijn lipide-omhulde transportblaasjes, die transport vanuit en naar kemporiên verzorgen.

,t: A en C.

ZB.

:Y.

D.

@

Geen enkele bewering is juist.

3. Welke omschrijving is juist?

1. Oe intraoellulaire verdeling van een bepaald erwit is te bestuderen door cellen te fixeren, dooriaatbaar te maken, vervolgens fluorescente antilichamen aan het eiwit

te laten binden, en tenslotte de aankleuring te onderzoeken met

Ouoresoentiemicroscopie.

2. Een bepaald soort eivlil kan in cellen gevolgd worden door radioactieve bouwstenen te laten inbouwen en daarna autoradiografie toe te passen. Hierbij

r.

moet men gebruik maken van 32P-radioactieve deoxyriboselrifosfaat-bouwstenen.

3. Bij enzymhistochemie wordt gebruik gemaakt van substraten die door bepaalde eiwitten enzymatisch kunnen vlOrden omgezet naar een onoplosbaar gekleurd product dat neerstaaL Kleuring toont daarbij zowel de aanwezigheid als de intracellulaire positie van het eiwit aan. Deze techniek is bruikbaar voor eiwitten met een katalytische functie alsook voor eiwitten met een structurele functie.

4. ~lke van onderstaande beweringen is onjuist?

l!.J

Ruw endeplasmatisch reticulum is verantwoordelijk voor de synthese van cytosolische eiwitten.

2. Glycogeensynthese vindt plaats aan het glad endeplasmatisch reticulum.

3. Het IP3-afhankelijke Ca2·-kanaal bevindt zich in het membraan van glad endoplasmalisch reticulum.

(4)

I ( : ' -

r - --

~

1:..r..\ï '\, ..._.

...,;- . c \

t__ I.,.;

G .. , i ï c /1 c: · 1 A c c

5. Maak (op papier) van de volgende DNA-volgorde een dubbelstrengs (ds) molecuul 5'·

CAGAGTCAATGC-3' (dsDNA1). Doe dit ook voor een DNA met de volgorde 5'·

CAAAGTCAATGC-3' (dsDNA2). Uit experimenteel vergelijk van beide dubbelstrengs DNA moleculen zal blijken dat

V.

het dsDNA2 door de G naar A verandering thermodynamisch stabieler is dan dsDNA1.

~ de helixstructuur in dsDNA2 onderbroken wordt en niet meer 10 baseparen per winding heeft.

;f.

er

een hogere temperatuur nodig is voor dsDNA2 dan voor dsDNA 1 om hen in _ enkelstrengs DNA te laten uiteenvallen.

1 ~ dat het totale C+ T gehalte in beide dsDNA moleculen hetzelfde is. , ~ 1 , (;

6. Actieve genen zijn gepositioneerd in gebieden in chromatinedraden die .%. in de nucleolaire organiser regio's in de nucleolus zijn gelegen.

JE

voomarnelijk laat in de S-fase repliceren.

®

een open oenformatie met relatief grote 30 nm-lussen hebben.

... ,~,-

"' ...

~

L

J,c,J<JJ

r..u,..-.. dv·~~·~

7. Hier ziet u een schematische weergave van een bouwsteen voor nucleïnezuren. A en B vormen variabete posities. Welke van onderstaande A-B-oomblnaties levert een bouwsteen voor DNA?

1. A= H:

2. A=OH:

@

A=H:

4. A=OH;

5. A=OH;

o-

1 s•

B

o= ~- 0 - CH~ o '---

1

o- · ·I~ ~·

H

3' 2'i

B=threonine.

B=threonine.

B=thymine.

B=tyrosine.

B=thymine.

OH A

8. Cellen van een weefsel dat breed gespecialiseerd is (d.w.z. vele producten maakt) zullen doorgaans duidelijk herkenbare nucleoli in hun celkern hebben. Soms bevinden zich in zo'n weefsel echter ook cellen met daarin kernen met nauwelijks zichtbare nucleoli. De celkern met de duidelijke nucleoli zal

1. meer van zijn genomische DNA in de vorm van euchromatine hebben ingepakt.

- 2. meer RNA-bouwstenen en aminozuren nodig hebben voor inbouw in rRNA en eiwitten.

3. het meest actief bezig zijn met processing en transport van mRNA.

4. antwoorden 1, 2 en 3 zijn alle drie juist.

/1_,

/ j

(5)

9. Bij de start van DNA synthese wordt op een DNA-helix een "origin of replication"

(Of3U. actief. Welke uitspraak is juist?

(.l) Vanuit de ORI verloopt de replicatie bidirectioneel, met replicatievorken die in tegenovergestelde richtingen gaan. Eén "streng" van het oude dsDNA gaat daarbij dienen als template voor synthese van een nieuwe leading.strand in de ene replicatievork en ook als template voor synthese van een nieuwe lagging-strand in de andere replicatievorl<.

",z

De ORI activatie voorafgaand aan DNA replicatie komt in de M-fase op gang.

Z:

De activatie van ORis komt in heterochromatine eerder op gang dan in euchromatine.

4. Om teading-strand-synthese te starten zijn per ORI vier primers nodig.

10. Primaire transcripten van vrij\vel alle RNA-polymerase 11 getranscribeerde genen worden gespliced. Hieronder ziet u een schematische weergave van de genen x. y en z en hun bijbehorende splice-gedrag. De rechthoeken geven exonen aan, de horizontale lijnen zijn introoen of sequenties buiten de genen. Voor alle drie genen is aan de rechterkant na de pijlen weergegeven welke twee mogelijke transcripten voor ieder gen gevormd kunnen worden (gee/lblatJW blokje

=

exon volgorde; zwaJt/rood streepje

=

intron volgorde).

--€~~~6 !:-< ~

xl

x

x2

-

~

""

c

- " A6~& -< ~

yl ::J

QJ c y

"'

n

C1l ~

. 1 9:

y2 :l.

Cl "0

-

z --rA t:.-1' ..., " ::;:7 -L-fr ... - - < ;;:; '{C' zl

t1> ::J

..J

':51.[' z2

Welke van de volgende stellingen zijn juist? r

."..,,

'-- U

-;A

Gen x bevat één alternatief exon. -v

- 8. Transcript x2 codeert absoluut zej(er voor een langer eiwit dan transcript x1

. IS:.

Transcripten y1 en y2 ~verschillen van elkaar vanwege alternatief 3' splice- site gebruik.

D. Transcript z1 komt waarschijnlijk in lagere concentraties in het cytoplasma voor dan transcript z2.

A en B.

~

AenC.

~

). A enD.

A

5. BB en

c

0

. _ •

I

. en . , \ , ,

_)

> •

(6)

11. !;en patiênt met Down's syndroom heeft een extra chromosoom 21. Welke uitspraak is juist?

).( In een somatische(= lichaams) cel van deze patiênt treffen we tijdens de G1-en de GQ-fase 23 (in de ene dochtercel) of 24 (in andere dochtercel) dsDNA ketens (oftewel chromatinedraden) aan. Tijdens de G2-fase zijn er 46 of 48 dsDNA ketens.

@

In een somatische cel van deze patiênt vinden we tijdens de G1-fase 47 lineaire dsDNA ketens en tijdens de G2-fase lineaire 94 dsDNA ketens.

3. Wanneer een cel van deze paliênt zich in de prometafase bevindt, treffen we hierin 188 (vier keer 47) chromatiden aan, met daarin dus ook 188 lineaire dsDNA ketens.

12. Grote delen van het genoom worden getranscribeerd. Het gevormde RNA codeert niet altijd voor eiwit maar kan ook een structurele of enzymatische functie hebben.

Welke van onderstaande RNA's of RNA-elementen coderen niet voor ei\11it?

A. ~icroRNA. 1

I l

- B. 1ntron.

- C. 5' untranslated region.

0. ribosomaal RNA.

~ open reading frame.

; [ Alleen B.

W

Bene.

;J( A, 0 enE.

4. A, B. C enD.

Y. A, B, C, D. en E.

13. 70% van de mensen in onze populatie draagt ergens in de DNA-volgorde van de promoter van hun SORT1 gen (gelegen binnen het -200 tot -1 gebied) een T-A basepaar. Bij de overige 30% van de populatie is de T-A op deze plek veranderd in een G-C basepaar. Recentelijk is aangetoond dat deze natuurlijke genetische variatie gekoppeld is aan variatie in de cholesterolconcentratie in het bloed en daarmee met het risico op een hartinfarct. Welke van onderstaande verklaringen is de enig mogelijke?

K.

De T-A variant zorgt voor incorporatie van een ander aminozuur dan de G-C variant. Hierdoor wordt door beide SORT1 genen een ietwat verschillend SORT1 eÏ\1/it gemaakt. met gevolgen voor de cholest.erolhuishouding.

2( In het geval van de G-C variant wordt een ander ATG startcodon gebruikt. Dit heeft gevolgen voor de structuur van het SORT1 eiwit en dus voor de cholesterolspiegel.

<!)De initiatie van transcriptie verloopt frequenter bij de T-A variant dan de G-C variant, uiteindelijk resulterend in een andere hoeveelheid SORT1 eiwit en dus met effecten op cholesterol.

<Y.' De sterke G:C baseparing in de G-C variant resulteert erin dat dit SORT1 gen

pas laat in de S-fase wordt gerepliceerd. Dit heeft gevolgen voor de gendosis en werkt dus uiteindelijk ook op het cholesterolniveau door.

(7)

14. Welke van de onderstaande beweringen is onjuist?

..<.

Apoptose begint met de secretie van lysosomale proteases.

(3>

i PC's (i~_duced-pluripotent stem cclls) komen niet spontoon voor in weefsel, moor zijn een product van laboratorium-manipulatie van somatische lichaamscellen.

Z:

Oe locatie van de centrosomen tijdens de mitose speelt een rol bij de differentiatie van stamcellen.

4. Het eiwit p53 komt zowel in de celkern als het cytosol voor en speelt een rol bij controle van de voortgang van de celcyclus (blokkeert deze indien DNA schade is opgetreden) en bij regulatie van autofagie en celgroei.

5. Retinoblastoma (Rb} eiwit bindt een transcriptiefactor E2F. Deze factor wordt door teenemende fosforylering van het Rb eiwit tosgemaakt en gaat dan een rol spelen in de controle van de G1-$ overgang (op het zogenaamde start- of G1 restrictie-punt).

15. Om het translatieproces van mRNA's optimaal te laten verlopen zijn een aantal check- en controlemechanismen ingebouwd. Welk mechanisme speelt hierbij geen rol?

K.

Precieze koppeling van één bepaald lRNA aan één bepaald aminozuur. uitgevoerd door aminoacyl-tRNA-synthetasen

cV

leder ribosoom heeft proof-reading-activiteit Fout ingebouwde aminozuren worden op die manier uit de peptideketen verwijderd en vervangen door correcte aminozuren.

,.3:· Oe peptidyltransferase reactie koppelt de al gevormde peptideketen op de P plaats

aan het aminozuur van het tRNA op de A plaats. Deze reactie verloopt pas wanneer het tripletcodon in het mRNA correct is herkend door het anticodon op het tRNA

16. Schade aan DNA van cellen in inwendige organen van de oudere mens wordt voomarnelijk teweeggebracht door

Hgamma-straling geïnduceerde C-C of T-T dimerisatie.

B) spontane depurinatie van DNA

C) DNA polymerase ge1ntroduceerde fouten tijdens DNA replicatie.

0) zuurstof-radicaal geinducearde DNA-beschadigingen.

1. A en 0 zijn juist.

2. B en 0 zijn juist.

3. A en C zijn juisl

@' J

B en C zijn juist.

17. Eén van de onderstaande beweringen is onjuist. Welke?

(t

Een NLS·(nudear localisation signal)-sequentie in een eiwit maakt dat dit eiwit

"' getransporteerd wordt naar de kern. Dit signaalpeptide wordt na aankomst ve.rwij-

derd.

2. Een targetingsignaal in een mitochondrieel matrixeiwit zorgt ervoor dat het betreffende eiwit correct naar de matrixruimte van het mitochondrion wordt getrans- porteerd. Dit signaalpeptide wordt na aankomst meestal verwijderd.

3. Transportblaasjes die betrokken zijn bij intracellulaire sortering dragen een 'moleculair adres' dat hen in staat stelt hun inhoud af te leveren bij de correcte membraanstructuren.

(8)

... '=' '

18. Nieuw gesynthetiseerde eiwitten komen via transportroutes uiteindelijk op de plaats van bestemming in of buiten de cel. Welke van de volgende transportroutes wordt nooit gebf\1~?

_1. Van endeplasmatisCh reticulum ae kem in.

Z Van cytosol naar mitoehondrion.

~ Van endeplasmatisch reticulum naar Golgi apparaat.

4:" Van cytosol naar peroxisoom.

19. Paclitaxel (merknaam Taxoî-) is een cytostaticum dat wordt gebruikt bij chemotherapie ter bestrijding van bepaalde vormen van kanker. Paclitaxel bindt aan tubuline in de cel waardoor microtubuli worden gestabiliseerd en niet meer kunnen worden afgebroken. Welke van onderstaande processen/gebeurtenissen in de celcyclus wordt het meest direct getroffen door de aanwezigheid van Pacli1axel?

1. DNA replicatie.

- 2. Anafase.

3. Overgang van G1-fase naar $-fase.

4. Profase.

20. Welke van de volgende eiwitten/eiwitcomplexen spelen een belangrijke rol bij het vervoer van eiwitten middels af en aan reizende transportblaasjes?

1.. Cyclines.

2:'. SNARE eiwitten.

""3.

Hlstonen.

4. Lamines.

5: G-eiwit gekoppelde receptoren.

21. SteroTdhormonen

). zijn afwezig bij patiënten met het tesliculaire feminisatlesyndroom .

.7~ hebben zowel in de bloedbaan als ook in het cytosol een drager-eiwit nodig voor transport.

3: werken in de celsignalering via het fosfatidyl-inositol (OAG-IP3) pad.

jt: induceren een conformatieverandering in de steroidreceptor, waardoor GTP-GDP uit\visseling wordt gekatalyseerd in het enzyme.Oeel dat vanuit de membraan in het cytosol steekt.

22. Epidermal Growth Factor (EGF) is een groeihormoon dat proliferatie van cellen aanstuurt

1. via binding van cAMP.

,2., door dimerisatie en (auto)fosforylering van zijn receptor, gevolgd door een serie van intracellulaire fosforyleringsreaclies.

3. via binding aan intracellulaire receptoren welke als transcriptie-activatoren dienst doen.

4. via binding aan een seven-pass G-eiwit gekoppelde receptor en de daarop volgende aanmaak van de secend messenger Ca2' .

(9)

23. Een activerende mutatie in het Ras gen kan aanleiding geven tot abnormale groei van cellen. In het onderstaande schema zijn twee mogelijke scenario's geschetst van wat er kan gebeuren als een dergelijke mutatie optreedt in een cel van een éénlagig epitheet (N.B. alleen de groene cellen expresseren het gemurearde Ras gen;

basaalmembraan is in rood weergegeven).

(i)

l'.pic.1J ceU

-&xtru$0-n

=

= I = 1 = 1

(i i)

Sasol p<c!rvSJOns trwos<>n

= l

=~

=!<::> )

Welke van onderstaande beweringen zijn van toepassing op de onder (i) of (ii) getoonde verschijnselen?

A. Oe gemuteerde cellen in scenario (i) vormen geen hemidesmosomen.

8. Sterke cadherine-bevattende adherens junelions stimuleren scenario (ii).

C. Ras is een G-eiwit en de activerende mutatie zorgt in beide scenario's voor een verhoogde concentratie aan second messengers in de cel, waardoor celgroei verandert.

- o.

Oe MAP-kinase signaleringsroute is in beide scenario's geactiveerd en dit heeft uiteindetijk een effect op de celproliferatie (duidelijkst te zien in (i)).

1. alleen A.

2: A en C.

3. A en 0. 4. 8 en C.

®

8en0.

-'

-' r

-

, (

24. Welke van de volgende eiwitten is niet betrokken bij stimulering van een cel om de S- fase van de celcyclus te doortopen,of bij de controle van dit proces?

- 1. Cell division cycle dependent kinasas (cdck's).

2. Cycline.

3. p53.

4)

MPF ("mitosis promoting factor").

25. Calmoduline gereguleerde kinasas (CaM-kinases) zijn onder andere betrokken bij geheugenprocessen in de hersenen. Het signaalpad waarin CaM·k.inases werkzaam zijn wordt beïnvloed door een bepaalde second messenger. Welke?

1. IP3

2. CyclischAMP (cAMP) 3. DAG

4. ca•· -ionen

(10)

26. Wel~~ deelbeschrijving van stappen uit de mitose is juist?

- 1. De profase kenmerkt zich door sterke condensering van het chromatine.

,2:': Tijdens de metafase zijn de astrale microtubuli op ieder chromatide verbonden met de kinetochore microtubuli, waardoor de chromatiden zich kunnen bewegen in de richting van de tegenoverliggende polen van de spoetfiguur.

.3. Tijdens de anafase wordt door Insnoering van de contractiele ring van actine bereikt dat er een midbody tussen de twee dochtercellen wordt aangelegd.

27. Welke van de onderstaande uitspraken is/zijn juist?

y.

Voltage-galed ionkanalen treft men in hoge concentraties aan in het celmembraan van levercellen.

('\..B.. Ligand-gated ionkanalen komen voor op spiercellen.

C. Mechanically-gated ionkanalen zijn sterk tegenwoordig in de membranen van neuronen uit het centrale zenuwstelsel.

0. Ion-pompen en -carriers komen in alle celtypes voor •

. E:

Liganden van G-eiwit gekoppelde receptoren zijn intracellulaire eiwitten.

A~ A,OenE..

;'2) Ben 0. 3. Ben C.

A!' Alleen 0.

28. De vcrbinding russen de afzonderlijke osteocyten via hun canaliculi dit: gebruikt wordt v~r communicatie en uir.visseling van voedingsstoffen is de:

(!...-\1exus verbinding (gap junction) 2. occludens verbinding (tightjunction) 3. adherens verbinding (adherens junction) 4. desmosoom verbinding (desmosome)

29. Een huid-preparaat met epidem1is wordt aangekleurd met een antilichaam tegen een eiwit dat alleen in de S-fase tot expressie komt. In welk.; cellen van de epidcmtis zal men deze kleuring aantreffen ?

I. in de cellen van het strarum spinosurn en het stratum granulosum

.,.2~ alleen in de cellen van het stratum granulosum

•• _3>aucen

in de cellen van het stratum basale

4. in de cellen van het stratum basale en het stratum granulosum

30. ln een cel treffen we vcrschillende cytoskelet elementen aan. Welk cytoskclet clement komt voor in alle cellen in ons lichaam?

I. Intcgrinc 2. Desmine 3. cyrokcratine

' .

4. Actme

(11)

31. In volwassen hersenen wordt-0,5 ml liquor cerebrospinalis per minuut aangemaaln.

Welke cellen in de hersenen en ruggenmerg zijn biervoor verantwoordelijk?

~r: Spinale ganglion cellen

,Z,

Microglia cellen

o-:-'

Ependymcellen 4. Astrocyten

32. Welke van de volgende uitspraken betreffende de cellen van Scbwann is juist?

I. Perifere zenuwregeneratie heeft voor een succesvol verloop de cellen van Schwann niet nodig

.),.1 Een cel van Schwann zorgt voor de myelinisatie van één axon

Y.

In het ruggenmerg bekleden de cellen van Schwann in de vom1 van de banden van Bnngner bet canal is centralis

/4~ Een cel van Schwnnn omhult altijd maar één ongemyeliniscerd axon

33. Geef de goede volgorde aan van de processen tijdens de contractie-cyclus:

( 3~

binding van A TP aan myosine om de kop van het myosine weer los te maken;

binding van calcium aan tropomyosine:

calcium relcase vanuit sarcoplasmatisch reticulum;

binding van actine-koppen aan de myosine bindingsplaats:

contractie van actine en myosine.

calcium release vanuit sarcoplasmatiscb reticulum:

binding calcium aan troponine C subunit;

binding van de kop van het myosine aan de vrijgekomen actine bindingsplaats;

omslaan van de kop van het myosine veroorzaal..1 de sliding filament reaction;

binding van A TP aan myosine om de kop van het myosine weer los te maken.

depolarisatie membraan spiercel:

relcase van calcium en A TP vanuit het mitochondrium;

binding calcium aan tropomyosine op het actine filament;

permanente binding van actine aan myosine;

A TP is nodig voor meerdere contracties per sec.

34. Er is een essentieel versebil in opbouw van het epitheeltussen meerrijig epitheel en meeriagig epitheel. Namelijk, bij meerrijig epitheel geldt dat:

I. de bovenste laag met oppervlakkige cellen (toplaag) tot op het laatst hun kem behouden

2. alle epitheel cellen met hun apicale zijde aan het lumen grenzen 3. de toplaag met oppervlakkige cellen bun kern tenslotie verliezen

r:t-

alle epitheel cellen rnken aan, en vcrbonden zijn met, de basaal-membraan

(12)

35. Welke van de onderstaande beweringen betreffende endesmale botvonning is juist? Endesmale botvorming:

Y.

maakt gebntik van verkalkte kraakbeen-resten om nieuw botweefsel tegen afte zetten

2 -:

vindt plaats in de lange pijpbeenderen waar bot-balkjes worden gevormd

X

is identiek aan cnchondrale botvomling omdat kraakbeen eerst wordt afgebroken (4.\ begint met dicht bijeenliggende groepjes mesenchymcellen die direct

differentieren tot osteoblasten en vervolgens bounatrix begionen uit te scheiden

36. Een perifere ~Dll.»' wordt omgeven door drie verschillende bindweelsellagen, van binnen naar buiten:

- ..Y.endo~ysium, perimysium, epimysium 2;èndoneurium, perineurium, cpineurium J:"éndomysium, epimysium, perimysium

4. endoneurium, epineurium, pcrincurium

37. De drie typen spiercellen zijn opvallend verschillend van bouw en vorm, en daarom op basis van histologische kenmerken op

LM

en

EM

niveau goed te onderscheiden.

Welke bewering over spiercellen is onjuist'?

,t'

gladde spiercc1len zijn spoelvormig en bevatten een kern die centraal gelegen is.

tevens zijn op EM niveau dense bodies zichtbaar

~keletspiercellen

bevatten vele perifere kernen, een groot aantal mitocbondrien, en zijn onderling strak vcrbonden via de intercalair schijf

3. hartspierecU en bevallen een kern die centraal gelegen is, en hartspiercel

vertakkingen zijn onderling verbonden met adberens en desmosoom verbindingen

38. De definitie van osteoid kan als volgt geformuleerd worden. Het osteoid:

<D

is de eerste aanleg van bot-matrix cu bestaat uit een heldere zone met nog coverkalkt botmateriaal

2. is een groep bijeen-liggende esteonen

i.

is de aanduiding voor het verbindings-netwerk russen de kanalen van Havcrs

4~ wordt afgezet aan de botzijde waar de osteoclasten zich bevinden

39. Welke bewering betreffende celuitlopers van eeUen in het centrale zenuwstelsel (CZS) is juist?

Y

dendrieten zijn sterk vcrtakte uitlopers van een axon Z uitlopers van neuronen omhullen de bloedcapillairen

3!'astrocytenvoctjes omhullen alleen neuronale synapsen, geen bloedcapillairen '_!.de hele verzameling van zenuwcel-en gli;leel-Jtirlnper<: heel ncurnrilccm

(13)

40. Welke bewering is juist? In dwarsges~reepte spiercellen vindt men de volgende contractiele eiwinen in de hieronder genoemde sarcomeer gebieden:

1. de A-band bevat alleen myosine filamenten

2. de H-band bevat zowel myosine als actine filamenten

G'>

de I-band bevat alleen actine filamcmen

4. de M-lijn én de Z-lijn bevatten zowel actine als myosine filamenten

41. Welke uilspraak.is niet correct ?

Op de grens van spiercel en motorische zenuwcel-uitloper treffen wc aan :

,.r.

een motorisch eindplaatje met een gegolfde. vergroone celmembraan aan de spier-zijde ): een motorisch eindplaatje met veel neurotransmitter vcsieles dichtbij de celmembraan aan de zenuw-zijde

l.).~cetylcholine receptoren op de membraan aan de spier-zijde vccrylcholi.nc receptoren op de membraan aan de zenuw-zijde

42. Welke bewering over kenmerken van versebillende typen bindweefsel is onjuist? ..Y.losmazig bindweefsel voorziet in een matrix en plaats voor vele capillaire

bloedvaatjes

2:'in strafgeordend bindweefsel zijn relatiefweinig capillaire bloedvaatjes aanwezig

)~ mucoïd bindweefsel rrefl men aan in de navelstreng en bcschcnnt de bloedvaten

4-:-straf ongeordend bindweefsel in de kapsels bevat geen fibroblasten en geen bloedvaten

43. De kraakbeen malfix heeft een zeer karakteristieke verende stevigheid. Dit wordt bepaald door :

I. het voorkomen van veel gebonden watcmlOicculen in de kraakbeen malfix 2. alleen de aanwezigheid van elastische vezels en collagene vezels

3. de eleetrostatiscbe vcrbinding tussen collagene fibrillen en de proteoglycaan- complcx-aggregaten

~de combinatie van I en 3

44. Welke uitspraak is juist?

I. Fibroblasten produceren veel ribosomanl RNA (rRt'JA).

2. Fibroblasten secreteren actine voor de opbouw van microfilan1enten in de extracellulaire matrix.

3. Fihmhlastcn gehruikcn hemidcsmosomen om zichzelfvastte zetten op de basaal membraan.

(14)

45. Welke van de volgende beweringen over

het lysosoom is

ju

ist?

.r: het lysosoom wordt eigenlijk alleen in macrofagen aangetroffen

2:' het veneringsproces in het lysosoom speelt zich af bij een hoge pH van 8-9

"~de

lysosomale enzymen worden gesynthetiseerd in het ruw cndoplasmatisch

~ticulum,

dan

gemodificeerd in het golgi apparaat, en via vcsicles getransponeerd naar het l

ysosoom

4. het lysosoom beeft

als

fimktie de langdurige opstapeling van eiwitten ter vergrot·

ing van de omvang van de cel

46. Welke van de cellen uit het losmazig bindweefsel zijn vcrantwoordeli

jk voor de vorming van antilichamen zodra lichaamsvreemde el ementen binnendringen?

I.

Leukocyten 2. Macrofagen

·:-.

, 3. Mestcellen

4.

Plasmacellen

47. Welke bewering is

nj

et cor

rfcl wat betreft de classificatie van klieren:

J-:' een gemengde klier bevat zowel sercuzc als mukeuze kliercellen

een voorbeeld van een eencellige klier is de slijmbekercel, een voorbeeld van een meercellige klier is de speekselklier

3. bi

j een acinaire klier zijn de cellen in ronde groepjes georganiseerd en op doorsnede

~

altijd zichtbaar als circulair gelegen cellen rondom het lumen

~owcl

exocriene klieren als endocriene klieren bevatten een afvoergang die in open verbinding staat met een lumen of de b

uitenzijde van ons lichaam

48. Welke bewering over de triade is juist?

I. twee sarcoplasmatisch reticulum eindcistemen en een T-tubulus membraan vom1en de triade in de s

keletspiereel

2(

de triade

in

de gladde spiercel is ruitvom

1ig georganiseerd

'3: de

triade in de hartspiercel is wat betreft de functie gelijk aan de diadc in de

skeletspiercel

(15)

49. Kliercellen zijn gespecialiseerde epitheelcellen die zich groeperen 101 een enkelvoudige of samengestelde klier. Welke van de onderstaande beweringen over klieren is onjuist?

/ .Bij apocriene secretie wordt bet product samen met het deel van de cehncmbraan dat grenst aan het lumen uitgescheiden

2. Bij meroenene secretie wordt het product afgegeven d.m.v. exocytose 3:-ten heterocriene klier bevat zowel sereuze als mukcuze kliercellen

.3. '

Apocriene klier produkt-afscheiding gaat samen met het afsterven van de gehele cel

50.

Welke van onderstaande beweringen is oniuist?

t:

Pro-collageen wordt gesynthetiseerd aan ruwe cndoplasmatisch reticulum (r.e.r.)

.:?~ Elastine wordt getransponeerd in blaasjes van het Golgi naar het celmembraan

.].. Jntegrinc wordt gemaakt door vrije ribosomen

4. Proteoglycanen worden in het Golgi gemaakt uit eiwinen en glycosaminoglycancn

51. Foto-vraag SI. Bekijk FOTO 51.

In de foto iJO elnJOtine rood aangekleurd (zie pijhm).

Stel de diagnose van dit weefsel en benoem gebied K en geef de naam van de c;.ellen L :

X

mesenchymale cellen (L) in de botvorming van schedelbot met rondom peri-ost (K) f.hyalien gewrichtskraakbeen met pcrichondrium (K) en chondronen (L)

3.elastisch kraakbeen met pcricb.ondrium (K) en met chondrocyten (L)

4.cndcsmale botvonning : vanuit bindweefsel worden osteocyten (L) actief en vom1cn hier jong botweefsel

52. Foto-vraag 52. Bekijk FOTO 52.

Benoem het type weefsel grenzend aan lumen .. a" :

<._t.tenlagig kubisch epitheel

2.meerlagig l-'11bisch epitheel

3.1osmazig bindweefsel met veel capillairen 4.hyalien kraakbeen met chondrocyten in lacunae

(16)

53. Foto-,•raag S3. Bekijk FOTO S3.

Geef de correcte benaming van de structuren aangegeven door de letters : 1. p = plasmamembraan

q-golgi apparaat r = mitochondrium s = euchromatine t = heterochromatine

'Î-

p = ruw endoplasmatisch reticulum q = mitochondrium

r = golgi apparaat s = heterochromatine t =nucleolus

3. p =glad endoplasmatisch rcticulum q =lysosoom

r = golgi apparaat s = euchromatine t = nucleus

54. Foto-vraag S4. Bekijk FOTO S-1.

• I

, ... I·~

Geef de diagnose van het weefsel en van de structuren aangegeven met de leners :

.V.

primair botweefselmet interstitiële lamellen (a) en actieve osteoblasten (c) { primair botweefsel in herstel na botbreuk met ingroeiende bloedvaten (b) en actieve osteoclasten (c)

).secundair botweefsel met interstitiële lamellen (a), kanalen van Volkmann (b).

een actieve osteoblast (c) en een kanaal van Havers (d)

(Î.secundnir botweefsel met osteonen met circulaire lamellen (a), kanalen van Ha vers (b), een osteocyt (c) en een kanaal van Volkmann (d)

SS. Foto-vrallg SS. Bekijk FOTO SS.

Stel de diagnose. Welk weefsel ziet U hier?

l.rncerlagig vcrboomend plaveisel epitheel met strarum comcum

;-.,.

~ccrlagig on vcrhoornend epitheel met strarum superficiale 3.mcerlagig ovcrgangs-cpithecl

(17)

56. Foto-' raag 56. Bekijk FOTO 56.

Geef 3rul wat de juiste diagnose b van h<:t wcelfsel en de structuren die U hier ziet ? _,-:ganglion cellen (V) in hel doi"SIIIe wonel ganglion dichtbij hel ruggenmerg (W)

~erifere zenuwbundel met axonen (V) en omge,·en door het pcrineurium (W) .T.ostoonen (V) in botbalkjes omgeven door peri-ost {W)

4.EM opname van één gcmyelinisecrd axon, met meerdere cellen van Schwann (V) en een myelineschede (W)

57. Foco-n aag 57. Bekijk fOTO 57 mee panel links (LM) en panel rechts (EJ\1).

NB. Panel reehts is e.m vergroeins van geb"ied D*

Geef rum welk weefsel en welke strucruur U bi er berkent ? I. dwarsgestreepte skeletspiercellen me1 de Z-lijn bij

o•

/1. ":

dwarsgestreepte bnnspierccllen met de Z-üjo bij

o•

é3)

dwarsgestreepte hartspiercellen met de intercalair schijfbij

4. dwarsgestreepte skeletspiercellen met de intercalair schijfbij

o•

(18)

51 -- K

(19)

53

(20)

54

55

~

r

#

' ' ·

-

. ..,.,

• r:. ... -..

'.!

'

.

.

'\-,-~\~

..

,'

-~

' ~

~ ' '

.

'~

.

' '

'

I

- - ...

" f ...

'

.

-i:'

.

,

...

_

.... .. ...

'

'

.,

I

'

..

'

(21)

57

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

VEEL SUCCES!.. Bij navragen blijkt dat ze de middag voor het consult ziek is geworden. Gisteravond en deze morgen heeft ze mlnder gegeten, drinken doet ze wel goed. ze heeft een

Vraag 56. Vetweefsel produceert hormonen, vaak aangeduid als~okines. Welke van de volgende adipokine ve~ter:t de insulineg.. In een wetenschappelijk onderzoek wordt de gevoeli

Dit wordt bij een patiënt met het syndroom van Wallenberg veroorzaakt door uitval van de nervus oculomotorius.. Een 78-jarige patiënte kan na een herseninfarct geen koffie

De deelnemers uit de calciumgroep namen niet alleen meer calcium in dan de deelnemers uit de placebogroep maar ze scheidden ook meer calcium uit in de fae- ces. Het

Bij het registreren van EEG's wordt vaak gebruik gemaakt van een filter dat alleen de a-golven doorlaat, en alle andere frequenties tegenhoudt. Schets de amplitudekarakteristiek

In voedingsstoffen komen van nature mutagene/carcinogene stoffen voor (worden niet toegevoegd). gaan er al snel 2-3 pakjes sigaretten doorheen. Wanneer vriend in A beslu it dat

hoofdsurveillant omstreeks 13:30 uur dit heeft omgeroepen, wat plaats vindt ná het ophalen van de meerkeuze-antwoordformulieren. Het gebruik van alle audiovisuele en

Vectoren worden gebruikt om de kansverdeling van een Markov-keten over zijn toestandsruimte weer te geven. De overgangskansen staan in een matrix: in rij i koiomj sta~t de